(obus 1 Blad. Deze Courant komt in vele duizendenI gezinnen. Gegarandeerde oplage 6500 ex VOOR GOUDA EN OMSTREKEN •GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE, I0NH0VEN, STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD No. 17930 Moi 1932 Zaterd 71» Jaargang BERGAMBACHT, Ditblad verscHijnt dagelijks behalve op Zon-en Feestdagen EERSTE BLAD. Brieven JAAT 5 Hofweg De lieveling der Goden. de Hofstad. VOSS! Modelwasscherij BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOllS I^IEUWERKERK, OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWIJK, SCH e i Uit nummer bestaat uit twee bladen. K. I HAGENAAR. Onze icter ONS ZATERDAG-FEUILLETON. De poorten'van Kamt. dat visioenen van het groote volk, in prachtige f21. (Wordt vervolgd). Den Haag. schreeuwend, „Af *chuwelijk Wel, miaachien ia het zoo. v bloed, ver- tieene levens- e modellen nieuwe Wie in de toekomst licht ziet blinken, hem kwelt de duisternis van het heden niet ineer. doen! In dit opzicht wordt er heusch niet al te veel gedaan: er wordt dikwijls heel wat geld voor minder belangrijke doeleinden uitge- dat de rots van Anubis zich verhief rteesch. aid. luchtspelers RIEMANN 1NER. uit het Engelsch van BARONES ORCZY. XIV. bloedigen slag hebben geleverd." Maar hij schudde het hoofd. „Er is geen enkel geraamte van een beest onder.” „Het ie in elk geval af schuwe lijk," zei- orgt ervoor de ik. den grond menschel# ke beenderen waren, I We moeten den sl den. Dat dwingt d krachten en tot vei aan alles wat nfl heeft. We moeten zi en vaak ook onze v Dat maakt ons zei dacht op voordeelen stellingen zoo ten als van anderen en neemt ons ons gelo trouwen en maakt I daniger soms. Het i Op de blinkende ht we niet blijven. M. jeugd kunnen we to in het besef, dat hel moeden een kracht* het praktisch level van het vertrouwen gen, den ideëelen zd geven, laten we I winnen, die de jeuj leeftijd sieren kan.j top van den laatsten heuvel hadden bereikt, die ons van het dal scheidde. Nu stond de rots Anubis in haar geheel voor ons met den kop van den jakhals scherp afgetee- woestijn? „Dan een slagveld, waar een paar wilde een Hoewel allerwege op bezuiniging wordt werd toch maar eens voor de variatie door den wethouder van Onder- I wys voorgesteld er een inspecteur voor het nnenhaar lawr onderwiis hii te benoemen. de doodelijke stilte en scheen van den grond op te rijzen. Het was een vlucht gieren, die met somber gekras I omhoog vloog, terwijl een troep hyena’s, j verschrikt schreeuwend, in de wildernis vluchtte. Toen zagen wij, dat de witte plekken op OOlim COURANT. kend tegen het roodachtig uitspansel; geen twee mijlen verder. Van haar voet liep een pad, recht naar het zuiden naar de verwijderde, lange heu velreeks; het was gemakkelijk ze met 't oog te volgen door de talloos vele, witte plek ken, die er helder en duidelijk tegen het gele zand, op schitterden. week 17 cent, met Zondagsblad ie bezorging per looper geschiedt. met het leven strij- Btot concentratie van ffiding van verspilling direct praktisch nut Kgen, dat wij er komen •öuw en onze kinderen, luchtiger en meer be- Wij ondergaan teleur- ■iehte van ons zelven lan het leven. Dat be- I en het vreugdig ver is argwanender, onder- Btt alles onvermijdelijk, fcte der jeugd kunnen ■r het ideëele uit die n ten deele vasthouden noch meer dan we ver- ook in den strijd van En wanneer we veel met geloof, het verlan- Fder jeugd moeten prijs m daaruit de wijsheid I mist en den ouderen Lager levensniveau. Er is de laatste beide weken in onze Tweede Kamer by de behandeling van de door den heer Knottenbelt voorgestelde motie, om de regeering de bevoegdheid te geven of wettelijk de bevoegdheid te schep pen, de verbindbaarheid van burgerrechte lijke overeenkomsten in bepaalde gevallen op te heffen, heel wat gesproken over de noodzakelijkheid van een lager levensniveau. De heer Knottenbelt scheen geheel of al thans hoofdzakelyk dat lager niveau te willen bereiken door loonsverlaging. Daarin bleken de meeste afgevaardigden hem niet te willen volgen, al erkenden de meesten, dat in verschillende bedrijven de loonen wel naar beneden zouden moeten. Maar vry al gemeen bleek men in te stemmen met de gedachte, dat we in dezen crisistijd op een te hoog plan leven, dat we naar evenredig heid van de middelen om ze te bevredigen, onze behoeften en eischen te hoog stellen, dat we terug zullen moeten tot een lager levensplan met minder comfort, minder luxe, minder gemakken, minder genoegens. Zoo’n teruggang is niet prettig. Er is niets, waaraan de mensch zich gemakke- I ijker en spoediger went dan gemak, com fort, luxe en dat, eenmaal gewoonte gewor den, zoo moeilyk te ontberen valt. Maar het is de oeconomische noodzakelijkheid, die ons dringt. We komen er zoo niet uit. En daarvan is allerlei ellende, al grooter wer keloosheid en al dieper wegzinken in het oeconomisch en finantieel moeras het ge volg. Willen-we verbetering brengen, doel treffende verbetering en opheffing der crisis bereiken, dan zullen we wel aan dezen dwang der noodzakelijkheid moeten gehoor zamen, langs welke wegen we dan ook het lager niveau willen bereiken. Is het wellicht een soortgelijke noodzake lijkheid, die ons ook, wanneer we ouder worden, gewoonlyk op een lager geestelijk levensniveau terugdringt? Want er is ook een geestelijk levensniveau evengoed als een materieel. Waarin zich de hoogte van dat niveau openbaart, is niet altijd gemak kelijk te zeggen, evenmin als we gemakke lijk in woorden kunnen uitdrukken, waarin het materieel levensniveau bestaat. Maar we weten toch allemaal wel, dat de een geestelijk, dat wil zeggen geestelijk in den meer ruimen zin, dus wat zyn intellectueel, moreel en gevoelsleven betreft, op een heel ander plan leeft dan de ander. En nu is het opmerkelijk, dat by verreweg de meesten van ons dat levensniveau, wanneer we ouder worden, pleegt te zakken, maar ook dat we daarvan niet de onaangename gevolgen er varen, die we by het zakken van het mate rieel levensniveau gewaar worden. Mis schien komt dit laatste wel, omdat we ons meestal van dat zakken niet duidelijk be wust zyn. Integendeel! Veelal achten we ons, ouder geworden, verstandiger, rede llijker, ernstiger, voorzichtiger ook vaak, zelfbewuster, ruimer van blik dan in onze jeugd. En we worden dat alles in zekeren zin ook. Maar, die meerdere verstandigheid, ernst, voorzichtigheid, ruimte van blik be treft gewoonlyk alleen of althans in hoofd zaak onze praktische belangen. Ideëel ge zien leven we meestal op een lager plan. Dat komt wel voor een deel, omdat we, het leven en de menschen en onze eigen krach ten beter leerende kennen, beter begrijpen, dat veel van het ideëele onbereikbaar is en ver iwynt, zoodra we tot juistere definee- ring van «.nze droomen, verlangen^, streven genoodzaakt worden. Maar het komt voor een nog grooter deel, omdat we berekender geworden zijn, omdat we, door den nood gedwongen veelal, in de eerste plaats reke ning leerden houden m^,t de eischen der praki.|jk en met ons eigen belang. De jeugd is wellicht niet onzelfzuchtiger dan oudere leeftijd, maar ze heeft andere, meer idealis- tis -he en minder op het rechtstreeksche be hing gerichte begeerten en ze voelt zich nog sterk genoeg om ze tegen de praktijk van het leven en tegen vijandige machten in te verwezenlijken. Dat komt heel sterk uit in de algemeene drang der jeugd naar hervorming. Zy voelt zich vaak ook tot het verleenen van diensten aan de gemeenschap verplicht. Zij leeft meer boven de feitelijk heden van het leven en van de wereld. Ze is ook gevoeliger voor indrukken en lichter bewogen. "Misschien is zy minder by machte zichzelf op te offeren en weg te schenken, maar de drang ertoe is sterker en meer algemeen. Zy zien het leven beter, zonniger, kleuriger en ook de menschen beter en no beler dan ze zijn. Kortom ze beleeft den droom uit de realiteit. En dat heeft tot gevolg, dat ze ideëeler begeerten kent, ideëeler gelooft, ideëeler leeft. Is het daar door wellicht, dat de noodzakelijkheid ons naar lager geestelijk niveau dringt, wan neer we ouder worden? Wetenschap an ondervinding Fa. J. H. VAN blhAAItN - en vermoeid en verzwakt boven een reusachtig kerkhof. HOOFDSTUK V. Dat doet eenigszins vreemd aan als men weet dat het openbaar onderwijs eer ver minderd is dan mtgebraid. Er was dus alle aanleiding om niet uit te breiden. Trouwens wy hebben al veel te veel toezichthouders op het onderwys. Hoeveel soorten er daar van zyn is al niet meer te tellen. En het ergste is altyd dat men deze menschen be graaft onder administratief werk zoodat er haast geen tyd voor het eigenlijke inspectie- werk overblyft. Dit is trouwens by heel wat van dergeiyka functies het geval. Er loopt bijvoorbeeld een inspecteur rond, die niet anders doet dan nagaan of alle ge- meente-eigendom nog wel aanwezig is. Hy controleert geregeld alle bureaux en verge lijkt de staten en opgaven met dc aanwezi ge meubelen enz. Alle stoelen, tafels, kasten, spiegels en wandversieringen, kap stokken en parapluiestandaards, alles moet de revu« passeeren. Wat kapot of onbruik baar mocht zyn moet ter plaatse blijven tot het is afgesahreven en door nieuw ver vangen. Vreeselyk belangrijk werk zoo’n inventa- ris-inspecteur, die natuurlijk heel veel ad ministratief werk heeft. Toch verdient deze inspecteur vyf mille per jaar voor dit on benullige werk. Zoo zullen er nog wel meer van die baantjes zyn, die heel gewichtige titel* dragen en als buitengewoon belangrijk wor den voorgesteld maar die in werkelijkheid doodgewoon klerken-werk zyn. Een ge meente wordt op die manier altijd duur in haar uitvoering, gelijk trouwens met den Staat dito het geval is. Ook de Staat laat maar al te dikwijls ondergeschikt werk ver richten door een ambtenaar, die eigenlijk voor veel belangryker arbeid geschikt en bestemd is. Er zyn zelfs heel veel van die onbeduidende werkjes maar daarvoor ont breekt het personeel. Particulieren doen het met jonge krachten, meisjes heel vaak, die ook niet veel meer dan dat werk kennen, maar de Staat heeft zulke krachten niet omdat hy veel te hooge eischen van toe lating voor zyn personeel stelt. Dat is één der oorzaken van de dure bureaucratie die ten slotte topzwaar wordt van al die in- spectie-instanties en chefs-functies, die op hun beurt toch alle weer aan de leiband van een hoogere instantie loopen. Zuinigheid zou hier te betrachten zyn, ah men wilde. Maar... men wil in den regel niet. t kindschap dan gaan 12 - „De rots van Anubis," fluisterde Hugh. Rondom ons heerschte dezelfde doodelijke stilte; de kiezelsteentjes en het zand glin sterde in het maanlicht als myriaden dia manten. Het heuvelachtige hoogland verhief ’’•ch jn maiestueuse e-olvinaen. de midder- ■■htelijke lucht was vervuld van den zon de riingen, scherpen geur, van duizend lotus bloemen en eenige tientallen mijlen, verder, de wildernis beheerschende met ontzagwek kende en geheimzinnige majesteit, stond de rots van Anubis als het eerste tastbare teeken voor ons, dat Hughs veronderstellin gen geen ijdele droomen waren. Natuurlijk moesten wy tot het ochtendgrauwen wach ten met opnieuw verder te gaan; hoe lieflijk de nacht ook was, scheen hij oneindig lang en by de eerste lichtstralen waren wij reeds bezig onze twee overgebleven kameelen te laden. Beiden waren wij vreeselyk opge wonden nu het einde onzer reis nabij was. Dt grond was zeer ruw, zich nu en dan ver heffend in steile heuvels en grillige rotsen, maar ontwijfelbaar hellend naar de vallei; Wy waren genoodzaakt te kampeeren, te midden van deze* sombere verlatenheid. Duizend tegenstrijdige gewaarwordingen joegen elkaar na in ons verbijsterd hoofd. Wat was de verklaring dezer vreemde en i eenzame verblijfplaats van den dood? Van wie waren deze verbleekte beenderen waren achtergebleven om met het zand en - de 1 Ik geloof, dat wy een groot deel van dien nacht met ijdelheden doorbrachten. Wij mochten onzen geringen voorraad water niet verspillen, maar wy veroorloofden ons toch ons te scheren met de gepatenteerde scheerzeep, borstelden onze kleeren en trachtten over het geheel een fatsoenlijk voorkomen te verkrijgen. De arme kameelen waren zeer ziek en wij waren maar al te bevreesd, dat een er van niet in staat zou zyn nog een dagreis te volbrengen. Toch vond geen van ons bei den, dat wy het arme schepsel achter kon den laten; wy verlichten den last zooveel mogelijk en vroeg in den morgen togen wy naar het Zuiden. Ik moet zeggen, dat het geen vroolyke tocht was, schedels en ge raamten lagen in groote getale verspreid en raven en gieren, door onze voetstappen verstoord in hun wreed maal, zweefden boven ons hoofd en vervulden de lucht met hun somber gekras, maar daarentegen, bracht elke stap ons nader tot die reeks heuvelen, waarachter ons beider overtui ging ons zeilde, dat het volk leefde, hetwelk de wildernis gebruikt als een begraafplaats voor hun dooden. die 1 horizon i zich te vermengen kiezelsteenen der nuWa-Scheurleer. Er heeft zich comité‘^evorhid om te trachten de musea-Scbeurleer te be houden. Onlangs hebben wij het een en ander over deze belangrijke verzandingen meegedeeld en daarbij de hoop uitgespro ken, dat het mocht gelukken deze voor uit één vallen te behoeden. Het doet ons daar om veel genoegen dat verscliil lende personen de handen in één geslagen hebben om te trachten dit doel te bereiken. Mis schien dat Staat en Gemeente gezien dit particulier initiatief bereid zullen zyn hun medewerking te verleenen ten einde te voorkomen, dat dit kostbare bezit onder den hamer komt. We hadden liever nog gezien dat de ge meente hier aanstonds de leiding had ge nomen en desnoods daarna ee;. oproep had gedaan aan particulieren om te hulp te ko men, maar langs dezen weg gaat het on getwijfeld ook. Hoofdzakelyk is, dat aan stonds een poging wordt gedaan en wy twijfelen niet of het zal gelukken hier tot een resultaat te komen. Het is niet noodig aanstonds het volle kapitaal bij één te bren- ABONNEMENTSPR1JS: per kwartaal ƒ2.25, per per kwartaal ƒ2.90, per week 22 cent, overal waar df Franco per post per kwartaal ƒ3.15, met Zondagsblad ƒ3.80. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA, by onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren. Onze bureaux zyn dagelijks geopend van 9—6 uur. Administratie en Redactie Telef. Interc. 2745. Postrekening 48400. waarin de rots van Anubis stond. kameelen waren door spaarzaam voedsel; op het midden v;an den dag, scheen het, alsof wy pas de helft van den afstand hadden afgelegd, en de voet van de rots lag nog steeds verborgen voor onze oogen. „Girlie, zie je die witte plekken, die ver spreid liggen op den grond aan de zuidzijde der rots?” Zei ik later op den dag tot Hugh. /Ja, ik heb mij al afgevraagd wat dat zou zyn.” De zon ging juist onder, toen wij den ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring): 1—5 regels ƒ1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring: 1—5 regels 1.55, elke regel meer 0.80. Advertentien in het Zaterdagnummer 20 bijslag op den prijs. Liefdadigheids-advertentiën de helft van den prijs. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regels ƒ2.25, elke regel meer ƒ0.50. Op de voorpagina 50 hooger. Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen bij contract tot Meer gereduceerden prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte. Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soliede Boek handelaren, Advertentiebureux en onze agenten en moeten daags vóór de plaatsing aan het Bureau z|jn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn. die hun dood vonden op deze plek na ein deloos rondzwerven in de woestijn, was myn eerste veronderstelling; klaarblijkelijk een dwaze want Hugh wees kalm naar ee.y paar geraamten, waaraan het vleesch nog hing. „Geen van deze geraamten, is hier meer Toen wy met onze kameelen te voorschijn dan tien jaren geweest, zou ik denken," kwamen boven op den top van den heuvel, i mericte hy op. verscheurde eensklaps een geweldig leven reusachtige wolk stammen uit de woestijn kort geleden z\n vii.zi.Ti liras aln.o aralavawl geven. We weten wel. dat er een groote categorie van personen is, die niets voor die „oude rommel" voelt en er dus geen cent voor over heeft, maar andere zien wel heil in het behoud, betreuren zelfs dat niet meer gedaan wordt. Het is nog niet zooveel jaren geleden, dat de gemeenten niet de minste aandacht aan hun archieven schonken totdat de rijkswet- gever hen dwong dit wel te doen. Den Haag heeft niet al te lang geleden dit punt eens ter overweging genomen en een tamelyk goede lokaliteit een oude school voor zijn archief ingericht. Het ia alleen jammer, dat dit gebouw wat uit het centrum der stad ligt en dus niet zooveel bezoek zal trekken als wellicht nuttig ware. Door ken nismaking wordt allicht belangstelling ge wekt en die heeft een dergelyk instituut nu eenmaal noodig om zich te handhaven en uit te breiden. In het Haagsche archief wordt o.a. ge tracht wat meer gegevens bijéén te brengen over vroegere Hagenaars. In den tegen- woordigen tyd is men door middel van de kranten, die zelfs portretten publiceeren, goed op de hoogte, maar wanneer men tracht iets te weten te komen van een halve eeuw terug dan is het al uiterst moeielyk om zyn verlangen te bevredigen. Het ge- nieente-archief heeft getracht die leemte aan te vullen. Om op onzen aanvang terug te komen, w|j zien met aandacht tegemoet of de com missie die zich thans gevormd heeft tot behoud van de musea-Scheurleer zal slagen in haar pogingen. Zy zou zich daardoor groote verdiensten voor onze stad verwer ven, al wordt dit misschien pas in veel lateren tijd ten volle gewaardeerd. Een schenking aan den Staat. Juist dezer dagen lazen wy in de krant dat een oud-hoogleeraar zyn gansche ver zameling gesteenten aan den Staat cadeau heeft gedaan. Dergelyke schenkingen komen helaas niet veel voor. Hoevele met zorg bijéén ge brachte collecties stuiven weer uitéén als de man, die zyn leven voor een groot deel er aan wydde, het hoofd voor goed heeft neergelegd? Geregeld worden groote ver- koopingen van boeken gehouden waar by blykt hoe een unieke verzameling op één of ander gebied weer uit één gaat. Is de overheid hier altijd wel bij de hand om te trachten er uit te betrekken wat zij zelf niet heeft? gen: heb nageslacht kan ook wel eens iets j aangedrongen, openbaar lager onderwijs bij te benoemen. Maar ik ben er van overtuigd, dat het hei' einde van de reis beteekent.” „Denk je dan, dat wy onze Britsche beenderen bij deze belangwekkende collectie zullen voegen?" vroeg ik. „Neen, dat denk ik niet, Mark. Maar ik denk dat wy, na een nacht rust te hebben genomen, dit pad naar het zuiden zullen volgen, dat klaarblijkelijk leidt naar die reeks van heuvelen." „Nog een twintig mijlen?” „Daar achter ligt het land van haver en gerst, van oud Kamt.” Ik keek langs den waar de toppen dier verwijderde heuvelen de laatste stralen der ondergaan de zon opvingen, en weer kon ik den vreem- den en scherpen geur ruiken van lotusbloe- De zwervende troepen der Egyptenaren sems, die in mijn herinnering terug riepen - .ijj jvisioenen van het groote volk, in prachtige gewaden en edelgesteenten, en van paleizen en tempels, zooals bedaarde, moderne men schen der twintigste eeuw zich ternauwer nood kunnen voorstellen. Ik wilde dadelyk op weg gaan; het pad scheen zoo helder. „Moet ik dezen keer de voorzichtige zijn, i Mark?" zeide Hugh met een glimlach. „Wij I zullen ons het succes niet laten ontglippen. 1 J nu het juist zoo dicht by is." l „Dat is zoo,” antwoordde ik met myn ge wone achteloosheid. Ik deed beter m|j bezig te houden met het oppoetsen der Egyptische 1 voorzetsels en persoonlijke voornaamwoor den. Ik voel dat ik ze spoedig noodig zal hebben, als ik mijzelf niet te schande wil maken.” j

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1932 | | pagina 1