OPENING VAN HET LENTE-SEIZOEN Verlaagde prijzen van STOOMEN! Stoomerij en Ververij Je Pelikaan" m Sonora"-Radio RADIO TUKKER Kleiweg 54" Kleiweg 54 üames- en Kindermantels Japonnen en Kinderjurken Bustehouders - Buikgordels - Corsetten Tricotages 'URFM K GOUWE J. DE MOL ZOON GEM. LICHTFABRIEKEN Het Lingeriehuis Abonneert U op dit blad. A. QUANT Grle 4" kunru i Ons vinden Dames- eip Kinderhoeden Eerste klas afwerking! GOUDA «GOUDA. Dames en Heerenkleeding naar maat K.W.U. geheel wisselstroom M, reeds voor Maar hy had in dat geval meestal het recht door het afleggen van een eed zyn on schuld te bewijzen. Die zuiveringseed is, zeer terecht, uit het tegenwoordige straf recht verdwenen. Toch leeft de gedachte aan dien eed by velen nog tot op den huidigen dag voort. Herhaaldelijk komt het nog voor, dat iemand betuigt, dat hy er een eed op wil doen, dat hy onschuldig is. Dat de zuiveringseed een verzachting van de toenmalige zeden beteekende, is af te leiden uit de by voeging, dat voortaan nie- man meer verplicht kon worden zyn on schuld door een „kamp" te bewyzen. Het was namelyk in Rynland en Schie- land ten tyde van het privilege gewoonte, dat iemand, die van een misdaad op ern stige gronden werd verdacht, zyn onschuld alleen kon bewyzen door in een geëcht met een door den graaf aangestelden vechters baas, een „kemp", de overwinning te be halen. In der Goude werd nu dit gebruik, dat vooral voor menschen van zwakken lichaamsbouw fataal was, afgeschaft. Op het platteland rondom der Goude bleef het nog tot in de 15e eeuw bestaan. De andere misdaden, Waartegen de graaf straf bedreigde, waren in hoofdzaak ver schillende soorten van mishandelingen. Daarvoor stelde hy nu een straftarief vast, dat ter wille van de curiositeit hieronder volgt: Eenige bijzonderheden uit de ontwikkelingsgeschiedenis van het Hooger- en Middelbaar Onderwijs in de gemeente Gouda Voor iemand schan delijk belasteren Voor huisvredebreuk Voor trekken aan iemands haar en voor iemand slaan met een stok of knods Voor het afslaan van Voor het u/itkrabben van iemands oog of het afkappen van een hand, voet of arm 2 schellingen boete en 2 schellingen schadeloosstelling aan den beleedigde 5 pond boete. 2 pond boete en een schadevergoe ding aan den mis handelde, waarvan de grootte door de meerderheid van pchepenen werd vastgesteld. Voor het toebrengen Verlies van de van een wond van hand. een bepaalde afme ting, een zooge naamde „matewon- de", bij betrapping op heeterdaad Voor hetzelfde mis 2 pond en 2' schei- drijf zonder betrap- lingen boete en een ping op heeterdaad schadevergoeding aan den gewonde van 2 schellingen. Was de wond grooter dan een „matewonde" dan werden boete en schadevergoeding naar rato verhoogd De verdachte werd niet gestraft, indien hy den zui veringseed aflegde. 2 pond en 2 schel lingen boete. 10 pond boete. De rechtbank van den'*- baljuw van het district stelde bovendien de' scha devergoeding vast, die aan den ver wonde moest wor den betaald. Uit dit tarief van straffen blijkt duidelijk, dat diefstal vroeger als een veel ernstiger feit werd beschouwd dan het afkappen van iemands hand. Aan de hierboven genoemde strafbepalin gen verbond de graaf bovendien nog, dat een poorter van der Goude, die in de stad vocht, niet buiten de stad voor den rechter kon worden gebracht. Ditzelfde beginsel leeft nog steeds voort in den rechtsregel, dat niemand van zyn eigen rechter kan worden afgetrokken. De merkwaardigste bepaling uit het stel van strafrechterlijke regels was echter, dat een poorter van der Gouda, die iemand bin nen het rechtsgebied van de stad mishan delde al was deze mishandeling van nog zulk een ernstigen aard niet gevangen kon worden gezet, wanneer hy een borg tocht stelde van 10 pond of wanneer zijn eigendom op minstens 10 pond werd ge schat. Die gunstige bepaling gold echter alleen „alsoo lange als den man den adem binnen heeft". Met andere woorden, de mis dadiger kon zich op dat voorrecht niet meer beroepen, zoodra de mishandelde den laat- sten adem had uitgeblazen. De graaf koos hier duidelijk party voor den stelregel: „zalig zijn de bezitters". Er is nog een bepaling in het privilege, die afzonderlijk dient te worden besproken, omdat ze een misdryf betreft, dat wy tegen woordig niet meer kennen, het „weigeren van vrede". Het weigeren van vrede stond, in verband met een oud gebruik, dat reeds gold ten tyde van Karei den Groote, het „v^de leg gen". Wanneer bijvoorbeeld twee personen op straat aan het vechten waren en de schout werd er by gehaald, dan legde deze de beide ruziemakers voor een zekeren tyd een vrede" op. De beide vechtende par tijen moesten dan dadelijk met vechten op houden en zich by handslag tegenover den schout verbinden, dat zij „dien vrede ga ven". Vervolgens moesten zij dan dadelijk elk naar hun eigen huis gaan en mochten zich gedurende het tijdperk van den „vrede" niet on straat vertoonen. Intusschen werd dan het geschil, dat tot de vechtpartij aan leiding had gegeven, langs den weg van rechten of doof verzoening beslecht. Nu gebeurde het wel, dat die partijen of een van hen, zich niet aan het bevel van den schout stoorden en weigerden by hand slag vrede te geven. Die partijen of die eene party maakten zich dan schuldig aan „wei gering van vrede". Werd die weigering ge constateerd door twee schepenen, dan was de daarop door den graaf gestelde boete 10 pond. Tempora labuntur!" Het artistieke poortje aan de al oude Spiering straat, dat toegang geeft tot een der oudste charitatieve instellingen onzer stad, het Oude Mannenhuis, draagt het op schrift dat ik meen aan het hoofd van dit artikel de heden tnA<r».HW - zeventiKja«Ke van heden toegewyd te moeten plaatsen: De tfld vliegt snel! Wy menschen van den modernen tyd, die geen tyd meer kennen en haastiger dan ooit voortijlen door den tyd ons gescnonken, wy deelhebbers in de cultuur en de bescha ving van de twintigste eeuw, wy begrypen en onderschrijven deze woorden der oud heid misschien meer dan iemand ooit heef: kunnen vermoeden. En dit geeft my juist den moed den be langstellenden lezer van dit blad vele jaren met my terug te doen gaan om een blik te werpen op de herkomst en opkomst van een tweetal zeer belangryke onderwijsinstellin gen in deze gemeente, waarvan de eene naar oorsprong vindt in de grijze oudheid, de andere opkwam in de Sturm- und Drang periode van het midden der vorige eeuw. Inrichtingen, die de jonge Gouwenaars pogen op te werken tot een hooger plan van ontwikkeling en hen paraat maken tot den stryd, die hen als menschen wacht. De zeventigjarige jubilaresse van heden heeft deze inrichtingen van onderwijs gekend in haar ups and downs en heeft ze steeds met belangstelling gevolgd. De vele lezenswaardige artikelen, aan ben gewyd, de vele mededeelingen op al lerlei gebied hen betreffende, gedurende een reeks van jaren opgenomen, bewyzen, dat deze belangstelling niet alleen haar oör- zaak vond in het zuiver zakelijke, dat hierin voor haar als berichtgeefster was gelegen, maar veel meer hierin, dat ook zy inte resse had voor den belangrijken cultureelen arbeid, die in deze instellingen werd ver richt; de groote belangen die ook zij erken de te zyn gelegen in goed onderwijs op allerlei gebied en van allerhande richting. Het is vooral daarom, dat in dit jubi leumnummer een historisch overzicht zij het ook in beknopten vorm van datgene wat het Stedelijk Gymnasium en de Rijks Hoogere Burgerschool in deze gemeente aanbelangt, niet achterwege mag blijven. Toen onze zeventigjarige in 1862 na een langen tijd van gedwongen rust als een. verjongde Phoenix zich wederom in dienst stelde van de publiciteit, bestond er noch een wet op het Middelbaar, noch een wet op het Hooger Onderwijs. De eerste kwam tot stand in 1863; de tweede 13 jaren later. Niettemin was Gouda in 1862 reeds een Gymnasium ryk. Wylen Dr. L. A. Kesper, in leven conrec tor van het Gymnasium, geeft in zijn „Ge schiedenis van het Gymnasium te Gouda" in 1897 bij de uitgevers G. B. van Goor Zonen alhier verschenen aan, op welke wijze uit de parochiescholen geleidelijk de onderwijsinrichtingen zijn gegroeid, die de jeugd de noodige kennis bijbrachten Km universitaire studiën te kunnen volgen. Wanneer in de middeleeuwen de geloovi- gen zich in staat gesteld zagen de eenvou dige kapel, waarin zij tot nog toe hun gods dienstplichten hadden moeten waarnemen, door een parochiekerk te doen vervangen, hadden zy -— na de stichting daarvan aan een school ook weldra dringend be hoefte. Voor het zingen der verschillende missen had men een koor noodig en hoe zou de pas gestichte gemeente steeds over een vol doend aantal koorknapen kunnen beschik ken, zoo er niet een gelegenheid werd open gesteld waar kinderen diè bekwaamheden zouden kunnen verkrijgen, die voor den dienst als koorknaap onmisbaar konden worden geacht. Dit misdryf werd blijkens de strafmaat, die even groot was als bij uitkrabben van een oog of afkappen van een hand, voet of arm, als van zeer ernstigen aard beschouwd. Voor de vaststelling van het weigeren van vrede waren echter drie man noodig, n.l. de schout, die den vrede .^egde" en twee sche penen, die als getuigen fungeerden. Dit privilege, dat zonder twyfel op ver zoek van de inwoners van der Goude is ver leend en door hen in overleg met den graaf is vastgesteld, moet worden beschouwd als een eerste poging van die inwoners om hun stad op eigen beenen te doen staan. Geheel zekér, dat die poging zou gelukken, waren, ze 'Lhter niet. Anders hadden zy zich niet door den graaf de navolgende belofte laten geven, die gevoegelijk als de sluitsteen van dit privilege kan worden beschouwd: „Wanneer de zeven schepenen wegens hun rechtspraak of wegens een rechtvaar dig vonnis zich eenige vijandschap op de hals halen, zal IK hen beschermen." De historie heeft echter bewezen, dat die poging tot zelfstandigheid is gelukt. De stad van der Goude heeft zich tot een wel- gefundeerden staat in den staat ontwikkeld en is als zoodanig ruim vijfhonderd jaar blijven bestaan. Eerst met de Batifcafsche republiek is aan die roemrijke onafKmnkelSkheid een einde gekomen. Dr. Mr. J. SMIT. (Nadruk verboden.) Waarschijnlijk is het dus, dat met de stichting eener parochiekerk in den regel, samenviel of tenminste spoedig gevolgd werd door de oprichting van een school. irad met zelden in den aanvang de kos ter als onderwijzer op, de groei der ge meente maakte reeds spoedig dat beide ambten werden gescheiden en een school meester werd aangesteld. Spoedig ook werd de taak van den school meester niet alleen bepaald tot het aan brengen van de kundigneden die de kinde ren als koorknapen behoefden, maar groei den de scholen reeds spoedig uit tot onder wijsinrichtingen, hoofdzakelyk slechts be stemd voor hen, die de hoogste beschaving deelachtig wenschten te worden en schry'ft Dr. Kesper „het is voornamelijk aan den ondernemingsgeest der stedelyke Kegeeringen toe te schrijven, dat zy in een sterk bevolkte school een bron van wel vaart ziende aan het hoofd harer scho len beroemde geleerden stelden, door wier optreden het karakter der school geheel en al veranderde". Wanneer men zich dus de vraag stelt van welken aard en welken omvang het onder-. I wys in de parochiescholen was, dan kan men daarop slecht* dit antwoorden, dat het peil van dit onderwijs al de graden door liep, die gelegen waren tusschen twee uiter sten tusschen het weinige, dat tot opleiding van koorknapen noodig was en het gron dige onderricht in de klassieke talen, gelyk het 4por de beroemde humanisten gegeven werd. Zoo is het ook te Gouda gegaan. De parochieschool, wier geschiedenis te ruggaat tot 1366, heeft tyden gekend van grooten bloei en bekendheid. Het zou mij te ver voeren dieper in te gaan in de geschie denis dezer onderwijsinrichting. Slechts van haar eerste decennia nog dit: dat reeds in den aanvang der 15e eeuw ook gelegenheid gegeven wordt voor onderwys aan meisjes en wel door een speciaal daarvoor aange stelde leerkracht. Dit onderscheidt haar, voor zoover althans is na te gaan, van alle andere scholen uit die dagen. Dr. Kesper merkt dan ook op „dat het in 't leven roepen van een «fzonderlyke afdee- ling voor meisjes, wel ten bewyze mag strekken dat de Goudsche Regeering van dien tyd zeer opmerkelijke belangstelling toonde voor de opvoeding van het vrouwe lijk geslacht." Langzamerhand laat de Stadsregeering evenwel het onderwys in de eerste begin selen meer aan de z.g. byscholen over en wordt de parochieschool: „de groote school", waar men vooral Latyn leerde. De vermaardheid die de Goudsche „groote school" in het midden der 16e eeuw had, blijkt uit een sclwjjv^n van Karei V van 1546, waarin wordt gezegd dat binnen Gou da een „vermaerde ende seer excellente" school wordt gehpuden, „voorsien van vele ende diversche scholieren, soo vuyt Vries- landt, Vlaenderen, Zeellant, als andere sca- mele clercken van diversche omleggende plaetsen die daer tot deuchden ende lee- ringe geinstrueert waren". De kerkhervorming bracht ook de Goud sche school op een keerpunt. De banden die de school nog steeds aan de kerk bonden werden verbroken; de school hield op parochieschool te zyn. Maar al gaven de troebelen van dien tyd aanvan kelijk ook stagnatie in het onderwys, reeds spoedig nam de Goudsche vroedschap maat regelen tot herstel van den geregelden gang van het onderwijs. De vroedschapsresoluties van 1573 getui gen reeds van ernstigen wil hiertoe te ge raken. Paulus Traudenius, de eerste der vier Traudeniï die achtereenvolgens aan het hoofd der nieuwe onderwijsinrichting heb ben gestaan, wofdt benoemd tot „rectoo^ van de grote schoele". Men ziet: de oude aanduiding bleef nog gehandhaafd; de Goudsche vroedschap stond met alle „nieu wigheden" nog op geen goeden voet. Maar als was er een rector benoemd, hiertnede was men er nog niet. Een schoolgebouw ontbrak en ook was er nog geen rectorswoning, evenmin als men voor dezen functionaris een vaste bezoldi ging had bepaaldj. Het is wederom wylen Dr. Kesper ge weest, die in de Goudsche Courant van het jaar 1890 in eenige zeer lezenswaardige artikelen de wederwaardigheden van de Traudeniussen als rectoren der Latynsche school de benaming die spoedig burger recht verkreeg hier ter stede beschryft en voor dengene, die hieromtrent meerdere bijzonderheden wenscht te vernemen, wordt volstaan met verwijzing naar die artikelen. Toch wil ik een enkele bijzonderheid niet achterwege laten en wel de wyze waarop de eerste rector zyn ambtswoning verkreeg. Rector Paulus Traudenius wordt onge duldig. Geen school, geen woning is te zij ner beschikking en hy geeft d*n ook Bur- gemeesteren te kennen, dat hy maar weer denkt te vertrekken, om elders zyn fortuin te gaan beproeven. Maar Burgemeesteren willen hem niet laten gaan en brengen dan ook in de vroedschapsvergadering van 23 Maart 1574 deze aangelegenheid ter tafel onder mededeeling: „alsdat Mr. Pouwels de rectoor, indien men hem geen woonplaetse tegen Meye toecomende ende bestelt, dat hy van meeninge es elders te vertrecken." Dat deze tijding niet zonder uitwerking bij de Vroedschap bleef, kan men zien uit de omstandigheid dat men zich van een zeer kras middel bediende om, tot welken prijB ook, aan Traudenius een woning te verschaffen. In 1572 zijn aan de weduwe van Faes Dircx eenige jaren tevoren om den ge- loofswille verbrand voor haar onderhoud van regeeringswege 2 huizen achter de Kerk toegewezen, tevoren in eigendom aan Pastoor Joost Bourgeois toebehoorende. Eén van deze huizen was door de weduwe in 1578 verhuurd aan een zekeren Govert van Proyen, „maar deze schijnt", schrijft Dr. Kesper, „geen al te best sujet te zyn geweest, die gescheiden van zijn vrouw leefde". Deze laatste bijzonderheid blijkt de vroed schap bewogen te hebben om te overwegen „wat middel men gebruycken sal omme Govert van Proyen er ruyt te cryghen", teneinde zoodoende aan den rector een wo ning te verschaffen. Besloten werd van Proyen te gelasten binnen 24 uur zyn huis te ontruimen en alsi hy dit niet goedschiks deed, hem er met de soldaten uit te laten zetten en boven dien werd hem bevolen terstond zyn huisvrouw op te zoeken en mdLhaar huis te houden, gelijk een man Vwi eere be taamt, „op pene terstont vuyten Stadt te moeten vertrecken". Men hield in dien tyd niet van halve maatregelen. Vrouw van Proyen kreeg haar man terug, Rector Traudenius kreeg zijn huis. Maar al had de rector zyn huis, de school zelf mankeerde nog. Na veel wikken en wegen kreeg dit in Maart 1579 zyn beslag en werd hiervoor ingericht het oude kloos ter van de Cellebroeders aan den Groeneweg, het gebouw waarin thans de Werkinrich ting is gehuisvest en waarvan het oude poortje met zyn opschrift nog getuigenis .aflegt van zyn vroegere bestemming. i Poortje toegang biedende tot de v.m. Latijnsche school, thans Werkinrichting aan den Groeneweg. Op het deurkolf leest men: Praesidium ut que decus quae sunt et Gaudia vitae, Formant hie animos Graeca Latino rudes. Thans wil ik myn lezers verplaatsen naar het midden der vorige eeuw. Nog steeds is de benaming Latijnsche school gehandhaafd gebleven en nog steeds is zy gevestigd aan den Groeneweg in het v.m. kloostergebouw, dat evenwel ingrij pende veranderingen heeft ondergaan. Op j den 27sten Juli 1819 wordt in den Raad'een schrijven van Curatoren der La tijnsche school ter tafel gebracht, waarbij eenige voorstellen in overweging worden gegeven „welke naar hunne zienswijze zou den kunnen strekken om de school, thans in verval, weder te verheffen tot den bloei welke dezelve in vroeger jaren mogt ten deel vallen". Deze voorstellen werden door den Raad in beraad gehouden en op 28 September d. a. v. werd besloten curatoren uit te noo- digen om inplaats van de voorgestelde wij zigingen, binnen driedageneen plan te willen inzenden tot oprichting van een gymnasium. 'Zich strikt houdende aan den gestelden tyd, dienden Curatoren op 1 October de van hen verlangde plannen in en reeds op 3 Oc tober d. a. v. maakten ze een punt van be raadslaging in het hoogste gemeentelijke bestuurscollege uit. Het plan voldeed evenwel niet aap de wenschen van den Raad, die zich een op ruimer leest geschoeid gymnasium voor stelde, dan door Curatoren was opgezet. Een commissie uit den Raad, bestaande uit de heeren Kemper, Viruly en Van La- kerveld Blanken, kreeg opdracht 's raads wenschen aan Curatoren duidelijk te maken. Men werkte met grooten spoed! Reeds in de raadsvergadering van 24 October 1849 viel het besluit de Latijnsche school te ver vangen door een gymnasium en wel met ingang van 1 April 1850. Deze meer aan de eischen van haar tijd voldoende onderwysinrichting'behoefde een goede huisvesting. In de raadsvergadering van 31 October 1849 vestigde een der raadsleden hierop dan ook ernstige aandacht. De voor Latijnsche school tot dusverre in gebruik zy'nde lokaliteit aan den Groeneweg achtte hy hiervoor ten eenenmale onge schikt en waar z. i. het welslagen van het gymnasium grootendeels zou afhangen van het gebouw waarin het zal worden geves tigd, geeft h(j in overweging voor deze nieu we schPol te bestemmen de Stads Doelen, „die door haar luchtige vertrekken daar voor als het ware gebouwd schijnt en met geringe kosten doelmatig in te rigten is". Hiervoor was evenwel noodig dat in de eerste plaats teruggekomen werd op een eenigen tyd geleden genomen raadsbesluit waarbij ..De Doelen" waren bestemd, al. thans gedeeltelijk, voor de Werkinrichting en tevens was er een gerucht, dat het ge. bouw door ongedierte besmet zou zyn. De Gemeente-Bouwmeester werd een on derzoek gelast, terwijl tevens de vraag on" der de oogen zou worden gezien of even tueel de tegenwoordige lokaliteit der Latijn sche school ware te bestemmen voor werk inrichting. Reeds op 6 November 1849 viel de be slissing; de Stadsdoelen werden bestemd voor Gymnasium, de lokaliteit der Latyn sche school aan den Groeneweg, het v.m. Cellebroedersklooster, aangewezen tot ver blijf van personen in de Werkinrichting voor behoeftigen tot wering van bedelarij opge nomen. Het gerucht van besmetting door ongedierte van de Stadsdoelen was onjuist gebleken. De lezer zal vragen: Wat en waar was dat gebouw „de Stadsdoelen". De Stadsdoelen was en is het oude, maar nog voorname, gebouw aan den Lange Tiendeweg met zyn fiere spreuk: „Per as- pera ad astra" in het front, waarin thans de Ryks Kleischool is gevestigd. Het is het geb<*iw, oorspronkelijk gesticht als ver gaderplaats van de schutters van het St. Jorisgilde. Reeds in 1514 had dit gilde op den Tien deweg zijn „Doelen", de plaats waar de schutters van den voetboog zich oefenden in het gebruik van hun wapentuig. Het eenvoudige doelhuis van de 16e eeuw werd langzamerhand het imposante ge bouw zooals wij het nu in zyn tegenwoor- digen staat kennen. Het had ruime zalen, versierd met kost bare meubelen en kapitale schilderstukken de onderscheidene Commandanten der Schuttery met hun officieren in de 16e en 17e e*uw voorstellende wejkc thans nog prijkend in ons Stedelijk Museum en waar- i het aAuttersstuk geschilderd door Fer- and BofSjfk f kunstwerk mag worden ge- van 11 dinand 1 noemd. V. De Fransche "omwenteling, die het be staan der gilden in het algemeen ongun stig gezind was, bracht ook het St. Joris gilde ten val. „De Doelen" bleven verlaten achter. Het gebouw zou geen getuige meer zijn van de vrooljjke schuttersmaaltijden, die zich een zekere beruchtheid hadden ver worven. 'In 1805 werd het ingericht voor kazerne, maar ook hieraan kwam een einde, toen in de veertiger jaren der vorige eeuw de nieu we kazerne in gebruik werd genomen. In 1848 werd het tijdens een cholera- epidemie tijdelijk bestemd voor ziekenhuis. In 1850 kreeg het door het hiervoren ge noemde raadsbesluit, dat het aanwees voor Gymnasium, een meer blijvende bestem ming. Zeer belangrijke gegevens, do geschiede nis van dit gebouw betreffende, vindt men van de hand van wijlen Dr. J. Hughes in de Goudsche Courant van 27 November 1015. Toch vond de nieuwe onderwijsinrichting bij de autoriteiten niet allerwege instem ming. Gedeputeerde Staten opperden be denkingen, vooral in verband met de hooge kosten, die tengevolge van een en ander op de gemeente zouden gaan drukken. De Raad wist evenwel deze bezwaren te overwinnen en bij dispositie van 22 Maart 1850 gaf het College van Gedeputeerde Sta ten zyn fiat op het genomen raadsbesluit. Nadat ook op de reglementen Koninklijke goedkeuring was verkregen, werd het Gym nasium op 6 September 1850 met een „fees telijke redevoering van den Rector N. I. B. Kappeijne van den Coppelloo in de Ho 1- landsche taal geopend. Vijftien jaar slechts blijft dit eerste Goudsche Gymnasium bestaan! Zooals reeds opgemerkt, komt in 1863 de wet op het Middelbaar Onderwijs tot stand en gevolg hiervan was, dat dank zij de po gingen door het Gemeentebestuur daartoe aangewend, ook in deze gemeente een Rijks Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus werd gevestigd. Gevolg van de stichting der Hoogere Bur gerschool was evenwel opheffing van het Gymnasium en in de plaats hiervan werd wederom een Latynsche school gesticht. Telde het Gymnasium in 1864 nog 22 leerlingen, de nieuwe Latynséhe school opende met slechts 5 discipelen. De lessen werden gegeven in de lokalen achter de Hoogere Burgerschool, die zelve huisvesting verkreeg ln de v.m. Stadsdoelen, door op heffing van het Gymnasium beschikbaar gekomen. Maar ook naast de nieuwe middelbare onderwijsinrichting bleek er plaats voor e Latynsche school. Met kracht werd zy ter hand genomen en in hun verslag omtrent den staat van het onderwys over 1866 kun nen Curatoren reeds schrijven, dat „toe in July 1.1. openbaar examen werd gehou den, ieder zich kon overtuigen dat deze in- rigting den naam van zeer goede kon ar - gen en Aai de gegronde hoop bestaat, de hernieuwde latijnsche school op den mdrSrw«. r«d. het Hooger Onderwijs, brengt wede ordering. Deze wet toch maakte het verandering. Deze wet toen op voortbestaan van de Latynsche. ein(je den ouden voet onmogelvik; met van den cursus 1879/1880 werd n> dan °PWaar de bevolking onzer stad per cember 1879 nog geen 20000 bestond er voor het Goudsehe stuur geen verplichting tot oprichting een gymnasium over te mien ook gebruik gemaakt iran M thans vervallen - bepaling der wet, kunnen geraken tot de stichting van een pf0_gymnasium, onderwijs-inrichtingen met een vierjarigen cursus. Dit pro-gymnasium opende met slechts drie leerlingen en was gevestigd in het ge bouw der Burgeravondschool aan de Houu mansgracht. Voor het Middelbaar Onderwijs in deze gemeente was het jaar 1880 ook zeer gun stig. De Rijks Hoogere Burgerschool werd er eene met vijfjarigen cursus. Het pro-gymnasium floreerde evenwel niet, ondanks de toewijding van Rector en leeraren. Het leed zooals wylen de Bur gemeester Mr. A. A. van Bergen IJzendoorn 0p 4 Januari 1890 by de opening van het nieuwe Gymnasium opmerkte aan de kwaal waaraan alle dergelijke inrichtingen lyden, op wellicht een enkele gunstige uit zondering na. In weerwil van het feu sacrA der leeraren sleepte de inrichting een kwij nend bestaan en de Raad kwam dan ook voor de vraag te staan: opheffing der school, die aan menig Gouwenaar zoo dier baar was, of oprichting van een Gymna sium. De bevolking had middelerwijl de 20000 benaderd en de Raad, steeds de belangen van het onderwijs op hoogen prijs stellende, meende dat de geldelijke bezwaren op d^n achtergrond moesten blijven en besloot, ria toezegging eener rijkssubsidie, tot oprich ting van een gymnasium. Wijlen Dr. A. van IJsendijk, Rector van het Goudsche Gymnasium. Wederom was evenwel de huisvesting een onderwerp van ernstige zorg, vooral ook in verband met de kosten daaraan ver bonden, toenplots een brief van den heer G. J. Steens Zijnen een niet verwathte oplossing bracht. Deze bood de gemeente de hem toebehoorende heerenbehuizing op de .Westhaven ten geschenke aan, onder voorwaarde, dat hierin het Gymnasium zou worden gevestigd. Met vreugde werd deze royale schenking aanvaard en nog steeds dient deze oude patriciërswoning de inrich ting van Hooger Onderwys te Gouda tot huisvesting. Nog steeds getuigen gulden letteren in marmer gegrift, in het gebouw van deze nobele daad en verkondigen zy de jeugd wat goede gemeenschapszin vermag. Ook na meer dan 40 jaren voor dezen daad van echten burgerzin een eere-saluutü Zoo zijn dan reeds weder tientallen jaren heen gesneld en nadert öók deze' instelling van Hooger Onderwys, opvolgster van de in de grijze oudheid wortelende Latijnsche school, den middelbaren leeftijd, terwijl de Hoogere Burgerschool de jubilaresse van heden in leeftijd naar de kroon steekt. Beide onderwijsinrichtingen vierden hun 25-jarig bestaan; de Hoogere Burgerschool zelfs haar 60-jarig in groote opgewektheid en erkentelijkheid. Beide mogen zich in een steeds toenemen- den bloei verheugen. By hunne jubilea werden velen, die hun beste krachten aan deze zoo by uitstek nut tige instellingen gaven, herdacht. Het zou mij te ver voeren, die velen hier te noemen, en ik meen dan ook te kunnen volstaan met hen die over een lange reeks van jaren leiding gaven èn als rector èn als Directeur, n.l. de heeren wijlen Dr. Van IJsendijk en Dr. Julius en de nog steeds in onze stad van zijn welverdiende rust ge nietende, bij oud en jong bekende en ge achte, Dr. H oogstra. Dr. S. S. Hoogstra, Oud-Directeur der Rijks Hoogere Burgerschool. Hunne namen zijn, zonder iemand tekort te willen doen, onverbrekelijk aan deze in richtingen van onderwijs verbonden. De Ryks Hoogere Burgerschool bleef tot 1916 huisvesting vinden in het oude Doe lenhuis van het v.m. St. Jorisgilde; 6 No vember 1916 betrok zy haar nieuw gebouw aan den Burgemeester Martenssingel. Zoo is de tijd henen gesneld en wie nog eens een blik terug wil werpen op alle deze evenementen in het onderwijsleven in deze stad, hy leze de vele lezenswaardige ver slagen daarover in de Goudsche Courant, de zeventigjarige, die nog steeds met jeug- dige opgewektheid en onverwoestbaren levenslust haar lezerB al datgene wat in onze oude pijpenstad plaats vindt, ter ken nisneming- biedt. Zij gaat met haar tyd mede, spaart tijd noch moeite om haar lezers „elk wat wils" te geven. Moge zij steeds op dezen weg voortgaan; moge zy blijven de eeuwig jeugdige, dte steeds haar eigen weg gaat, de weg, die zy thans reeds zeventig jaren heeft gegaan lust voor haar lezers en tot haar eigen ge noegdoening. GOTOA, SI Maar, 1932.^ j E, KLEIWEG 1 GOUDA ïnfnten gevatte koude, influenza, vef- stopping, trage'; "ontlasting, ga|, slijm, koortsigheid, maag- of hoofdpijn, &en eetlust, slechte spijsvertering enz. Vbruikt dan drife keer daags eer wéinig van de Mroemde ge neeskrachtige 4'Wortelboer'? Kruiden of een hitwee Wortel- boer's Pillen van Jacoba Maria Wortelboer jen gij züt spoedig weer hersteld. Reeds duizenden hebben er baat door gevondën en zij zulle» ook U helpen. Gij zült tevredeji zyn over de heil zame uitwerking. Wortelboef's ^Kruiden zötig cent'per pakjq, Wortelboei'fi Pillen 'ze^iig cènt per doos, js dobzen 1.70 by T^pothekers'efl Drogisten! Zooeven ontvangen een ongekende collectie MODERNE CONFECTIE in de -meeste kleursclVakeeringen, aparte mo- ellen tege^ zeer vQordeelige prijzen. Groote verscheidenheid i 'acht U vÜ'orail tiiet (tdjlangi j Nu hebt ge. keus in oed. "ljVij|n^DdigM 'beleefd uit tot epn bezoek uilen tae^vermiginiji geven, tlaj U vnogj nooit ulke oö[igéhoji|n|e HSge fejzen hejjit kunnen koopen is, Heerencostuums stoomen i 3.50 ontvlekken en persen - 1.75 persen- 1.00 Mantelsvanaf - 3.00 t 1 katoen - 1.75 Japonnen wq, Kunstzijde japonnen2.50 Zijde - 3.00 Regenjas/overjas 3.50 Eenvoudig avondtoilet 4.00 Van Gordijnen, Tapijten, Overgordijnen, Dekens enz., wordt desgewenscht vóóraf prijs opgegeven. Telefoon 3066 100 Anno 1907 TURFMARKT 75 - TEL. 2933 Gevestigd sedert 1881 benevens eer? vast bedraq per maand VRAAGT INLICHTINGEN. Een jj Demonstratie zonder verplichting Betaling nok per maand Ombouwen van radiotoestellen zeer billijk Achter de Waag Gouda NERGENS ZOO VOORDEELIG ALS OP NERGENS ZOO VOORDEELIG ALS OP

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1932 | | pagina 8