KOENRAAD1
SIGAREN
HERFST
m
GIJ DACHT
DA A
G E
NUTSSPAARBANK OOSTHAVEN 12
p,;
I f
A. ZWAMBACH, Hillir I
reeds dikwijls: „Ik zal ook eens
een spaarbankboekje nemen, 't Is
zoo gemakkelijk
hebt gij het misschien nog niet
omdat
Toch gingen bij de
in 1931 reeds IDU^I anderen U voor.
ZIJ ded^n het aantal spaarders stijgen tot:
Speculaasjes
Dik Speculaas
Boterletters
m
SIBBES, Hoogstraat 7
Luiermand-Artikelen
SIBBES, Hoogstraat 7
J aeger-Ondergoederen
St. Nicolaas Geschenken
Koopt bij onze Adverteerders.
GOUDSCHE COURaNT - ZATERDAG 28 NOV. 1931 -
BLAD
FIRMA G. LUIJERINK - KLEIWEG 36-38
OMDAT DE
Sigarenfabriek KOENRAAD 1
v.h BOOGAERDT
Groote Sorteering
St. Nicolaas Geschenken
Firma N. VERKERK
H. C. GABRY - GOUDA
Vakkundig
W. VERMIJ, Lags Gouwe 10
H.V. Ervii M. M. VIII LOON
Een onwelkome vreemdeling.
■•n ding staat vast
STANDERD wV'ANm' K, SBRIE CACTEKN met moderne
ontbreken S' óf POT' gevu,d met bloemen, mogen niet by Uw surprises
ZIE ETALAGE I
Aanbevelend, 2o
Imkar zl|n wordt da «raag naar
hat mark KOENRAAD I
•taada groolar.
Daor kannara garoamd.
Vraagt za Uw winkelier
Verkrijgbaar in Gouda bij
A. RU1JGROK. Spoorstraat 27.
D. DE VRIES, Kleiweg 74.
A DEN HELD, Walensteeg 13
Jp PEEKN VeeRr1tAa?'2B0UrB Mar,en88in«el 107
Geuzenstraat 37, Gouda
81216—18 cent per ons
8—14 cent per ons
f 1.20 per pond
L. Tiendeweg 43 Telefoon 2593
Specialiteit
FIJNE LEDERWAREN
REIS- en SPORT
ARTIKELEN
tegen
scherp concurreerende
prijzen.
GOUDA-
ZtUGE5TR7ö-flO-ö2
Ntliï
TU.S9<»I(2 LIJNtN
ZADELMAKERIJ I^EIWEOSTRAAT 6—TELEF. 2166.
TELEFOON 2005
TELEFOON 2005
BURGEM. MARTENSSINGEL 39
Werkplaats: Willens 47.
koopt U zeer voordeelig bij
PRINS HENDRIKSTRAAT 92 GOUDA
GEEFT IETS GOEDSEN TOCH NIET DUUR!!
Kerkorgels - Harmoniums
Stemmen en repareeren.
gestoffeerd worden Uwe meubelen
gerepareerd, nieuw bekleed, bij
Tulufoon 3373. 10
2de huis voorbij de ophaaldienst
Oenti*al« en
Gas-VarwarMlng
OllDstook-Inrïchtlng
•nz. «nz,
Gouda
Ingmlaura Bureau
E»n «n ander omtrent de voormalige boezems van
de Polders Veerttalblok, Mlddelblok, Kattendijks-
blok en Stolwijk in de Krimpenerwaard
onder de gemeente Gouderak.
Ontleend aan het Academisch Proefschrift van A. Scheygrond:
liet Plantendek van de Krimpenerwaard IV 1931.
Dr. A. Scheygrond.
Het proefschrift,
waarop onze stad
genoot en gewaar
deerde medewer
ker, de heer A.
Scheygrond, Maan
dag j.l. aan de
Ity ks-Universiteit
te Utrecht is ge
promoveerd tot
doctor in de wis-
en natuurkunde en
dat tot titel draagt
„Het Plantendek
van de Krimpenerwaard", Sociographie van
het hoofd-associatie-complex Arundinetum-
Sphagnetum" is de vierde van de reeks bij
dragen, welke tot nu toe over het planten
dek van de Krimpenerwaard zijn versche
nen. In deze publicatie wordt een beschry-
ving gegeven van den plantengroei van de
terreinen in de voormalige boezems van de
polders Veerstalblek en Mlddelblok, Stol
wijk en Kattendyksblok, gelegen langs den
Hollandschen IJael, in de Krimpenerwaard,
onder de gemeente Gouderak.
Prof. Dr. A. A. Pulle, de promotor van
Dr. Scheygrond, heeft deze dissertatie een
degelijk werk genoemd, dat naast zyn betee-
kenis voor de wetenschap ook van waarde
is voor de niet wetenschap pel ij k-gasch ooi -
den als interessante l&uur over een deel
van de KrimpenerwaarcVonder den rook
van Gouda gelegen.
Het zal ongetwijfeld j>nze> lezers, die
reeds zoo menigmaal van de talrijke by-
dragen van Dr. Scheygrond in de öoudsche
Courant hebben genoten, belang inboeze
men om een en ander te vernemen omtrent
de geschiedenis en den tegenwoordigen toe
stand van de hiervoren genoemde voor
malige boezems, zooals die in zijn proef
schrift zijn beschreven.
Geschiedenis.
De Krimpenerwaard bestaat uit een aan
tal polders, die elk een zelfstandig bestuur
hebben. Deze polders, door kaden van el
kaar gescheiden, loosden oorspronkelijk het,
door neerslag en kwel, in den polder geko
men overtollige water, rechtstreeks door
sluizen in de dyken op de buitenwateren,
de Lek en den Hollandschen IJsel. In later
tyden werd het mogelijk dit water te bren
gen in voorloopige waterbergplaat.-cn, z.g.
boezems, door stevige kaden omsloten ge
deelten, die, om begrijpelijke redenen, op de
laagste plaatsen in de polders waren gele
gen, Op de boezemkaden stonden een of
meer windmolens, die het water van den pol
der op den boezem uitsloegen. Van den boe
zem uit werd het door sluizen in de dijken
op het buitenwater gebracht.
Alleen by lagen waterstand, by eb, wa*
het na/tuurlyk mogelyk op deze wijze water
uit te laten. In den winter was het, voor dat
de bemalingstoestanden werden verbeterd,
bij langdurigen hoogen waterstand niet al
tijd mogelyk het polderwater naar buiten
te brengen, zoodat het land vaak onder wa
ter stond. Door invoering van een boven-
bemaling, aanvankelijk ook molens, waar
mee gepaard ging een verdeeling van den
telyken boezem in een lagen en
werd het mogelijk ook
by hoogeren waterstand het water uit den
polder op de rivier te loozen. Het water
werd dan door bovenmolens uit dat deel
van den oorspronkelyken boezem, dat toen
lage boezem geworden was, in den hoogen
boezem gebracht en vandaar op het buiten
water. Na die invoering van de stoomma
chine bleek het al spoedig mogelyk de be-
malingswerktuigen zoo krachtig te maken,
dat de benedenbemaling, door molens op
den lagen boezem, niet meer gehandhaafd
behoefde te worden.
LI L'te -
uzien
lelI p»i-
uirt zasi i
De oprichting en voortdurende
ring van het gemaal „i*l. Verüoold Ui
de verbetering van het gemaal van
der Mlddelblok te Gouüerak zyn ooi
geweest van de opheliing dei Uenedtnjjtina
iing en het doen vervallen van de betrokken
boezems van vier polders, waarvan thajlis
het peil door deze twee gemalen woVdt ge
rpgeld.
\loen de boezems nog :n gebruik waren
bestOtHLde"plantengroei vul. uit riet, lisdii-
dodden en biezen, waardoor langzamerhand
de bodem weid opgehoogd. Na de ophefioig
van de polderboezems werden de kaden
grootenideels geslecht, waardoor het water
tot het gewone poldeypeil daalde. Tenge7
volge van deze daling kwam de bodim
droog tje liggen en werd de ontwikkeling
moeras- en landplantfengroci mo-
Tegenwi
Omtrent den legenw-
izer boezems wordt he
Vcemtalbloksche
Veerstalblokaqhe of Veersl
legeii in het noorwestelyk
potdek, ten zuiden van de
oord"<jm strekt zifh 'uit van
Tiendsiyeg tot aah den IJse
ervan
vqormalife
zem is gp-
van den
itede „IJ»«1-
:n Beierschfn
jk. De tolgje
ongeveer 3.6
•ichting bree-
die in vblle lengte
door den boezem loots,wordt deze in twee
ongeveer gelijke stukken verueeld, een
TOn*4oostelyk en eeh riddw^telyk.
Aan het Noordpunt fan het noordc
lyk deel ligt een percéjel, dat door e<
hooge elzen van het dp'rige cieel van
boezem wordt ge^cheHen. De tegemv
dige plantengroei van' (het overige deel
den voormaligen boezim is eerst ohts
na diens ^heffing aid j^oodamghi^ 18
Voordien ggoeidon er, volgens verschille
personen, die dezen en an-
nog in den ouden toestand
alleen riet, lischdodden «n
biezen, liw boezemland stond een groot
deel van h|t jaar ooider water. De tegen
woordige Plantengemeenschappen hebben
dus een ouderdom van, nog geen 60 jaren.
De bodem in dezen boezem, die slechts
weinig hooger ligt dan het. peil in de naast
gelegen slooten, is voor een zeer belangrijk
deel overdekt met een meer of minder dik
veenmositapyt. Slechts hier en daar vindt
men enkele hoogere bulten met haarmos; op
de hóógste plaatsert is het veer
geheel verdwenen. Behalve d<
plekken vindt men hier en daar kleine, door
riet of lischdodden omzoomde poeltjes. Ver
moedelijk vindt deze onregelmatigheid in
het bodemoppervlak haar oorzaak in het
feit, dat vroeger de grond uit de boezems
wel eens werd gebaggerd en gebruikt ter
versterking van de boezem kaden.
Doordat de struiklaag in dezen, en ook in
de andere boezems, hoofdzakelijk uit ijl
staand riet is samengesteld, en de boezems
door een rietzoom zyn omgeven, geven zy,
vooral in den nazomer, op eenigen afstand
gezien, den indruk van een gesloten riet
land. De om den boezem ontwikkelde riet-
zoom is vooral aan den noordoostelijken
kant tamelijk smal, 1 a 2 m.; om sommige
plasjes, langs den voormaligen Molenvliet
en aan de Noordpunt van het zuidwestelijk
gedeelte, is het riet beter ontwikkeld. Langs
een deel van den Molenvliet is ook een
eenige meters breede zoom van lischdodden
nige hoogte, dal zy deel uitmaken van de
struiklaag. Toch zyn de elzen- en walgen-
struiken in dezen boezem, voor een gedeel
te althans, beter ontwikkeld dan byv. in
den Middelblokschen of Stolwyk.sc hen boe
zem. Üp verschillende plaatsen vindt men
vry hooge struiken. Gedeeltelijk dienen deze
ook ter begrenzing van de pcrceelen. tij
zyn gewoonlyk aanmerkelijk hooger den
het riet.
In sommige jaren wordt een deel van ty't
veennios door kweekers weggehaald; het
doet dienst als pakmateriaal. Ook het hoo
gere hout wordt op bepaalde tijden verpacfl.fc
en omgehakt. Verder wordt deze boezem
aan iyn lot overgelaten; van bemesting <of
beweiding is nimmer sprake.
Middelbloksche boezem. De voormalig--»
boezem van den Spider Middelblok, die tot
op don huidige®'dag zyn eigen bemnlifig
heeft behouden, ligt in het midden van den
polder tusscheu den Gouderakschen Tiqn-
deweg en den Usdldyk, tem Zuiden van de
steenbakkerij „Goiiderak".
De boezemlanden, die na de opheffipg
van den boezem permanent uit het water
liggen, worden aan de zuidwestelijke zijde
begrensd door den Molenvjiet, die naar het
gemaal in den oudey molen „De Drie Broe
ders" loopt.
Ongeveer op het midden wordt
1st door cl* Middelwatering.
Zuidoosten van dit Kruispunt
hef
Hy woAlt
lüséldyk,
der, ten Zuidwesten van den Stolwijkschen
boezem -tusscpen den Gouderakschen Tiffi-
deweg en den IJseldijk. In het zuidoostelijk
gedeelte, dat voor het midden der lfipe
eeuw reeds buiten gebruik werd ffeatepd,
liggen een aantal kleine, gedeeltelijk met
struikgewas begroeide eilandjes, die hifr,
daar zij een anderen plantengroei bézitteli».
buiten besprekiK kunnen blijven. Hét door
Dr. Scheygronwjonderzochte gedeelte v»n
het boezemlai
waar de Midi
ilte ten Noordwesten hiW-
m IJseldijk, was ruim een
nog goed bevaarbaar;
wat riet, biezen en „rutig^".
ilig rietveld ontwikkeld én
itte tijden kan men er hl
kruist. Het gei
van, tot aan
kwarteéu
er groeide all
'Thans is eeni
in niet al te,
loopen.
Het onderzi
j&opt van hier tot de plaats,
Betering thans den Dopzqm
(te gedeelte, met een opper
vlakte van ongeveer 1.7 h.a., bestaat uit
twee door een lkndstrook, waarop vroeger
de molen stoyd, gescheiden gedeelten. Beide
stukken worden omzoomd door riet, dat
vooral aan den zuidwentel(jken kant goed
ontwikkeld is. Op Bommige plaatsen, langs
de randen van poeltjes, bevindt zich wat
elzenstruikgewas. Ret wordt echter telkens
na eenige jaren gékapt.
Uiterlijk is dit boezemland gelijk aan de
andere. Het riet i» in de struiklaag vrij be
hoorlijk ontwikkeld. Deze boezemlanden
kwamen geheel dljoog te liggen na de op-
lieffing der boezems. Voor het gedeelte
van den Tiendeweg tot de plaats waar de
molen stond was dit reeds voor het midden
der 19de eeuw Ret geval, voor het overige
gedeelte na de aansluiting bij het water
schap Stolwijk c.a. in 1881.
lesch* kreeft in een der Reeuwijkeche Pleeeen gevangen
Een Ch
Door den 1
dagen bjj c
weg, de vroefcl
Vettenbroek, n
gen. Daar
■her Burger alhier is dezer
■bruggetjes aan den Bhnde-
f doorbraak van denf Polder
i Chuieesche kreeft gevan-
fcer tot dusver iueti bekend
was en welhniinog niet jn gehee^Nedur
land, is hpt
vischhandelaM
thans in een
Het zil
f wer by zondig
weten. Merlf
het orgaan A
Ayatervisjpchai
schappij vauf
ykel |an dev^j
blad fbhrljftt.
de jbebr. van der iStarve,
.lhiet, afgestaan eW wordt
ibeiil bewaai^. -
ongetwijfeld iptertls!
n p'
Gewoonlijk wordt deze boezem jaarlijks
in perceelen verpacht, indien hiervoor al
thans gegadigden zijn. Deze stukken wor
den dan in het najaar (September, Octo
ber) gemaaid. Op den plantengroei is dit
stellig van invloed. De elzen- en wilgen
struiken krijgen hierdoor nooit een zooda-
ien
in hoofi
Hei^ gedeelte ten
Tiendeweg, aan de nooi
lijke zijde van de Molenvlieten,
oppervlakte van ongeveer 2.75 ha. De Mo
lenvlieten worden van elkaar gescheiden
door enkele zeer smalle landstrooken, z.g.
sniepen, die gedeeltelijk met elzenstruiken
zijn begroeid.
Het bovengenoemde gedeelte van het
boezemland, dat loopt van den Tiendeweg
tot aan de dwarssloot, wordt in de volle
lengte doorsneden door een slootje van 1.5
m. breedte, dat in 1926. met het oog op ver
betering vim de cmtWÉtermg, is gegraven.
Het boezemland is, evenals de sniepen. om
geven door een rietzoom, die echter alleen
langs den Molenvliet een breedte ven betee-
kenis heeft. De bodem is voor een groot
doel met veen-mos bedekt. De struiklaag be
staat uitsluitend uit riet. Hier en daar vindt
men wat wilge- en elzestruiken.
Evenals in andere boezems ligt de boden;
niet meer dan 25 a 30 cm. boven het peil in
de slooten. Op sommige plaatsen is het land
wat lager, doordat daar, zooals ook in de
andere boezems, eertijds grond is gebag
gerd, die gebruikt werd voor versterking
van de boezemkaden. Deze kaden werden na
opheffing van den boezem in 1880 geslecht,
i De tegenwoordige plantengroei dateert van
dat tijdstip. Voordien stond ook hier hel
boezemland het grootste deel van het jaar
onder water en groeiden er slechts riet,
lischdodden en biezen.
Behalve dat het eens pgr jaar wordt ge
maaid, in Augustus, wordt het land vrijwel
aan z'n lot overgelaten. Het wordt niet be
weid en ook niet bemest. Het veenmos, dat
hier trouwens minder ontwikkeld is dan in
Veerstalblok, hoewel plaatselijk vaak
sterk, wordt nooit weggehaald.
Kattendijksbloksche boezem. De voorma
lige boezem van den polder Kattendyksblok
Ligt in het noordoostelijk deel van den pol-
Ean on
Ipngetwyfeld interflsseereii
•vér deze tlifersoort !te
d'dig genoeg heeft jU|st
e öRoofdafdeélingr ,^oet-
cleilj Nederl. hllleiiienwat-
ber, j.l. len MeeLar-
kjreeffc "gewijd. Miet
vreemdejing. j b
Chineeecife kreeftjï
ereld gunstig staat i
;er niet op de laat- j
nd de bekende gaatJ
om op het terrein
te biyveh desge-
lers hier even vrij
hun hengel uitwerpen, ^al ware het om de
laatste visch- weg te varigen, als de inwoners
zelf dit gewend zijn, niettegenstaande die
zelfde buitenlanders aid Engelschen, Fran
sehen, Belgen, Duitschers enz. in hun eigen
respectieve vaderlanden voor de geneugten
der hengelsport moeten betalen, voor welke
handeling de Nederlander al ware het
slechts bij wyze van tegenbeleefdheid
niet wordt vrijgesteld. Maar nu sta&t er
toch iets voor de deur, waarvoor het „wel
kom vreemdeling" niet zal kunnen gelden,
al komt dit levende wezen oorspronkelijk
uit «*n land, 'aan Welker verschrikkingen de
dagbladen geregeld kolommen druks kun
nen wijden. Trouwens al zou de Regeering
gaarne den grenzen sluiten voor dit gele
gevaar: komen doet de Chineesche kreeft
of wellicht beter krab toch nftar mensche-
lyke berekening.
Wat is nu het geval?
Sedert eenige jaren volgen wjj in ang
stige spanning de berichten in Duitsche
visscherytydschriften, waarin sprake is van
de Chineesche kreeft, wetenschappelijk
Eriocheir sinensis Milne Edwards geheeten
en dan in het bijzonder wat betreft de rich
tingen, welke de zich bijzonder snel uitbrei
dende scharen nemen. En zoo werden wij
onaangenaam getroffen door een mededee-
ling in het Deutsches Fischereiblatt van 16
October jj., waarin de Obarfischmeister
voor de Rijnprovincie, Dr. Brüger in Ko
blenz, bekendheid geeft aan de vangst van
een mannelyke Chineesche kreeft in de
Lippe door den te Wezel wenenden heer H.
Kremer. Gezien het feit, dat de Chineesche
kreeft reeds lang tot Saksen is doorgedron
gen van het uitgangspunt, dat aangenomen
wordt Hamburg te zyn, behoeft het geen
al te groote verwondering te wekken, dat
wij de veronderstelling uitspreken hoe wel-
lieht ook onze wateren binnen niet al te
langen ,|tyd miéschien enkele jaren
door dit dipr zullejn zyn verpest.
Hoe ia tie Chineesche kreeft in
Duitachland gekomen 7'
Daarvoorzyn drie lezingen,
le. EAkme eieren of larven zijn met bal-
1 astwater, ffkometig uit Chpeesch gebied,
id Duiteóhé hamensteden over boord ge-
gmmpt. (Dit lijkt het meest aannemeiyk.)
|&e. De stamouders van de nu zooveel
Iraad berokkenende dieren zyn in meer of
hn jeugdigen toestand met het aangroeisel
een uit Chineesche wateren komende
jjot meegevoerd en alduS in de haven van
empn éf .Hamburg terecht gekomen.
|j8e. ^Schepelingen hebben ^n een aqua.,
krteeften by wyze van ,tydpasseering
welke redenen {ian ook uit China
•*'- -,en en dez^per ohgeluk of opzet-
in ieder-geval in onbekendheid
;edpchte gevolgen, te Hamburg of
:verboord|gezet.
jtou misschien nog de mogelyk-
m, dat by |aen zending aquarlum-
TUmdieren nit China os kreef is
hoewel de kans daarop niet
It geacht, j
h^t Hamburgkéhe haven-
ied moet wéljiicht worden beschouwd als
water, waarftv de Chineesche kreeft het
it irii vrijheid haat zywaartsdhe schreden
zal hebben gezet^op den weg Ahar zooveel
Duitsche wateren, waar thans een buiten
gewoon groote nakomelingschap den vis-
schers zeer veel schade berokkent, hoewel
ift de Aller, een zijrivier van de Weser,
welke via Bremen in de Noordzee uitmondt,
reeds in 1912 het eerste exemplaar werd
buitgemaakt en het tot 1924 moet hebben
geduurd alvorens de indringers in het Ham-
baugsche havengebied werden gesignaleerd,
waar ze echter toen en ook het eerst talryk
Wat de naam van het het
bijzonder den wetenschappelyken naam, die,
naar wy boven reeds zeiden, luidt: Eriocheir
sinensis Milne Edwards, beteekent zoo
veel dat een zekere meneer Milne Ed
wards het dier zyn toepasselijken naam
heeft gegeven, toepasselijk waar erion wol
beduidt en cheir hand en sinensis betrek
king heeft op de herkomst van het beest,
n.l. China. (Er is nog een andere soort ook,
die Eriocheir japonicus de Haan heet, maar
die schijnt in Japan gebleven te zijn, wat
maar goed is ook, want dat dier zou wel
twee meter kunnen worden.)
Officeel behoort het dier tot de kort-
staartkreeften, waarom wy de vrijheid na
men het dier in het Nederlandsch Chinee
sche kreeft te noemen, dat we een heel net
ten naam vinden, hoewel de doopeling toch
ook veel van een krab weg heeft.
Er worden veel kleine exemplaren in
Duitschland gevangen, maar dat het dier
tot behoorlijke afmetingen kan uitgroeien
is intusschen ook een feit. De grootst waar
genomen spanwijdte bedraagt niet minder
dan ongeveer 35 c.M.
De voortplanting moet volgens de onder
zoekingen in zee plaats vinden. Dit verhin
dert het dier evenwel niet uitgestrekte rei
zen landinwaarts te maken, getuige de ves-
De arbeid, waarin wij genot vinden, is
een geneesmiddel tegen pijn.
FEUILLETON.
DE ZILVERKONING.
27
Uit het Engelsch van
ALFRED WILSON BARRETT.
Nadruk verboden
Behoedzaam, eerbiedige aleof hij een hei-
Jógdom betrad, trad hij het slaapkamertje
binnen.
Een kindje lag daar te slapen op een rust
bed, schamel toegedekt. Een koortsgloed be
dekte het magere gezichtje, de doorschijnen
de hand jee bewogen rusteloos heen en weer.
Verslagen van smart en gekweld door hef
tige verwijten, stond daar de vader en keek
naar het doodziek kiad. Hij kreunde hard
op: Mijn arme. kleine baas, moet lk je
nu zoo terugvinden, zoo vervollen en ziek?
Het kmd bewoog in zijn slaap. Denver
keek er naar met schrik, hij was bang dat
hij heti had wakker gemaakt
Doch het jongetje sliep door en met bit
tere tranen in zyn oogen, verliet Denver
stil het vertrek.
HOOFDSTUK XVIII.
De oudo Jaikes strompelde in den vallen
den avond huiswaarts, zijn gerimpeld ge
richt had een heel andere uitdrukking dan
toen hij oen uur geleden waa uitgegaan. Zijn
handen had hij diep in de zakken en voor
zich heen mompelend baggerde hij moeizaam
de sneeuw.
Met slimheid was er dezen keer ook al
nietg te verdienen. Geen roorie cent heb ik
om thuis te brengen, bromde hij. toen hij de
deur van het huisje openduwde en naar
binnenstapte
Het was er stil, en donker, behalve een
gloeiend kooltje in den haard. Een donkere
gedaante kwam de kamer binnen.
Hé daar. wat doet u hier, riep hij. Hij
zocht naar zijn lucifers en stak een kaars
aan.
Toen zag hij dat. de onverwachte bezoeker
een forschgebouwde men was met een dikke
met bontgevoerde overjas aan en dat bij wit
haar hmd. Het onderste gedeelte van zijn
gezicht bleef Verborgen door de kraag van
zijn jas. Jaikes wachtte tot de vreemdeling
zou spreken.
Ik vraag u wel excuus, dat ik höer ben
binnengekomen, sprak hij met een zachte
diepe stem. Toevallig liep ik dit huisj'e voor
bij en daar ik veel voel voor dp zieken en
hehoeft-igen, kon ik de verleiding niet weer
staan'. even maar binnen te gaan. Dat klei
ne jongetje in <üe slaapkamer daar is heel
ziek. Is hij onder doktershanden? U moet
heir, de 1 este verpleging geven döe maar
mogelijk is en hij moet versterkende midde
len hebben.
Vol verbazing hoorde Jaikes hem aan.
i U hebt het maar voor het zeggen, zeide
Jaikes geprikkeld. Maar waar moet het geld
vandaan komen'
De ander maakte een gebaar om zijn por-
temonnaie voor dlem dag te halen, doch hij
scheen zich op eens iet? te herinneren.
Ik zal alles betalen wat noodig is. zei
hij tqn slotte, ik heb zoo juist al het geld
•iat ill oij mij had uitgegeven, dooh u kuilt
inij de rekeningen laten sturen. Mijn adres
is John Franklin, Kensington Gardens Ave
nue te Londen.
Jaikes schudde bedenkelijk zijn hoofd.
Denkt u maar niet dat de leveranciers
mij een pond thep of koffie of brood zullen
leveren al8 ik hen zeg- 't is voor rekening
van mijnheer Franklin, Kensington Gar
dens Avenue, loonden, bromde de oude.
Doe nu maai wat iik ja zeg. je zult zien
dat het best in orde komt
Wie is die mijnheer John Franklin dan,
vroeg Jaikes, die nog lang niet overtuigd
scheen.
Hij hield do kaars vlak hij het gezicht
van dien vreemdeling en keek hem scherp
aan. De ander sloeg zijn kraag neer, en deed
zijn das af.
Meneer Will, stamelde de oude man
ontzet, meneer Will, uit den doode opge
staan I Bent u hel. werkelijk, meneer' Zegt
u toch dat u het hent. Ik heb u nooit zoo
gezien met dat witte haar' en ik ben niet
beter geweten dan dat u verontrelukt was!
Ja. Jaikes. ik ben het werkelijk. ïk ben
teruggekeerd van den dood. Mijn vrouw,
vroeg hij gretug. hoe gaat het met haar'
Heeft zij veel geleden? Spreekt zij wel eens
over mij?
Jaikes staarde hem aan met een Bericht
waarop vreugde en smart te lezen stond.
'O. meneer Will, hernam hij. ik kan u
niet zeggen hoe moeilijk mevrouw hot ce
ll aid heeft. Het was eon harde bittere strijd,
maar zij hoeft ha
gen. U, icencer, u bent juist op tijd geko-
Jaikes, beste jongen, dat is nu achter
mg, zei hij en' voor het eerst was er
opgewekte klank in zijn stem. Ik ben
t, heel rijk zelfs. Toen ik uit Engeland
ben ik naar Amerika gegaan, naar
(vernujnen van Nevada, in het begin
Jia<j ik het zwaar te verantwoorden, ik kon
jelui maar weinig geld sturen, ik verhon
gerde zelf bijna Maar, op een gelukkigen
dag, ontdekte ik een zil verader, en nu bezit
rk meer geld don ik tellen kan. ik heb een
half jaar geledien duizend dollar geatuurd.
hebben jullie die niet ontvangen-
Neen. meneer Will, was dat maar waar
geweest, zuchtte Jaikes, maar wij zijn zoo
dikwijls van adres veranderd, omdat
Hij zweeg en keek naar zijn meester.
Wiens gelaat pijnlijk-nerveus vertrok.
Ik begrijp het. sprak Denver, die ellen
dige geschiedenis werd natuurlijk telkens
weer opgehaald en dan had mijn vrouw
zeker geen leven.
Oh, meneeT. nep Jaikeadle geen moeite
meer deed zijn tranen te bedwingen. U zoo
te zien terugkomen is te veel voor een ouden
man als ik. lk kan mijn oogen nog nipt g«-
looven wat zal mevrouw gelukkig zijn.
Zij mag er niets van -wetenJaikes, zei
Denver haastig
Mag ik haar dan niet» zeggen, meneer
Will?
Neen Jaikes. nu nog niet. maar venpeet
dit niet: Tk ben naar Fmgeland terugge
komen. met één doel haar gelukkig te ma
ken.
Maar meneer WUl. na al die jaren zult
u nu toch wel in veiligheid zijn?
Denver bleef even buiten de huisdeur stil
staan. Neen Jaikes, antwoordde hij som
ber. Ik zal pas vrij rijn. als lk voor mijn
misdaad geboet heb. Dan eerst zal Ik veilig
zijn. Wil je wel gelooven, Jaikes, dat ik mij
wel honderd maal heb voorgenomen, mezelf
a:.n te geven, maar steeds werd ïk weerhou
den door de gedachte dat ik dien vreeeehj-
ken nacht met aansprakelijk was voor mijn
daden.
De oude man zuchtte zwaar.
Och. meneer Will, smeekte Hij, mag ik
mevrouw dan nwafc alleen vertellen, dat u
leeft? Als zy dat een8 w:sM
Nog niet Jaakes. sprak Denver ernstig,
luister eens goed naar mij. Je moet mijn
vrouw uit deze armoede halen en haar te
rugbrengen naar haar eigen huis, waar ik
haar ontmoette toen ze nog een meisje was
en waar wij samen gewoond hebben toen
wy pas getrouwd waren Breng haar daar
terug en geef haar alles wat voor geld te
koop is. en dan, als zij weer vroolijk en
tevreden is, zal ik beslissen of ik in haar
leven kan terugkomen. Beloof mij dat je
haar in dien tusschentijd niets zult zeggen,
beloof me dat!
De oude man keek rijn meester aan met
de oogen van een trouwo hond.
Maar dat spreekt vanzelf, meneer Will,
stamelde hjj.
En nu Jaikes, vervólgde Denyer. zou
ik haar zoo vreeselyk graag even zien Daar
Han jij toch wel vppr ^orgen. hè Jaikes'
Zoo. da* ik zelf nJe^ eerien wprd.
Jaikes gezicht klaarde op
(Wordt vervolgd y