KOENRAAD1 SIGAREN HERFST m GIJ DACHT DA A G E NUTSSPAARBANK OOSTHAVEN 12 p,; I f A. ZWAMBACH, Hillir I reeds dikwijls: „Ik zal ook eens een spaarbankboekje nemen, 't Is zoo gemakkelijk hebt gij het misschien nog niet omdat Toch gingen bij de in 1931 reeds IDU^I anderen U voor. ZIJ ded^n het aantal spaarders stijgen tot: Speculaasjes Dik Speculaas Boterletters m SIBBES, Hoogstraat 7 Luiermand-Artikelen SIBBES, Hoogstraat 7 J aeger-Ondergoederen St. Nicolaas Geschenken Koopt bij onze Adverteerders. GOUDSCHE COURaNT - ZATERDAG 28 NOV. 1931 - BLAD FIRMA G. LUIJERINK - KLEIWEG 36-38 OMDAT DE Sigarenfabriek KOENRAAD 1 v.h BOOGAERDT Groote Sorteering St. Nicolaas Geschenken Firma N. VERKERK H. C. GABRY - GOUDA Vakkundig W. VERMIJ, Lags Gouwe 10 H.V. Ervii M. M. VIII LOON Een onwelkome vreemdeling. ■•n ding staat vast STANDERD wV'ANm' K, SBRIE CACTEKN met moderne ontbreken S' óf POT' gevu,d met bloemen, mogen niet by Uw surprises ZIE ETALAGE I Aanbevelend, 2o Imkar zl|n wordt da «raag naar hat mark KOENRAAD I •taada groolar. Daor kannara garoamd. Vraagt za Uw winkelier Verkrijgbaar in Gouda bij A. RU1JGROK. Spoorstraat 27. D. DE VRIES, Kleiweg 74. A DEN HELD, Walensteeg 13 Jp PEEKN VeeRr1tAa?'2B0UrB Mar,en88in«el 107 Geuzenstraat 37, Gouda 81216—18 cent per ons 8—14 cent per ons f 1.20 per pond L. Tiendeweg 43 Telefoon 2593 Specialiteit FIJNE LEDERWAREN REIS- en SPORT ARTIKELEN tegen scherp concurreerende prijzen. GOUDA- ZtUGE5TR7ö-flO-ö2 Ntliï TU.S9<»I(2 LIJNtN ZADELMAKERIJ I^EIWEOSTRAAT 6—TELEF. 2166. TELEFOON 2005 TELEFOON 2005 BURGEM. MARTENSSINGEL 39 Werkplaats: Willens 47. koopt U zeer voordeelig bij PRINS HENDRIKSTRAAT 92 GOUDA GEEFT IETS GOEDSEN TOCH NIET DUUR!! Kerkorgels - Harmoniums Stemmen en repareeren. gestoffeerd worden Uwe meubelen gerepareerd, nieuw bekleed, bij Tulufoon 3373. 10 2de huis voorbij de ophaaldienst Oenti*al« en Gas-VarwarMlng OllDstook-Inrïchtlng •nz. «nz, Gouda Ingmlaura Bureau E»n «n ander omtrent de voormalige boezems van de Polders Veerttalblok, Mlddelblok, Kattendijks- blok en Stolwijk in de Krimpenerwaard onder de gemeente Gouderak. Ontleend aan het Academisch Proefschrift van A. Scheygrond: liet Plantendek van de Krimpenerwaard IV 1931. Dr. A. Scheygrond. Het proefschrift, waarop onze stad genoot en gewaar deerde medewer ker, de heer A. Scheygrond, Maan dag j.l. aan de Ity ks-Universiteit te Utrecht is ge promoveerd tot doctor in de wis- en natuurkunde en dat tot titel draagt „Het Plantendek van de Krimpenerwaard", Sociographie van het hoofd-associatie-complex Arundinetum- Sphagnetum" is de vierde van de reeks bij dragen, welke tot nu toe over het planten dek van de Krimpenerwaard zijn versche nen. In deze publicatie wordt een beschry- ving gegeven van den plantengroei van de terreinen in de voormalige boezems van de polders Veerstalblek en Mlddelblok, Stol wijk en Kattendyksblok, gelegen langs den Hollandschen IJael, in de Krimpenerwaard, onder de gemeente Gouderak. Prof. Dr. A. A. Pulle, de promotor van Dr. Scheygrond, heeft deze dissertatie een degelijk werk genoemd, dat naast zyn betee- kenis voor de wetenschap ook van waarde is voor de niet wetenschap pel ij k-gasch ooi - den als interessante l&uur over een deel van de KrimpenerwaarcVonder den rook van Gouda gelegen. Het zal ongetwijfeld j>nze> lezers, die reeds zoo menigmaal van de talrijke by- dragen van Dr. Scheygrond in de öoudsche Courant hebben genoten, belang inboeze men om een en ander te vernemen omtrent de geschiedenis en den tegenwoordigen toe stand van de hiervoren genoemde voor malige boezems, zooals die in zijn proef schrift zijn beschreven. Geschiedenis. De Krimpenerwaard bestaat uit een aan tal polders, die elk een zelfstandig bestuur hebben. Deze polders, door kaden van el kaar gescheiden, loosden oorspronkelijk het, door neerslag en kwel, in den polder geko men overtollige water, rechtstreeks door sluizen in de dyken op de buitenwateren, de Lek en den Hollandschen IJsel. In later tyden werd het mogelijk dit water te bren gen in voorloopige waterbergplaat.-cn, z.g. boezems, door stevige kaden omsloten ge deelten, die, om begrijpelijke redenen, op de laagste plaatsen in de polders waren gele gen, Op de boezemkaden stonden een of meer windmolens, die het water van den pol der op den boezem uitsloegen. Van den boe zem uit werd het door sluizen in de dijken op het buitenwater gebracht. Alleen by lagen waterstand, by eb, wa* het na/tuurlyk mogelyk op deze wijze water uit te laten. In den winter was het, voor dat de bemalingstoestanden werden verbeterd, bij langdurigen hoogen waterstand niet al tijd mogelyk het polderwater naar buiten te brengen, zoodat het land vaak onder wa ter stond. Door invoering van een boven- bemaling, aanvankelijk ook molens, waar mee gepaard ging een verdeeling van den telyken boezem in een lagen en werd het mogelijk ook by hoogeren waterstand het water uit den polder op de rivier te loozen. Het water werd dan door bovenmolens uit dat deel van den oorspronkelyken boezem, dat toen lage boezem geworden was, in den hoogen boezem gebracht en vandaar op het buiten water. Na die invoering van de stoomma chine bleek het al spoedig mogelyk de be- malingswerktuigen zoo krachtig te maken, dat de benedenbemaling, door molens op den lagen boezem, niet meer gehandhaafd behoefde te worden. LI L'te - uzien lelI p»i- uirt zasi i De oprichting en voortdurende ring van het gemaal „i*l. Verüoold Ui de verbetering van het gemaal van der Mlddelblok te Gouüerak zyn ooi geweest van de opheliing dei Uenedtnjjtina iing en het doen vervallen van de betrokken boezems van vier polders, waarvan thajlis het peil door deze twee gemalen woVdt ge rpgeld. \loen de boezems nog :n gebruik waren bestOtHLde"plantengroei vul. uit riet, lisdii- dodden en biezen, waardoor langzamerhand de bodem weid opgehoogd. Na de ophefioig van de polderboezems werden de kaden grootenideels geslecht, waardoor het water tot het gewone poldeypeil daalde. Tenge7 volge van deze daling kwam de bodim droog tje liggen en werd de ontwikkeling moeras- en landplantfengroci mo- Tegenwi Omtrent den legenw- izer boezems wordt he Vcemtalbloksche Veerstalblokaqhe of Veersl legeii in het noorwestelyk potdek, ten zuiden van de oord"<jm strekt zifh 'uit van Tiendsiyeg tot aah den IJse ervan vqormalife zem is gp- van den itede „IJ»«1- :n Beierschfn jk. De tolgje ongeveer 3.6 •ichting bree- die in vblle lengte door den boezem loots,wordt deze in twee ongeveer gelijke stukken verueeld, een TOn*4oostelyk en eeh riddw^telyk. Aan het Noordpunt fan het noordc lyk deel ligt een percéjel, dat door e< hooge elzen van het dp'rige cieel van boezem wordt ge^cheHen. De tegemv dige plantengroei van' (het overige deel den voormaligen boezim is eerst ohts na diens ^heffing aid j^oodamghi^ 18 Voordien ggoeidon er, volgens verschille personen, die dezen en an- nog in den ouden toestand alleen riet, lischdodden «n biezen, liw boezemland stond een groot deel van h|t jaar ooider water. De tegen woordige Plantengemeenschappen hebben dus een ouderdom van, nog geen 60 jaren. De bodem in dezen boezem, die slechts weinig hooger ligt dan het. peil in de naast gelegen slooten, is voor een zeer belangrijk deel overdekt met een meer of minder dik veenmositapyt. Slechts hier en daar vindt men enkele hoogere bulten met haarmos; op de hóógste plaatsert is het veer geheel verdwenen. Behalve d< plekken vindt men hier en daar kleine, door riet of lischdodden omzoomde poeltjes. Ver moedelijk vindt deze onregelmatigheid in het bodemoppervlak haar oorzaak in het feit, dat vroeger de grond uit de boezems wel eens werd gebaggerd en gebruikt ter versterking van de boezem kaden. Doordat de struiklaag in dezen, en ook in de andere boezems, hoofdzakelijk uit ijl staand riet is samengesteld, en de boezems door een rietzoom zyn omgeven, geven zy, vooral in den nazomer, op eenigen afstand gezien, den indruk van een gesloten riet land. De om den boezem ontwikkelde riet- zoom is vooral aan den noordoostelijken kant tamelijk smal, 1 a 2 m.; om sommige plasjes, langs den voormaligen Molenvliet en aan de Noordpunt van het zuidwestelijk gedeelte, is het riet beter ontwikkeld. Langs een deel van den Molenvliet is ook een eenige meters breede zoom van lischdodden nige hoogte, dal zy deel uitmaken van de struiklaag. Toch zyn de elzen- en walgen- struiken in dezen boezem, voor een gedeel te althans, beter ontwikkeld dan byv. in den Middelblokschen of Stolwyk.sc hen boe zem. Üp verschillende plaatsen vindt men vry hooge struiken. Gedeeltelijk dienen deze ook ter begrenzing van de pcrceelen. tij zyn gewoonlyk aanmerkelijk hooger den het riet. In sommige jaren wordt een deel van ty't veennios door kweekers weggehaald; het doet dienst als pakmateriaal. Ook het hoo gere hout wordt op bepaalde tijden verpacfl.fc en omgehakt. Verder wordt deze boezem aan iyn lot overgelaten; van bemesting <of beweiding is nimmer sprake. Middelbloksche boezem. De voormalig--» boezem van den Spider Middelblok, die tot op don huidige®'dag zyn eigen bemnlifig heeft behouden, ligt in het midden van den polder tusscheu den Gouderakschen Tiqn- deweg en den Usdldyk, tem Zuiden van de steenbakkerij „Goiiderak". De boezemlanden, die na de opheffipg van den boezem permanent uit het water liggen, worden aan de zuidwestelijke zijde begrensd door den Molenvjiet, die naar het gemaal in den oudey molen „De Drie Broe ders" loopt. Ongeveer op het midden wordt 1st door cl* Middelwatering. Zuidoosten van dit Kruispunt hef Hy woAlt lüséldyk, der, ten Zuidwesten van den Stolwijkschen boezem -tusscpen den Gouderakschen Tiffi- deweg en den IJseldijk. In het zuidoostelijk gedeelte, dat voor het midden der lfipe eeuw reeds buiten gebruik werd ffeatepd, liggen een aantal kleine, gedeeltelijk met struikgewas begroeide eilandjes, die hifr, daar zij een anderen plantengroei bézitteli». buiten besprekiK kunnen blijven. Hét door Dr. Scheygronwjonderzochte gedeelte v»n het boezemlai waar de Midi ilte ten Noordwesten hiW- m IJseldijk, was ruim een nog goed bevaarbaar; wat riet, biezen en „rutig^". ilig rietveld ontwikkeld én itte tijden kan men er hl kruist. Het gei van, tot aan kwarteéu er groeide all 'Thans is eeni in niet al te, loopen. Het onderzi j&opt van hier tot de plaats, Betering thans den Dopzqm (te gedeelte, met een opper vlakte van ongeveer 1.7 h.a., bestaat uit twee door een lkndstrook, waarop vroeger de molen stoyd, gescheiden gedeelten. Beide stukken worden omzoomd door riet, dat vooral aan den zuidwentel(jken kant goed ontwikkeld is. Op Bommige plaatsen, langs de randen van poeltjes, bevindt zich wat elzenstruikgewas. Ret wordt echter telkens na eenige jaren gékapt. Uiterlijk is dit boezemland gelijk aan de andere. Het riet i» in de struiklaag vrij be hoorlijk ontwikkeld. Deze boezemlanden kwamen geheel dljoog te liggen na de op- lieffing der boezems. Voor het gedeelte van den Tiendeweg tot de plaats waar de molen stond was dit reeds voor het midden der 19de eeuw Ret geval, voor het overige gedeelte na de aansluiting bij het water schap Stolwijk c.a. in 1881. lesch* kreeft in een der Reeuwijkeche Pleeeen gevangen Een Ch Door den 1 dagen bjj c weg, de vroefcl Vettenbroek, n gen. Daar ■her Burger alhier is dezer ■bruggetjes aan den Bhnde- f doorbraak van denf Polder i Chuieesche kreeft gevan- fcer tot dusver iueti bekend was en welhniinog niet jn gehee^Nedur land, is hpt vischhandelaM thans in een Het zil f wer by zondig weten. Merlf het orgaan A Ayatervisjpchai schappij vauf ykel |an dev^j blad fbhrljftt. de jbebr. van der iStarve, .lhiet, afgestaan eW wordt ibeiil bewaai^. - ongetwijfeld iptertls! n p' Gewoonlijk wordt deze boezem jaarlijks in perceelen verpacht, indien hiervoor al thans gegadigden zijn. Deze stukken wor den dan in het najaar (September, Octo ber) gemaaid. Op den plantengroei is dit stellig van invloed. De elzen- en wilgen struiken krijgen hierdoor nooit een zooda- ien in hoofi Hei^ gedeelte ten Tiendeweg, aan de nooi lijke zijde van de Molenvlieten, oppervlakte van ongeveer 2.75 ha. De Mo lenvlieten worden van elkaar gescheiden door enkele zeer smalle landstrooken, z.g. sniepen, die gedeeltelijk met elzenstruiken zijn begroeid. Het bovengenoemde gedeelte van het boezemland, dat loopt van den Tiendeweg tot aan de dwarssloot, wordt in de volle lengte doorsneden door een slootje van 1.5 m. breedte, dat in 1926. met het oog op ver betering vim de cmtWÉtermg, is gegraven. Het boezemland is, evenals de sniepen. om geven door een rietzoom, die echter alleen langs den Molenvliet een breedte ven betee- kenis heeft. De bodem is voor een groot doel met veen-mos bedekt. De struiklaag be staat uitsluitend uit riet. Hier en daar vindt men wat wilge- en elzestruiken. Evenals in andere boezems ligt de boden; niet meer dan 25 a 30 cm. boven het peil in de slooten. Op sommige plaatsen is het land wat lager, doordat daar, zooals ook in de andere boezems, eertijds grond is gebag gerd, die gebruikt werd voor versterking van de boezemkaden. Deze kaden werden na opheffing van den boezem in 1880 geslecht, i De tegenwoordige plantengroei dateert van dat tijdstip. Voordien stond ook hier hel boezemland het grootste deel van het jaar onder water en groeiden er slechts riet, lischdodden en biezen. Behalve dat het eens pgr jaar wordt ge maaid, in Augustus, wordt het land vrijwel aan z'n lot overgelaten. Het wordt niet be weid en ook niet bemest. Het veenmos, dat hier trouwens minder ontwikkeld is dan in Veerstalblok, hoewel plaatselijk vaak sterk, wordt nooit weggehaald. Kattendijksbloksche boezem. De voorma lige boezem van den polder Kattendyksblok Ligt in het noordoostelijk deel van den pol- Ean on Ipngetwyfeld interflsseereii •vér deze tlifersoort !te d'dig genoeg heeft jU|st e öRoofdafdeélingr ,^oet- cleilj Nederl. hllleiiienwat- ber, j.l. len MeeLar- kjreeffc "gewijd. Miet vreemdejing. j b Chineeecife kreeftjï ereld gunstig staat i ;er niet op de laat- j nd de bekende gaatJ om op het terrein te biyveh desge- lers hier even vrij hun hengel uitwerpen, ^al ware het om de laatste visch- weg te varigen, als de inwoners zelf dit gewend zijn, niettegenstaande die zelfde buitenlanders aid Engelschen, Fran sehen, Belgen, Duitschers enz. in hun eigen respectieve vaderlanden voor de geneugten der hengelsport moeten betalen, voor welke handeling de Nederlander al ware het slechts bij wyze van tegenbeleefdheid niet wordt vrijgesteld. Maar nu sta&t er toch iets voor de deur, waarvoor het „wel kom vreemdeling" niet zal kunnen gelden, al komt dit levende wezen oorspronkelijk uit «*n land, 'aan Welker verschrikkingen de dagbladen geregeld kolommen druks kun nen wijden. Trouwens al zou de Regeering gaarne den grenzen sluiten voor dit gele gevaar: komen doet de Chineesche kreeft of wellicht beter krab toch nftar mensche- lyke berekening. Wat is nu het geval? Sedert eenige jaren volgen wjj in ang stige spanning de berichten in Duitsche visscherytydschriften, waarin sprake is van de Chineesche kreeft, wetenschappelijk Eriocheir sinensis Milne Edwards geheeten en dan in het bijzonder wat betreft de rich tingen, welke de zich bijzonder snel uitbrei dende scharen nemen. En zoo werden wij onaangenaam getroffen door een mededee- ling in het Deutsches Fischereiblatt van 16 October jj., waarin de Obarfischmeister voor de Rijnprovincie, Dr. Brüger in Ko blenz, bekendheid geeft aan de vangst van een mannelyke Chineesche kreeft in de Lippe door den te Wezel wenenden heer H. Kremer. Gezien het feit, dat de Chineesche kreeft reeds lang tot Saksen is doorgedron gen van het uitgangspunt, dat aangenomen wordt Hamburg te zyn, behoeft het geen al te groote verwondering te wekken, dat wij de veronderstelling uitspreken hoe wel- lieht ook onze wateren binnen niet al te langen ,|tyd miéschien enkele jaren door dit dipr zullejn zyn verpest. Hoe ia tie Chineesche kreeft in Duitachland gekomen 7' Daarvoorzyn drie lezingen, le. EAkme eieren of larven zijn met bal- 1 astwater, ffkometig uit Chpeesch gebied, id Duiteóhé hamensteden over boord ge- gmmpt. (Dit lijkt het meest aannemeiyk.) |&e. De stamouders van de nu zooveel Iraad berokkenende dieren zyn in meer of hn jeugdigen toestand met het aangroeisel een uit Chineesche wateren komende jjot meegevoerd en alduS in de haven van empn éf .Hamburg terecht gekomen. |j8e. ^Schepelingen hebben ^n een aqua., krteeften by wyze van ,tydpasseering welke redenen {ian ook uit China •*'- -,en en dez^per ohgeluk of opzet- in ieder-geval in onbekendheid ;edpchte gevolgen, te Hamburg of :verboord|gezet. jtou misschien nog de mogelyk- m, dat by |aen zending aquarlum- TUmdieren nit China os kreef is hoewel de kans daarop niet It geacht, j h^t Hamburgkéhe haven- ied moet wéljiicht worden beschouwd als water, waarftv de Chineesche kreeft het it irii vrijheid haat zywaartsdhe schreden zal hebben gezet^op den weg Ahar zooveel Duitsche wateren, waar thans een buiten gewoon groote nakomelingschap den vis- schers zeer veel schade berokkent, hoewel ift de Aller, een zijrivier van de Weser, welke via Bremen in de Noordzee uitmondt, reeds in 1912 het eerste exemplaar werd buitgemaakt en het tot 1924 moet hebben geduurd alvorens de indringers in het Ham- baugsche havengebied werden gesignaleerd, waar ze echter toen en ook het eerst talryk Wat de naam van het het bijzonder den wetenschappelyken naam, die, naar wy boven reeds zeiden, luidt: Eriocheir sinensis Milne Edwards, beteekent zoo veel dat een zekere meneer Milne Ed wards het dier zyn toepasselijken naam heeft gegeven, toepasselijk waar erion wol beduidt en cheir hand en sinensis betrek king heeft op de herkomst van het beest, n.l. China. (Er is nog een andere soort ook, die Eriocheir japonicus de Haan heet, maar die schijnt in Japan gebleven te zijn, wat maar goed is ook, want dat dier zou wel twee meter kunnen worden.) Officeel behoort het dier tot de kort- staartkreeften, waarom wy de vrijheid na men het dier in het Nederlandsch Chinee sche kreeft te noemen, dat we een heel net ten naam vinden, hoewel de doopeling toch ook veel van een krab weg heeft. Er worden veel kleine exemplaren in Duitschland gevangen, maar dat het dier tot behoorlijke afmetingen kan uitgroeien is intusschen ook een feit. De grootst waar genomen spanwijdte bedraagt niet minder dan ongeveer 35 c.M. De voortplanting moet volgens de onder zoekingen in zee plaats vinden. Dit verhin dert het dier evenwel niet uitgestrekte rei zen landinwaarts te maken, getuige de ves- De arbeid, waarin wij genot vinden, is een geneesmiddel tegen pijn. FEUILLETON. DE ZILVERKONING. 27 Uit het Engelsch van ALFRED WILSON BARRETT. Nadruk verboden Behoedzaam, eerbiedige aleof hij een hei- Jógdom betrad, trad hij het slaapkamertje binnen. Een kindje lag daar te slapen op een rust bed, schamel toegedekt. Een koortsgloed be dekte het magere gezichtje, de doorschijnen de hand jee bewogen rusteloos heen en weer. Verslagen van smart en gekweld door hef tige verwijten, stond daar de vader en keek naar het doodziek kiad. Hij kreunde hard op: Mijn arme. kleine baas, moet lk je nu zoo terugvinden, zoo vervollen en ziek? Het kmd bewoog in zijn slaap. Denver keek er naar met schrik, hij was bang dat hij heti had wakker gemaakt Doch het jongetje sliep door en met bit tere tranen in zyn oogen, verliet Denver stil het vertrek. HOOFDSTUK XVIII. De oudo Jaikes strompelde in den vallen den avond huiswaarts, zijn gerimpeld ge richt had een heel andere uitdrukking dan toen hij oen uur geleden waa uitgegaan. Zijn handen had hij diep in de zakken en voor zich heen mompelend baggerde hij moeizaam de sneeuw. Met slimheid was er dezen keer ook al nietg te verdienen. Geen roorie cent heb ik om thuis te brengen, bromde hij. toen hij de deur van het huisje openduwde en naar binnenstapte Het was er stil, en donker, behalve een gloeiend kooltje in den haard. Een donkere gedaante kwam de kamer binnen. Hé daar. wat doet u hier, riep hij. Hij zocht naar zijn lucifers en stak een kaars aan. Toen zag hij dat. de onverwachte bezoeker een forschgebouwde men was met een dikke met bontgevoerde overjas aan en dat bij wit haar hmd. Het onderste gedeelte van zijn gezicht bleef Verborgen door de kraag van zijn jas. Jaikes wachtte tot de vreemdeling zou spreken. Ik vraag u wel excuus, dat ik höer ben binnengekomen, sprak hij met een zachte diepe stem. Toevallig liep ik dit huisj'e voor bij en daar ik veel voel voor dp zieken en hehoeft-igen, kon ik de verleiding niet weer staan'. even maar binnen te gaan. Dat klei ne jongetje in <üe slaapkamer daar is heel ziek. Is hij onder doktershanden? U moet heir, de 1 este verpleging geven döe maar mogelijk is en hij moet versterkende midde len hebben. Vol verbazing hoorde Jaikes hem aan. i U hebt het maar voor het zeggen, zeide Jaikes geprikkeld. Maar waar moet het geld vandaan komen' De ander maakte een gebaar om zijn por- temonnaie voor dlem dag te halen, doch hij scheen zich op eens iet? te herinneren. Ik zal alles betalen wat noodig is. zei hij tqn slotte, ik heb zoo juist al het geld •iat ill oij mij had uitgegeven, dooh u kuilt inij de rekeningen laten sturen. Mijn adres is John Franklin, Kensington Gardens Ave nue te Londen. Jaikes schudde bedenkelijk zijn hoofd. Denkt u maar niet dat de leveranciers mij een pond thep of koffie of brood zullen leveren al8 ik hen zeg- 't is voor rekening van mijnheer Franklin, Kensington Gar dens Avenue, loonden, bromde de oude. Doe nu maai wat iik ja zeg. je zult zien dat het best in orde komt Wie is die mijnheer John Franklin dan, vroeg Jaikes, die nog lang niet overtuigd scheen. Hij hield do kaars vlak hij het gezicht van dien vreemdeling en keek hem scherp aan. De ander sloeg zijn kraag neer, en deed zijn das af. Meneer Will, stamelde de oude man ontzet, meneer Will, uit den doode opge staan I Bent u hel. werkelijk, meneer' Zegt u toch dat u het hent. Ik heb u nooit zoo gezien met dat witte haar' en ik ben niet beter geweten dan dat u verontrelukt was! Ja. Jaikes. ik ben het werkelijk. ïk ben teruggekeerd van den dood. Mijn vrouw, vroeg hij gretug. hoe gaat het met haar' Heeft zij veel geleden? Spreekt zij wel eens over mij? Jaikes staarde hem aan met een Bericht waarop vreugde en smart te lezen stond. 'O. meneer Will, hernam hij. ik kan u niet zeggen hoe moeilijk mevrouw hot ce ll aid heeft. Het was eon harde bittere strijd, maar zij hoeft ha gen. U, icencer, u bent juist op tijd geko- Jaikes, beste jongen, dat is nu achter mg, zei hij en' voor het eerst was er opgewekte klank in zijn stem. Ik ben t, heel rijk zelfs. Toen ik uit Engeland ben ik naar Amerika gegaan, naar (vernujnen van Nevada, in het begin Jia<j ik het zwaar te verantwoorden, ik kon jelui maar weinig geld sturen, ik verhon gerde zelf bijna Maar, op een gelukkigen dag, ontdekte ik een zil verader, en nu bezit rk meer geld don ik tellen kan. ik heb een half jaar geledien duizend dollar geatuurd. hebben jullie die niet ontvangen- Neen. meneer Will, was dat maar waar geweest, zuchtte Jaikes, maar wij zijn zoo dikwijls van adres veranderd, omdat Hij zweeg en keek naar zijn meester. Wiens gelaat pijnlijk-nerveus vertrok. Ik begrijp het. sprak Denver, die ellen dige geschiedenis werd natuurlijk telkens weer opgehaald en dan had mijn vrouw zeker geen leven. Oh, meneeT. nep Jaikeadle geen moeite meer deed zijn tranen te bedwingen. U zoo te zien terugkomen is te veel voor een ouden man als ik. lk kan mijn oogen nog nipt g«- looven wat zal mevrouw gelukkig zijn. Zij mag er niets van -wetenJaikes, zei Denver haastig Mag ik haar dan niet» zeggen, meneer Will? Neen Jaikes. nu nog niet. maar venpeet dit niet: Tk ben naar Fmgeland terugge komen. met één doel haar gelukkig te ma ken. Maar meneer WUl. na al die jaren zult u nu toch wel in veiligheid zijn? Denver bleef even buiten de huisdeur stil staan. Neen Jaikes, antwoordde hij som ber. Ik zal pas vrij rijn. als lk voor mijn misdaad geboet heb. Dan eerst zal Ik veilig zijn. Wil je wel gelooven, Jaikes, dat ik mij wel honderd maal heb voorgenomen, mezelf a:.n te geven, maar steeds werd ïk weerhou den door de gedachte dat ik dien vreeeehj- ken nacht met aansprakelijk was voor mijn daden. De oude man zuchtte zwaar. Och. meneer Will, smeekte Hij, mag ik mevrouw dan nwafc alleen vertellen, dat u leeft? Als zy dat een8 w:sM Nog niet Jaakes. sprak Denver ernstig, luister eens goed naar mij. Je moet mijn vrouw uit deze armoede halen en haar te rugbrengen naar haar eigen huis, waar ik haar ontmoette toen ze nog een meisje was en waar wij samen gewoond hebben toen wy pas getrouwd waren Breng haar daar terug en geef haar alles wat voor geld te koop is. en dan, als zij weer vroolijk en tevreden is, zal ik beslissen of ik in haar leven kan terugkomen. Beloof mij dat je haar in dien tusschentijd niets zult zeggen, beloof me dat! De oude man keek rijn meester aan met de oogen van een trouwo hond. Maar dat spreekt vanzelf, meneer Will, stamelde hjj. En nu Jaikes, vervólgde Denyer. zou ik haar zoo vreeselyk graag even zien Daar Han jij toch wel vppr ^orgen. hè Jaikes' Zoo. da* ik zelf nJe^ eerien wprd. Jaikes gezicht klaarde op (Wordt vervolgd y

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1931 | | pagina 3