0
GOOOSCIIE CfillRiHT
ieder leest ze dan I
advertentieblad? voor
Deze Courant komt in vele duizenden
gezinnen. Gegarandeerde oplage 6500 ex.
POND
IRDE
NIEUWS- EN
Iliine Annonces 8 ri|ili tl-
Inzending tot Vrijdagmiddag
4 uur aan het Bureau
=7-^ MARKT 31 --
No. I7«76
Zaterdag
lei 1931
TO^Jaargaag
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen
KKKS'l'U KI, AII
BAHLMANN - GOUDA
Brieven
Hofstad.
t
FEUILLETON.
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN,
TWEE OP ’N EILAND
BOSKOOP.; GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAFELLE,
1, enz.
BEL OP 2084
HidilwiMihirijFi. I. Li. Stnitii
PrachUorttenng
(ook in blauw en zwart)
ZEER LAGE PRIJZEN.
JWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOR’’ GOUDERAK,
I^IEUWERKERK, OUDERKERK, ÓUDEWATER, REEUWIJK^ SCHOONHOVENrSTOLWlIKr WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN*
Uit nunuiier bestaat uit twee bladen.
K.
SNl >8 0183
31
De schipbreuk.
aan de hand?, vroeg Veath,
bak
eigen gebrek aan er
gen, eigen eigenlief
en kwade neigingen,
tenliefde en opoffea
Eerst daarna zal hy
en anderen verzoet
mogen pleiten. In
door verantwoord zj
zede lij ken ernst en i
weten afhangen. Mal
zich zelf tot een bete
en die plicht rud
en zijn leven op
Elegante Dames- en
Kinderkleeding
Hoeden, Pelterijen eni.
aoh-
een
r
a
rsoon
irndler enz.
dd»DConort«n.
Hebt U
PERSONEEL noodig?
Zoekt U PLAATSING?
Plaat* dan Zaterdags
Uw AANVRAGE in de
Uit het Engelsch van
GEORGE BARR MCCUTCHEON.
(Nadruk verboden.)
HOOFDSTUK XV.
MUI!» tOVRANT
GOUDA EN OMSTREKEN
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (beboerende tot den bexorgkring)
1—5 regels ƒ1.80, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Goud* en de bexorgkring:
1—5 regels 1J5, elke regel meer 0.30. Advertentiën in het Zatefrdagmunmer 29 ct-
bjjslag op den pr(j«. Liefdadigheids-advertentien de helft van den prjja.
INGEZONDEN MEDKDEELINGEN: 1-4 regels ƒ2.25, elke regel meer 1.50. Or
de voorpagina 50 hooger.
Gewone advertentidn en ingezonden mededeelingen bjj contract tot zeer gereduceerden
prjjs. Groote letter* en randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen werden ingezonden door tusschenkomat van aoliede Boek
handelaren, Advertentiebureau* en onze agenten en moeten daags vóór de plaatsing aan
het Bureau zjjn ingekomen, teneinde van opname venekerd te zijn.
Lord Huntingford. Zij hielpen hem overeind
en hij «taakte zijn gekreun en gevloek om
met een iwaanriimig gegil naar boven te hol
len. waar hij door de matrozen, die vrijwel
tevergeefs probeerden de menachenstroom te
stuiten, tegengehouden werd. Hij wiet zich
echter langs hen heen te wringen en kwam
zoo op het apendek. Een scheepsofficier hield
hem vast, toen Hugh en Veath met de be
vende vrouwen boven aankwamen.
Allemaal terug! schreeuwde kapitein
Shadbum. U kunt hier niet komen, de
matrozen, die op het dek kwamen, zijn over
boord geslagen.
Laat one niet verdrinken Laat om niet
verdrinken’ gilde Lord Tuntingford. Ten-
nys. red mijwij zijn verlorenWe zijn ver
loren!
Een groote
zp allemaal, hu
tfap terug.
Is er nog
Hugh tegen der
golf sloeg over ’t dek en wierp
haJf verdronken, op de kajuite-
hoop, Frayne? schreeuwde
?n tweeden stuurman, terwijl
hij zichzelf er. Grace, die rneer dood dan
levend was. staande hield.
Eén kans op de duizend! Blijf daar, dan
zullen we de liooten trachten klaar te ma
ken Ze kunnen het op zoo’n zee wel niet
uithouden, maar het ia de eenxge kane. Met
de volgende groote golf alaan iwij heelemasl
om. Niet verder’ schreeuwde hij. We pro-
beeren de bonten uit te brengen. NieA ver
der 1
Lady Huntingford hadden zich
- --^1Dj gevoegd en luisterden met
eeke, maar kalme gezichten naar de beide
«'■nnen in uniform.
buiten aoo zwart als inkt, zei de
eine luitenant Gregory en hij rilde op een
voor een soldaat weinig moedige manier.
Zoolang ze de schuit in het open water
honden, gaat het goed, al warden
wij ook wat heen en weer geslingerd, maar
gevaar ligt in. de eilandjes en de klip-
pen. Misschien loopen we op het oqgen-
Wat ia er aan de hand?, vroeg Veath,
verontrust door de gezichten va^ de beide
militairen.
Kapitein Shadburn schat dat we onge
veer vierhonderd kilometer naar het Zuiden
<nt onze koers zijn. Het is bij dH weer ón
mogelijk de juiste plaats te bepalen. De he
mel mag weten, waar wij naar toe gaan, zei
Hamilton, die zich aan de lus van de deur
•■asthield.
Hugh en L^
oij de anderen
Ot het de bedoeling ig dezen weg later nog
verder door te trekken ts nog met te zeg
gen, maar waarschijnlijk zul er nog wel eens
tans Liep ze min- een stukje aan gemaakt warden. Nu deze
weg gereed xs zal het verkeer op den snial-
len Loosdumsche weg heel wat ontlast wor
den. Buu.en korten t*]d zal een tweede ver
binding totstond komen tusschen den Haag
en dan nicer epeciaai het Schevemngsche
deel met Kijkduin zoodra n.l. de Sportlaan,
die bij het sportterrein Houtrust aanvangt
gereed zal zijn totdelaannaar dezen wegkan
aansluiten op den weg die dicht achter de
duinen Loopt naai den Hoofdweg Looedui-
iien—Kijkduin. Ook die verbinding zal niet
lang meer op zioli laten wachten. Voor het
verkeer van Kijkduin en het daarachter lig
gende Westland met Scheveningen zal die 1
verbinding van veel beteekeni» zijn.
Het openen van het nieuwe stuk der Laan
van Meerdervoort demonstreert zoo duide
lijk de vreedzame doordringing van den Haag
in het Westland. Er komen nu weer tal van
uitgestrekte terreinen die bouwrijp worden
en het laat zich aanzien dat hier in weinige
jaren tijds weer een goheel nieuwe stad zal
zijn verrezen. Kijkduin dat Vroeger als een
vèr-afgelegen, eenzaam puntje aan de zee
lag, is nu al vastgekoppeld aan den Haag
Kracht zonder beleid bezwijkt onder
eigen last.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal 2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt.
Franco per post per kwartaal ƒ8.15, met Zondagsblad ƒ8.86.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA,
t>Xj onze agenten en Loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Onze bureaux z(jn dagelijks geopend van 9—6 uur. Administratie en Redactie Telef.
Dwai«n is msnschslijk.
Er ié wellicht geen spreekwoord, geen
gezegde, met welks inhoud zoo algemeen
en zoo zonder voorbehoud, zoo gretig als
t ware ingestemd wordt als dit, dat dwulen
menschelyk is. Die gretigheid geeft te den
ken. De mensch is in ’t algemeen zoo weinig
geneigd eigen fouten te erkennen, dat er
voor deze bereidwilligheid om eigen onvol
komenheid, eigen mistasten toe te geven
wel een zeer bizondere reden moet zjjn. Ten
deele is ze natuurlijk te verklaren uit de
omstandigheid, dat hier geen persoonlijke
fout wordt erkend, maar een algemeen
menschelyke, waarbjj hy, die toegeelt dus
niet zichzelf belast, maar integendeel ge-
woonljjk innerlijk en stilzwijgend het voor
behoud maakt, dat het by hem toch zoo erg
niet is. Maar deze omstandigheid geeft toch
geen voldoende verklaring. Er zyn algemeen
menschelyke fouten, die men niet zoo grif
erkent en een verwijt, als b.v. dat de mensch
in 't algemeen onbetrouwbaar zou zijn of
valsch, zal door de meesten waarschijnlijk
met verontwaardiging warden teruggewe
zen. De verklaring ligt dan ook ongetwijfeld
elders. Deze erkenning omtrent mensche-
Ijjke dwalingen is van eenzelfde karakter
als de zoo vaak gehoorde erkenning: „de
mensch is zwak" en dient tot eigen veront
schuldiging, niet altijd voor een bepaalde
daad, voor een begane fout, maar voor de
talrijke eigen tekortkomingen in het leven,
de eigen dwalingen en vergissingen en de
gevolgen dier dwalingen. En hierin schuilt
het gevaar der zoo gereede erkenning.
De mensch, ieder mensch tracht zich zelf
te verweren tegen de beschuldiging van
anderen, maar ook van zich zelf. Hy doet
dat door ontkenning van feiten of door de
schuld van eigen tekortkomingen op ande
ren te schuiven, wat beide min of meer
oneerlijke methoden van zelfverdediging
zijn, al kan de zelfverdediger ook daarbij
soms wel te goeder trouw zjjn, omdat het
nu eenmaal in den menschelijken aard ligt
eigen fouten niet zoo gemakkelyk te zien
als de fouten van anderen. Maar hy kan
Onze Collectief zijn weer (geheel
compieet^enJtoonen^L^ een
gang vaa de politie en de brandweer. Het
wa* een eenigszuis hachelijk ondernemen
omdat de brandweer heel goed was en men
dus eigenlijk alleen maar kt
der goed te maken. Maar dit dteixt gezegd;
nimmer is nog gebleken, dat rij er op i
teruit gegaan zijn, Dat ie op zichzelf al
kunst-stok geweest.
Ook de politie is door deze oombinatie
met mmdej geworden. Het eenuge wat wy
opmerken is, dat het straut-toezioht naar
onze meenuig te gering is. Of het minder is
ds>Q vroeger* valt moeilijk te zeggen maar wij
constatee-ren vaak, dat in de buitenwijken
een man op les gddaan wordt. Toen dan ook
de statistiek over de ongevallen een ernstige
toeneming in de buitenwijken aaniwees, heeft
dit ons met verbaasd. Er is daar te weinig
controle en het verkeer gaat er maar Lustig
op los.
MtMk.
25 jaar Commissaris van Politie.
Op den eersten Mei herdaciit de heer F.
van 't Sant zijn zilveren jubilé als commis
saris van politie. Eigenlijk gezegd herdacht
hij het niet want hij was vèr-weg, buitenaf
om dien dag alle huldebetoon te ontkropen.
Maar het was dan op dien dag toch een
herianeringsdag en wij laten die ook niet
onopgemerkt.
Zoo’n heel eig buitengewoon aangename
functie is het in den tegenwoordige» tijd
niet meer en de kritiek is in den regel niet
maiscii. De heer Vajj ’t San^ heeft er in den
Haag zijn deel van gehad, maar hij kon er
tegen. Men zou echter schandelijk onrecht
vaardig zijn als men niet zijn groote ver
dienste erkende. En het ia altijd maar eigen
aardig, dat de critici aannenien, dat die
verdienste van zelf Romen maar dat Z’J cr>
tici het overige ook even verdienstelijk zou
den hebben uitgevoerd.
Toen de heer Van t bant dn den Haag
kwam, was de politie daar heusch goed. Na
tuurlijk er ontbrak wel wat aan maar dat
zal altijd: blijven. De nieuwe leider reorga
niseerde heel veel en dead daarbij goed
werk. Hij wist wat ouderen onder de hoofd-
leiders der politie op stal te zetten en pikte
de jonge flinke kerels onder de inspecteurs
er uit om de hoogere posten te bezetten
Toen kwam het groote werk de samenvoe-
ik ben ervan overtuigd, dat, ofschoon de toe
stand gevaarlijk is, wij nog niet verloren
zijn, zei Hugfi:
Zoolang de machines en de stuurin
richting het uithoofden, kan de bemanning
het öohip er wel veilig afbrengen, zei’Veath
ik heb het grootste vertrouwen in de boot
en de bemanning.
Maar al de stuurlui van de wereld kun
nen niet voorkomen, dat dfe schuit op een
verbolgen klip stoot en «r is ook geen schip
dat zoo’n schok zou kunnen verdragen, re
deneerde de jonge Engelsclie dapper.
H&t beste wat we doen kunnen, beweer
de Hugh, is ergens naar toe te gaan, waar
we niet zoo’n kans loopen dat we te pletter
vallen tegen de muren. We kunnen nu niet
het riaico van een gebroken arm of been of
een gebroken nek loopenaly wb naar Hong-
Kong moeten zwemmen, zullen we onze lede
maten noodig hebben’
Niettegenstaande zijn poging om door
scherts de ernst van het oogenblik een beetje
te doen vergeten, was Ridgeway zeer onge
rust. Zijn gezond verstand zei hem, dat zij
in een aeer gevaarlijke toestand verkeerden.
Het zou heel wat moeite kosten om alle
eilandjes en klippen te vermijden. Hij begon
aan zwemvesten te denken. Op het gezicht
van de beide dameg kwam iets als een glim
lach, toen hi] over naar Hong-Kong zwem
men sprak, maar de mannen, Veath even
goed als de anderen keken somber.
Ik geloof dat het het veretandigat is
voorbereidingen te treffen om het schip te
verlaten, hoe onaangenaam dat vooruitzicht
rnag zijn. Ik zou zeggen, dat iwe dat niet te
vroeg kunnendoenals we op een klip
Politie en Pers.
Overigen* hebben wij heel veel lof voor
den heer Van ’t Sant en als hij nog eens
gekoezen moest worden voor hoofdcommiesa-
ris zouden wij ons over die keuze verheugen.
De samenwerking tusschen de politie en
de pers is weleene scheef gegaan maar alles
te zamen gaf ook die reden tot tevredenheid.
Men moet den aard van beide kennen om te
weten hoe moeilijk zij beide zijn en hoe licht
het eens tusschen hen wrijving kan. geven.
Het ligt voor de hand, dat de politie wel
eens te voorzichtig is en het ligt ook ui den
aard van de pers dat zij wel eens iets te
weimg voorzichtig is. Ze moeten dus onver
mijdelijk wel een* tegen elkaar botsen.
De Laan van Meerdervoort.
Een feit, dat wel even vermelding verdient
is dat van de opening van het nieuwe deel
\an de Laan van Meerdervoort. Deze laan
heeft een reputatie n.l. dat ze een der lang
ste wegen in ons land ie. Met het nieuwe
stuk er aan slaat zij zeker bet record. Om
deze laan vau het begin tot het eind te wan
delen, heeft men zeker een stevig uur noo
dig. ln het hartje van de stad ligt het be
gin, n.l. bij de Zeestraat en het andere eind
ligt nu op het punt waar zij den weg ont
moet, die van het oude dorpje Loosduinen
naar het strand' te Kijkduin voert. Er zit
vrijwel geen bocht in deze laan; 't is één
kaarsrecht eind.
loopen is het te laat. Veath zei dit somber,
maar toch hadden zijn woorden een eigen
aardig kalmeerende uitwerking.
Zwemvesten bedoelt u? zei Grace bijna
fluisterend. Een heftige schommeling van de
boot deed allen naar steun grijpen. Voor
Veath had kunnen antwoorden kwam een
van de stuurlui op hem afgevlogen.
Kapitein Shad burn zegt, dat ieder zich
op het srgste moet voorbereiden. De schroef
is stukgeslagen en we houden het dn deze
z;ën niet lang meer uit. Voortmaken, riep
de bleeke zeeman, die zich voortspoedde. In
een ongelooflijk korten tijd was het heele
schap gevuld met passagiers.
Er scheen, een paniek te zuilen uitbarsten.
Vrouwen gilden, mannen vloekten. Degenen,
die hua kalmte nog niet verloren hadden,
waren absoluut machteloos om er tets tegen
te beginnen Ridgeway en Veath brschtten
de beide dames naar hun hutten, niet un
der zich, door het slingeren van de boot, een
paar maal danig te bezeer en.
In hemelsnaam, maak voort, riep Hugh
uit de verte. Het wordt gevaarlijk.
Hoe zij zich in de zwemvesten wrongen en
hoe zij zich voor het einde voorbereidden,
zouden zij later niet hebben kunnen vertel
len. Aliea scheen in een groote duisternis
opgegaan te zijn; de heele wereld scheen te
trillen en alle lugubere geluiden uit het
heelal troffen hun ooren. Even later vielen
en strompelden zij, heechen zij zich naar
het sloepen dek. Voor, achter en naast hen
waren gillende en vloekende, door angst ver
bijsterde mannen en vrouwen.
Op de trap vonden Hugh en Graop. die
vóór Veath en Lady Huntingford uit liepen.
het ook doen en doet het vry algemeen door
de fout ah onvermydelyk, tenminste als ten
volle begrypelyk voor te stellen, als een
natuurlyk gevolg dus van de omstandig
heden of van de menschelyke geaardheid,
de menschelyke natuur, niet van zijn eigen
individueele geaardheid, omdat dit de er
kenning van eigen schuld of van eigen min
derwaardigheid zou insluiten, waarvan de
algemeen menschelyke geaardheid, waar
voor hy immers persoonlijk niet aansprake-
lyk is en die hem persoonlijk als 't ware
van schuld ontlast om die last der geheele
menschheid op de schouders te schuiven.
Het is een wyze van zelfverdediging, die
de fout en zich zelf als oorzaak van de fout,
zy het onder zeker voorbehoud vaak, er
kent en als zoodanig eerlijk is, maar die de
schuld van zich tracht af te schuiven en als
zoodanig een gevaar is voor ons zedelijk
leven en onze zedelyke ontwikkeling en
daardoor ook voor de samenleving. En de
manier waarop deze zelfverdediging wordt
toegepast, waarop we dit ons beroep op de
onvolkomenheid der menschelyke natuur
tegenover anderen, maar vooral ook tegen
over ons zelven handhaven de kracht, die
we aan deze verontschuldiging tot ontlas
ting van ons zelf en ons eigen geweten,
toekennen, bepaalt in hooge mate den stand
van ons zedelyk leven, ons zedelyk bewust
zijn en onze nauwgezetheid van geweten.
Natuurlijk mogen we allen erkennen, dat
dealen menschelyk is en mogen we daarin
voor een deel de oorzaak van onze tallooze
vergissingen en tekortkomingen zien. Het
dient nergens toe ons zelven zwaarder te
belasten dan nopdig is. Zoo volmaaktheid
een zedelyk ideaal blyft, we mogen óns
zelven den eisch dier volmaaktheid niet ab
soluut stellen, omdat we daarmee noodeloos
ons leven verzwaren en onze kracht onder-
mynen. Maar dit wil zeker niet zeggen, dat
we onszelven met een beroep op mensche
lyke zwakheden van alle schuld vry pleiten
kunnen en na begane fouten doorgaan als
of er nieta gebeurd was. Dwalen is men-
scheljjk, zeker! Maar na iedere dwaling,
iedere vergissing, iedere tekortkoming heb
ben we niet allereerst naar een verontschul
diging te zoeken, maar naar een beschul
diging. Wie het erstig meent met zich zel
ven en met het leven, zal beginnen iedere
fout onvoorwaardelyk te erkennen en zon
der aanzien des persoons de oorzaken dier
fout vast te stellen en na te gaan in hoe
verre die oorzaken aan eigen gebrek aan
inzicht en begrip, eigen gebrek aan wil,
blik recht op een aan.
Jij bent een opgewekte held, riep Hugh
verontwaardigd. Wat heeft het voor nut
over zooiete te praten? Ket is vroeg genoeg
om er over te denken als wij op rota ritten
en dan zaj het ona nog geen zier helpen.
We moeten het gevaar onder oogen zien,
maar we hoeven one niet onnoodig zenujw-
achtig te maken.
Daar ben ik het mee eens, zei Veath,
we zijn misschien wat uit de koers gesla
gen, maar dat komt bij eiken storm voor.
Maar er zijn honderden klippen, die
nitet eens in kaart gebracht zijn, piepte Gre
gory.
En er zijn duizenden schepen, die ze
allemaal ontkomen zijn, antwoordde Hugh
kortaf. De beide damee konden geen woord
uitbrengen.
Er zijn ook duizenden stormen geweest
voegde Veath er aan toe met een wilde over
moedigheid, die anderen niet begrepen,
maar die Grace verstond.
Probeert u niet on* wat wij* te maken,
heertai, zöi Lady Tennye en haar stem tril
de. Wij zijn heel wat moediger als wij
weten wat er aan de hand is. Denkt u niet,
dat het inaar beter zou zijn,, als men ona
dadelijk het ernstigste zen? Vrouwen zijn
niet altijd d© grootste lafaards.
—Ja, Hugh, wij' willen de waarheid we
ten, voegde Grace er dapper bij.
Het schip rolt versehrjkkalijk en luite
nant Gregory heeft genoeg gezegd om ons
te doe» begrijpen dat kapitein Shadburn on
gerust is en met 8e mogelijkheid van ern
stig gevaar rekening houdt.
Misschien ben ik te optimistisch, maar
en goede bedoelin-
eigen hartstochten
an gebrek aan naas
izin te wjjten zjjn.
fenover zich zelven
de omstandighvu
rerre hy zich daar-
loelen, zal van zyn
[wgezetheid van ge
ilt is zeker, dat wie
mensch wil opvoeden
4<>ch op ons allemaal
M hooger zedelijk en
geestelijk, maar va^Jt ook op een hooger
materieel niveau wil'lkengen, en wie ook
het welslagen en gelök-van zyn leven beter
en vaster wil verwfceren, zal de volle
zwaarte van eigen-achltid hebben te erken
nen en op zich te nemeft en in die erkenning
den wil te zoeken naar -het goed maken van
wat hy misdeed en naar het vermyden van
eigen fouten in de toekomst, al mag hy dan,
en zeker tegenover wjfil hem willen beschul
digen, een beroep doen op de onvolkomen
heid onzer natuur en op het feit, dat dwa
len menschelyk blyft.
(Wordt varvolgd)