niRUMfeHiantef.ïi GOUDSCHE COURANT - ZATERDAG 22 APRIL 1933 - TWEEDE BLAD Willem van Oranje. Een Regentendagboek uit de 18e eeuw. DRUKWERK r Losse bladen uit het Dagboek van ten Gouwenaar. Door smart gelouterd Zich ieder seizoen een nieuwen Mantel te kun nen veroorloven is niet 't voorrecht van slechts enkelen. II kunt het ook en wel heel gemakkelijk zelfs, waar ook een zeer bescheiden beurs het reeds kan! Door de on- gekend-lage C A prij zen behoeft niemand 't langer met een on-mo- dernen Mantel te doen! Sportieve Blazer, prima Peau déjPêche, geheel gevoead, m*t vlotte, opgestikte zak en leuke, nikkelen knoopen. In div. tinten: Rood, Bleu, Bruin, Grijs, Havannah, Marine en Beige, voor den spotprijs v slechts Modern Mantelcostuum van prima Heerenstof in de nieuwste streep- dessins, geheel op zijde gevoerd en met aparte neeren-revêrs-stelling Rok met garneering van twee diepe plooien Voor den prijs v slechts Keurige Mantel van zui ver wollen Fancystof in modern gratiné-dessin. met doorgestikte kraag, revirs, poefmouw en zak Rug gegarneerd met opgelegde baan. In Beige-, Bruin- en Grijs- Fantasie, voor slechts Aparte, zuiver wollen Bouclé Mantel, geheel op zijde, open of ge sloten te dragen, met mod. pelerine, aange zette poefmouw en rug- ga™. v. Keilernaden. In Bleu,k Rood, Beige en Grijs, met zijden shawl Elegante, prima Wo1 Georgette Rayé Mantel, geheel op Crêpe Ma- roccaine, chique pele rine, m gevlochten gar neering afgezet, fraaie poefmouw en Crêpe Satin shawl Rug m ner- vöres In Zwart slechts C A is toch voordee- ligerl Aardige Laine Travers Mantel, geheel op zijde gevoerd( met de moderne cravate- shawlkraag, chique poef mouwen ruggarneering van Kellernaden Den prijs vraagt U? Slechts Chique Damesmantel v prima Heerenstof, ge heel op zijde, m garn van Ingezette banen op revêrs, mouw en rug In Bruin/Wit, Zwart, Wit en div tinten Grijs-Fan tasie. tot In de groot ste maten, voor slechts 1533—1933. Vertaling van Friedrich von Schiller's voortreffelijke karakterschets van Willem den Zwijger. Willem de Eerste, Prins van Oranje, jproot voort uit het Duitsche vorstenhuis ïlassau, dat reeds achthonderd jaren be- joemd was, met het Oostenryksche Huis een tijdlang om den voorrang had geworsteld en i het Duitsche Ryk een Keizer had ge- Behalve verschillende ryke landschappen in de Nederlanden, die hem tot burger van deren staat en tot geboren vazal van Spanje maakten, bezat hy in Frankrijk nog het on afhankelijke vorstendom Oranje. Willem werd in het jaar 1533 te Dillen burg in het graafschap Nassau uit een gra vin Stolberg geboren. Zijn vader, Willem Graaf van Nassau, had de Protestantsche Religie aangenomen, in welke hij ook zyn zoon liet opvoeden; Karei V echter, die reeds vroegtijdig behagen schiep in den knaap, nam hem zeer jong aan zyn Hof en liet hem in den Roomschen godsdienst op groeien. Deze monarch, die in het kind reeds den toekomstigen Grooten Man zag, hield hem negen jaar in de nabijheid van zyn persoon, keurde hem waardig door hemzelve persoonlijk onderricht te worden in regee- ringszaken en eerde hem door een vertrou wen, dat boven zyn jaren ging; hem alleen was het toegestaan bij den Keizer te blijven als hy vreemde gezanten audiëntie verleen de een bewijs, dat hij als knaap reeds moest zijn begonnen, den roemvollen naam van den Zwijger te verdienen. De Keizer aarzelde zelfs niet op zekere keer openlijk jc&ige ir dat deze jonge man hem vaak plannen ingaf, die aan zijn schranderheid zouden zyn ontgaan. Welke verwachtingen zou men niet kunnen koesteren van den geest van een man, die in zulk een school'' was gevormd! Willem was drie-en-twintig jaar oud toen Karei de regeering neerlegde en reeds toen had hij twee openlijke bewijzen van de hoogste achting van hem ontvangen. Aan hem gaf vhy, met voorbijgaan van al de Grooten van zijn Hof, de eervolle opdracht aan zijn broeder Ferdinand de Keizers kroon te brengen. Toen de Hertog van Sa- vo-ye, die het bevel voerde over het Keizer lijke leger in de Nederlanden, in verband met moeilijkheden in eigen land naar Italië werd teruggeroepen, vertrouwde de Keizer hem het opperbevel over deze troepen toe, tegen de waarschuwingen van zyn geheelen krijgsraad in, die het al te gewaagd scheen een jongeling te plaatsen. Terwijl Willem zelf afwezig was, en door niemand werd aanbevolen, verkoos de Monarch hem toch uit boven de met lauweren bekrahste schaar zijner helden en de uitslag deed hem zyn keus niet berouwen. De bijzondere gunst, waarin deze Prins bjj den Vader had gestaan, zou alleen al een gewichtige oorzaak geweest zyn, hem van het vertrouwen van den zoon uit te sluiten. Philips II, zoo blijkt het, had het zich tot stelregel gemaakt den Spaanschen Adel te wreken ten koste van den Nederlandschen, omdat deze laatste door Karei V steeds was begunstigd. Maar van meer gewicht waren de geheime beweegredenen welke hem van den Prins verwijderden. Willem van Oranje behoorde tot de magere en bleeke men- schen, zooals Caesar ze beschrijft, die de.s nachts niet slapen en die te veel denken, voor wie het meest onverschrokken hart heeft gewankeld. De stille rust van een altijd eender gelaat verborg een bezige, vurige ziel, die ook het omhulsel waarin zy wrocht, niet in beweging bracht en die noch door list noch door liefde in verwarring was te brengen; een veelzijdige, vruchtbare, nimmer vermoeide geest, week en buigzaam senoeg zich onmiddellijk in alle vormen te kunnen gieten; ervaren genoeg om in geen van die vormen zichzelf te verliezen; sterk genoeg, iedere wisseling van het geluk te kunnen verdragen. Er was geen grooter ■mester als Willem, indien het gold, men- scilen te doorzien e'n harten te win- n6a- Zoo langzaam als .zyn geest schiep, zoo volmaakt waren de vruchten daarvan; al rypte ook laat zyn besluit, des te standvas tiger en des te onveranderlyker werd het uitgevoerd. De uitvoering van een plan dat hij eenmaal als het beste had aanvaard, kon door geen tegenstand worden vermoeid, door geen toeval worden gestoord, want alles was, nog voor het plaats-kon vinden ,door zyn geest overwogen. Hoezeer echter zyn ge moed boven angst en vreugde was verheven, toch was het onderworpen aan de vrees; maar zyn vrees was er reeds vóór het ge vaar; hy was kalm in het tumult, omdat hij in de kalmte gesidderd had. Willem strooide zyn geld uit in verkwis- ting, maar hfl was gierig met seconden. Het uur van den maaltijd vormde zijn eenige yerpoozing, maar dan gaf hij zich ook ge heel aan zyn gezin en aan de vriendschap; een bescheiden consessie, die het Vaderland em moest doen. Daar verhelderde zich zijn voorhoofd bij den wijn, gekruid door opge wektheid en matigheid, en de meest ern stige zorg mocht daar de vroolijkheid van zijn geest niet bewolken. Zijn huishouding was prachtvol; de glans van talrijke bedien den, de menigte en het aanzien diergenen diezjjn persoon omgaven, deden fijn ver blijfplaats aan die van een souverein vor stenhof gelijk zijn. Schitterende gastvrijheid was de godin van zijn paleis. Vreemde prin sen en gezanten vonden hier een ontvangst en een onthaal, dat alles overtrof wat het weelderige België hun kon aanbieden. De afkeuring en de verdenking die door deze praal ten opzichte van zijn bedoelingen konden ontstaan, werden gesust door dee moedige onderworpenheid aan de regeering. Maar deze verkwistingen behielden de glans van zijn naam bij hA volk dat door niets sterker kan worden gevleid dan door het uitstallen van de schatten van het vader land voor vreemdelingen en de hooge top van het geluk, waarop men hem zag, ver grootte de waarde der minzaamheid waar toe hij zich neerliet. Niemand was wÊl meer geboren tot leider van een samenzwering als Willem de Zwijger. Een doordringende vaste blik in het verleden, het heden en de toekomst, het snel waarnemen van de ge legenheid, een oppermacht over alle gees ten; geweldige plannen die in hun vorm en evenredigheid slechts door den zeer objec tieven beschouwer kunnen worden overzien, koene berekeningen die voortspinnen aan den langen keten der toekomst, zij stonden onder de controle van een verlichte en vryere deugd, die met vasten tred ook op de grens nog voortschrijdt. Een mensch als hy kon voor zyn geheele tydvak ondoordringbaar blijven, maar niet voor den wantrouwendsten geest van zyn eeuw. Philips II doorschouwde snel en diep een karakter, dat onder de goedaardige zoozeer op het zijne geleek. Indien hy het niet zoo volkomen had doorschouwd, zou het onverklaarbaar zyn, dat hy aan een mensch, waarin zich bijkans al de eigen XXX, schappen vereenigden, die hy het schatte en het beste kon waardeeren, zyn vertrouwen niet zou hebben geschonken. Maar Willem had nog een tweede aan rakingspunt met Philips II, dat van meer belang was. Hy had zyn staatkunde by den zelfden Meester geleerd en hy was, zooals te vreezen was, een beter scholier geweest. Philips had hier met een tegenstander te doen, die tegen zyn staatkunde was opge wassen en wien by een goede zaak ook de hulpmiddelen van een slechte ten dienste stonden. En juist deze laatste omstandig heid geeft ons de verklaring waarom hy onder alle stervelingen van zyn tijd Willem het meest onverzoenlijk haatte en zoo on- natuuriyk vreesde. VOOR GOED EN GOEDKOOP IS HET BESTE ADRES A. BRINKMAN Zn. MARKT 31 - GOUDA TELEFOON 2745 - „18 Juny 1766 regtdag deraptis Cat- „tenburch Boon „Eysch van den Heer officier (baljuw) „over vegten en schelden „Baartje de Groen gescholden 10 gl „Cornelis de Koning geslagen 5 g „Hendrikje Verloo 5 „gecompareert (verschenen) en gecon- „firmeert (bevestigd) het geeyscht ver bolgens gecondemneert (veroordeeld) „2 September Magistraat „Berigt wegens 't overneemen van de „Ysserwinkel van driehuys door J de „goede, affgeslagen, eerst proeff te doen Jan de Goede, „Burger en Inwoonder" dezer stad, wilde een yzerzaak overnemen. Alvorens daartoe over te gaan, had hy eerst bij de „Deekens van het Smitsgilde" zyn licht opgestoken over de vraag, of dit mo gelijk was zonder dat hy de proef als smid had afgelegd. Deze verwezen hem naar „Seeker Ampliatie (zekere aanvulling) van het Smits Gildebrief, gearresteert by (goed gekeurd door) het Collegie van de Magi straat", waarbij was „gestatueert (vastge steld), dat niemand in het gilde soude wor den toegelaten als (behalve)- proefmees- ters". De Goede meende echter, „dat het doen van een proeff, ingevolge de Voorszegde Ampliatie (aanvulling) en in den zin der voorszegde Woorden, alleenlyk plaats heeft omtrent Smits baasen of meesters, en om trent diegeene, die Nieuwt werk van Yser souden Willen maaken of smeeden, en geentsints omtrent die geene die maar een Yserwinkel of Neering souden willen doen, en daar in eenig gemaakt yserwerk ver- koopen of debiteeren". Hy verzocht dan ook „ootmoediglyk" aan Hun Edel Groot Achtbaren, „dat zy geliefden goed te vin den, dat hy Suppliant (verzoeker) in het Voorszegde Gilde mag worden ontvangen, geadmitteert (toegelaten) en toegelaten, zonder nogtans gehouden te syn eenige proeve te doen, ten eynde hy Suppliant daar door in Staat werde gestelt om de Voors zegde Yserwinkel te kunnen overneemen en aanvaarden en daar in dezelve neering Soo als die tot nog toe is geexerceert (uitge oefend) te contirtueeren (voort te zetten)". De Magistraat stelde „deese Requeste in handen van Overluyden en Deekens van Smitsgilde binnen deese Stad om schrifte lijk berigt". Dat „berigt" viel naturlyk voor Jan de Goede niet gunstig uit. Overluiden en dekens maakten aan de Magistraat duidelijk, dat Jan0 de Goede in zyn rekest een deel van den gildebrief had verzwegen en wel de be paling dat „niemand [buyten 't güde of geen Gildebroeder synde] zal vermogen eenige nieuwe Werke of oud werk zoo kooper als Yserwerk de Ambagte tohcheerende (be trekking hebbende op het ambacht) te koop houden, in hunne Huyzen of dezelve te koop dragen, anders dan Schotspykers en minder dan Schotspijkers". En wanneer men op deze bepaling lette, zoo zeiden overluiden en dekens, dan werd daardoor de „Verkeert - heyd van het Raisonnement (de redenee ring) van de Goede, in zijne voofszegde Requeste gevoert, al aanstonds in een hel der dagligt gesteld". De Magistraat plaatste zich op hetzelfde standpunt als het smidsgilde. Van het over nemen van „de Ysserwinkel" kwam niets. „G de hoog versoek voor zyn soons „zitteyde in't tugthuys ontslag, gesteld „in handen van de Heeren Regenten „van't selve huys. Gysbert de Hoog en Janna Braams, de ouders van Maerten en Claes de Hoog, had den een rekest gepresenteerd om hun beide zoons, die reeds meer dan drie jaar in het tuchthuis zaten, te ontslaan. Maerten en Claes waren op 30 Juli 1763 elk tot een „confinement geduurende den tyt van Ses jaeren" veroordeeld. Maerten was by zyn veroordeeling zeventien, Claes tusschen vijftien en zestien jaar oud. Beiden waren „pypmaecker" en van zeer geringe ontwik keling. Zy hadden indertijd, zooals w(j nu zouden zeggen „tezamen en In vereenjging" een aantal kleine diefstallen begaan. Het voornaamste van de door hen begane feiten was, dat zy' by een „inbrengster in de lom bard (een tusschenpersoon, die goederen voor haar cliënten in de lombard beleende)" een hemdrok en broek hadden gestolen. Z(j hadden die beide kleedWgstukken door een „susje laten beleenen aan 't Watertje" (het Lombardsche watertje), dat wil zeggen ze hadden ze naar de lommerd laten brengen Van de opbrengst, bedragende 26 stuivers, hadden zy eerst „bollen broods en een stuyver booter" gekocht en de rest daarna verdeeld. Maerten had bovendien by Joris de Liefde „synde een Pypmakersbaas op de Raam", op wiens „winkel" hy werkte, een aseroen" gestolen. De opbrengst daarvan had hy met Claes gedeeld. Verder hadden a(l „ten getale van in de Twintig bolletjes bp een Bakker" op den Langen Tiendeweg gestolen. Al deze feiten zouden Maerten en Claes in onzen tpd in verband met hun jeugd voor eemgen tpd in de tuchtschool hebben ge bracht. In de achttiende eeuw werd echter met op jeugd gelet en alleen maar met de verdorven geaardheid rekening gehouden. In de gevangenis gedroegen de gebroeders de Hoog zich behoorlpk. Uit den aard der zaak was dit door of namens de Begenten aan hun ouders medgedeeld. Vandaar dat deze zich dan ook tot de Magistraat wend den met het verzoek lam zoons uit de ge vangenis te ontslaan. Zy' deelden in hun request mede, dat zp hadden vernomen, dat Maerten en Claes „sigh in alle discretie (bescheidenheid) en obedientie (gehoor zaamheid) hadden gedragen en blijken had- den gegeven,'dat de Correctie hen geappli- ceert (de op hen toegepaste straf) was ge- weest van het gewenst succes". Het was dan ook, volgens de ouders „te hopen en te verwagten, dat Sy in vervolg van tyt Sigh eerllyk en Ordentlyk sullen gedraegen, met VIyt en naerstigheyd hun beroep en Costwlnningh elk nae syn Jaeren en ver- moogens sullen waerneemen, en Sigh van Soodanige grove faicten (ernstige feiten), .welke hen die Eegtmaetige Straffe op de hals gehaelt hebben, en Soortgelyke sullen De Magistraat zond dit rekest door naar de Regenten van het tuchthuis. Deze ver klaarden in hun bericht, dat de mededeelin- gen van de ouders omtrent het goede gedrag van hun zoons juist waren. De Regenten steunden dan ook het ouderlijk verzot k en om de Magistraat voor Maerten en Claes nog extra gunstig te stemmen, deelde n zy mede, dat „de selve Maerten en Claes de Hoogh sigh in't tugthuys taemelyk hadden geoeffent in de Lees en Schryff Const Soo verre dat daer Sy by hunne inkomst Soo als men Segt geen A van een B konden onderschyden Sy althans bequaemlyk kun nen lezen en Schryven, en nevens des« Sigh ook greetigh hebben laten onderwysen in de gronden van de waere Christelyke gerefor meerde Religie en daer in nae hunne Jaeren Soo seer geringe kennis en bevatting welke Sy te voren daer van hadden reedelyk Syn gevordert, dat Sy ook by Continuatie (voort during) hadden getoont berouw en leet- wesen over hunne voorige gehouden slegte conduites (gedragingen), en by herhaeling belofte, en toesegginge hebben gedaen. dat wanneer Sy üyt hun Confinement (gevan genisstraf) souden werden ontslagen, sy van een ordentelyken handel en wandel sou den blyven". De Regenten durfden dan ook vertrouwen, dat „de Correctie (straf) aen deselve tot hier toe geappliceert (toegepast) alsoe de Verryste en gewenste indruk op hunne har ten gemaekt mogt hebben". Na een dergelijke toelichting was het te verwachten, dat de Magistraat van haar gratierecht zou gebruik maken. „Nieuwe keure tegens het Broeyen „van't Hooy gestatueert (vastgesteld). „Was ist\ Mehrheit? Mehrheit ist Unsinn, Verstand ist stets bei wen'gen nur gewesen." FRIEDRICH VON SCHILLER. Donderdag 20 April. Als ik iemand ken die de verpersoon lijking van het gelijkmatig humeur kan worden genoemd, dan is dat mijn pak huisknecht Kees; in de wandeling ge naamd: Kees met de Platvoeten. Sinds onheugelijke tijden lich ik hem meegemaakt, zwaar en sterk, de breede leeren schort om het bolronde lichaam, de dikke snor fier langs de wangen opge streken. Rustig en zeker gaat hij zïjn gang; nooit heeft hij haast, alles komt op tijd terecht. Nu en dan dreunt zijn zware bas door de keldergewelven, een zeker teeken dat mijn oude wijn nog niet in kwaliteit is afgenomen, zij het dan ook wel in kwantiteit. Zooals gezegd: een gelijkmatig mensch. Vanmorgen trof ik hem aan op de kel dertrap, terwijl hij een wit blad papier voor zich hield uitgespreid. Hij keek et aandachtig op neer en toed ik over zijn schouder speurde, zag ik dat het de op roep was om te komen stemmen. Hij had het papier ten onderste boven in de handen. Kees is analphabeet en hy vindt dat hem dit niet tot eer strekt; hij wil het niet weten. In dit opzicht is hij zooals Heden, die een pruik dragen, iedereen be merkt het, maar zelf verbeelden zij zich dat niemand er iets van bespeurt. En als men erop zinspeelt, ontsteken zij in toorn Tenslotte gelooven zij zelfs, dat hun pruik groeit. Kees is kiezer. Uit een chaotische lijst van namen, die hij niet kan lezen, moei hij ér eene kiezen die hij ook niet kan lezen. Hij weet niet tvaar de bovenkant is van het stembiljet en waar de onderrand. Hij weet niet goed waarvoor hij stemt en waarom. Toch stemt hij en hij is er trotsch op bovendien. Aligonda en Koperwiek hebben hem in gelicht. Aligonda heeft hem overtuigd van het nut van een zuinige behoudzame regeering, die de salarissen der ambte naren maar eens goed moet inkorten; Koperwiek heeft hem bezworefl de fakkel te dragen naar een nieuwe toekomst Kees heeft oplettend toegeluisterd. Hij stelt geen belang in bezuiniging der sala rissen zoolang zijn weekgeld gelijk blijft en de wijn voldoende is voor tientalten jaren en wat de fakkel van Koperwiek aangaat, hy kent alleen het electrische licht in den kelder en de oude petroleum lamp als dit defect is. Maar hij luistert gespannen en hij spreekt met beiden af dat de Party henr met den auto zal komen halen, want hij loopt zoo slecht op zijn platvoeten. Ook mij zal hij om raad vragen, als ik dien niet spontaan geef. En ook Lucas Longavita, en Carel van Mandere en Barend Ballebakker; allen zullen hem moeten raadgeven. En dp den verkiezingsdag zal er een lange rij auto's voor de Zaak staan op de Sfieringstraat en Kees zal in den mooi- sten wagen plaats nemen, met grooten ernst zal hij zijn stembiljet gaan bewer ken en alleen de hemel zal weten hoe Benijdenswaardige Kees Die „nieuwe keure" was de „Ordonnantie op het keuren en weegeri"van het Hooy bin nen Gouda". Die keur, waaruit blykt, dat de stad ook binnen de muren nog een sterk landelijk karakter had, was voornamelijk tegen het brandgevaar gericht. De overweging was, Waarom o mensch, zijl gij doof voor X°eden raad en niet voor vleierij FEUILLETON. doccr HALLIWELL SUTCLIFFE. Voor Nederland bewerkt door J P. WesseJink—-va^Rossum. ^8 Nadruk verboden. Ahe harten op de Ling Crag heide sch©- ion zich dien avond te wenden naa en gezelligheidmitnr de maan zich ongestoord verder aan den h< de witte landen lagen te slapen en in de latuur was mets, dat herinnerde aan men selijke dwaasheden. HOOFDSTUK IX H«t verhaal van een wilden nacht. verloopen, sedert ^Ephraim en en denzelfden dag een en er een gevonden had en "e kleine hut te Lostwithens zaten Grift 1 gast tegenover elkaar aan den haard. r dan eens had hl) in de afgeloopen 8«en het ergste gevreesd en zelfs Hester, hoLi ^elijkS mee8t noodzakelijke huis- Wtdelijke dingen kwam verrichten, dacht meer aan jaloezie, toen zij zag, hoe was. Nu en dan scheen zij weder moed te vatten, maar dan herinnerde zij zich weer haar kind, dat on der de witte sneeuw lag en dan kwelde zij zich en voelde zy »>h opnieuw zwak wot- dan. Dezen avond was zy echter opgestaan en had zij zich gekleed, terwijl Griff de koeien voederde; en nu zaten zij daar, zij m den enigen stoel, dien Griff bezat en hij op het dikke eikenhouten blok, dat zooveel ver schillende goede diensten bewees. Zij had den geen kaarsen aangestoken, maar het, vuur werd gevoed door turven en hout en de roode gloed daarvan scheen warm en helder in eiken hoek van de hut. De heide daarb^ten lag nog even diep onder de sneeuw als altijd, maar de wipd kwam snel opzetten en een zacht gesnik in de roepstem, die aankondigde, dat *fë VTOnw verloren r» i, J^OO^h1 ak d« vreemdelinge dooi op handen was. Het gelaat der vrouw was nog bleek en haar handen lagen lusteloos m haar schoot, maar in haar sten^, zacht, lief en toóh krach tig, klonk een,gevoel van tevredenheid, als zijvergat te droomen en eenige woorden zei. Gedurende geruimen -tijd echter had geen van beiden definite verbroken beiden keken zij in het turfvuur en zagen grillige gedaanten in de vlammen. Plotseling moest zij ondanks haarzelf haar oogen van het vuur afwenden om naar het gelaat van Griff te kijken. Daarop war ren lijdenstrekken te lezen, trekken door harden arbeid en sombere kracht\op zijn gelaat .gedrukt; tevergeefs zocht iij naar een enkelen trek van die teederheid) welke hij haar in de uren van haar grootste zwak heid had betoond. Terwijl zij naar 4 hem keek en samenhang tusschen de verschilr lende afgebroken gesprekken in die laatste week trachtte te vinden, kreeg zij een vaag besef, dat deze krachtig gebouwde, ruwe reus zijn leven met opzet zóó had ingericht, dat alle weeke gevoelens waren buitenge sloten. Wanneer iemand ziek was, zei zij tot zichzelf, was hij dadelijk bereid hem zoo lang te verplegen, tot hij weder op krachben was, maar zoodra hij sterker werd, was het zijn zaak zijn eigen levensteak te volgen hulp, vriendelijkheid of medegevoel Zij zuchtte, een vluchtige, ongeduldige zuoht was het; hij zou nog harder worden als haar zwakheid geheel was overwon nen. Wel, wat deed liet er ten slotte ook toe? Als zij zich weder goed gevoelde, zou vriendelijk^ hut moeten verlaten en oefde zijn hardheid haar niet meer te En toch zuohtte zij weder onge duldig en op dat. oogenblik verloor Griff's gelaat ook zijn strakheid en speelde er een glimlach om zijn lippen Uw gedachten zijn ver weg, zei zij kalm. Hij ontwaakte verschrikt uit zijn droo- merijen. Ja, verder dan de Ling Crag heide, lachte hij. Eiï-droeviger dan de heide, als dat nog mogelijk is. Maar de laatste gedachte scheen nogal pleizierig te zijn. Dat is zoo, zei hij, terwijl hij haar strak aankeek. Ik dacht aan een jachtpartij nu reeds long geleden, waarbij ik naast de nicht van Jonker Daneholme galoppeerde en den staart voor haar won. Hun oogen ontmoetten elkaar en in die der vrouw kwam een blik van verwonde ring. Ik ben sterker veranderd dan gij, naar het, schijnt, zei Griff, of misschien hebt gij dien dag vergeten, zoódra hij voorbij was. Ik heb het niet vergeten, zei zij lang zaam, terwijl zij hem nog steeds gadesloeg, als zócht zy in de verouderd^ trekken de overeenkomst met een gelaat, dat zij zich herinnerde. Maar u waart toen nog maar een knaap en ik een heel jong meisje - en ge zijt zoo veranderd. Hij lachte weder kalm. Weet gij, dat. ge dien dag mijn hart deedt ontvlammen? De jacht ik houd van een vrouw die de hindernissen, welke haar in den weg komen, kan overwinnen en de lange rit naar huis, met een maan, die juist even te voorschijn kwam en door de wolken heengluurde en u vermoedde in het geheel niet, waaraan ik dien geheelen tijd dacht. Misschien wel, mompelde zij. Zelfs meisjes lezen gauw een open boek. Zij kende hem nu en in een oogenblik kwam dat tooneel uit het verleden weer ar haar geheugen terug. Evenals Hester Royd had zij altijd het liefst naar groote mannen gekeken en Griff beloofde als jongen van twintig jaar reeds zoo breed en sterk te wor den, als hij later inderdaad ook werd '.'A] herinnerde zich de laatste, steile hindernis, den hoogen sprong, den snellen rit, die hen» te midden van de verwarring had gebracht, welke er heerscht bij het dooden van een vos; zij herinnerde zich de fijne, zachte pracht van het maanlicht, toen het dooi de slanke takken der lorken scheen, of ovur de roestkleurige varens viel, die aan cteh kant van den weg stonden zij herinnerde zich het laatst en ook het duidelijkst, hoe hij haar ongaarne vaarwel had gezegd en hoe haar hand bij het afscheidneanen in riö zijne had gebeefd. Hoe vreemd lijkt dat, mompelde zy, terwijl zij dacht aan de jaren, welke er lagen tusschen dat voorval en het treurspel dat hen nu weder tezamtn had gebracht, hier op de eenzame vlakte, welke geen ooren had - of tenminste, die niet scheen te heb ben voor een jeugdige begoocheling, waar aan zij zich reeds lang hadden onttrokken. Ja, het is vreemd, zei Griff, met een lach, die altijd toegevend, doch nooit opge wekt klonk. Hij kwam en ging, die dag, en nu haalt de maan geen streek meer uit, om ons weer tot knaap en meisje te maken. Dit heb ik er voor in de plaats, voegde hij er aan toe, terwijl hij haar naar het venster wees, dat uitzicht gaf op het land, dat hij bezig was te-ontginnen. Dit/gebaar was haar reeds vertrouwd; het zeide haar, dat, ofschoon zijn lichaam toevallig tusschen vier muren uitrustte, zijn geest en hart altijd vertoefden onder den wijden hemel, die zich boven de heide welf de. Sterfft de begoocheling, ais wij mannen en vrouwen zijn geworden? vroeg zij, op den toon van een kind, dat iets vraagt aan iemand, die ouder en wijzer is.- Moest zij niet grooter en dieper zijn. nadat wij onze les hebben geleerd? t. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1933 | | pagina 3