F
IDA
iren
MDEL
ienen
litsiten
1
si
N
ELEGANTE MODELLEN
EXPOSITIE
ischinachiies
«a:
r
Deze Courant komt
dan 6500 gezinnen in Gouda en Omgeving
m meer
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
I
f Ro. 17028
en*.
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen
I
I
illectie in
Schoenen
t
tg 53, Gouda.
I
Li
1
L
:00N 286
FEUILLETON.
HET PROCHUSTES-BED.
B^KÉNWOUDE. bodegraven, boskoop, gouderak, haastrecht, moordrecht, moercapelle,
SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN,
EERSTE BLAD.
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE. BODEGRAVEN. LGGK
NIEUWERKERK, OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWIJK,
nn clpenimj. Set- ètcdaye#
Willen is kunnen.
t
zyn leven terugziend,
na
ing
79
aarzelend
ons
Den Haaf-
zinnigegids, veilig
(Wordt vervolgd.)
i’ zonderling ge-
‘,-J ten slotte
jrif vindt of niet,
reningen is op
tandvleesch.
moeidheid.
aar
svenigen, waar het een
e wa$ en de tempera-
ind^rdaad aangenaam
ito heeft, zette koers
snoff de eerste lente-
k geen upperten-
J, maar daaraan
Uit het Engelsch van
ALICE en GLAU1DE ASKEW.
(Nadruk verboden.)
zoowel in hand-
electriache machiae*
dien we het zoo
Bn voor het on
en onvermy-
ABONNEMENTSPRIJS
per kwartaal 2.90, per
Franco per post per kwa
Abonnementen worden dagelijks aangenomen
by onze agenten en loopers, den boekhandel en de
Onze bureaux zyn dagelyl
Redactie Telef. 8& Postreke
Langs stille wegen
Gaat vaak de reis
Soms vol gedachten
In diep gepeins.
Is
iRING
I
zomerverblijf veel te weinig afwisseling, als
gevolg van het dwaze ringelooren door de
overheid, die Scheveningen als badplaats
behandelt als een stout kind, dat allerlei
kattetawaad uithaalt.
Enfin, als er maar veel vreemdelingen ko
men mogen wij al tevreden zyn, want zy
zijn een „bron van inkomsten" voor onze
stad.
Op zyn tijd zijn vreemdelingen ook weer
een bron van uitgaven. Er komen hier ge
regeld allerlei wereld-beroemdheden die hun
Pit nummer bestaat uit twee bladen. deringen verwaarloozen en
leiden, in ieder geval ga ik het probeeren.
Verroer je niet, totdat je ziet dat ik naast
haar sta; als ik er ben, kom me dan zoo
gauw mogelijk na.
Hij wachtte niet op antwoord, doch haast
te zich naar de gestalte toe. Het was maar
oen pas of tien en hoewel hy bij iederen
stap tot zijn enkels in de modder zakte, be
reikte hij veilig die plaats, waar de vrouw op
hem wachtte. Het was zooals hij gedacht
had, ze stond op vasten grond. Het eerste
wat hy deed toen hij by haar was was, Phi
lip te roepen; toen draaide hij zich om om
hun geheimzinnige geleidster te danken.
Zeg, zei hij.' met dat jongensachtige
bemindi maakte, geweldig aardig van U om
ons te komen helpen. U heeft vermoedelijk
myn vriend hooren roepen. In ieder geval
maakte hy genoeg lawaai.
De vrouw had zich een paar stappen ver
wijderd en gaf geen antwoord, doch ze wees
met een beenige vinger naar haar mond. Ze
was stom! Ze volgden hun geleidster over
wat een smal pad leek te zyn, midden door
't moeras. Zonder haar hulp hadden ze nooit
den weg gevonden en van tijd tot ty’d slipte
een van hen en zonk tot aan zijn knieën in
den modder.
Ten slotte, na een bijna eindelooze tocht,
kwamen zij op vasteren grond en schenen ze
een lichte heliling te beklimmen.
Harry die voorop liep, keerde
naar zijn vriend.
Ik geloof dat wy, dank zij onze geheim-
’nnigegids, veilig door het moeras gekomen
zyn.
?eLkwartaal 2-25» Per week 17 cent, met Zondagblad
per week 22 cent, overal waar de bezorging per Ipoper geschiedt,
kwartaal 8.15, met Zondagsblad 3 80.
- aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA,
loopers, den boekhandel en de postkantoren.
dagelyks geopend van 9—6 uur. Administratie Telef. Interc. 82-
?™...ienmg 48400.
lijkt dat hij in echt goud gezet ia.
Arme vrouw, zei Harry warm, mis
schien stelt ze er wel erg veel prijs op— als
het ten minste van haar is.
Toen bekeek hij het witte linnen, waarin
de broche gewikkeld was geweest. Het bleek
een zakdoek van fijne kwaliteit batist te
zijn.
Het zal vermoedelijk wel nonsens zyn,
merkte hij op, nadiat hy het bekeken had,
maar het is toch eigenaardig Phil...
Wat?
Harry gaf hem den zakdoek. Je kan
niets duidelijk zien in dien ellendigen mist,
zei hy. Maar wat denk jy van deze vlekken
Ik zou zeggen, het lykt wel bloed.
HOOFDSTUK Hl.
Gelukkig, de herberg, riep Philip,
toen in den mist de omtrekken van een ver
licht gebouw opdoemden. Nu is het leed ge
leden.
Hoever zyn we eigenlijk van Lydford
af viel Harr hem in de rede.
Ik denk een myl of vier. De volgende
keer waag ik het niet meer om voor gids te
spelen.
Het was jouw schuld niet dat het
miste, lachte de andere, en alles by elkaar
genomen was het een interessante ervaring.
Hij haalde zyn horloge uit zijn zak. Het
is nu acht uur en ik denk er niet over om
nog eens vier mijlen door dien mist te sjou
wen. We gaan lekker eten en dan naar bed.
We hebben morgen nog ty'd genoeg om in
Lydford te komen.
>er kwartaal 2.25, per
r 22 cent, overal waar de
„willen is kunnen”, dan Wil
gauw niet opgeven en alleei
mogelyke, het onverzetteÉke
dely'ke wijken. De waarhdd van die woor
den zal ons dan in ons eigen leven bewezen
wordey. Want de erosti&willende wil al
leen het mogelijke, het vatbare. En wat dat
mogelijke is, zal hij berekenen en nagaan,
voor hij zijn plannen ópbouwt en zijn palen
ter afbakening uitzet. Heeft hij dat een
maal gedaan, dan gelooft hy onVoorwaar-
delijk, dat willen ook kunpen is.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring)
15 regels 1.30, elke regel meer 0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring:
15 regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advertenties in het Zaterdagnummer 20
byslag op den prys. Liefdadigheids-advertentiën de helft van den prijs.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regels 2.25, elke regel meer 0.50. Op
de voorpagina 50 hooger.
Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen by contract tot zeer gereduceerden
prys. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soliede Boekhande
laren, Adyertentiebureaux en onze agenten en moeten daags vóór de plaatsing aan het
Bureau zyn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te rijn.
lt uw bloed, vcr!t“??
levensopgewektheW-
2—, 6 fl. I U--'
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
CMLXIII.
Kalenderologiseh zijn wy thans aan de
lente toe. Aan dat woord; zitten allerlei lie-
felijke fantasieën verbonden en het stemt
ipild en zachtmoedig. De werkelijkheid klopt
in den regel niet geheel met deze aan ne
lente toegekende kwaliteiten, althans niet
in den aanvang daarvan. Maar wij weten
dat de belofte toch voor een deel wel ver
vuld zal worden. Zondag j.l. hebben wy er
een voorproefje van gehad en is den Haag
uitgeloopen naar Sche^
vol-zojnersche drukte
tuur, met een jas aan, ir
was. Alles wat een auto
naar den boulevard en snc
lucht op. Het was natuurli
publiek dat samenstroomt
raak je gewend.
Het Haag^che publiek J.
mêleerd en dat melange yind je
overal terug of je het plBffirig vir
Het uitgangetje naar s4»venir_„..._
Zondag het meest geliefde bij "hen die (Te
gansche week in benauwde lokalen vertoe
ven en drukke bezigheden hebben. Zij die op
werkdagen den tijd hebben om zich een der
gelijk pleziertje te gunnen blijven in den
regel Zondags weg. Het valt dan ook altijd
aanstonds op dat het publiek door-de-week
geheel anders is dan Zondags en gedeeltelijk
ook Zaterdags.
Vroeger was de Zondagmorgen heel ge
liefd bij een deel der Hagenaars voor een
korte excursie naar de Pier, maar ook dit
is al niet meer zoo. De nabijheid van een
groote stad bij een badplaats lijkt ons alles
te samen niet gelukkig. Het isolement heeft
voor de badplaats zelf heel veel voor al is er
dan dit tegen, dat het aantal cafe’s veel klei
ner zal zijn wijl geen stroom van groote-
stad-bewoners er geregeld heen trekt, Sche
veningen moet voor een deel bestaan van
den Haag. De Kurhausconcerten zonden on-
niogel'yk zyn en slechts bij uitzondering
kunnen worden gegeven als niet het hoofd
gedeelte van het publiek de gewone Haag-
sche concertklanten waren. Zoo- is het met
meer vermaken op onze badplaats en in zoo
verre is het maar gelukkig dat er althans
iets overblijft dat rendeert. Er is voor een
en er het „Willen
is Kunnen” met duidelijke letters plaatsen.
Het zou goed zyn, wanneer we het boven
ieder nieuw hoofdstuk zetten, omdat we im
mers telkens met nieuwe onverzwakte
geestkracht beginnen moeten. Mocht het
soms al een enkele maal aan het eind niet
komen te staan, dan is dat nog zoo heel
erg niet. Dergelyke vergissingen zyn ge
lukkiger vaak dan de twijfel, die werkelijk
heid blykt. Wanneer het inaar alvast aan
het begin staat, dan hebben we al veel ge
wonnen.
In zyn absoluutheid, in de letterlijke, be
ter nog in de meest letterlijke beteekenis
der woorden is de uitdrukking „willen is
kunnen" natuurlijk een dwaasheid, een on
gerijmdheid. Niet alles wat men wil, wat
als oogenblikkelyke gedachte of wensch in
ons opkomt of zou kunnen opkomen, kan
men doen. Het komt eigenlijk geheel aan
op de beteekenis van het woord „willen”.
Het ernstige willen is ondenkbaar ten op
zichte van onbereikbare dingen, maar sluit
al een mogelijkheid van bereiken in zich.
En dit ernstige willen zet ons ook van zelf
aan den arbeid in die richting, waarin het
begeerde ligt. Van de kracht van dat willen
hangt het dan veelal af, of we het berei
ken zullen. Wie ernstig en volhardend wil,
krygt ook het gewenschte, mug tenminste
van de onderstelling uitgaan, dat hij het
krijgt. En de werkelijke wilskrachtige zal
dan ook niet twijfelen aan eigen kunnen,
wanneer hy zich iets ernstig -.oorneemt.
Z(jn levensleuze is, uitgesproken of niet,
„willen is kunnen", wat ik wil, zoo rede
neert hij, dat kan ik ook, en daarom begint
hy te arbeiden.
Het gezegde is dus Voor ons allereerst
een opwekking, een prikkel om aan te pak
ken. Wanneer het van den ernst en van de
kracht van onzen wil afhangt, of “wij het
begeerde bereiken zullen, lan ligt het ook
aan ons en door onzen ernst te verdiepen
en onzen wil te krachtigen kunnen we al
tijd komen waar we wezen willen.
Het is mogelijk, dat levensomstandig
heden ons in den weg zullen creden, waar
tegen we niet blijken op te kunnen, hin
derpalen ons in den weg zuilen komen, die
we met den sterksten wil niet kunnen op
ruimen, dat het leven ons, ondanks óns
verzet, naar andere wegen en andere oor
den voert. Maar we moeten niet beginnen
met dat te veronderstellen. Wat daarvan
gebeuren zal, weten we niet. We hebben
alleen met ons zelve te maken, met onzen
wil, onzen ernst, onze levenskracht. En
wanneer we dan beginnen met de leuze
r 2
Harry rukte zich los uit den greep van
zijn vriend. Sen vrouw natuurlijk, wat an
ders. Ik zal eens met haar praten.
Dit is igeen levend wezen; ik zeg je dat
ze uit mistnevels gemaakt is.
Ondanks zichzedf klappertande Philip.
Nonsens! Iedereen die uit de mist komt
opduiken, zou dien indruk geven.
Waarom spreekt ze dan niet?
Dat was een vraag die ook Harry bezig
hield. Waarom sprak ze niet? Ze stond voor
hen, bewoog haar lippen, maar gaf geen ge
luid. Haar eene armJ was uitgestrekt en.
wees dwars over het moeras.
Harry deed een paar stappen naar haar
oe, terwyl zyn voel in de sdymerige massa
wegzonk- Het scheen aJlsof de geheimzinnige
zoekster op grond stond, dien een men-
scheltyke voet niet zou kunnen dragen. Eén
oogenblnk streed ook hy tegen een boven-
natuurlyke vrees.
Hij bleef stilstaan en riep:
Kunt U ons hier uit hplpen? Zijn we
dicht bij den weg?
Er kwam geen antwoord, maar haar arm
bleef over het moeras wijzen en met haar
hand wenkte ze hem. Hij hoorde het kraken
van haar lange beenige vingers toen déze
over elkaar wreven bij het gebaar.
De vingers van een geest konden dit niet
doen, bedacht hy.
Wilt U dat wij U volgen? vroeg hij
luid en gebiedend.
Opnieuw geen antwoord, alleen een toe
stemmende knik van het warrige hoofd. De
vrouw had hen begrepen, hoewel ze zelf
stom scheen te zijn.
Harry keerde zich naar zijn vriend, die I
eenige passen achter was gebleven. Ze wil enthousiasme dat hem bij zyn vrienden
dat we haar volgen, Phil, zei hij.
Philip kwam voorzichtig en
haar hem toe. Hij was een zware jonge man
en zijn voeten zonken diep in het slijk.
Haar volgen? herhaalde hy, midden in
het moeras? Dat is je reinste krankzinnig
heid.
Toch moet het vaste bodem zijn. Ze
weet waarschijnlyk een weg door het moeras
en wil ons dien wijzen.
Waarom spreekt ze dan niet? Philips’
vrees van daarnet keerde in verdubbelde
mate terug, toen hij de geheimzinnige ge
stalte van dichtbij kon zien.
God weet, waarheen dht wezen
brengt, waarschijnlijk naar ons graf.
Maak je maar niet druk, zei Harry
luchtig. Ik verzeker je dat dit Biets boven-
natuuriyks is, hoewel ik moet toegeven, dat
het in het begin een beetje vreemd aan doet.
Ik geloof dat zij ons door het moeras wil
Het klinkt brutaal, overmoedig, dwaas
wellicht in menig oor. Maar het is dit
slechts, voor wien, naar het uiterlyk oor-
deelende, alleen de oppervlakkigheid van
het leven ziet en zich geen rekenschap
geeft van zyn diepere wezen. Voor wie be
grijpt en verstaat, is het „willen is kunnen"
daarentegen een ui tin a» van wilskracht, die
het leven te beheersenbn feoekt van een
mensch, die zich niet wil laten gaan, niet
wil laten her en der sleuren en zyn levens
omstandigheden afhankelyk wil doen blij
ven van de om hem plaats hebbende g-.-
beurlykheden, maar dié zyn eigen leven
naar eigen voornemen, naar eigen inzich
ten, naar eigen bedoelingen bepalen wil.
Het moge ook uit diens mond njg wat
boud klinken, omdat het leven vaak sterker
is dan de sterkste en ook hem menigmaal
uringt, waar hij niet zou willen wezen, hem
verhindert te doen, wat hy wil en zich voor
neemt, men bedenke, dat het als leuze ge
zegd is, als de woorden, waaronder men be
gint en te beginnen dient, niet als de proef
op de som, als het eindresultaat, dat men
beschouwend overziet, niet als de woordan,
waarmee men eindigt. Ik wil daarmee aan
de algemeene waarheid van het gezegde
geen afbreuk doen.
Menigeen kan, op
misschien met fierheid de woorden nazeg
gen, die hy aan het begin zich als leuze
stelde, wanneer hy bedenkt, welke moei
lijkheden hij al heeft overwonnen, welke
hinderpalen hij uit den weg heeft geruimd.
Maar men moet natuurlijk toegeven, dat er
ook anderen zyn, met minder wilskracht;
daarom, niet minder energiek, anderen, die
aan het eind van hun leven op een heel
andere plaats stonden, dan waar ze hadden
willen zyn, wien het leven te sterk bleek,
niet omdat zy zwakker waren dan hun ge
lukkiger medemenschen, maar omdat hun
leven zooveel moeilyker, zooveel zwaarder,
hun levensomstandigheden zooveel inge-
wikkeldeij en opdringender. waren.
Het „Willen is Kunnen” heeft dus als
iedere regel ook uitzonderingen. Maar niet
met die uitzonderingen hebben we in de
eerste plaats te maken, niet daarnaar heb
ben we ons leven te richten. Wanneer we
aan het begin van onzen levensstrijd een
waarheid als motto willen plaatsen boven
het eerste hoofdstuk, mogen we die uitzon-
I kunst willen brengen aan de Hagenaars en
daarvoor in de plaats een flinke vulling van
hun beurs hopen deelachtig te worden. De
jongste beroemdheid die wij hier hadden is
de oude heer Paderewski, een eenigszins ge
compliceerde beroemdheid. Een musicus die
aan politiek doet, minister, gezant, presi
dent is, is een ongewoon verschijnsel. Maar
daarom des te meer een attractie voor het
op snufjes beluste Haagsche publiek. De
kranten hebben zijn komst met gepast ba
zuingeschal aangekondigd, hebben zyn vele
zich om
Vóór hem doemde uit den mist vaag de
omtrekken van een steenen bouwwerk op.
Op hetzelfde oogenblik struikelde Philip
over een lossen steen en viel. Harry greep
toe om hem op te helpen, maar het was niet
noodig, daar Philip bijna op hetzelfde oogen-
biik weer op zijn beenen stond. Toen de jon
gelieden zich omkeerden, bleek de vrouw
even geheimzinnig verdwenen als zy geko
men was. De mist lag dik en ondoordring
baar voor hen.
Vreemd! mompelde Philip, allemach
tig vreemd!
Inderdaad, constateerde Harry nuchter.
Maar tusschen twee haakjes, ik geloof waar
achtig dat dit de muren van een huis zyn.
Bij nadere beschouwing bleek het een
neolitisch bouwwerk te zyn, omringd door
een kring van dat soort steenen, by een
waarvan zy zich te lang hadden opgehouden.
Opgewonden riep Philip:
Harry, kerel, het is in orde, dit is Tor
ren Pound, we zullen den nacht niet in de
open lucht hoeven door te brengen.
Het staat op mijn kaart en de weg loopt
er vlak langs. Hallo, wat is dat? Hy was
stil blijven staan en raapte iets op. Harry
kwam naderbij en keek nieuwsgierig over
den schouder van zijn vriend.
Vermoedelijk iets dat onze gids ver
loren heeft, opperde hy, toen Philip het
voorwerp uit zyn omhulsel had gehaald.
Wat is het?
In ieder geval niets van waarde, zei
Philip, die zyn vondst aandachitig beschouw
de. Goedkoop imitatie werk, de steen schijnt
een valsche turkoois te zyn, hoewel het mij
O>a«r«nd—iMl« oplap» MOO
Zaterdag 23 Maart 1929 67» Jaargang
fiOÜBSCHE (0I11AM.