vele duizenden gezinnen. Gegarandeerde oplage 6500
tekbank
Deze Courant komt in
isvrouw
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE,
F, enz.
J 81177
Zaterdag 24 December 1832
71* Jaargang
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE. BODEGRAVEN,
tylEUWERKERK, OUDERKERK,OUDEWATER, REEUWIJK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN.
ex
EERSTE BLAD.
I 1.526 672 66
4- 4- 4- 4* 4- 4- 4-
lOO'.’l.
AdmWBtratie en Redactl* Telef
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon-en Feestdagen
15 regf
Het sparretje was weg.
Vroeger te dwalen liep.
DOR
zit
R. HOORWEG.
dat ik
n»
naar
ElIG IN PPI.J5
AT
tafelzilver voor
vlekvrije Gero-
rijn. mosterd of
onverslijtbaar,
entjes afspoelen
Sindsdien werd ’t boompje zeer
bemind,
Het was een diep en donker bosch,
Hier heel, heel ver vandaan,
Met paden kronkelend en smal;
En moeilijk te begaan.
Misschien dat eens er lang geleen -
Do Schoone Slaapster sliep,
Misschien ook, dat Klein Duimpje
daar
En verder, aan den zoom van ’t woud,
Heel eenzaam en alleen
Stond nog een kleine sparreboom,
Hoe die daar kwam wist geen.
Hij was heel klein, geen meter nog,
De kleinste boom uit heel het woud.
Minachtend keek men op hem neer,
’t Liet hem syberisch koud.
een koopman met een keur-collectie kerst-
boomen.
Meneer Jinks stoof er op af. Binnen een
ver. compleet
45
ibegrepen.
•iep
ETTFN
L00.—
December was het, kil en koud,
Toen zei een oude eik
Op zekeren morgen tot tljn buur:
,,’k Weet niet of ik goed kyk,
Maar waar is onze koningin,
Waar zou ze w'ezen, zeg",
Doch hoe men zocht en waar men
keek,
Lente en Zomer door,
En in den herfst bleef ’t groen en
frisch
Toen elke böom zijn blad verloor.
Weer kwam de wintel, dor en doodsch,
Het sparretje dacht „Fijn,
Nu komt weer gauw de dag,
Sneeuwkoningin zal zyn...”
Van een parmantigen kleinen Sparreboom.
door HAN G. HOEKSTRA.
Heel laat’den avond van te voor,
Was ’t boompje beetgepakt,
En met een blinkend-scherpe byi
Had men het omgehakt.
Men bracht het in een groote kar
In volle vaart naar stad,
In haast werd daar een kruis gemaakt
van een paar stukken lat.
De grond rondom was blinkend wit;
Parmantig middenin
Prijkte het sparreboompje als
Een kleine koningin.
En iedere boom in ’t groote woud
Geloofde toen al ras,
Dat het de mooie, lieve bruid
Van Koning Winter was.
ernstig bedreigd. De alarmklok
wereldbankroet klinkt schier oven
bere waarschuwing door de lucht,
gaat voort met hot
wat den wereldhandel den doodsteek zaï*toe-
Maar dat was dan al lang voorbij,
Nu was ’t alleen nog stil
En donker in het groote bosch,
Met af en toe wat windgetril.
Er stonden dikke beuken in,
En eiken, forsch en oud;
Ook populieren, lang en slank
En veel laag kreupelhout.
hoofd. „Gelukkig is het een fout, die her
steld kan worden,” zei hij in zichzelf. Hij
keek eens om zich heen. Ieder jaar hadden
de heer en mevrouw Jinks een Kerstboom
pje. Dat was alleen voor het genoegen van
mevrouw, want kinderen waren er niet en
meneer gaf er niet om. Maar hij wist dat
zijn echtgenoote er zeer op gesteld was.
Als de kerstdagen naderden ontving me
neer Jinks dan ook menige wenk in die
richting. En nu was het den Zaterdag voor
Men timmerde het stevig vast,
Alles moest heel vlug gaan
Met een paar flinke spijkers en
Toen kon ons boompje staan.
Met andere boomen werd het toen
Op een groot plein gezet,
Veel menschen liepen er omheen,
Betastten en bekeken het.
Het was de kleinste boom op 't plein,
Maar ook de fijnste, want
De koopman zei dat telkens weer
En die had daarvan verstand.
Laat in den middag kwam een heer,
Die 't boompje zag en kocht,
En by ’t betalen lachend zei,
Dat *t juist was, wat hij zocht.
Men bracht het naar zijn groote huis;
Daar ging men aan den gang,
Daar werd het boompje opgetuigd
Uren en uren lang,
Met slingers, pieken, engelenhaar,
Met bollen, goud en rood,
Met glinsterende poedersneeuw,
Met sterren, klein en groot.
’t Was Kerstmis, in het groote huis
Speelde het orgel zacht;
En allen zongen met elkaar
’t Mooie Stille Nacht.
En middenin den breeden kring,
Stond als een lieve droom,
Stralend en glinsterend en fier
De kleine sparreboom-
Het boompje schitterde en blonk
voor ieder, jong en oud
En was nog éénmaal Koningin,
Als vroeger in het woud.
dit jaar voor het eerst, dat ik geen boomen
heb, omdat ik de vorige Kerstmis met meer
dan de helft ben blijven zitten. Het gaat niet
meer zoo hard, begrijpt u? Maar als ik na
tuurlijk geweten had dat U er een had willen
hebben, dan had ik er voor gezorgd, dat
spreekt vanzelf.’’
„Mag ik u dan voor het volgend jaar voor
een mooien boom noteeren?” vroeg de win
kelier. „Goed.” zei meneer Jinks en hij ging.
Hij herinnerde zich een laan, waar hij wei
eens kerstboomen had zien staan1-. Waar was
cat ook weer? Koninginnelaan, meende hij.
Dat was te ver om te loopen. Dan maar met
een trammetje. Hij reed hoopvol gestemd
naar de Koninginnelaan om te ontdekken,
dat het een breede. deftige allee was met
statige patriciërshuizen.
Op de plek, waar meneer Jinks kerstboo
men had meenen te ontwaren, stond alleen
een blozende agent.
„U hebt gelijk, meneer” gaf deze toe. „er
hebben hier al zijn leven kerstboomen ge-
K«r«tmis-Gedachten.
De vredesgedachte ligt aan het Kerstfeest
ten grondslag. Met de geboorte van het
Christuskind is de boodschap des vredes ge
bracht over de aarde. Aan alle wezens, die
leefden. En sinds het leven van Christus is
zij verspreid geworden onder de volkeren,
de eeuwen door tot op I m huidige»: d ig.
MftWg jaar, ja, menig tijdperk hebben de
volkeren aan haar waarde getwijfeld. Maar
de hoop herleefde, zelfs na .de zwaarste
slagen, waaronder de menschheid gebukt
ging.
Onze tijd i^-er een van veel woorden maar
weinig daden. Door de wereld van thans
bruist een stroom van welsprekendheid.
Hier vloeit hy, al naar zyn bedding, zacht
murmelend voort in rustige onbewogenheid,
daar rimpelen de golfjes van warme gevoe
ligheid het groote vlak, om ginder, met brul
lend geweld en kokenden hartstocht op te
stuiven en voort te jagen. Geen dag haast
gaat voorby dat we geen biljetten, soms I
zoo groot als een courant, in onze brieven-
bus vinden, waarop met vette letters vlam-
mende uitspraken verkondigd worden. Het
aantal openbare vergaderingen is legio. Der
tyden nood zet thans zelfs de passieve gees
ten in sterke actie. Ryken en armen, gelet
terden en ongeletterden, allen voelen zich
bedreigd door den storm dezer crisis en
wenschen niets liever dan deze bezworen te
zien. Wie arm is tracht zich boven dien toe
stand uit te werken, wie ryk is houdt kramp
achtig vast aan het eens verkregen bezit.
De storm tast echter zelfs die peilers onzer
samenleving aan, waarvan ieder eens meen
de, dat zy hecht waren als graniet. Landen
en volken worden geschud in de zeef der be
proeving en veel wat te forsch scheen voor
de mazen daarvan blykt, na korter of lan
ger ronddraaien er door heen te zinken en
helpt de hoeveelheid „uitschot” vergrooten.
Allerwege wordt die wantoestand bepraat,
beredeneerd, beconfereerd, maar tot daden
komt het niet.
Millioenen verdwynen naar de donkere
wereld der werkloosheid, met haar somber
heid en wanhoopsgevoelen. Pauperisme,
sinds lang schijnbaar geknot, heft zyn gryn-
zenden doodskop weer op. Een edel stuk
volkskracht schynt voor altoos verloren te
gaan en groote zedelyke waarden worden
4- 4mM4-!-»>w> -f 4-
te in de maat mee. Hij dacht er aan, hoe j’
mooi het leven eig^hlyk wel is, als je de i
goede dingen maar naar waarde schat. Hij
dacht aan de warme koffie, die Hem wacht
te en die niemand toch maar beter wist te
zetten dan zyn vrouw, dan Sophie...
En plotseling schrok hij op uit zyn ge
lukkige overpeinzingen.
„Verdraaid,” zei hij wrevelig, „die ver-
wenschte vergeetachtigheid. Daar zou ik
byna zoo naar huis zyn gewandeld en So
phie zou het volste recht hebben gehad om
me alle mogeiyke verwyten te dden. Dat ik
iets dergelyks vergeten kan/ het is om dol
te worden”. Meneer Jinks t schudde het
dat slecht»
in de fijnste
havermout
eft elke portie
,t den lagen
idingswaarde.
v an den grond. Juist.”
..Laat ik u vertellen dat ik er zoo zeker
veertig gehad heb,” verklaarde de koopman.
..prachtdingetjes, stuk voor stuk, u zou er
van gewatertand hebben. Maar ze zyn óp,
ze vlogen weg. Nog geen vyf minuten ge
leden verkocht ik de laatste. Maar ik heb
nog wel een pracht van een boom van tegen
de drie meter, die kan u voor een klein
prysje krijgen...”
Meneer Jinks was al weg. Hy had op zyn
horloge gekeken. Het was kwart over één.
j In versnelden pas en met een gevoel van
echrynend schuldbewustzyn ging hy op huis
j af. Hij sloeg den hoek om van de straat,
waar hy woonde, stak het pleintje over
Plotseling bleef hy staan. Hij geloofde
i zyn oogen niet te mogen vertrouwen. Het
j was te mooi om waar te zyn. Op het plein-
I tje, geen twintig meter van zyn huis, stond
j „on Irnnnwio- maf nnn kon<-.r-nll«M‘tJa IrPPat-
Meneer Jimcs stoor er op ai. Binnen een
minuut was de koop gesloten en was meneer
Jinks eigenaar van een gezellig, klein kerst
boompje, dat hy met een gelukkig gezicht
1 huiswaarts vervoerde.
I ,Je bent een half uur te laat,” ontving
1 zyn echtgénoote hem. Toen zag ze den
kerstboom, haar oogen sperden zich wijd
epen en ze sloeg de handen ineen. „M’n
lieve help, Evert, wat heb je nu gedaan!”
jammerde mevrouw Jinks, ,ik heb nog zoo
gezegd dat je géén ^oom moest koopen. We
gaan met de kerstdagen immers naar je
broer in Amsterdam!”
I staan maar ze hebben van het jaar de ver
gunning geweigerd om reden het bederven
van het natuurschoon van het aspect be
grijpt u?”
Maar ik weet een adres voor U. In de
Kalverstraat staat wel een man met mooie
boompjes, ’t Is m’n zwager.
„Dank je wel, ik ga er dadel yk
toe.” beloofde meneer Jinks.
Tien minuten stond hij tegenover den
zwager. „U bedoelt dus zoo’n klein boompje
van ongeveer die-der-hoogte veronderstel
de deze en wees met zyn hand een meter
er. De inhoud van
'i£c groote Quaker'
Ho.
Het boompje dacht: „Als ’t winter
wordt,
Wacht maar, dan zul je zien,
Dat 'k net zoo mooi als jullie ben
En mooier nog misschien”.
Het sparreboompje had gelyk:
Op een Novemberdag
Keek ied’re boom z’n oogen uit
Toen hy de kleuter zag.
(idllISCHE COURANT.
ernstig bedreigd. De alarmklok van het
wereldbankroet klinkt schier overal als som- 1
- maar men I
gaat voort met het verhoogen van tolmuren,
wat den wereldhandel den doodsteek zal toe
brengen. Land- en tuinbouw verstikken in
de grootte hunner productie, waarvoor ech
ter geen afzetgebied te vinlen is.
Een moordende concurrentie zuigt als eeij
vampier het hartebloed uit tal van voorheen
steeds bloeiende bedryven, met al de bittere
gevolgen van dien. Overal wordt het leven
van zyn standaard teruggedrongen, moet
prijsgegeven worden wat zoo moeizaam ver
kregen werd.
Het vertrouwen, dat als een zilveren band
landen en volken moet omsluiten, is hope
loos zoek. Men blyft praten, redeneeren,
confereeren, terwyl intusschen de wereld
steeds dieper wegzinkt in het moeras der
vertwyfeling.
Wy beleven een tyd waaruit de onmacht
van den mensch wel heel overtuigend be
wezen wordt. Door den geweldigen uitbouw
der techniek Verkeerden wy reeds in den
waan dat de mensch nu letterlyk alles kon,
alle materie beheerschte. Zou hy, die als een
adelaar zich tot een onzichtbare hoogte in
het luchtruim weet te verheffen, géén zoo
danige macht over zyn geest bezitten om
dien boven benepenheid en egoïsme naar
de stralende hoogte van broederschap en
menschenmin op te voeren Het antwoord
kunt ge zelf geven !Jn dezen tyd van zuiver
toegepaste wetenschap, waarin men alles
verstandelyk wil verklaren, elk stelsel moet
sluiten als een bus, is er haast geen plaats
meer voor bovenzinnelyke dingen. Ook de
crisis moet langs wetenschappelyken weg
worden opgelost. De kopstukken der wereld,
in overmaat van verstandelyke wysheid,
verdringen zich om het krankbed, waarop de
zieke maatschappy in stervensnood ligt uit
gestrekt!
Zy zyn allen vol goeden wil om te helpen
genezen, zeker. En zy spreken weloverlegde
wyze woorden en schryven lange recepten
in vreemde talen. Zij stappen, een en al be
reidwilligheid, van de eene conferentie naar
de andere, in oprecht verlangen, de arme
patiënt er weer bovenop te helpen, waarby
intusschen voor eiken professor diens eigen
specialiteit de hoofdrol blyft spelen en het
is niet te verwonderen, dat met al dit cu-
reeren de zieke het onder hun yverige han
den hoe Unger hoe benauwder krijgt. Zal
het was de Zaterdag voor Kerstmis. Dat
bfteekende ’n vryen middag, benevens twee
vrye Zondagen, dat beteekende dus een
humeur, zonniger dan ooit.
Meneer Jinks floot. Hy was een zeer
serieus mensch, maar hy floot bij deze bij
zondere gelegenheid een lichtzinnig wijsje,
dat de radio in zijn onderbewustzijn had
doen bezinken.
Hy floot het in marschtempo en hy stap- j
i -nenung. r.n nu was nei uc..
i Kerstmis en nog was het boompje er niet.
I Meneer Jinks schaamde zich. Hij dacht f
even na en richtte toen zijn schreden naar
den winkel van de firma Grimmonnst, die
hem altyd terzyde stond als hy iets met
bloemen wilde zeggen.
„Het gaat hierom, zei hy tegen den vrien-
delyken meneer Grimmonnet, „ik wilde
graag een klein, aardig kerstboompje heb
ben niet te froot, niet te klein, zoo tus-
schenbeide, u weet dat wel.”
De ander knikte verontschuldigend. „Het
spyt me buitengewoon, maar ik kan er u
niet aan helpen, meneer Jinks. Het is juist
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring):
—5 regels ƒ1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkringi
15 regels 1.55, elke regel meer 0.80. Advertentiën in het Zaterdaignummer 20
by’slag op den pry’s. Liefdadigheids-advertentiën de helft van den prijs.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regels ƒ2.25, elke regel meer ƒ0.50. Op
de voorpagina 60 hooger.
Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen by contract tot zeer gereduceerden
rys. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soïiede Boek*
handelaren, Advertentiebureux en onze agenten en moeten daags vóór de plaatsing
aan het Bureau zyn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn.
O*
A?21t?E!1??3.SPRIJS: per ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent» overal waar de bezorging per looper geschiedt.
Franco per post per kwartaal ƒ3.15, met Zondagsblad ƒ3.80.
worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA,
by onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
ooit het kranke lichaam van onze rnaat-
.schappij genezen, zoo zal er boven de ab-
stracte wetenschap uit gegrepen moeten
worden. De samenlevingf is geen dood me
chanisme, dat langs wetetischappelyken weg
kan functioneeren, maar een levend orga
nisme waarin God iets Van Zyn heilig We
zen heeft gelegd! Die goddeiyke gave is
echter onder de pluizen der wetenschappe-
lyke uitrafeling bedolve* geraakt; onzicht
baar geworden voor de )rortzichtigheid van
het nationaal egoïsme, dat niet verder blikt
dan tot eigen grenzen; Welven onder het
wantrouwen, dat als een vloek over de vol
ken ligt en alle spontane, wederzydsche
waardeering buitensluit.
Maar God is niet uit te sluiten van het
wereldgebeuren. Hy moet, zal het goed zyn
er juist het centrale punt van wezen. Het
leven van thans is als de schuimkoppige
zee, waarop ’t scheepje der menschelyke
wijsheid dreigt te vergaan en waarvan de
bemanning in hoogen nood verkeert. De ver-
binding met 'God moet weer worden opge-
zocht en hersteld, opdat Zyn kracht weer
in ons zal kunnen overvloeien. Als een stra
lende Meidag, moet alles daar van binnen
weer in voorjaarsgloed van geloofden ver- I
trouwen gezet worden. Lentewind moet
weer waaien in het donkere, verkilde men-
schenhart om het te zuiveren van boosheid, 1
opdat Gods zon er weer binnen kan komen
met haar warmte, licht en vreugde. Geen
ingewikkeld woordenspel, geen wetenschap-
pely’k betoog, maar alleen het wonder van j
Gods goedheid kan de wereld redden! Wie i
aldus reageert op deze crisis, zal uit een
groot verlies veel grootere winst mogen
boeken. Als God den verkeerden kant van
de wereld duidelijk in het licht stelt, zien
we het nuttelooze en dwaze van ’s menschen
pogen, om zichzelf ten koste Van anderen
te willen handhaven en naar boven werken.
Maar God laat den rijkdom van Zyn wys
heid over ons leven spelen, opdat we lee-
ren zullen ons door Hem te laten leiden.
Zóó is het wonder machtiger dan alle we-
tenschap en het leidt ons tot de daad van
naastenliefde in den besten zin van het
woord.
Zoo ook kan de verbroken zilveren band
van zelfvertrouwen weer gehecht worden,
landen en volken tot zegen en welvaart.
N. P.
Mijnheer Jinks schaft zich
een Kerstboom aan.
Precies om half één sloot Meneer Jinks
Min schrijfbureau, stond op, greep zijn
h°ed en zyn winterjas en verliet zijn kan
toor.
Op zijn gemak wandelde hij vervolgens
naar huis, want hij dronk pas om één uur
koffie. Meneer Jinks was een man, die van
werken hield, en die daarom van zyn rust 1
dubbel genoot. Vooral het zoo des Zaterdag-
Baar huis wandelen in het vooruitzicht van
660 vry’en Zondag bezorgde hem steeds
weer een opgeruimd humeur.
Meneer Jinks had één eigenschap, die
hem nogal een wat last bezorgde; hij was
err vergeetachtig. Zoo gebeurde het by-
'oorbeeld wel, dat hy naar huis wandelde
om dan onderweg pas tot de ontdekking
U komen, dat het Zaterdag was Dat was
naturiyk een meevallertje. Maar deze
«•r wist hy het den geheelen d&g al.
Want deze Zaterdag was een brizondere,