1
i
ie
NIEUWS. EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE,
enz.
Deze Courant komt in vele duizenden gezinnen. Gegarandeerde oplage 6500 ex
--3---
weg is de meest aangewezene. En het is te
itt spoedig algemeen
No. 18015
Zaterdag 18 Juni 1832
71* Jaargang
n's
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN,
tylEUWERKERK, OUDERKERK,OUDEWATER, REEUWIJK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN,
i
Uitblad verschijnt dagelijks behalve op Zon-en Feestdagen
r|
l|
De lieveling der Goden.
n
Losse bladen uit het Dagboek
van een Gouwenaar.
Modelwasscherij
Brieven uit de Hofstad.
inziet.
t
MC]
II
ONS ZATERDAG-FEUILLETON.
en
(Wordt vervolgd.»
uit het Engelsch van
barones orczyA
I
,fiin alter verwegener Traum der
Menschen 1st greifbare Wirklich-
keit geworden!”
MAX GE1SENHEYNER.
Vrijdag 17 Juni.
Steeds heb ik de gewoonte gehad in
deze mijne dagboekbladen ernstig te
waarschuwen tegen mis- en wantoestan
den die dreigden te ontstaan in onze on-
middellijke omgeving. Nooit aarzelde ik
de vinger op de wonde plek te leggen als
het erop aankwam de belangen onzer
goede stad te verdedigen en te behar
tigen.
Reeds twee jaar geleden signaleer#
ik met groote duidelijkheid de pogingen
van ons Stadsbestuur om zich voor geld
te ontdoen van de mooiste- romantische
plekjes in wording die onze stede bezit,
te weten de stille laantjes in het Nieuwe
Park. Men heeft toen geen acht geslagen
op mijn stem.
En nu lees ik me daar pippeling het in
gezonden stuk van iemand wit.ss' wel
luidende naarn alleen reeds direct visioè-
nen vobr ons op rfraaie
natuurtafereel dat men zich kan beden
ken en deze gelijkgezinde burger kondigt
ons aan 't bebouwen van de tweede en
laatste laan.
Inderdaad, dit gaat te ver, de inzender
heeft gelijk en Koperwiek had ook groot
gelijk toen hij vanmorgen in de zachte
weldadige koelte van mijn wijnkelder
waarheen mijn kantoor in deze dagen van
onbeschrijfelijke warmte is verplaatst
galmend uitriep:
„Meneer Rotte laar, waar moet dat dan
toch n’aar toe?! U hebt destijds zoo klem
mend en boeiend geschreven over het
verdwijnen van. die intieme laantjes. U
bent 't geweest die toentertijd erop heejt
gewezen hoe droevig hier de houding is
geweest van 't Stadsbestuur. Inplaats van,
zooals dat in Engeland bekend is, hier
en daar van die rustige intieme hoekjes
te cultiveeren, zoo geliefd bij de wande
lende jongelui, gaat men tekeer als een
brute gierigaard en offert 't teederste be
zit kalmweg op aan hebzucht en eigen
baat!”
Men weet dat ik Koperwiek niet lijden
mag, maar personen en zaken moeten
de draagbaar van den Pharaoh, die link»
van den plechtigen hoogepriester was ge
plaatst. Eensklaps raakte al de aanwezigen
weer met het voorhoofd den grond aan, ik
zag een tweede draagbaar naderen en ge
dragen door acht mannen ,die er bijna als
negers uitzagen. De draagbaar was gehuld
in rouwzwart hier en daar slechts een schit
tering van goud en juweelen, en daarop,
half gehurkt en half liggend, bevond zich
een wonderschoone vrouw. Zy kon niet zeer
jong meer zyn, dit was duidelijk uit de rijp
heid harer weelderige gestalte en bevallige
houding, maar het zwart van de draperiën,
deed volmaakt, de ivoren blankheid harer
schouders en armen uitkomen. (Ik twijfel
er niet aan, dat de dame zich volkomen be
wust was van het feit, want ongetwijfeld
bezitten de dochters van dit mystieke land,
iets van het bekoorlijke zwak harer spits
vondige zusters van het Noorden). Haar
klein voorhoofd straalde koninklijk onder
den «lieflijken diadeem, in den vorm van een
zich bukkende ibis, die wij allep zoo goed
kennen en van het hoofd tot de kleine, met
sandalen geschoeide voeten schéén zij één
prachtige, glinsterende massa ‘van edelge
steenten. Haar gewaad holé weinig zij
ook aanhad was soepel en zijdeachtig en
van’ dezelfde schoone zwarte tint.
hadden, zeide, dat wij werkelijk waren bin
nengedrongen bij het groote volk, dat aan
de verbaasde wereld het eerste flauwe
schijnsel gaf van een wonderbare en ver
dwenen beschaving.
Ik kon zien, dat Hugh van louter opwin
ding, bijna even bleek was als de groote
Pharaoh, die op zijn prachtige draagbaar
lag; want Pharaoh was* hij, heerscher over
Neder- en Opper-Egypte, evenals zijn voor
gangers, van wig wij, arme Westerlinge
hebben gehoord, en als al degenen, van wie
wij niets weten, hebben moeten zijn, sinds
zy hun hooge beschaving hun prachtige
kunst, hun kennis, en schoonheid naar deze
mystieke oase brachten, te midden van den
oceaan der woestenij.
Zwaar scheen de edele diadeem te rusten
op het hoofd van den tegenwoordigen Spruit
van duizend koningen. Half bewusteloos lag
hij in de kussens, terwijl zijn handen, die
met ringen en edelgesteenten waren be
dekt, lusteloos speelden met een paar kleine
apen, die de plechtige majesteit van den
tempel verstoorden door hun schril, onop
houdelijk gekrysch, terwijl ik mijn hoofd
voelde duizelen bij de gedachte, dat ik,
Mark Emmett docter in de medicijnen, uit
Londen, een prozaisch Britsch praktiseerend
geneesheer, werkelijk keek, met mijn eigen
oogen, naar het leven, den adem van een
echten Pharaoh.
Een groote schaar trompetters en schit
terende bedienden, te veel in aantal en te'
wonderlijk voor mijn arme, duizelende her
sens om op ééns te overzien stond rondom
u o
groote werkloosheid. Dat weet ieder, daar
over 8.
zenden, tienduizenden mannen en vrouwen
en kinderen op het platteland, die sloven en
zwoegen, die zich letterlijk afbeulen, ge
durende onmenschelijk lange dagen.
Dat weet niemand, daarover hoort men
geen enkele. En terwijl degenen, die werk
loos zijn, steun ontvangen, althans voldoen- I
de om in de grootste nooddruft te voorzien, I
verdienen zeer vele van deze werkezels
niets of nog minder dan niets.
Tot zoover de heer Weger.
De zaak staat dus zoo. Door een samen
stel van oorzaken, waaraan onze sociale
politiek niet geheel onschuldig is, wordt op
den boerenstand de last gelegd, ten behoeve
van de andere bevolkingsgroepen voor niets
te werken. En als maatregelen worden ge
nomen, om dien last eenigszins te verlich
ten, mag men het allerminst doen voor
komen, alsof daardoor op het andere volks
deel een last wordt gelegd. r
Nog eene andere vraag. De aangenomen
wet opent ook de gelegenheid, om, indien
de Minister het noodig oordeelt, de melk in
brood te verwerken. Dit heeft in de pers
aanleiding gegeven tot de opmerking, dat
zoodoende aanstonds alles in het brood zou
worden gestopt, waarmede wy verlegen
zaten. De schrijver heeft daarmede blijkbaar
zijne ontstemming over dit gebruik van de
melk te kennen willen» geven. Toch lijkt ons
de maatregel allerminst dwaas. Wy zullen
in deze richting waarschijnlijk nog wel ver
der moeten gaan, door ook een deel van ons
aardappelmeel en onze rogge voor de brood-
bereiding te gebruiken. Vooral wat de
rogge betreft, zal dit wellicht onvermijde
lijk zijn. Rogge is ons voornaamste graan.
Het besloeg tot dusver eene oppervlakte
ongeveer 4 keer zoo groot als die van tarwe.
Wy zjjn thans gewoon de rogge aan het
vee te vervoederen en in den vorm van
varkensvleesch en andere dierlijke produc
ten te exporteeren. Men wil die producten
in het buitenland echter niet meer koopen.
Zoodoende staan voor ons twee wegen open.
Of onze eigen productie stop te zetten en
een groot deel van onze direct en indirect
van den landbouwer levende bevolking als
werkloozen te onderhouden. Of ons ver
bruik aan te passen aan onze nationale
productie en te eten, wat de pot in dit
géval onze bodem opschept. Deze laatste
den van dieren voorstelden krokodillen,
rammen of koeien, met de volle maan tus-
schen hun horens; dan weer een aantal
vrouwen met reusachtige pruiken, die aan
haar lichaam een grotesk en verdrongen
aanzien gaven; en nu statige gedaanten,
die lange, gouden staven droegen waarop
een menigte mottos bewerkt in email
edelgesteenten.
En onder hen allen stak een groot, in-
drukwekkend figuur, in het midden uit, die,
na een oogenblik met de apnen opgeheven
dé reusachtige godheid had aangezién, zich
naar de menigte priesters en priesteressen
wendde en op luiden toon een smeekbede J
of een zegen uitsprak. Het was een oud
man, want zyn gelaat was vol rimpels,
•maar de donkere, smalle oogen fonkelden
met een vreemden glans van heerschzusht
en geweld. De kruin was, evenals het ge
laat, geschoren, maar op de kin was een
kort plekje gekruld haar, dat recht vooruit
stak het zinnebeeld van macht in oud-
Egypte. Over zijn ruim, wit gewaad, droeg
hij de huid van een luipaard, waarvan de
kop op zyn borst hing, met oogen die ge
vormd waren door een paar robijnen.
Gelukkig hing de wazige sluier tusschen
ons en de groep priesters. Het heiligdom
zelf was nog schemerachtiger verlicht dan
het hoofddeel van den tempel;
waren wij nog niet ontdekt en
het beschermende gordijn ter zijde schoof
waren wy, zoo het scheen voor het oogen
blik veilig.
Eensklaps bereiddte een schel klinkende
daardoor
als niemand dreven, terwijl de koninklijke uraeus het
bleeke voorhoofd omgaf, de kroon, die zoo
bekend is aan eiken kenner van Egyptische
mysteries, de kroon, die ons duidelijker dan
welke wonderen die wy tot nu toe gezien
60ÏBSCHE CIHRAM.
De verplaatsing van de markt.
Er is al jarenlang sprake van, dat de
markt, die Maandag, Vrydag en Zaterdag
avond gehouden wordt op de Prinsegracht,
verplaatst moet worden. Deze eenmaal voor
name gracht, waar nog vele patricische wo
ningen herinneren aan dagen van glorie, is
al sinds menschenheugenis gedempt en
toen als marktplaats aangewezen.
Die enkele groote woningen zijn geen
van alle meer de woonstee van voorname
persoonlijkheden. De degradatie is geheel
voltrokken en alle zijn voor andere doelein
den ingericht. Hét eenige huis dat nog aan
den ouden tijd herinnert is het museum-
Bredius. Wanneer ge dit museum betreedt,
komt ge nog in de oude sfeer der deftig
heid van de vorige eeuw* Dit huis is nog
intact en bezit nog alle schoonheid van ar
chitectuur en kunst, die er door den eige
naar is verzameld. Wel voor altyd zal dit
zoo blijven, want de gemqente heeft het ge
heel in eigendom ontvangen en moet het
als museum blijvend bewaren. Als een oase
in de woestijn zal dit huis op de aan lager
wal geraakte Prinsegracht blijven staan.
Deze gracht is een breede verkeersweg
geworden naar de volkswijk, die er achter
ligt en vormt de verbinding daarvan met
het centrum, de city van de residentie. De
groote doorbraak die de Prinsegracht met
de Wagenstraat verbindt, op welker snij
punt zich drie monumentale gebouwen ver
heffen, waarvan de Bijenkorf wel het meest
opvallend is, heeft de noodzakelijkheid ge
bracht om de markt te verplaatsen. Niet
kan drie dagen in de week deze breede ver
bindingsweg versperd zijn en hoe decoratief
misschien op die dagen het stadsbeeld moge
zijn, het verkeer eischt hier al weer met
onverbiddelijke gestrengheid breede baan.
Een zoo oude en vertrouwde instelling als
een markt verplaatst men helaas niet ge
makkelijk en alles is reeds bedacht om een
goede oplossing te brengen. Het terrein dat
men thans voor de markt op het oog heeft,
is niét gelukkig; het ligt langs de trambaan,
die de Hollandsche Spoor met het strand
verbindt. Wel ligt de markt daar ook in
een volkswijk, waaruit de kooplieden die de
markt frequenteeren, wel voor een goed
deel hun klanten moeten betrekken, maar
juist het andere deel der klanten, die even
uit het centrum afdwalen om op de markt
fanfare van zilveren trompetten en het
slaan op metalen gongen, vergezeld van
langgerekte kreten uit duizenden kelen ons
voor op een ander tafereel van deze schil
derachtige serie.
Nu was het een draagbaar, die, gedragen
op de schouders van gespierde buitenge
woon lange mannen, zich afscheidde van de
verwijderde schaduwen en toen ze naderde,
vielen allen, priesters en priesteressen,
zangeressen en harpisten op den grond en
raakten met het voorhoofd den granieten
vloer aan. Alleen de lange gedaante in het
midden klaarbF.'kelyk de hoogepriester,
bleef met uitgesUekte armen op de nade
rende draagbaar gelicht, staan, alsof bij
dc-n zegen gaf. Op de baar te midden van
rose-zijden kussens en raperiën, die de
doodelyke bleeknoid van zyn gelaat nog
verhoogden, lag een man .niet veel meer
dan een jongeling, maar met de schaduw
des doods op eiken vrek van zijn geiaat, in
de diepe, ingevallen oogen, de wasachtige
tint zijner huid, het vochtige haar, dat over
het hooge voorhoofd hing, als over een ge
polijste plaat ivoor. Het was buitengewopn
aandoénlijk, zooals hy daar lag, omringd
door zooveel rijkdom en pracht terwijl het
hoofd trilde onder het gewicht van een reus-
achtigen diadeem de dubbele kroop van
Egypte in rood en wit email, in goud ge-
ondergang tegemoet gaat.
Er is werkloosheid, zegt de heer Weyer, wenschen, dat men dit» spoedig algemeen
spreekt ieder. Maar daar zyn ook dui-
Wetenschap en ondervinding
Fa. J. H. VAN STRAATEN
18
Ik huiverde en keek naar Hugh. Ook hij
had de vage uitdrukking der jonge meisjes
opgemerkt; ook hy staarde hun bleek en
ontsteld aan, en ik vermoedde, dat ook hy
zich afvroeg, of natuur al deze jonge schep
sels op dezelfde onmeedoogende wyze had
geslagen of dat dezelfde hand, die hun
medeschepselen uit hun. tehuis had gewor
pen en gedoemd tot een langzamen honger
dood in de woestijn, ook dit vreeselyk voor
behoedmiddel had uitgevonden om de wacht
over hetgeheimzinmg land van Kamt te be- I
vorderen.
Maar wy hadden'geen tyd om langer by
een enkele gedachte te verwijlen. Het ta
fereel, dat vol levendigheid en pracht was,
veranderde onophoudelijk voor onze oogen,
evenals een glinsterende ®n altijd bewegen
de kaleidoscope. Nu was het een groep
mannen, in sleepende, gele gewaden lang en
mager, metl scherpe trekken, en geheel kaal
geschoren hoofd, zoodat hun kruinen op
een aantal ivoren ballen geleken; dan weer
een processie van grillige maskers, die hoof- 1
te „neuzen” zal niet licht een speciale reis
daarvoor maken.
Heel onpleizierig is de verplaatsing ook
voor vele winkels en inrichtingen op de
Prinsegracht zelf, welke aan het drukke
verkeer op de marktdagen ook een deel hun
ner inkomsten plegen te danken. Zij zullen
zich niet zoo gemakkelyk kunnen verplaat
sen en voor vele zal het een strop worden.
Men moét zich geen al te hooge voor
stelling van deze markt maken. Vee komt
er niet, behalve wat kippen, eenden, duiven,
één geit en één kalkoen. Het zijn meest
fruit-, bloemen en lapjeskraampjes mits
gaders boeken en galanteriën. Verder de
veelsoortige romanel-kramen.
Er zyn oudtyds heel wat markten ge
weest, waarvan alleen de naam nog over
is. De Groenmarkt kent iedereen in Neder
land. Van groenten is daar geen spoor
meer. De houtmarkt, de turfmarkt hebben
eveneens afgedaan. We hebben nog de^Ri-
viervischmarkt en heusch daar verkoopen
ze nog visch. Er is nog een vischbank en er
staan nog tobben tnet paling. Hoe lang men
al praat over het opheffen of verplaatsen
van deze markt, ontgaat ons, maar het is
al heel lang. Ook hier is verbreeding van
de straat het motief en een enkelen keer
hoort men wel eens klachten over de geu
ren van die markt. Oudtyds moet het een
groote en beduidende markt geweest -zijn,
toen den Haag nog klein was en men altijd
wel in eenige minuten gaans by dit centrum
was. Nu er overal vischwinkels én halletjes
zyn, is een markt niet meer noodig. Mawr
veel haast met opruimen maakt men nog
niét.
Een beteekenis voor de omliggende plaat
sen heeft de Haagsche markt nooit gehad.
Delft en Leiden trokken wel en daarheen
ging bijvoorbeeld het Westland geregeld
iedere week. De markt bij ons was voor
eigen gebruik, voor een amusement en voor
snuffelaars in allerlei artikelen niet onaar
dig. Behalve voor de menschen, die er geld
verdienen heeft de markt geen speciaal
nut, ïflaar daarom is het nog niet
noodig het oude traditioneele instituut op
te dqeken. Wanneer de nood er niet toe
dreef ,zou men dit ook nooit gedaan heb
ben, maar er is niets opgewassen tegen de
almacht van het verkeer.
HAGENAAR.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda eöomstreken (behoorende tot den bezorgkring):
15 regels ƒ1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring:
15 regels 1.55, elke regel meer 0.80. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20
bijslag op den prjjs. Liefdadigheids-advertentiën de helft van dVn prijs.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regels 2.25, elke rg^el meer ƒ0.50. Op
de voorpagina 50 hooger.
Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen by contract tot zeer gereduceerden
prys. .Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soliede Boek*
handelaren, Ad verten tiebureux en onze agenten en moeten daags vóór de plaatsing
aan het Bureau zijn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zjjn.
Agrarische misverstanden.
By de bespreking, zoowel in als buiten
de volksvertegenwoordiging, van het dezer
dagen aangenomen wetsontwerp tot steun
der zuivelbereiding, is het bestaan van ver
schillende misverstanden gebleken, waar
van het zeer wenschelyk is, dat zy uit den
weg worden geruimd.
In de eerste plaats is betoogd, dat de Re-
geering door de landbouwproducten duurder
te maken, de daling van de kosten van het
leven tegenhoudt en daardoor ook de moge
lijkheid, om de loonen te doen dalen. Zy, die
zoo redeneeren, vergeten echter één ding.
Namelijk, dat de kosten van het leven zoo
hoog zyn ondanks het feit, dat de land
bouwproducten vrywel waardeloos zyn. Het
zyn juist de hooge loonen, die het leven
duur maken. Nu zou men natuurlijk de
loonen kunnen doen dalen tot zy in over
eenstemming waren met de pryzen der
landbouwproducten. Als men echter be
denkt, dat de melk voor een paar weken
werd betaald met 2 cent per liter, d.i. pl.m.
1/3 van den prjjs van voor den oorlog, dan
springt de onmogelijkheid, om daarmede de
loonen in overeenstemming te brengen, wel
voldoende in het oog. Waarschijnlijk zal het
evenwicht tusscheA de pryzen der landbouw
producten ,en de loonen moeten worden her
steld door de loonen te doen dalen en de
pryzen der landbouwproducten te dóen
rijzen, zoodat loonen en pryzen elkaar tege
moet wandelen. Voor wie de zaak zoo ziet,
verliest het aangevoerde bezwaar zijne be
teekenis, althans voor een zeer groot deel.
Verder is betoogd, dat door den getroffen
maatregel een last werd gelegd op het
overige volksdeel, dat melk, boter en kaas
duurder zal moeten betalen. Worden de
zaken hier niet precies op den kop gezet,
zouden wij willen vragen. Wij zouden in
dezen willen verwijzen naar een artikel van
den heer L. Weyer te Meppel in feen der
laatste nummers van het weekblad „De
Boerderij”. Hy schetst daar, hoe kinderen
van 10 jaar uit het boerengezin reeds moe
ten helpen by het melken. Hoe de geheele
familie in den melktijd in het land is en
kinderen van 2 A3 jaar, die men niet thuis
kan laten, in den druilenden regen bij
moeder staan, die de koeien moet helpen
melken. Hoe men van ’s morgens drie uur
af tot aan den laten avond werkt en nog
eens werkt en toch de eindjes niet aan el
kaar kan knoopen, maar al werkende den
Voor twee dingen wachte mhn zich:
belachelijk en beklagenswaardig te zijn.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt.
Franco per post per kwartaal ƒ3.15, met Zondagsblad ƒ3.80.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA,
by onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Onze bureaux zyn dagelijks geopend van 9—6 uur. Administratie en Redactie Telef.
Interc. 2745. Postrekening 48400.