niRUMfeHiantef.ïi
GOUDSCHE COURANT - ZATERDAG 22 APRIL 1933 - TWEEDE BLAD
Willem van Oranje.
Een Regentendagboek uit de 18e eeuw.
DRUKWERK
r
Losse bladen uit het Dagboek
van ten Gouwenaar.
Door smart gelouterd
Zich ieder seizoen een
nieuwen Mantel te kun
nen veroorloven is niet
't voorrecht van slechts
enkelen. II kunt het ook
en wel heel gemakkelijk
zelfs, waar ook een zeer
bescheiden beurs het
reeds kan! Door de on-
gekend-lage C A prij
zen behoeft niemand 't
langer met een on-mo-
dernen Mantel te doen!
Sportieve Blazer, prima
Peau déjPêche, geheel
gevoead, m*t vlotte,
opgestikte zak en leuke,
nikkelen knoopen. In
div. tinten: Rood, Bleu,
Bruin, Grijs, Havannah,
Marine en Beige, voor
den spotprijs v slechts
Modern Mantelcostuum
van prima Heerenstof
in de nieuwste streep-
dessins, geheel op zijde
gevoerd en met aparte
neeren-revêrs-stelling
Rok met garneering
van twee diepe plooien
Voor den prijs v slechts
Keurige Mantel van zui
ver wollen Fancystof in
modern gratiné-dessin.
met doorgestikte kraag,
revirs, poefmouw en
zak Rug gegarneerd
met opgelegde baan. In
Beige-, Bruin- en Grijs-
Fantasie, voor slechts
Aparte, zuiver wollen
Bouclé Mantel, geheel
op zijde, open of ge
sloten te dragen, met
mod. pelerine, aange
zette poefmouw en rug-
ga™. v. Keilernaden. In
Bleu,k Rood, Beige en
Grijs, met zijden shawl
Elegante, prima Wo1
Georgette Rayé Mantel,
geheel op Crêpe Ma-
roccaine, chique pele
rine, m gevlochten gar
neering afgezet, fraaie
poefmouw en Crêpe
Satin shawl Rug m ner-
vöres In Zwart slechts
C A is toch voordee-
ligerl Aardige Laine
Travers Mantel, geheel
op zijde gevoerd( met
de moderne cravate-
shawlkraag, chique poef
mouwen ruggarneering
van Kellernaden Den
prijs vraagt U? Slechts
Chique Damesmantel v
prima Heerenstof, ge
heel op zijde, m garn
van Ingezette banen op
revêrs, mouw en rug
In Bruin/Wit, Zwart, Wit
en div tinten Grijs-Fan
tasie. tot In de groot
ste maten, voor slechts
1533—1933.
Vertaling van Friedrich von Schiller's
voortreffelijke karakterschets van
Willem den Zwijger.
Willem de Eerste, Prins van Oranje,
jproot voort uit het Duitsche vorstenhuis
ïlassau, dat reeds achthonderd jaren be-
joemd was, met het Oostenryksche Huis een
tijdlang om den voorrang had geworsteld en
i het Duitsche Ryk een Keizer had ge-
Behalve verschillende ryke landschappen
in de Nederlanden, die hem tot burger van
deren staat en tot geboren vazal van Spanje
maakten, bezat hy in Frankrijk nog het on
afhankelijke vorstendom Oranje.
Willem werd in het jaar 1533 te Dillen
burg in het graafschap Nassau uit een gra
vin Stolberg geboren. Zijn vader, Willem
Graaf van Nassau, had de Protestantsche
Religie aangenomen, in welke hij ook zyn
zoon liet opvoeden; Karei V echter, die
reeds vroegtijdig behagen schiep in den
knaap, nam hem zeer jong aan zyn Hof en
liet hem in den Roomschen godsdienst op
groeien. Deze monarch, die in het kind reeds
den toekomstigen Grooten Man zag, hield
hem negen jaar in de nabijheid van zyn
persoon, keurde hem waardig door hemzelve
persoonlijk onderricht te worden in regee-
ringszaken en eerde hem door een vertrou
wen, dat boven zyn jaren ging; hem alleen
was het toegestaan bij den Keizer te blijven
als hy vreemde gezanten audiëntie verleen
de een bewijs, dat hij als knaap reeds
moest zijn begonnen, den roemvollen naam
van den Zwijger te verdienen. De Keizer
aarzelde zelfs niet op zekere keer openlijk
jc&ige ir
dat deze jonge man hem vaak
plannen ingaf, die aan zijn schranderheid
zouden zyn ontgaan. Welke verwachtingen
zou men niet kunnen koesteren van den
geest van een man, die in zulk een school''
was gevormd!
Willem was drie-en-twintig jaar oud toen
Karei de regeering neerlegde en reeds toen
had hij twee openlijke bewijzen van de
hoogste achting van hem ontvangen. Aan
hem gaf vhy, met voorbijgaan van al de
Grooten van zijn Hof, de eervolle opdracht
aan zijn broeder Ferdinand de Keizers
kroon te brengen. Toen de Hertog van Sa-
vo-ye, die het bevel voerde over het Keizer
lijke leger in de Nederlanden, in verband
met moeilijkheden in eigen land naar Italië
werd teruggeroepen, vertrouwde de Keizer
hem het opperbevel over deze troepen toe,
tegen de waarschuwingen van zyn geheelen
krijgsraad in, die het al te gewaagd scheen
een jongeling te plaatsen. Terwijl Willem
zelf afwezig was, en door niemand werd
aanbevolen, verkoos de Monarch hem toch
uit boven de met lauweren bekrahste schaar
zijner helden en de uitslag deed hem zyn
keus niet berouwen.
De bijzondere gunst, waarin deze Prins
bjj den Vader had gestaan, zou alleen al een
gewichtige oorzaak geweest zyn, hem van
het vertrouwen van den zoon uit te sluiten.
Philips II, zoo blijkt het, had het zich tot
stelregel gemaakt den Spaanschen Adel te
wreken ten koste van den Nederlandschen,
omdat deze laatste door Karei V steeds was
begunstigd. Maar van meer gewicht waren
de geheime beweegredenen welke hem van
den Prins verwijderden. Willem van Oranje
behoorde tot de magere en bleeke men-
schen, zooals Caesar ze beschrijft, die de.s
nachts niet slapen en die te veel denken,
voor wie het meest onverschrokken hart
heeft gewankeld. De stille rust van een
altijd eender gelaat verborg een bezige,
vurige ziel, die ook het omhulsel waarin zy
wrocht, niet in beweging bracht en die noch
door list noch door liefde in verwarring
was te brengen; een veelzijdige, vruchtbare,
nimmer vermoeide geest, week en buigzaam
senoeg zich onmiddellijk in alle vormen te
kunnen gieten; ervaren genoeg om in geen
van die vormen zichzelf te verliezen; sterk
genoeg, iedere wisseling van het geluk te
kunnen verdragen. Er was geen grooter
■mester als Willem, indien het gold, men-
scilen te doorzien e'n harten te win-
n6a- Zoo langzaam als .zyn geest schiep, zoo
volmaakt waren de vruchten daarvan; al
rypte ook laat zyn besluit, des te standvas
tiger en des te onveranderlyker werd het
uitgevoerd. De uitvoering van een plan dat
hij eenmaal als het beste had aanvaard, kon
door geen tegenstand worden vermoeid, door
geen toeval worden gestoord, want alles was,
nog voor het plaats-kon vinden ,door zyn
geest overwogen. Hoezeer echter zyn ge
moed boven angst en vreugde was verheven,
toch was het onderworpen aan de vrees;
maar zyn vrees was er reeds vóór het ge
vaar; hy was kalm in het tumult, omdat hij
in de kalmte gesidderd had.
Willem strooide zyn geld uit in verkwis-
ting, maar hfl was gierig met seconden. Het
uur van den maaltijd vormde zijn eenige
yerpoozing, maar dan gaf hij zich ook ge
heel aan zyn gezin en aan de vriendschap;
een bescheiden consessie, die het Vaderland
em moest doen. Daar verhelderde zich zijn
voorhoofd bij den wijn, gekruid door opge
wektheid en matigheid, en de meest ern
stige zorg mocht daar de vroolijkheid van
zijn geest niet bewolken. Zijn huishouding
was prachtvol; de glans van talrijke bedien
den, de menigte en het aanzien diergenen
diezjjn persoon omgaven, deden fijn ver
blijfplaats aan die van een souverein vor
stenhof gelijk zijn. Schitterende gastvrijheid
was de godin van zijn paleis. Vreemde prin
sen en gezanten vonden hier een ontvangst
en een onthaal, dat alles overtrof wat het
weelderige België hun kon aanbieden.
De afkeuring en de verdenking die door
deze praal ten opzichte van zijn bedoelingen
konden ontstaan, werden gesust door dee
moedige onderworpenheid aan de regeering.
Maar deze verkwistingen behielden de glans
van zijn naam bij hA volk dat door niets
sterker kan worden gevleid dan door het
uitstallen van de schatten van het vader
land voor vreemdelingen en de hooge top
van het geluk, waarop men hem zag, ver
grootte de waarde der minzaamheid waar
toe hij zich neerliet. Niemand was wÊl meer
geboren tot leider van een samenzwering
als Willem de Zwijger. Een doordringende
vaste blik in het verleden, het heden en de
toekomst, het snel waarnemen van de ge
legenheid, een oppermacht over alle gees
ten; geweldige plannen die in hun vorm en
evenredigheid slechts door den zeer objec
tieven beschouwer kunnen worden overzien,
koene berekeningen die voortspinnen aan
den langen keten der toekomst, zij stonden
onder de controle van een verlichte en
vryere deugd, die met vasten tred ook op de
grens nog voortschrijdt.
Een mensch als hy kon voor zyn geheele
tydvak ondoordringbaar blijven, maar niet
voor den wantrouwendsten geest van zyn
eeuw. Philips II doorschouwde snel en diep
een karakter, dat onder de goedaardige
zoozeer op het zijne geleek. Indien hy het
niet zoo volkomen had doorschouwd, zou
het onverklaarbaar zyn, dat hy aan een
mensch, waarin zich bijkans al de eigen
XXX,
schappen vereenigden, die hy het
schatte en het beste kon waardeeren, zyn
vertrouwen niet zou hebben geschonken.
Maar Willem had nog een tweede aan
rakingspunt met Philips II, dat van meer
belang was. Hy had zyn staatkunde by den
zelfden Meester geleerd en hy was, zooals
te vreezen was, een beter scholier geweest.
Philips had hier met een tegenstander te
doen, die tegen zyn staatkunde was opge
wassen en wien by een goede zaak ook de
hulpmiddelen van een slechte ten dienste
stonden. En juist deze laatste omstandig
heid geeft ons de verklaring waarom hy
onder alle stervelingen van zyn tijd Willem
het meest onverzoenlijk haatte en zoo on-
natuuriyk vreesde.
VOOR GOED EN GOEDKOOP
IS HET BESTE ADRES
A. BRINKMAN Zn.
MARKT 31 - GOUDA
TELEFOON 2745 -
„18 Juny 1766 regtdag deraptis Cat-
„tenburch Boon
„Eysch van den Heer officier (baljuw)
„over vegten en schelden
„Baartje de Groen gescholden 10 gl
„Cornelis de Koning geslagen 5 g
„Hendrikje Verloo 5
„gecompareert (verschenen) en gecon-
„firmeert (bevestigd) het geeyscht ver
bolgens gecondemneert (veroordeeld)
„2 September Magistraat
„Berigt wegens 't overneemen van de
„Ysserwinkel van driehuys door J de
„goede, affgeslagen, eerst proeff te doen
Jan de Goede, „Burger en Inwoonder"
dezer stad, wilde een yzerzaak overnemen.
Alvorens daartoe over te gaan, had hy eerst
bij de „Deekens van het Smitsgilde" zyn
licht opgestoken over de vraag, of dit mo
gelijk was zonder dat hy de proef als smid
had afgelegd. Deze verwezen hem naar
„Seeker Ampliatie (zekere aanvulling) van
het Smits Gildebrief, gearresteert by (goed
gekeurd door) het Collegie van de Magi
straat", waarbij was „gestatueert (vastge
steld), dat niemand in het gilde soude wor
den toegelaten als (behalve)- proefmees-
ters".
De Goede meende echter, „dat het doen
van een proeff, ingevolge de Voorszegde
Ampliatie (aanvulling) en in den zin der
voorszegde Woorden, alleenlyk plaats heeft
omtrent Smits baasen of meesters, en om
trent diegeene, die Nieuwt werk van Yser
souden Willen maaken of smeeden, en
geentsints omtrent die geene die maar een
Yserwinkel of Neering souden willen doen,
en daar in eenig gemaakt yserwerk ver-
koopen of debiteeren". Hy verzocht dan
ook „ootmoediglyk" aan Hun Edel Groot
Achtbaren, „dat zy geliefden goed te vin
den, dat hy Suppliant (verzoeker) in het
Voorszegde Gilde mag worden ontvangen,
geadmitteert (toegelaten) en toegelaten,
zonder nogtans gehouden te syn eenige
proeve te doen, ten eynde hy Suppliant daar
door in Staat werde gestelt om de Voors
zegde Yserwinkel te kunnen overneemen en
aanvaarden en daar in dezelve neering Soo
als die tot nog toe is geexerceert (uitge
oefend) te contirtueeren (voort te zetten)".
De Magistraat stelde „deese Requeste in
handen van Overluyden en Deekens van
Smitsgilde binnen deese Stad om schrifte
lijk berigt".
Dat „berigt" viel naturlyk voor Jan de
Goede niet gunstig uit. Overluiden en dekens
maakten aan de Magistraat duidelijk, dat
Jan0 de Goede in zyn rekest een deel van
den gildebrief had verzwegen en wel de be
paling dat „niemand [buyten 't güde of geen
Gildebroeder synde] zal vermogen eenige
nieuwe Werke of oud werk zoo kooper als
Yserwerk de Ambagte tohcheerende (be
trekking hebbende op het ambacht) te koop
houden, in hunne Huyzen of dezelve te koop
dragen, anders dan Schotspykers en minder
dan Schotspijkers". En wanneer men op
deze bepaling lette, zoo zeiden overluiden
en dekens, dan werd daardoor de „Verkeert -
heyd van het Raisonnement (de redenee
ring) van de Goede, in zijne voofszegde
Requeste gevoert, al aanstonds in een hel
der dagligt gesteld".
De Magistraat plaatste zich op hetzelfde
standpunt als het smidsgilde. Van het over
nemen van „de Ysserwinkel" kwam niets.
„G de hoog versoek voor zyn soons
„zitteyde in't tugthuys ontslag, gesteld
„in handen van de Heeren Regenten
„van't selve huys.
Gysbert de Hoog en Janna Braams, de
ouders van Maerten en Claes de Hoog, had
den een rekest gepresenteerd om hun beide
zoons, die reeds meer dan drie jaar in het
tuchthuis zaten, te ontslaan. Maerten en
Claes waren op 30 Juli 1763 elk tot een
„confinement geduurende den tyt van Ses
jaeren" veroordeeld. Maerten was by zyn
veroordeeling zeventien, Claes tusschen
vijftien en zestien jaar oud. Beiden waren
„pypmaecker" en van zeer geringe ontwik
keling. Zy hadden indertijd, zooals w(j nu
zouden zeggen „tezamen en In vereenjging"
een aantal kleine diefstallen begaan. Het
voornaamste van de door hen begane feiten
was, dat zy' by een „inbrengster in de lom
bard (een tusschenpersoon, die goederen
voor haar cliënten in de lombard beleende)"
een hemdrok en broek hadden gestolen. Z(j
hadden die beide kleedWgstukken door een
„susje laten beleenen aan 't Watertje" (het
Lombardsche watertje), dat wil zeggen ze
hadden ze naar de lommerd laten brengen
Van de opbrengst, bedragende 26 stuivers,
hadden zy eerst „bollen broods en een
stuyver booter" gekocht en de rest daarna
verdeeld. Maerten had bovendien by Joris
de Liefde „synde een Pypmakersbaas op de
Raam", op wiens „winkel" hy werkte, een
aseroen" gestolen. De opbrengst daarvan
had hy met Claes gedeeld. Verder hadden
a(l „ten getale van in de Twintig bolletjes
bp een Bakker" op den Langen Tiendeweg
gestolen.
Al deze feiten zouden Maerten en Claes
in onzen tpd in verband met hun jeugd voor
eemgen tpd in de tuchtschool hebben ge
bracht. In de achttiende eeuw werd echter
met op jeugd gelet en alleen maar met de
verdorven geaardheid rekening gehouden.
In de gevangenis gedroegen de gebroeders
de Hoog zich behoorlpk. Uit den aard der
zaak was dit door of namens de Begenten
aan hun ouders medgedeeld. Vandaar dat
deze zich dan ook tot de Magistraat wend
den met het verzoek lam zoons uit de ge
vangenis te ontslaan. Zy' deelden in hun
request mede, dat zp hadden vernomen, dat
Maerten en Claes „sigh in alle discretie
(bescheidenheid) en obedientie (gehoor
zaamheid) hadden gedragen en blijken had-
den gegeven,'dat de Correctie hen geappli-
ceert (de op hen toegepaste straf) was ge-
weest van het gewenst succes". Het was
dan ook, volgens de ouders „te hopen en
te verwagten, dat Sy in vervolg van tyt
Sigh eerllyk en Ordentlyk sullen gedraegen,
met VIyt en naerstigheyd hun beroep en
Costwlnningh elk nae syn Jaeren en ver-
moogens sullen waerneemen, en Sigh van
Soodanige grove faicten (ernstige feiten),
.welke hen die Eegtmaetige Straffe op de
hals gehaelt hebben, en Soortgelyke sullen
De Magistraat zond dit rekest door naar
de Regenten van het tuchthuis. Deze ver
klaarden in hun bericht, dat de mededeelin-
gen van de ouders omtrent het goede gedrag
van hun zoons juist waren. De Regenten
steunden dan ook het ouderlijk verzot k en
om de Magistraat voor Maerten en Claes
nog extra gunstig te stemmen, deelde n zy
mede, dat „de selve Maerten en Claes de
Hoogh sigh in't tugthuys taemelyk hadden
geoeffent in de Lees en Schryff Const Soo
verre dat daer Sy by hunne inkomst Soo
als men Segt geen A van een B konden
onderschyden Sy althans bequaemlyk kun
nen lezen en Schryven, en nevens des« Sigh
ook greetigh hebben laten onderwysen in de
gronden van de waere Christelyke gerefor
meerde Religie en daer in nae hunne Jaeren
Soo seer geringe kennis en bevatting welke
Sy te voren daer van hadden reedelyk Syn
gevordert, dat Sy ook by Continuatie (voort
during) hadden getoont berouw en leet-
wesen over hunne voorige gehouden slegte
conduites (gedragingen), en by herhaeling
belofte, en toesegginge hebben gedaen. dat
wanneer Sy üyt hun Confinement (gevan
genisstraf) souden werden ontslagen, sy
van een ordentelyken handel en wandel sou
den blyven".
De Regenten durfden dan ook vertrouwen,
dat „de Correctie (straf) aen deselve tot
hier toe geappliceert (toegepast) alsoe de
Verryste en gewenste indruk op hunne har
ten gemaekt mogt hebben".
Na een dergelijke toelichting was het te
verwachten, dat de Magistraat van haar
gratierecht zou gebruik maken.
„Nieuwe keure tegens het Broeyen
„van't Hooy gestatueert (vastgesteld).
„Was ist\ Mehrheit? Mehrheit ist
Unsinn, Verstand ist stets bei
wen'gen nur gewesen."
FRIEDRICH VON SCHILLER.
Donderdag 20 April.
Als ik iemand ken die de verpersoon
lijking van het gelijkmatig humeur kan
worden genoemd, dan is dat mijn pak
huisknecht Kees; in de wandeling ge
naamd: Kees met de Platvoeten.
Sinds onheugelijke tijden lich ik hem
meegemaakt, zwaar en sterk, de breede
leeren schort om het bolronde lichaam,
de dikke snor fier langs de wangen opge
streken. Rustig en zeker gaat hij zïjn
gang; nooit heeft hij haast, alles komt op
tijd terecht. Nu en dan dreunt zijn zware
bas door de keldergewelven, een zeker
teeken dat mijn oude wijn nog niet in
kwaliteit is afgenomen, zij het dan ook
wel in kwantiteit.
Zooals gezegd: een gelijkmatig mensch.
Vanmorgen trof ik hem aan op de kel
dertrap, terwijl hij een wit blad papier
voor zich hield uitgespreid. Hij keek et
aandachtig op neer en toed ik over zijn
schouder speurde, zag ik dat het de op
roep was om te komen stemmen. Hij had
het papier ten onderste boven in de
handen.
Kees is analphabeet en hy vindt dat
hem dit niet tot eer strekt; hij wil het
niet weten. In dit opzicht is hij zooals
Heden, die een pruik dragen, iedereen be
merkt het, maar zelf verbeelden zij zich
dat niemand er iets van bespeurt. En als
men erop zinspeelt, ontsteken zij in toorn
Tenslotte gelooven zij zelfs, dat hun
pruik groeit.
Kees is kiezer. Uit een chaotische lijst
van namen, die hij niet kan lezen, moei
hij ér eene kiezen die hij ook niet kan
lezen. Hij weet niet tvaar de bovenkant is
van het stembiljet en waar de onderrand.
Hij weet niet goed waarvoor hij stemt en
waarom. Toch stemt hij en hij is er trotsch
op bovendien.
Aligonda en Koperwiek hebben hem in
gelicht. Aligonda heeft hem overtuigd
van het nut van een zuinige behoudzame
regeering, die de salarissen der ambte
naren maar eens goed moet inkorten;
Koperwiek heeft hem bezworefl de fakkel
te dragen naar een nieuwe toekomst
Kees heeft oplettend toegeluisterd. Hij
stelt geen belang in bezuiniging der sala
rissen zoolang zijn weekgeld gelijk blijft
en de wijn voldoende is voor tientalten
jaren en wat de fakkel van Koperwiek
aangaat, hy kent alleen het electrische
licht in den kelder en de oude petroleum
lamp als dit defect is. Maar hij luistert
gespannen en hij spreekt met beiden af
dat de Party henr met den auto zal komen
halen, want hij loopt zoo slecht op zijn
platvoeten.
Ook mij zal hij om raad vragen, als ik
dien niet spontaan geef. En ook Lucas
Longavita, en Carel van Mandere en
Barend Ballebakker; allen zullen hem
moeten raadgeven.
En dp den verkiezingsdag zal er een
lange rij auto's voor de Zaak staan op de
Sfieringstraat en Kees zal in den mooi-
sten wagen plaats nemen, met grooten
ernst zal hij zijn stembiljet gaan bewer
ken en alleen de hemel zal weten hoe
Benijdenswaardige Kees
Die „nieuwe keure" was de „Ordonnantie
op het keuren en weegeri"van het Hooy bin
nen Gouda".
Die keur, waaruit blykt, dat de stad ook
binnen de muren nog een sterk landelijk
karakter had, was voornamelijk tegen het
brandgevaar gericht. De overweging was,
Waarom o mensch, zijl gij doof voor
X°eden raad en niet voor vleierij
FEUILLETON.
doccr
HALLIWELL SUTCLIFFE.
Voor Nederland bewerkt door
J P. WesseJink—-va^Rossum.
^8 Nadruk verboden.
Ahe harten op de Ling Crag heide sch©-
ion zich dien avond te wenden naa
en gezelligheidmitnr de maan
zich ongestoord verder aan den h<
de witte landen lagen te slapen en in de
latuur was mets, dat herinnerde aan men
selijke dwaasheden.
HOOFDSTUK IX
H«t verhaal van een wilden nacht.
verloopen, sedert ^Ephraim
en en denzelfden dag een
en er een gevonden had en
"e kleine hut te Lostwithens zaten Grift
1 gast tegenover elkaar aan den haard.
r dan eens had hl) in de afgeloopen
8«en het ergste gevreesd en zelfs Hester,
hoLi ^elijkS mee8t noodzakelijke huis-
Wtdelijke dingen kwam verrichten, dacht
meer aan jaloezie, toen zij zag, hoe
was. Nu en dan
scheen zij weder moed te vatten, maar dan
herinnerde zij zich weer haar kind, dat on
der de witte sneeuw lag en dan kwelde zij
zich en voelde zy »>h opnieuw zwak wot-
dan.
Dezen avond was zy echter opgestaan en
had zij zich gekleed, terwijl Griff de koeien
voederde; en nu zaten zij daar, zij m den
enigen stoel, dien Griff bezat en hij op het
dikke eikenhouten blok, dat zooveel ver
schillende goede diensten bewees. Zij had
den geen kaarsen aangestoken, maar het,
vuur werd gevoed door turven en hout en
de roode gloed daarvan scheen warm en
helder in eiken hoek van de hut.
De heide daarb^ten lag nog even diep
onder de sneeuw als altijd, maar de wipd
kwam snel opzetten en een zacht gesnik
in de roepstem, die aankondigde, dat *fë
VTOnw verloren
r» i, J^OO^h1
ak d« vreemdelinge
dooi op handen was.
Het gelaat der vrouw was nog bleek en
haar handen lagen lusteloos m haar schoot,
maar in haar sten^, zacht, lief en toóh krach
tig, klonk een,gevoel van tevredenheid, als
zijvergat te droomen en eenige woorden
zei. Gedurende geruimen -tijd echter had
geen van beiden definite verbroken beiden
keken zij in het turfvuur en zagen grillige
gedaanten in de vlammen.
Plotseling moest zij ondanks haarzelf
haar oogen van het vuur afwenden om naar
het gelaat van Griff te kijken. Daarop war
ren lijdenstrekken te lezen, trekken door
harden arbeid en sombere kracht\op zijn
gelaat .gedrukt; tevergeefs zocht iij naar
een enkelen trek van die teederheid) welke
hij haar in de uren van haar grootste zwak
heid had betoond. Terwijl zij naar 4 hem
keek en samenhang tusschen de verschilr
lende afgebroken gesprekken in die laatste
week trachtte te vinden, kreeg zij een vaag
besef, dat deze krachtig gebouwde, ruwe
reus zijn leven met opzet zóó had ingericht,
dat alle weeke gevoelens waren buitenge
sloten. Wanneer iemand ziek was, zei zij
tot zichzelf, was hij dadelijk bereid hem zoo
lang te verplegen, tot hij weder op krachben
was, maar zoodra hij sterker werd, was het
zijn zaak zijn eigen levensteak te volgen
hulp, vriendelijkheid of medegevoel
Zij zuchtte, een vluchtige, ongeduldige
zuoht was het; hij zou nog harder worden
als haar zwakheid geheel was overwon
nen. Wel, wat deed liet er ten slotte ook
toe? Als zij zich weder goed gevoelde, zou
vriendelijk^ hut moeten verlaten en
oefde zijn hardheid haar niet meer te
En toch zuohtte zij weder onge
duldig en op dat. oogenblik verloor Griff's
gelaat ook zijn strakheid en speelde er een
glimlach om zijn lippen
Uw gedachten zijn ver weg, zei zij
kalm.
Hij ontwaakte verschrikt uit zijn droo-
merijen.
Ja, verder dan de Ling Crag heide,
lachte hij. Eiï-droeviger dan de heide, als
dat nog mogelijk is.
Maar de laatste gedachte scheen nogal
pleizierig te zijn.
Dat is zoo, zei hij, terwijl hij haar
strak aankeek. Ik dacht aan een jachtpartij
nu reeds long geleden, waarbij ik naast de
nicht van Jonker Daneholme galoppeerde
en den staart voor haar won.
Hun oogen ontmoetten elkaar en in die
der vrouw kwam een blik van verwonde
ring.
Ik ben sterker veranderd dan gij, naar
het, schijnt, zei Griff, of misschien hebt gij
dien dag vergeten, zoódra hij voorbij was.
Ik heb het niet vergeten, zei zij lang
zaam, terwijl zij hem nog steeds gadesloeg,
als zócht zy in de verouderd^ trekken de
overeenkomst met een gelaat, dat zij zich
herinnerde.
Maar u waart toen nog maar een
knaap en ik een heel jong meisje - en ge
zijt zoo veranderd.
Hij lachte weder kalm.
Weet gij, dat. ge dien dag mijn hart
deedt ontvlammen? De jacht ik houd van
een vrouw die de hindernissen, welke haar
in den weg komen, kan overwinnen en
de lange rit naar huis, met een maan, die
juist even te voorschijn kwam en door de
wolken heengluurde en u vermoedde in
het geheel niet, waaraan ik dien geheelen
tijd dacht.
Misschien wel, mompelde zij. Zelfs
meisjes lezen gauw een open boek.
Zij kende hem nu en in een oogenblik
kwam dat tooneel uit het verleden weer ar
haar geheugen terug. Evenals Hester Royd
had zij altijd het liefst naar groote mannen
gekeken en Griff beloofde als jongen van
twintig jaar reeds zoo breed en sterk te wor
den, als hij later inderdaad ook werd '.'A]
herinnerde zich de laatste, steile hindernis,
den hoogen sprong, den snellen rit, die hen»
te midden van de verwarring had gebracht,
welke er heerscht bij het dooden van een
vos; zij herinnerde zich de fijne, zachte
pracht van het maanlicht, toen het dooi
de slanke takken der lorken scheen, of ovur
de roestkleurige varens viel, die aan cteh
kant van den weg stonden zij herinnerde
zich het laatst en ook het duidelijkst, hoe
hij haar ongaarne vaarwel had gezegd en
hoe haar hand bij het afscheidneanen in riö
zijne had gebeefd.
Hoe vreemd lijkt dat, mompelde zy,
terwijl zij dacht aan de jaren, welke er
lagen tusschen dat voorval en het treurspel
dat hen nu weder tezamtn had gebracht,
hier op de eenzame vlakte, welke geen ooren
had - of tenminste, die niet scheen te heb
ben voor een jeugdige begoocheling, waar
aan zij zich reeds lang hadden onttrokken.
Ja, het is vreemd, zei Griff, met een
lach, die altijd toegevend, doch nooit opge
wekt klonk. Hij kwam en ging, die dag, en
nu haalt de maan geen streek meer uit, om
ons weer tot knaap en meisje te maken.
Dit heb ik er voor in de plaats, voegde hij
er aan toe, terwijl hij haar naar het venster
wees, dat uitzicht gaf op het land, dat hij
bezig was te-ontginnen.
Dit/gebaar was haar reeds vertrouwd;
het zeide haar, dat, ofschoon zijn lichaam
toevallig tusschen vier muren uitrustte, zijn
geest en hart altijd vertoefden onder den
wijden hemel, die zich boven de heide welf
de.
Sterfft de begoocheling, ais wij mannen
en vrouwen zijn geworden? vroeg zij, op
den toon van een kind, dat iets vraagt aan
iemand, die ouder en wijzer is.- Moest zij
niet grooter en dieper zijn. nadat wij onze
les hebben geleerd? t.
(Wordt vervolgd).