ira
KEN
□ON.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
No. 16364
Zaterdag 22 Januari 1927
0Sa Jaargang
NIEUWERKERK,
Dit blad verschijnt dagelijks behdve op Zon- en Feestdagen
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
Kiekte
kunnen volkomen
azijn
an.
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, 1
OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWUK, SCH
2
s
(0
E
306. i
DOOR GOUD VERBLIND.
OOL
deken
OUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE,
ONHOVEN, STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz
iven
bijslag
kwartaal 2.99,
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
jr
hebben laten
te
finaal zijn kwijt ge
it
-“K
wei
eeuk
Spra-
her-
IELENDOORN.
I
inkheid herkrijgen
naar
neer
meid
Advertentiebureaus en onze agenten en moeten daags vóór de plaatsing
Bureau zijn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn.
zaniö suanu van >v« exmoum <mi
nen over ue toenomsi.
t otterdam
in, Breukbanden
■courant gratis.
2670 20
ntaardige stoffen.
Jé, Afd. D.E. 85,
velke ziekte, daar
Onza beschaving en haar
dreigend einde.
In ona» Tweede Kamer heeft onlangs een
der afgevaardigden aan die woorden van
Tagore, den grooten Indischen dichter, tot
het Westen gericht: „geef mjj geen men-
echen, geef mij zielen” en aan het antwoord,
dat een Hollandsche journalist daarop gege
ven had: „het Westen, de Westersche be
schaving heeft geen ziel" herinnerd, t Is
zeker een hard oordeel, dat in dit antwoord
wordt uitgesproken. Maar is het niet op
merkelijk, dat wij, ofschoon we geneigd zijn
bedenkingen tegen dit oordeel te opperen
en voorbehoud te maken, toch allen, ook al
weten we wellicht niet onmaddellijk, wat de
Hollandsche journalist precies bedoelde, de
betrekkelijke juistheid van de uitspraak wil
len erkennen? Ook zonder dat we het ons
duidelijk bewust gemaakt hebben, voelen we
intuïtief, dat er iets aan onze Westersche
beschaving in haar tegenwoordigen vorm
ontbreekt en dat dat iets juist het waarde
volle is, waarom de Indische dichter vraagt.
En voor wie nadenkt en zich rekenschap
geeft, is bet maar al de duidelijk, dat onze
beschaving verloopt in een technische ont
wikkeling, dat we nieuwe uitvindingen doen,
die onze industrieën tot steeds grooter en
merkwaardiger praestaties in staat stellen,
Want all die ma erieele welvaart steunt
sen diepere basis van
s alleen door de ver-
Het werken van een luiaard vermoeid ste grenzen van wexmouth, m de vue.e
een ijverig mensch die het aanziet.
IEN in g
daden bepaalt, hun innerlijk leven richting
geeft? De meesten hebben met eens meer
het bewustzijn van een innerlijk leven en
lachen of halen de schouders op, wanneer
ze over een ziel hooren. Geld vragen ze en
goed, eer en aanzien misschien en roem,
een vooraanstaande plaats in het openbare
leven, macht en invloed. En al hun streven
ie dag op dag daarnaar gericht. Dat wat
niet met de handen te tasten is, heeft geen
ufo leakei hst
met alleen niet, maar ze ontkennen ook de
beteekenis, de kracht van het ideëede. En
het zijn niet alleen de menschen, die door
het streven naar geld of aanzien vergrofd
zijn, die door den voortdurende arbeid om
.materieele voordeelen hun ziel vergeten
hebben of hebben laten sterven.
Be» veel bewogen leven.
Roman uit het Engelicn
van
Miss E. BRADty.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgldïng);
15 regels 1.80, elke regel meer 0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring:
1regels l.b6, elke regel meer 0.30. Advertantifen in-het Zaterdagnummer 20
bijslag op den prijs. Liefdadigheids-advertentiën de helft van den prijs.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN1—4 regels 2.05, elke regel meer 0.50. Op
de voorpagina 50 hooger.
Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen bij contract tot zeer gereduceer-
den prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door tuaschenkomst van soliede Boekhan
delaren,
aan het
werkzaamheid in h i maatschappelijk le
ven, drie haar van d i man meer onafhan
kelijk maakt, is die ebt van de vrouw om
het huwelijk bruti r, cynischer, heftiger
geworden. Ze vraagt >ok daarbij alleen naar
het slagen; het geil van de liefde komt ih
de laatste plaats.
Het is haar schuil niet. Wij, alien,
hebben schuld, ornaat we ons leven ver
grofd hebben en nee ziel
sterven, omdat wei t rechte begrip van de
waarde van het lew 1
raakt. En het kan 1 et anders, of dit moet
zdeh aan ons wrehenf ook daar, waar* we het
niet verwachten, ooi in ons materieele le
ven,
toch ten slotte op
geestelijk leven en
fyning en opheffing van dat geestelijk le
ven mogelijk geworden.
Zoodra er geen menschen meer zijn, die
naar wat anders st even, dan naar mate
rieel bezit en mate ieel genot, die in het
weten te ontwikkelen tot steeds enormer af
metingen, dat wjj, Westerlingen, overal op
de wereld, orgamseeren, leiden, ontginnen,
heerschen, maar dat er bij dat alles iets
doods blijft, dat wij wezens geworden zjjm
die produceeren, organiseeren, nieuwe wel
vaartsbronnen aanboren en oude ontwikke
len, dat we onze materieele welvaart en
vaak ook die van andere volken tot een ver
bazingwekkende hoogte hebben weten op te
voeren en we het leven uiterlijk schitteren
der, volkomener, rijker hebben weten te
maken, maar dat we onze diepere mensche-
lijkheid hebben laten afsterven en nergens
op de wereld de gelukbrengende boodschap
hebben weten te brengen van een hooger,
een voller, een rijker leven dan dat door de
materie gevoed wordt, dat we nergens de
zielen kunnen brengen, waarom Tagore
vraagt, omdat we het bestaan van de ziel
schijnen vergeten te hebben. We behoeven
niet naar het Oosten te gaan en niet te
luisteren naar de stemmen uit Indië en niet
het wereldgebeuren en de indringing van
de Westensche volken overal en in elke om-
-Gravenhage.
«tegenheid voor
>1 verlaten heb-
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
DCOCLII.
In onzen vorigen brief wezen wij er op
dat de burgemeester bij het geven van een
overzicht van de toestanden in onze ge
meente gedurende het jaiar dat voorbijging,
geen aandlacht had gewijd aan al hetgeen
viel samen te vatten onder een naam van
geestelijk leven. Inderdaad was dat een ern
stige leemte, maar het verzuim is eeniger-
mate begrijpelijk omdat dit leven nu een
maal niet op den voorgrond treedt en het
over het algemeen van dien aard is dat het
geen contact heeft met de gemeente als
zoodanig. Wij bedoelen met het geestelijk
1 ‘e toekomst bras, aan en stelde nun
verwachtingen mee teieur. zxxnuira Au
gustus naar eeiSve gouuen rovers over
net ooson strooit, omwaar net ouue,
suiie Dean House tot een nieuw leven,
bij de aaiiaoutöt van nujmieer en me
vrouw btanuen, met non Kiemen en
kindermeiden, hun vnenuen en getrou
wen. De vroegere eentonignea van
dat stipte liuisnouuen worm aangenaam
verbroken, en de oude mevrouw Stan
den vinut dat het leven nieuwe aan
trekkelijkheid voor haar heed. Zij is
trotsoh op de achting die haar zoon
geniet, en onder de kostbaarste schat
ten in haar sandelhouten lessenaar be-
hooren de verslagen van zijn redevoe
ringen, die Esther uit de courant heelt
gexnipt om aan „grootmama” te zen
den.
Ellen Sargent aanschouwt met kal
me tevredenheid het geluk van haar
broer, terwijl George en de beide
meisjes hun kleine nicfites en neefjes
streelen en den baas over ze spelen,
en mompelt nu en dan met een Hau
wen zucht: „Wat. zou de arme lieve
George veel genoegen hebben gehad
van Edmund's staatkundige loopbaan.”
En zoo gaat het vreedzaam huiselij
ke leven gelukkig en niet nutteloos
voorbij niet dat ijdele, onvruchtba
re bestaan, dat Goethe erger noemt
dan een vroege dood.
EINDE.
dergelijk genootschap leunt niet op de ge
meentekas en reeds daarom verdient het
alle lof.
Op Kunstgebied bestaan twee genoot
schappen n.l. Pulchri Studio en de Kunst
kring. Het eerste teert op oude roem van
de schilders. Het is nog een uitsluitend
schilderkundig geselschap maar heeft niet
veel meer van dien ouden vorm.
Eertijds was het een roemzuchtig college
waar in de kopstukken van de schilder
kunst hun glorietijd hebben doorgemaakt.
Thans heeft het niet meer beteekenis dan
dat v^n een gewone Kunstvereeniging.
Verhuren van de zalen in het gebouw waar
in het gevestigd is, is een voornaam deel
van het werk van dit genootschap. Meer
een intellectueel centrum vormt de Kunst
kring die schilders, musici, litteratoren, ac
teurs en architecten omvat. Zeer vele kunst
lievende leden steunen dezen kring, die in
den loop der tijden vele moeielijkheden
heeft doorgemaakt maar ondanks dat altijd
in kracht en beteekenis is toeg?nomen. Het
ware beter als het oude Pulchri Studio daar
maar in opgelost werd.
Behalve deze vereenigingen en genoot
schappen bestaan er nog verschillende an
dere die een beperkt gebied omvatten en
ieder voor zich belangrijk werk doen, dat
niet in het openbaar blijkt maar dat zeer
zeker strekt tot verhooging van het peil
van het geestelijk leven.
Dat alles beteekent .voor den Haag heel
veel en voor het algemeen belang niet min
der. Wij wijzen ook nog eens op vereeni
gingen als het Indische Genootschap, de
diverse vereenigingen die speciaal voor een
bepaald land belangstelling wekken en wier
werk wellicht heel veel bijdraagt tot ver
betering der internationale verhoudingen.
Niet altijd zijn deze verenigingen even
belangrijk maar zij werken geregeld en ge
stadig.
Wat wij zouden wenschen is dat al deze
vereenigingen meer contact hadden en meer
gemeenschappelijk werkten, desnoods een
centralen bónd vormden van geestelijke
werkers. Misschien dat dan de aandacht
der overheid zich er meer op concentreerde
en men zou begrijpen dat °P dit g®bied
de overheid een taak had. Een centraal ge
bouw waarin al deze vereenigingen een on
derdak kregen, een vergaderzaal konden
ter beschikking hebben, een bureau vesti
gen, het zou al heel wat bete°kenen. Als
meer dan zes ton gouds wordt uitgegeven
voor een H. B. S. gelijk onlangs geschiedde
dan kan ook voor dat doel wel eens iets
worden gedaan. Het is niet omdat wij het
stelsel der overheidsbemoeiing zoo fraai
vinden maar wel Ijjkt het ons billijk dat
eens meer gelijkheid worde betracht. Het
is nu zóó dat alleen maar in één bepaalde
richting met overheidssteun wordt bijge
sprongen en dat vee' andere belangrijke
Neen, ook de jonge mannen, de meisjes,
de vrouwen kennen over ’t algemeen niet
anders meer dan de grove, materieele waar
den. Een puitsch dichter heeft de vrouwen
de bewaaksters van de hooge en heilige
goederen der menschheid genoemd. Als eer
tijds de Vestaalsche maagden zouden ze het
heilig vuur dier menschheid brandende moe
ten houden. Maar vraag haar eens, wat ze
zoeken in haar arbeid, haar huwelijk, haar
liefde. Er zijn uitzonderingen natuurlijk en
vele gelukkig. Maar het is zeker niet te
boud gesproken, wanneer men zegt, dat de
meesten van haar even goed en wellicht
meer nog dan de man, het materieele zoekt
en voor de hoogere en fijnere gevoelens,
zelfs voor de liefde, geen plaats laten in
haar lieven. Ondanks haar zich uitbreidende
lOlilitgan;
en slotte aan de zoekers,
ntasten, die najagen wat
dktxre droom schijnt. En
ogomstootelijk zeker, dat
«pxe vermateriaJiseerde
re# dooden, maar ook be-
.wortel af te snijden,
m» welvaart en entwik-
leven niet het kerkelijke en godsdienstige
teven, hoe zeer dit voor de groote massa
van gewicht en beteekenis is. Meer was ons
oog gevestigd op die talloos vete instellingen
die dikwijls in kleinen kring alleen bekend
zijn, omdat zich weinigen er mee inlaten.
Naast de vete vereenigingen van zooge
naamd maatschapelijk nut bestaan er vele
andere van weten schappe lijken aard en van
algemeenen cultureelen aard waaromtrent
gewoonlijk niet veel of heetemaal niets
blijkt. Zoodra er iets van bltf kt, timmert het
instituut aan den weg en dat is voor velen
al een reden om er een kiemen afstand te
genover te bewaren. In oude tijden waren
e/1 de volksvoorurachten, de leesannchtin-
gen, de bibliotheken, gelijk die van het al
oude Nut uitgingen. Of daarvan eigenlijk
nog iets bestaat m den Haag is ons niet
bekend. Daarna zijn de z.g. volkshuizen ge
komen, die ook ten doel hadden centra voor
ontwikkeling en gepaste ontspanning te
zijn. Thans is het de Openbare Leeszaal en
is het de Volksuniversiteit die de meeste
aandacht trekken. Of die naam Volksuniver
siteit nu wel bijster gelukkig is valt te be
twijfelen. De naam klinkt wel, maar over
drijft tevens. Zoo vaak wij voordrachten van
deze universitedt meemaakten gaf het ons
eerder den indruk van voortgezet lager on
derwijs te zijn dan van academisch onder
wijs. Den invloed van al deze kostbare ga
ven aan kennis en ontwikkeling hebben wij
nog niet kunnen bespeuren. Het loopt al
tijd nog storm naar die universiteit maar
de resultaten ervan zijn niet te zien.
Er bestaan andere genootschappen die in
kleineren kring werken en ook het groote
doel hebben van kennis te verspreiden. Wij
denken aan het bekende Oefening kweekt
kennis, dat groote vermaardheid heeft
gehad maar nu in zijn natijd is. Men houdt
er voordrachten over litteratuur en debat
teert er bij. Bijzonder belangrijk lijkt dit
niet Misschien kon deze vereeniging beter
zich associeeren met andere die het zelfde
doel beoogen. Uit traditie wordt deze ver-
eeniging in stand gehouden maar zij heeft
haar traditie eigenlijk al lang overleefd.
Belangrijker vereeniging is „Die Haghe”,
die zich ten doel stelt de geschiedenis van
den Haag te bestudearen en aandacht te
trekken voor hetgeen de residentie aan
schoons op architectonisch en ander kunst
zinnig gebied te aanschouwen geeft. Deze
vereeniging heeft al heel wat boekwerken
over den Haag het licht doen zien en in
haar jaarboeken dde sedert 1889 verschijnen
ligt een onuitputtelijke bron van kennis
over onze stad.
Van meer wetenschappelijke beteekenis
is bijvoorbeeld het genootschap Diligentia
dat vooraf de natuurkundige wetenschap
pen beoefent. Natuurlijk blijkt van dit wer
ken niets of bijna niets naar buiten, maar
ongetwijfeld is het van veel gewicht. Een
neerslachtigheid,
en, hypochondrie
ia brochure van
'rankenstmat 79,
1158 18
eOÜDSCHEIWüRANT.
geving gade te slaan om ons dat bewust
te worden. Wij kunnen geen zielen brengen,
omdat we onze eigene zielen hebben laten
dood gaan, vergeten als we hebben, dat die
zielen met de gedachte aan vliegmachines
en auto’s en wolkenkrabbers niet te
voeden zijn. Wanneer de Westersche
beschaving geen ziel meer heeft, dan is dat
omdat we zelf geen ziel meer hebben. En
waarom we die niet meer hebben, dat kan
het leven om ons heen ons vrijwel iederen
dag leeren. Want wat dat voor ons
waarde heeft, wat begeeren we, wat zoeken
we, waarnaar streven we 1 Wanneer we wer
kelijk een levende ziel hadden, dan moesten
we toch den drang, den sterken, mnerlijken
drang voelen, aan de behoeften van die ziel
te voldoen, dan moesten we naar het goede,
het schoone, het edele trachten, naar de aan
raking met het eeuwige leven trachten op
te voeren tot een hooger plan. Maar hoe
veel menschen denken daaraan? Kijk eens
rond, ieder in eigen omgeving. Wat is het,
dat de menschen in beweging brengt, hun ideeele hun bevredi ing vinden, staat alle
ontwikkeling onhen «epelijk stil. Alle uit
vindingen, alle vooiiiitgang denken we in
laatste instantie U
de denkers, de fan
nu nog een onberei
daarom is het zoo
we niet alleen in
wereld het zielelev
zig zijn de diepe
waaruit de materi4
keiing-groert.' Hét
zich telkens voordoet, wanneer een bescha
vingsperiode op haar einde loopt. De uiter
ste materialiseering van het leven ver
moordt de innerlijke kracht, waaruit de be
schaving groeit. Deze gedachte opent een
troosteloos vooruitzicht; Zou het ons wel
licht nog tot bezinning kunnen brengen Of
doen wü niet anders dan de onvermijdelijk
heid van het wereldgebeuren aan ons zelven
voltrekken K.
overcu’ging aa«. hij Esther weu ergens
zou vinnen.
Jawel, daar was ze ook. Een eenza
me gedaante, in de senaduw van een
oudie visscnersbooc gezeten, met seu
boek in de hand. Hij herkende haar
reeds van verre. De kleine bevallige
gestalte het heldere wike kleedje
net donkere gianaige haar onder net
kleine matrozenLoedije de Esther van
ouds, de Esther, die hij eenmaal op
het punt was geweest onverdeeld zijn
hart te schenken. tWas nu te iaat
oir haar te beminnen hoe goed en
zelfopofferend zij ook was, hij kou
haar bezwaarlijk vragen een liefde aan
te nemen, die op zijn best genomen
berouw, zou schijnen. De kinderen pias
ten in ’t water en schepten zand, en
vermaakten zich op eenigen afstand
van Esther. In plaats van naar dat
kleine volkje toe te loopen, om te zien
o ze hem in t geheet, niet meer zou
den herkennen en of George werkelijk
den Sargent’s neus had., keek de ver
raderlijke oom niet eenp naar die klei
ne pretmakers, maar stapte door naar
de boot en zette zich, zonder n woord
te spreken, dicht bij Esiher neder. Zij
keek niet eens op van haar boek
iedereen kon immers daar gaan zitten,
in de schaduw van de boot. Maar toch
was 't een- hinderlijk gevoel voor haar
dat een vreemdeling zoo vlak naast
haar zat, en een paar minuten later
stond Esther op en ging naar de kin
deren toe, die reeds druipende waren
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal U6, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.99, per week 22 cent, overal «raar de bezorging per looper geschiedt.
Franco per post per kwartaal 8.15, met Eoa^agsblad 8.80.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen «an ons Bureau: MARKT 31, GOUDA,
by onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Onze bureaux zjjn dagelijks geopend van *■-6 uur. Administratie Telef. Interc. 82;
Redactie Telef. 88. Postrekening 48400.
van het piassen.
Zachtjes werd er een hand op
schouwer geiegd. De vreemde
was tegelijkertijd opgestaan en
naar terug. t
Esther, waarom wilt ge maj zoo op
zettelijk ontloopen vroeg nij
utard. Zij keertnè m» om en zag naar
valschen minnaar, bleek tegenover zien
staan. i
Er was geen toom in het lie.n
gelaat, niets dan een blik van verras
sing en aandoening.
„Zet je hier weer neer, Escher, en,
laat ons een paar minuutjes bedaard
met elkander spreken. Vriendin-zuster,
zoudt ge mij zulk een kleine gunst
kunnen weigeren?”
Die woorden troffen haar. Z<j gehoor
zaamde hem zwijgend en zij gingen
naast elkander in de schaduw der boot
zitten.
Hiet duurde lang eer Edmund' een
woord kon uitbrengen, zoolang, dat do
stilte eenigszi'ns drukkend begon te
worden en Esther zich genoodzaakt zag
iets te zeggen.
„Wanrom zijt ge naalr Wexmouth ge
komen, Edmund vroeg zij koel. „Ik
hoop toch dat El'en zich niet ongerust
maakt over de kinderen.”
„Ellen weet dat de kinderen veiii
gerf zijn onder jou hoede, Esje, aan.
onder de hare. Ik ben uit eigen be
weging hierheen gekomen. Weet re
wel dat ik me al een paar jaar lang
't «hoofd breek over een zonderlinge
ymag.”
„zoo waanijk. Dat moet
be.auigrijke vraag wezen.
„Het is voor mij een levensvraag,
loen ik te Marseilles ziek lag, usiaer,
hau ik twee verpleegsters, oe eeue
was mijn nioeaer ik kende naar zeiis
m mijn ijlenoie koortsen, maar oe an
dere. ik heb me altijd wilien mprateu
dat haar tegenwoordigheid seems een
droom was. Maar t was geen droom,
met waar, Esje? Dat moet ge mij
eens vertellen. Zou t mogeiijk suum...
zijn dat juist de edelmoedige, waar
achtig liefhebbende vrouw, die ik zoo
zwaar had verongelijkt, tot mij kwam,
in de goedheid baars harten, om miA
in de ure van gevaar ter zijde te
staan.”
„Niet uit goedheid, Edmund,”
nami Esther.
,,’t Kon immers niet uit liefde voor
mij zijn dat ze kwam. 0, Esther”, riep
Edmund Standen, de beide handen
van het meisje vattende en haar lot
zich trekkende, terwijl hij haar mev
van liefde en hoop stralende oogen
aankeek, „als ge zeggen kunt dat het
zoo was, maakt ge mij gelukkiger dan
ik ooit droomde te kunnen worden.
Lieve, mijn liefste,’ die ik eindelijk
oprecht bemin, zeg mij dat ik je ge
duld niet heb uitgeput, dat ik je ach
ting niet geheel heb verloren.”
Tranen waren het eenïge antwoord.
Een alles afdoend' antwoord naar ifbt
scheen, want in het zilveren maanlicht
van dien Septemberavond wandelden
twee gelukkige gelieven langs het een
200) -
„George begint al een knappe joh-
gen te worden, Edmund'”, zeide zijn
zuster met moederlijke trots, „en Dij
gelijkt sprekend op zijn lieven vader
Hij heeft den Sargent's neus.”
„Een mooi voorgebergte,” hernam
Edmund niet zeek eerbiedig.
Voor den middag was hij reeds op
weg naar Wexmouth, alwaar hij om
één uur aankwam. Wexmouth is nie,
zeer groot, en in plaats naar het loge
ment van miss Rochdale te gaan, wan
delde Edmund langs het strand, op
goed geluk af haar onder de groepjes
te vinden, die hier en daar bijeen .Al
ten tuesdhen het blauwe water en de
duinen. De vloed was gezakt en de
jonge bewoners van Wexmouth ver
maakten zich naar hartelust met hunne
schoppen en spaden.
Niemand zou op zulk een dag thuis
blijven, dacht Edmund; de lucht was
geheel onbewolkt, de zee baadde in
den zonneschijn Wij liep tot de uiter-
jr
te
d.