OPENING VAN HET LENTE-SEIZOEN
Verlaagde prijzen van
STOOMEN!
Stoomerij en Ververij Je Pelikaan"
m
Sonora"-Radio
RADIO TUKKER
Kleiweg 54"
Kleiweg 54
üames- en Kindermantels
Japonnen en Kinderjurken
Bustehouders - Buikgordels - Corsetten
Tricotages
'URFM
K GOUWE
J. DE MOL ZOON
GEM. LICHTFABRIEKEN
Het Lingeriehuis
Abonneert U op dit blad.
A. QUANT
Grle
4"
kunru i
Ons vinden
Dames- eip Kinderhoeden
Eerste klas afwerking!
GOUDA
«GOUDA.
Dames en
Heerenkleeding
naar maat
K.W.U.
geheel wisselstroom M,
reeds voor
Maar hy had in dat geval meestal het
recht door het afleggen van een eed zyn on
schuld te bewijzen. Die zuiveringseed is,
zeer terecht, uit het tegenwoordige straf
recht verdwenen. Toch leeft de gedachte aan
dien eed by velen nog tot op den huidigen
dag voort. Herhaaldelijk komt het nog voor,
dat iemand betuigt, dat hy er een eed op
wil doen, dat hy onschuldig is.
Dat de zuiveringseed een verzachting
van de toenmalige zeden beteekende, is af
te leiden uit de by voeging, dat voortaan nie-
man meer verplicht kon worden zyn on
schuld door een „kamp" te bewyzen.
Het was namelyk in Rynland en Schie-
land ten tyde van het privilege gewoonte,
dat iemand, die van een misdaad op ern
stige gronden werd verdacht, zyn onschuld
alleen kon bewyzen door in een geëcht met
een door den graaf aangestelden vechters
baas, een „kemp", de overwinning te be
halen.
In der Goude werd nu dit gebruik, dat
vooral voor menschen van zwakken
lichaamsbouw fataal was, afgeschaft. Op
het platteland rondom der Goude bleef het
nog tot in de 15e eeuw bestaan.
De andere misdaden, Waartegen de graaf
straf bedreigde, waren in hoofdzaak ver
schillende soorten van mishandelingen.
Daarvoor stelde hy nu een straftarief vast,
dat ter wille van de curiositeit hieronder
volgt:
Eenige bijzonderheden uit de ontwikkelingsgeschiedenis
van het Hooger- en Middelbaar Onderwijs
in de gemeente Gouda
Voor iemand schan
delijk belasteren
Voor huisvredebreuk
Voor trekken aan
iemands haar en
voor iemand slaan
met een stok of
knods
Voor het afslaan van
Voor het u/itkrabben
van iemands oog of
het afkappen van
een hand, voet of
arm
2 schellingen boete
en 2 schellingen
schadeloosstelling
aan den beleedigde
5 pond boete.
2 pond boete en
een schadevergoe
ding aan den mis
handelde, waarvan
de grootte door de
meerderheid van
pchepenen werd
vastgesteld.
Voor het toebrengen Verlies van de
van een wond van hand.
een bepaalde afme
ting, een zooge
naamde „matewon-
de", bij betrapping
op heeterdaad
Voor hetzelfde mis 2 pond en 2' schei-
drijf zonder betrap- lingen boete en een
ping op heeterdaad schadevergoeding
aan den gewonde
van 2 schellingen.
Was de wond
grooter dan een
„matewonde" dan
werden boete en
schadevergoeding
naar rato verhoogd
De verdachte
werd niet gestraft,
indien hy den zui
veringseed aflegde.
2 pond en 2 schel
lingen boete.
10 pond boete.
De rechtbank van
den'*- baljuw van
het district stelde
bovendien de' scha
devergoeding vast,
die aan den ver
wonde moest wor
den betaald.
Uit dit tarief van straffen blijkt duidelijk,
dat diefstal vroeger als een veel ernstiger
feit werd beschouwd dan het afkappen van
iemands hand.
Aan de hierboven genoemde strafbepalin
gen verbond de graaf bovendien nog, dat
een poorter van der Goude, die in de stad
vocht, niet buiten de stad voor den rechter
kon worden gebracht.
Ditzelfde beginsel leeft nog steeds voort
in den rechtsregel, dat niemand van zyn
eigen rechter kan worden afgetrokken.
De merkwaardigste bepaling uit het stel
van strafrechterlijke regels was echter, dat
een poorter van der Gouda, die iemand bin
nen het rechtsgebied van de stad mishan
delde al was deze mishandeling van nog
zulk een ernstigen aard niet gevangen
kon worden gezet, wanneer hy een borg
tocht stelde van 10 pond of wanneer zijn
eigendom op minstens 10 pond werd ge
schat. Die gunstige bepaling gold echter
alleen „alsoo lange als den man den adem
binnen heeft". Met andere woorden, de mis
dadiger kon zich op dat voorrecht niet meer
beroepen, zoodra de mishandelde den laat-
sten adem had uitgeblazen.
De graaf koos hier duidelijk party voor
den stelregel: „zalig zijn de bezitters".
Er is nog een bepaling in het privilege,
die afzonderlijk dient te worden besproken,
omdat ze een misdryf betreft, dat wy tegen
woordig niet meer kennen, het „weigeren
van vrede".
Het weigeren van vrede stond, in verband
met een oud gebruik, dat reeds gold ten
tyde van Karei den Groote, het „v^de leg
gen". Wanneer bijvoorbeeld twee personen
op straat aan het vechten waren en de
schout werd er by gehaald, dan legde deze
de beide ruziemakers voor een zekeren tyd
een vrede" op. De beide vechtende par
tijen moesten dan dadelijk met vechten op
houden en zich by handslag tegenover den
schout verbinden, dat zij „dien vrede ga
ven". Vervolgens moesten zij dan dadelijk
elk naar hun eigen huis gaan en mochten
zich gedurende het tijdperk van den „vrede"
niet on straat vertoonen. Intusschen werd
dan het geschil, dat tot de vechtpartij aan
leiding had gegeven, langs den weg van
rechten of doof verzoening beslecht.
Nu gebeurde het wel, dat die partijen of
een van hen, zich niet aan het bevel van
den schout stoorden en weigerden by hand
slag vrede te geven. Die partijen of die eene
party maakten zich dan schuldig aan „wei
gering van vrede". Werd die weigering ge
constateerd door twee schepenen, dan was
de daarop door den graaf gestelde boete
10 pond.
Tempora labuntur!"
Het artistieke
poortje aan de al
oude Spiering
straat, dat toegang
geeft tot een der
oudste charitatieve
instellingen onzer
stad, het Oude
Mannenhuis,
draagt het op
schrift dat ik meen
aan het hoofd van
dit artikel de
heden tnA<r».HW - zeventiKja«Ke van
heden toegewyd te moeten plaatsen: De
tfld vliegt snel!
Wy menschen van den modernen tyd, die
geen tyd meer kennen en haastiger dan
ooit voortijlen door den tyd ons gescnonken,
wy deelhebbers in de cultuur en de bescha
ving van de twintigste eeuw, wy begrypen
en onderschrijven deze woorden der oud
heid misschien meer dan iemand ooit heef:
kunnen vermoeden.
En dit geeft my juist den moed den be
langstellenden lezer van dit blad vele jaren
met my terug te doen gaan om een blik te
werpen op de herkomst en opkomst van een
tweetal zeer belangryke onderwijsinstellin
gen in deze gemeente, waarvan de eene
naar oorsprong vindt in de grijze oudheid,
de andere opkwam in de Sturm- und Drang
periode van het midden der vorige eeuw.
Inrichtingen, die de jonge Gouwenaars
pogen op te werken tot een hooger plan
van ontwikkeling en hen paraat maken tot
den stryd, die hen als menschen wacht. De
zeventigjarige jubilaresse van heden heeft
deze inrichtingen van onderwijs gekend in
haar ups and downs en heeft ze steeds met
belangstelling gevolgd.
De vele lezenswaardige artikelen, aan
ben gewyd, de vele mededeelingen op al
lerlei gebied hen betreffende, gedurende
een reeks van jaren opgenomen, bewyzen,
dat deze belangstelling niet alleen haar oör-
zaak vond in het zuiver zakelijke, dat hierin
voor haar als berichtgeefster was gelegen,
maar veel meer hierin, dat ook zy inte
resse had voor den belangrijken cultureelen
arbeid, die in deze instellingen werd ver
richt; de groote belangen die ook zij erken
de te zyn gelegen in goed onderwijs op
allerlei gebied en van allerhande richting.
Het is vooral daarom, dat in dit jubi
leumnummer een historisch overzicht zij
het ook in beknopten vorm van datgene
wat het Stedelijk Gymnasium en de Rijks
Hoogere Burgerschool in deze gemeente
aanbelangt, niet achterwege mag blijven.
Toen onze zeventigjarige in 1862 na een
langen tijd van gedwongen rust als een.
verjongde Phoenix zich wederom in dienst
stelde van de publiciteit, bestond er noch
een wet op het Middelbaar, noch een wet
op het Hooger Onderwijs.
De eerste kwam tot stand in 1863; de
tweede 13 jaren later.
Niettemin was Gouda in 1862 reeds een
Gymnasium ryk.
Wylen Dr. L. A. Kesper, in leven conrec
tor van het Gymnasium, geeft in zijn „Ge
schiedenis van het Gymnasium te Gouda"
in 1897 bij de uitgevers G. B. van Goor
Zonen alhier verschenen aan, op welke
wijze uit de parochiescholen geleidelijk de
onderwijsinrichtingen zijn gegroeid, die de
jeugd de noodige kennis bijbrachten Km
universitaire studiën te kunnen volgen.
Wanneer in de middeleeuwen de geloovi-
gen zich in staat gesteld zagen de eenvou
dige kapel, waarin zij tot nog toe hun gods
dienstplichten hadden moeten waarnemen,
door een parochiekerk te doen vervangen,
hadden zy -— na de stichting daarvan
aan een school ook weldra dringend be
hoefte.
Voor het zingen der verschillende missen
had men een koor noodig en hoe zou de pas
gestichte gemeente steeds over een vol
doend aantal koorknapen kunnen beschik
ken, zoo er niet een gelegenheid werd open
gesteld waar kinderen diè bekwaamheden
zouden kunnen verkrijgen, die voor den
dienst als koorknaap onmisbaar konden
worden geacht.
Dit misdryf werd blijkens de strafmaat,
die even groot was als bij uitkrabben van
een oog of afkappen van een hand, voet of
arm, als van zeer ernstigen aard beschouwd.
Voor de vaststelling van het weigeren van
vrede waren echter drie man noodig, n.l. de
schout, die den vrede .^egde" en twee sche
penen, die als getuigen fungeerden.
Dit privilege, dat zonder twyfel op ver
zoek van de inwoners van der Goude is ver
leend en door hen in overleg met den graaf
is vastgesteld, moet worden beschouwd als
een eerste poging van die inwoners om hun
stad op eigen beenen te doen staan. Geheel
zekér, dat die poging zou gelukken, waren,
ze 'Lhter niet. Anders hadden zy zich
niet door den graaf de navolgende belofte
laten geven, die gevoegelijk als de sluitsteen
van dit privilege kan worden beschouwd:
„Wanneer de zeven schepenen wegens
hun rechtspraak of wegens een rechtvaar
dig vonnis zich eenige vijandschap op de
hals halen, zal IK hen beschermen."
De historie heeft echter bewezen, dat die
poging tot zelfstandigheid is gelukt. De
stad van der Goude heeft zich tot een wel-
gefundeerden staat in den staat ontwikkeld
en is als zoodanig ruim vijfhonderd jaar
blijven bestaan.
Eerst met de Batifcafsche republiek is aan
die roemrijke onafKmnkelSkheid een einde
gekomen.
Dr. Mr. J. SMIT.
(Nadruk verboden.)
Waarschijnlijk is het dus, dat met de
stichting eener parochiekerk in den regel,
samenviel of tenminste spoedig gevolgd
werd door de oprichting van een school.
irad met zelden in den aanvang de kos
ter als onderwijzer op, de groei der ge
meente maakte reeds spoedig dat beide
ambten werden gescheiden en een school
meester werd aangesteld.
Spoedig ook werd de taak van den school
meester niet alleen bepaald tot het aan
brengen van de kundigneden die de kinde
ren als koorknapen behoefden, maar groei
den de scholen reeds spoedig uit tot onder
wijsinrichtingen, hoofdzakelyk slechts be
stemd voor hen, die de hoogste beschaving
deelachtig wenschten te worden en
schry'ft Dr. Kesper „het is voornamelijk
aan den ondernemingsgeest der stedelyke
Kegeeringen toe te schrijven, dat zy in
een sterk bevolkte school een bron van wel
vaart ziende aan het hoofd harer scho
len beroemde geleerden stelden, door wier
optreden het karakter der school geheel en
al veranderde".
Wanneer men zich dus de vraag stelt van
welken aard en welken omvang het onder-.
I wys in de parochiescholen was, dan kan
men daarop slecht* dit antwoorden, dat het
peil van dit onderwijs al de graden door
liep, die gelegen waren tusschen twee uiter
sten tusschen het weinige, dat tot opleiding
van koorknapen noodig was en het gron
dige onderricht in de klassieke talen, gelyk
het 4por de beroemde humanisten gegeven
werd.
Zoo is het ook te Gouda gegaan.
De parochieschool, wier geschiedenis te
ruggaat tot 1366, heeft tyden gekend van
grooten bloei en bekendheid. Het zou mij te
ver voeren dieper in te gaan in de geschie
denis dezer onderwijsinrichting. Slechts van
haar eerste decennia nog dit: dat reeds in
den aanvang der 15e eeuw ook gelegenheid
gegeven wordt voor onderwys aan meisjes
en wel door een speciaal daarvoor aange
stelde leerkracht. Dit onderscheidt haar,
voor zoover althans is na te gaan, van alle
andere scholen uit die dagen.
Dr. Kesper merkt dan ook op „dat het in
't leven roepen van een «fzonderlyke afdee-
ling voor meisjes, wel ten bewyze mag
strekken dat de Goudsche Regeering van
dien tyd zeer opmerkelijke belangstelling
toonde voor de opvoeding van het vrouwe
lijk geslacht."
Langzamerhand laat de Stadsregeering
evenwel het onderwys in de eerste begin
selen meer aan de z.g. byscholen over en
wordt de parochieschool: „de groote school",
waar men vooral Latyn leerde.
De vermaardheid die de Goudsche „groote
school" in het midden der 16e eeuw had,
blijkt uit een sclwjjv^n van Karei V van
1546, waarin wordt gezegd dat binnen Gou
da een „vermaerde ende seer excellente"
school wordt gehpuden, „voorsien van vele
ende diversche scholieren, soo vuyt Vries-
landt, Vlaenderen, Zeellant, als andere sca-
mele clercken van diversche omleggende
plaetsen die daer tot deuchden ende lee-
ringe geinstrueert waren".
De kerkhervorming bracht ook de Goud
sche school op een keerpunt.
De banden die de school nog steeds aan
de kerk bonden werden verbroken; de school
hield op parochieschool te zyn. Maar al
gaven de troebelen van dien tyd aanvan
kelijk ook stagnatie in het onderwys, reeds
spoedig nam de Goudsche vroedschap maat
regelen tot herstel van den geregelden gang
van het onderwijs.
De vroedschapsresoluties van 1573 getui
gen reeds van ernstigen wil hiertoe te ge
raken.
Paulus Traudenius, de eerste der vier
Traudeniï die achtereenvolgens aan het
hoofd der nieuwe onderwijsinrichting heb
ben gestaan, wofdt benoemd tot „rectoo^
van de grote schoele". Men ziet: de oude
aanduiding bleef nog gehandhaafd; de
Goudsche vroedschap stond met alle „nieu
wigheden" nog op geen goeden voet. Maar
als was er een rector benoemd, hiertnede
was men er nog niet.
Een schoolgebouw ontbrak en ook was er
nog geen rectorswoning, evenmin als men
voor dezen functionaris een vaste bezoldi
ging had bepaaldj.
Het is wederom wylen Dr. Kesper ge
weest, die in de Goudsche Courant van het
jaar 1890 in eenige zeer lezenswaardige
artikelen de wederwaardigheden van de
Traudeniussen als rectoren der Latynsche
school de benaming die spoedig burger
recht verkreeg hier ter stede beschryft
en voor dengene, die hieromtrent meerdere
bijzonderheden wenscht te vernemen, wordt
volstaan met verwijzing naar die artikelen.
Toch wil ik een enkele bijzonderheid niet
achterwege laten en wel de wyze waarop
de eerste rector zyn ambtswoning verkreeg.
Rector Paulus Traudenius wordt onge
duldig. Geen school, geen woning is te zij
ner beschikking en hy geeft d*n ook Bur-
gemeesteren te kennen, dat hy maar weer
denkt te vertrekken, om elders zyn fortuin
te gaan beproeven. Maar Burgemeesteren
willen hem niet laten gaan en brengen dan
ook in de vroedschapsvergadering van 23
Maart 1574 deze aangelegenheid ter tafel
onder mededeeling: „alsdat Mr. Pouwels de
rectoor, indien men hem geen woonplaetse
tegen Meye toecomende ende bestelt, dat
hy van meeninge es elders te vertrecken."
Dat deze tijding niet zonder uitwerking
bij de Vroedschap bleef, kan men zien uit
de omstandigheid dat men zich van een
zeer kras middel bediende om, tot welken
prijB ook, aan Traudenius een woning te
verschaffen.
In 1572 zijn aan de weduwe van Faes
Dircx eenige jaren tevoren om den ge-
loofswille verbrand voor haar onderhoud
van regeeringswege 2 huizen achter de
Kerk toegewezen, tevoren in eigendom aan
Pastoor Joost Bourgeois toebehoorende.
Eén van deze huizen was door de weduwe
in 1578 verhuurd aan een zekeren Govert
van Proyen, „maar deze schijnt", schrijft
Dr. Kesper, „geen al te best sujet te zyn
geweest, die gescheiden van zijn vrouw
leefde".
Deze laatste bijzonderheid blijkt de vroed
schap bewogen te hebben om te overwegen
„wat middel men gebruycken sal omme
Govert van Proyen er ruyt te cryghen",
teneinde zoodoende aan den rector een wo
ning te verschaffen.
Besloten werd van Proyen te gelasten
binnen 24 uur zyn huis te ontruimen en alsi
hy dit niet goedschiks deed, hem er met
de soldaten uit te laten zetten en boven
dien werd hem bevolen terstond zyn
huisvrouw op te zoeken en mdLhaar huis
te houden, gelijk een man Vwi eere be
taamt, „op pene terstont vuyten Stadt te
moeten vertrecken".
Men hield in dien tyd niet van halve
maatregelen. Vrouw van Proyen kreeg haar
man terug, Rector Traudenius kreeg zijn
huis.
Maar al had de rector zyn huis, de school
zelf mankeerde nog. Na veel wikken en
wegen kreeg dit in Maart 1579 zyn beslag
en werd hiervoor ingericht het oude kloos
ter van de Cellebroeders aan den Groeneweg,
het gebouw waarin thans de Werkinrich
ting is gehuisvest en waarvan het oude
poortje met zyn opschrift nog getuigenis
.aflegt van zyn vroegere bestemming.
i
Poortje toegang biedende tot de v.m.
Latijnsche school, thans Werkinrichting
aan den Groeneweg.
Op het deurkolf leest men:
Praesidium ut que decus quae sunt et
Gaudia vitae,
Formant hie animos Graeca Latino rudes.
Thans wil ik myn lezers verplaatsen naar
het midden der vorige eeuw.
Nog steeds is de benaming Latijnsche
school gehandhaafd gebleven en nog steeds
is zy gevestigd aan den Groeneweg in het
v.m. kloostergebouw, dat evenwel ingrij
pende veranderingen heeft ondergaan.
Op j den 27sten Juli 1819 wordt in den
Raad'een schrijven van Curatoren der La
tijnsche school ter tafel gebracht, waarbij
eenige voorstellen in overweging worden
gegeven „welke naar hunne zienswijze zou
den kunnen strekken om de school, thans
in verval, weder te verheffen tot den
bloei welke dezelve in vroeger jaren mogt
ten deel vallen".
Deze voorstellen werden door den Raad
in beraad gehouden en op 28 September d.
a. v. werd besloten curatoren uit te noo-
digen om inplaats van de voorgestelde wij
zigingen, binnen driedageneen plan
te willen inzenden tot oprichting van een
gymnasium.
'Zich strikt houdende aan den gestelden
tyd, dienden Curatoren op 1 October de van
hen verlangde plannen in en reeds op 3 Oc
tober d. a. v. maakten ze een punt van be
raadslaging in het hoogste gemeentelijke
bestuurscollege uit.
Het plan voldeed evenwel niet aap de
wenschen van den Raad, die zich een op
ruimer leest geschoeid gymnasium voor
stelde, dan door Curatoren was opgezet.
Een commissie uit den Raad, bestaande
uit de heeren Kemper, Viruly en Van La-
kerveld Blanken, kreeg opdracht 's raads
wenschen aan Curatoren duidelijk te maken.
Men werkte met grooten spoed! Reeds in
de raadsvergadering van 24 October 1849
viel het besluit de Latijnsche school te ver
vangen door een gymnasium en wel met
ingang van 1 April 1850.
Deze meer aan de eischen van haar tijd
voldoende onderwysinrichting'behoefde een
goede huisvesting.
In de raadsvergadering van 31 October
1849 vestigde een der raadsleden hierop dan
ook ernstige aandacht.
De voor Latijnsche school tot dusverre in
gebruik zy'nde lokaliteit aan den Groeneweg
achtte hy hiervoor ten eenenmale onge
schikt en waar z. i. het welslagen van het
gymnasium grootendeels zou afhangen van
het gebouw waarin het zal worden geves
tigd, geeft h(j in overweging voor deze nieu
we schPol te bestemmen de Stads Doelen,
„die door haar luchtige vertrekken daar
voor als het ware gebouwd schijnt en met
geringe kosten doelmatig in te rigten is".
Hiervoor was evenwel noodig dat in de
eerste plaats teruggekomen werd op een
eenigen tyd geleden genomen raadsbesluit
waarbij ..De Doelen" waren bestemd, al.
thans gedeeltelijk, voor de Werkinrichting
en tevens was er een gerucht, dat het ge.
bouw door ongedierte besmet zou zyn.
De Gemeente-Bouwmeester werd een on
derzoek gelast, terwijl tevens de vraag on"
der de oogen zou worden gezien of even
tueel de tegenwoordige lokaliteit der Latijn
sche school ware te bestemmen voor werk
inrichting.
Reeds op 6 November 1849 viel de be
slissing; de Stadsdoelen werden bestemd
voor Gymnasium, de lokaliteit der Latyn
sche school aan den Groeneweg, het v.m.
Cellebroedersklooster, aangewezen tot ver
blijf van personen in de Werkinrichting voor
behoeftigen tot wering van bedelarij opge
nomen. Het gerucht van besmetting door
ongedierte van de Stadsdoelen was onjuist
gebleken.
De lezer zal vragen: Wat en waar was
dat gebouw „de Stadsdoelen".
De Stadsdoelen was en is het oude, maar
nog voorname, gebouw aan den Lange
Tiendeweg met zyn fiere spreuk: „Per as-
pera ad astra" in het front, waarin thans
de Ryks Kleischool is gevestigd. Het is het
geb<*iw, oorspronkelijk gesticht als ver
gaderplaats van de schutters van het St.
Jorisgilde.
Reeds in 1514 had dit gilde op den Tien
deweg zijn „Doelen", de plaats waar de
schutters van den voetboog zich oefenden
in het gebruik van hun wapentuig.
Het eenvoudige doelhuis van de 16e eeuw
werd langzamerhand het imposante ge
bouw zooals wij het nu in zyn tegenwoor-
digen staat kennen.
Het had ruime zalen, versierd met kost
bare meubelen en kapitale schilderstukken
de onderscheidene Commandanten der
Schuttery met hun officieren in de 16e en
17e e*uw voorstellende wejkc thans nog
prijkend in ons Stedelijk Museum en waar-
i het aAuttersstuk geschilderd door Fer-
and BofSjfk
f kunstwerk mag worden ge-
van 11
dinand 1
noemd. V.
De Fransche "omwenteling, die het be
staan der gilden in het algemeen ongun
stig gezind was, bracht ook het St. Joris
gilde ten val. „De Doelen" bleven verlaten
achter.
Het gebouw zou geen getuige meer zijn
van de vrooljjke schuttersmaaltijden, die
zich een zekere beruchtheid hadden ver
worven.
'In 1805 werd het ingericht voor kazerne,
maar ook hieraan kwam een einde, toen in
de veertiger jaren der vorige eeuw de nieu
we kazerne in gebruik werd genomen.
In 1848 werd het tijdens een cholera-
epidemie tijdelijk bestemd voor ziekenhuis.
In 1850 kreeg het door het hiervoren ge
noemde raadsbesluit, dat het aanwees voor
Gymnasium, een meer blijvende bestem
ming.
Zeer belangrijke gegevens, do geschiede
nis van dit gebouw betreffende, vindt men
van de hand van wijlen Dr. J. Hughes in
de Goudsche Courant van 27 November
1015.
Toch vond de nieuwe onderwijsinrichting
bij de autoriteiten niet allerwege instem
ming. Gedeputeerde Staten opperden be
denkingen, vooral in verband met de hooge
kosten, die tengevolge van een en ander op
de gemeente zouden gaan drukken.
De Raad wist evenwel deze bezwaren te
overwinnen en bij dispositie van 22 Maart
1850 gaf het College van Gedeputeerde Sta
ten zyn fiat op het genomen raadsbesluit.
Nadat ook op de reglementen Koninklijke
goedkeuring was verkregen, werd het Gym
nasium op 6 September 1850 met een „fees
telijke redevoering van den Rector N. I. B.
Kappeijne van den Coppelloo in de Ho 1-
landsche taal geopend.
Vijftien jaar slechts blijft dit eerste
Goudsche Gymnasium bestaan!
Zooals reeds opgemerkt, komt in 1863 de
wet op het Middelbaar Onderwijs tot stand
en gevolg hiervan was, dat dank zij de po
gingen door het Gemeentebestuur daartoe
aangewend, ook in deze gemeente een Rijks
Hoogere Burgerschool met driejarigen
cursus werd gevestigd.
Gevolg van de stichting der Hoogere Bur
gerschool was evenwel opheffing van het
Gymnasium en in de plaats hiervan werd
wederom een Latynsche school gesticht.
Telde het Gymnasium in 1864 nog 22
leerlingen, de nieuwe Latynséhe school
opende met slechts 5 discipelen. De lessen
werden gegeven in de lokalen achter de
Hoogere Burgerschool, die zelve huisvesting
verkreeg ln de v.m. Stadsdoelen, door op
heffing van het Gymnasium beschikbaar
gekomen.
Maar ook naast de nieuwe middelbare
onderwijsinrichting bleek er plaats voor e
Latynsche school. Met kracht werd zy ter
hand genomen en in hun verslag omtrent
den staat van het onderwys over 1866 kun
nen Curatoren reeds schrijven, dat „toe
in July 1.1. openbaar examen werd gehou
den, ieder zich kon overtuigen dat deze in-
rigting den naam van zeer goede kon ar -
gen en Aai de gegronde hoop bestaat,
de hernieuwde latijnsche school op den
mdrSrw«. r«d.
het Hooger Onderwijs, brengt wede
ordering. Deze wet toch maakte het
verandering. Deze wet toen op
voortbestaan van de Latynsche. ein(je
den ouden voet onmogelvik; met
van den cursus 1879/1880 werd n> dan
°PWaar de bevolking onzer stad per
cember 1879 nog geen 20000
bestond er voor het Goudsehe
stuur geen verplichting tot oprichting
een gymnasium over te mien
ook gebruik gemaakt iran M
thans vervallen - bepaling der wet,
kunnen geraken tot de stichting van een
pf0_gymnasium, onderwijs-inrichtingen met
een vierjarigen cursus.
Dit pro-gymnasium opende met slechts
drie leerlingen en was gevestigd in het ge
bouw der Burgeravondschool aan de Houu
mansgracht.
Voor het Middelbaar Onderwijs in deze
gemeente was het jaar 1880 ook zeer gun
stig. De Rijks Hoogere Burgerschool werd
er eene met vijfjarigen cursus.
Het pro-gymnasium floreerde evenwel
niet, ondanks de toewijding van Rector en
leeraren. Het leed zooals wylen de Bur
gemeester Mr. A. A. van Bergen IJzendoorn
0p 4 Januari 1890 by de opening van het
nieuwe Gymnasium opmerkte aan de
kwaal waaraan alle dergelijke inrichtingen
lyden, op wellicht een enkele gunstige uit
zondering na. In weerwil van het feu sacrA
der leeraren sleepte de inrichting een kwij
nend bestaan en de Raad kwam dan ook
voor de vraag te staan: opheffing der
school, die aan menig Gouwenaar zoo dier
baar was, of oprichting van een Gymna
sium.
De bevolking had middelerwijl de 20000
benaderd en de Raad, steeds de belangen
van het onderwijs op hoogen prijs stellende,
meende dat de geldelijke bezwaren op d^n
achtergrond moesten blijven en besloot, ria
toezegging eener rijkssubsidie, tot oprich
ting van een gymnasium.
Wijlen Dr. A. van IJsendijk,
Rector van het Goudsche Gymnasium.
Wederom was evenwel de huisvesting
een onderwerp van ernstige zorg, vooral
ook in verband met de kosten daaraan ver
bonden, toenplots een brief van den
heer G. J. Steens Zijnen een niet verwathte
oplossing bracht. Deze bood de gemeente
de hem toebehoorende heerenbehuizing op
de .Westhaven ten geschenke aan, onder
voorwaarde, dat hierin het Gymnasium zou
worden gevestigd. Met vreugde werd deze
royale schenking aanvaard en nog steeds
dient deze oude patriciërswoning de inrich
ting van Hooger Onderwys te Gouda tot
huisvesting.
Nog steeds getuigen gulden letteren in
marmer gegrift, in het gebouw van deze
nobele daad en verkondigen zy de jeugd
wat goede gemeenschapszin vermag.
Ook na meer dan 40 jaren voor dezen
daad van echten burgerzin een eere-saluutü
Zoo zijn dan reeds weder tientallen jaren
heen gesneld en nadert öók deze' instelling
van Hooger Onderwys, opvolgster van de
in de grijze oudheid wortelende Latijnsche
school, den middelbaren leeftijd, terwijl de
Hoogere Burgerschool de jubilaresse van
heden in leeftijd naar de kroon steekt.
Beide onderwijsinrichtingen vierden hun
25-jarig bestaan; de Hoogere Burgerschool
zelfs haar 60-jarig in groote opgewektheid
en erkentelijkheid.
Beide mogen zich in een steeds toenemen-
den bloei verheugen.
By hunne jubilea werden velen, die hun
beste krachten aan deze zoo by uitstek nut
tige instellingen gaven, herdacht.
Het zou mij te ver voeren, die velen hier
te noemen, en ik meen dan ook te kunnen
volstaan met hen die over een lange reeks
van jaren leiding gaven èn als rector èn als
Directeur, n.l. de heeren wijlen Dr. Van
IJsendijk en Dr. Julius en de nog steeds in
onze stad van zijn welverdiende rust ge
nietende, bij oud en jong bekende en ge
achte, Dr. H oogstra.
Dr. S. S. Hoogstra,
Oud-Directeur der Rijks Hoogere
Burgerschool.
Hunne namen zijn, zonder iemand tekort
te willen doen, onverbrekelijk aan deze in
richtingen van onderwijs verbonden.
De Ryks Hoogere Burgerschool bleef tot
1916 huisvesting vinden in het oude Doe
lenhuis van het v.m. St. Jorisgilde; 6 No
vember 1916 betrok zy haar nieuw gebouw
aan den Burgemeester Martenssingel.
Zoo is de tijd henen gesneld en wie nog
eens een blik terug wil werpen op alle deze
evenementen in het onderwijsleven in deze
stad, hy leze de vele lezenswaardige ver
slagen daarover in de Goudsche Courant,
de zeventigjarige, die nog steeds met jeug-
dige opgewektheid en onverwoestbaren
levenslust haar lezerB al datgene wat in
onze oude pijpenstad plaats vindt, ter ken
nisneming- biedt. Zij gaat met haar tyd
mede, spaart tijd noch moeite om haar
lezers „elk wat wils" te geven.
Moge zij steeds op dezen weg voortgaan;
moge zy blijven de eeuwig jeugdige, dte
steeds haar eigen weg gaat, de weg, die zy
thans reeds zeventig jaren heeft gegaan
lust voor haar lezers en tot haar eigen ge
noegdoening.
GOTOA, SI Maar, 1932.^ j
E, KLEIWEG 1
GOUDA
ïnfnten
gevatte koude, influenza, vef-
stopping, trage'; "ontlasting,
ga|, slijm, koortsigheid, maag-
of hoofdpijn, &en eetlust,
slechte spijsvertering enz.
Vbruikt dan drife keer daags eer
wéinig van de Mroemde ge
neeskrachtige 4'Wortelboer'?
Kruiden of een hitwee Wortel-
boer's Pillen van Jacoba Maria
Wortelboer jen gij züt spoedig
weer hersteld. Reeds duizenden
hebben er baat door gevondën
en zij zulle» ook U helpen. Gij
zült tevredeji zyn over de heil
zame uitwerking. Wortelboef's
^Kruiden zötig cent'per pakjq,
Wortelboei'fi Pillen 'ze^iig cènt
per doos, js dobzen 1.70 by
T^pothekers'efl Drogisten!
Zooeven ontvangen een ongekende collectie
MODERNE CONFECTIE
in de -meeste kleursclVakeeringen, aparte mo-
ellen tege^ zeer vQordeelige prijzen.
Groote verscheidenheid i
'acht U vÜ'orail tiiet (tdjlangi j Nu hebt ge. keus in
oed. "ljVij|n^DdigM 'beleefd uit tot epn bezoek
uilen tae^vermiginiji geven, tlaj U vnogj nooit
ulke oö[igéhoji|n|e HSge fejzen hejjit kunnen koopen
is,
Heerencostuums stoomen i 3.50
ontvlekken en persen - 1.75
persen- 1.00
Mantelsvanaf - 3.00
t 1 katoen - 1.75
Japonnen wq,
Kunstzijde japonnen2.50
Zijde - 3.00
Regenjas/overjas 3.50
Eenvoudig avondtoilet 4.00
Van Gordijnen, Tapijten, Overgordijnen, Dekens enz.,
wordt desgewenscht vóóraf prijs opgegeven.
Telefoon 3066
100
Anno 1907
TURFMARKT 75 - TEL. 2933
Gevestigd sedert 1881
benevens eer?
vast bedraq
per maand
VRAAGT INLICHTINGEN.
Een jj
Demonstratie zonder verplichting
Betaling nok per maand
Ombouwen van radiotoestellen zeer billijk
Achter de Waag Gouda
NERGENS ZOO
VOORDEELIG
ALS OP
NERGENS ZOO
VOORDEELIG
ALS OP