Cssolu
weesp Expeditie T". BORST Rotterdam
V
heerenbaai
NIEMEIJER's
[STER(I
I thans I
Niet al te wel?
Zij helpen U snel!
GOUDSCHE COURANT VRIJDAGv6 DEC. 1935 - 4TWEEDE BLAD
W
f
w
NAAR
DE WINTERSPORT
SKI-CURSUS.
A. BRINKMAN ZOON
MARKT 31 - GOUDA
TELEFOON 2745 HË
Wie Gouda en Omgeving
wam
goed wil kennen
schaffe zich aan
GIDS VOOR GOUI) A
Bewerkt door G. J. J. POT,
Prijs ƒ0.50.
30UDSCHEVRAAGBAAK
A. BRINKMAN ZOON,
Prijs 0.40.
Wortelboer's Krulden
Wortelboer's Pillen
Zestig cent J;err La<>Je
Moeder is zóó blij!
ANNO 1912.
De eenig-e Bootdienst met eigen Autodienst.
WEESP, Heerengracht 40. Telefoon 172. Vertrek 10 uur voorm.
ROTTERDAM, Nieuwehaven 66", Telefoon 10439. Vertrek 4 uur namidd.
Straten en wegen in en
rondom Boskoop.
De Broeken in den winter.
De mensch en de slangen.
Een Verstandshuwelijk.
EXPEDITIE-ONDERNEMING Th. BÓRST
DA GELIJK Sé jAÜTO DIENST
DIEHEN, OUDil
UITHOORN. PHEN cd
BK a.d. AHSTEL,
)N. BQDEGfiAVEH.
MODEL
562
VLEKVRIJ DOOR EN DOOR
Voor hen die naar de Wintersport
plaatsen willen gaan, bestaat gelegen
heid tot het volgen van droge ski
cursussen van den Oostenrykschen
ski-leeraar KARL JENERVEIN uit
Seefeld.
Deze cursussen worden gehouden
te Rotterdam des Maandag
middags vanl4.3016 uur en in den
Haag 's Maandagsavonds van 19.30
tot 21.00 en van 21.0022.30 uur.
Kosten van den cursus ƒ5.per
përsoon.
Nadere inlichtingen verstrekken de
Reisbureaux
LISSONE LINDEMAN,
Den Haag Rotterdam.
VOOR GOED EN GOEDKOOP
DRUKWERK
IS HET BESTE ADRES
Gemeente-Secretaris,
niet talrijke illlustraties.
Bevattende tal van inlichtingen be
treffende Rijks- en Gemeentediensten,
Openbare en Bijzonderee Instellingen,
Vereenigingen enz.
UITGAVE:
GOUDA.
Neem drie keer daags een weinig van de
of drie keer daags één a twee beroemde
van Jacoba a r i a Wortelboer
Voor de maag of gaat Uw ontlasting traag, tegen gevatte koude,
griep, influenza, slechte spijsvertering, opgeblazenheid, verstopping,
hardlijvigheid, onzuiver bloed, huiduitslag, duizeligheid, slijmhoest,
geen eetlust, hoofdpijn, koorts, igal of slijm, binnen enkele dagen zult
ge weer frisch en opgeknapt zijn.
Probeert ze maar! Alom verkrijgbaar. Niet bü U, schrijft direct aan
.Tacoha Maria Wortel boer, te Oude-Pekela en U ontvangt het verlang
de fraitco thuis.
Moeder had lepels en vorken, die telkens
weer gepoetst moesten worden om mooi
op tafel te komen. Ze had 't al dikwijls
over Zilmeta gehad, dat altijd goed blijft
en alleen maar hoeft afgespoeld. Maar
tot koopen kwam 't niet.
Toen heeft Vader met ons samengespan
nen en met ons allen hebben wij haar
een pracht - cassette Zilmeta gegeven.
Dat vindt ze haar mooiste cadeau!
Complete cassettes vanaf f 1 0.90
In model no. 562 vanaf f22.40
in cassette met buffetbak.
VVeesperkarspel - Diemen - Duivendrecht - Ouderkerk a. d. Amstel, S. de Koning-, Tel. 45 - Nes a. d. Amstel
Uithoorn, Comm. G. v. d. Post, Tel. 20 - Vvouweakker - Nieuwveen - Ter 'Aar, Papeveer
Alphen a. d. Rijn, Comm. fa. v. d. Bijl, Tel. 74 - Bodegraven, Comm. G. v. Diepen, Sluiswachter - Reeuwijk
Gouda, Comm. Portland's Expeditiebedrijf, Tel. 2520.
Dagelijks (behalve Zaterdags) afhalen eivbezorgen, zonder aanteekengeld.
Laat ons Uw vrachtgoed per boot en Uw snpfgoed per auto vervoeren, dan is II tevreden.
G»ranti«m«rk op «Ik artikel.
DE SUPER OLIE VOOR MOTOREN
Ongetwijfeld, er bestaan
goedkoopere oliesoorten
maar geen betere. En op
den duur Is altijd nog
goedkoop duurkoop.
/m
Ongeveer een eeuw geleden telde Boskoop
inwoner* en droeg deze plaats
meer het karakter van een rustige lande-
jy'ke gemeente.
In „De Nederlandsche Stad- en Dorpbe-
schryver" van het jaar 1801 lezen wy, „dat
hier vele schoone wegen en paden worden
gevonden, welke alle in een schoone orde en
wel onderhouden worden, hetwelk alzoo
mede veel gemak voor de bewoners van
Boskoop aan brengt.'* En verder vermeldt de
besehryver, „dat het dorp net met straat-
steenen is belegd."
Voor dien tyd had Boskoop goede verbin
dingen. Het Goudsche Rypad leidde naar de
- liynstreek, Leiden, Utrecht en Amsterdam
en de Zwarte Weg voerde naar Gouda, van
waar men verbinding had op Amsterdam.
Trouwens voor groote afstanden zal in
die dagen wel niet veel gebruik gemaakt
ztfn van die wegen, want in het zoooven
aangehaalde werkje komt o.m. de passage
voor, „dat hier zeer veel reisgelegenheden
zjjn, zoo met de particuliere vaartuigen
door de geheele Bataafsche Republiek, als
met de marktschuiten naar verscheidene
gteden en plaatsen." Hieruit mag men dus
afleiden, dat in die jaren veel per trek
schuit werd gereisd.
In den loop der jaren bloeide Boskoop op
totj een welvarende gemeente, welke echter
zeer sterk geïsoleerd was.
Voordat de autobus haar intrede had ge
daan was de boot de efenige reisgelegen
heid. Nog duidelyk liggen ons de jaren in
het geheugen, waarin de gezellige salon
booten van ide stoombootmaatschappijen „de
Volhardingen „de Vooruitgang" de Gouwe
bevoeren. Dfe der maatschappij „de Volhar
ding" hadden diensten op Gouda, Leiden en
Amsterdam, het bootje van de maatschappij
„de Vooruitgang" voer enkel op Gouda.
Na 1918 begon het automobiel verkeer
meer en meer toe te nemen en vooral hier
door trad het wegenvraagstuk op den voor
grond. Toen echter de autobus haar intrede
had gedaan, werd het voor Boskoop met
recht urgent.
Voor Boskoop niet alleen, overal deed
zich de behoefte aan betere landwegen ge
voelen en sneller dan wellicht ooit verwacht
kon worden is het wegenvraagstuk door het
Rijk, de Provincies en Gemeeinen energiek
aangepakt.
Boskoop zelf gaf een goed voorbeeld. De
wegen binnen Boskoop gelegen, waren voor
het meerendeel smal en slecht. Dank zy de
welvaartsjaren, waardoor de gelden in de
gemeentelijke schatkist ruim vloeiden, kon
den in enkele jaren tyds tonnen gouds aan
den aanleg en verbetering van straten en
wegen ten koste worden gelegd.
Wegen werden geteecd^en nieuwe aan
gelegd. Het scheen erfwelWr of de ge
meente al haar liefde ikn de ofcdassmg van
het wegenvraagstuk haA verpand\want niet
enkel, dat zy haar eiged wegennet terdege
onderhanden nam, uokriiam zjj belangrijke
financieele verplichtingen op zich om van
goede verbindingen met andere plaatsen
verzekerd te zijn.
Breede ruime wegen hebben E^skoop
reeds voor het grootste gedeelte uitvaar
isolement verlost. J
Gouda—Boskoop—AIphen a. d. Rijn.
Voor het grootste gedeelte is de nieuwe
provinciale weg langs de oostzijde van de
Gouwe van Gouda tot Gouwsluis gereed ge
komen, en wel het gedeelte van Boskoop tot
Gcuda.
De rijweg heeft een breedte, welke va
rieert tusschen 6 en 7 M. en het rijwielpad
langs den straatweg is gemiddeld 2.60 breed.
Met het gedeelte BoskoopGouwsluis zal
niet lang meer worden gewacht, zoodat er,
®*rmen enkele jaren verder is, een prach
tige weg langs de Gouwe zal bestaan. Het
Goudsche Rijpad zal dan zyn beteekenin
hebben verloren. In vroeger jaren een zeer
goede weg, zal het binnen ,eenige jaren niet
iv.ecr beieekenen dan een smalle landweg.
De nieuwe straatweg zal naby de spoor
brug tusschen Waddinxveen en Gouda in de
toekomst worden gekruist door een grooten
rijksweg, welke in aanleg is.
Feiteltfkekan van-, twee rijkswegen ge
sproken wdfben. In aanleg is een breede
rijksweg van Rotterdam naar Amsterdam
en een van den Haag naar Utrecht en Drie
bergen. Deze twee wegen zullen tusschen
Waddinxveen en Gouda ten westen van de
Goir*e elkaar ontmoeten om via een nieuw
te bouwen brug over dat scheepvaartkanaal
samen verder te loopen tot Oud-Reeuwyk.
Op het oogenblik wordt aan dit gedfeelte
hard gewerkt. De weg naar Amsterdam zou
van Oud-Reeuwijk over den Bodegraafschen
straatweg verder worden doorgetrokken. Er
schijnt echter eenige wijziging in dit plan
te zullen komen, in zooverre, dat de weg
iets westelijker zyn loop zal vinden.
De weg naar Utrecht en Driebergen zal
by Oud-Reeuwyk oostwaarts afbuigen.
De twee vorengenoemde rijkswegen zyn
in de allereerste plaats voor auto-snelver-i
keer bestemd, doch paraallelwegen en fiets
paden zullen naast de banen voor dit snel
verkeer worden aangelegd.
Van provinciewege is een grtfote beton
weg gelegd van Boskoop door de Hoogeveen
naar Benthuizen. Ongeveer halverwege is
een aftakking naar de Ryndylw gemaakt.
Van Hazerswoude af volgt zij den Gemee-
nen Weg, welke belangrijk verbreed en ver
beterd is.
By Benthuizen zal een provinciale weg
naar het Zuiden worden gemaakt, welke den
nieuwen ryksweg den HaugUtrecht
Driebergen bij Kruisweg nabij Zegwaard
zal kruisen om door te loopen via Hillegers-
berg naar Rotterdam. Vanaf Kruisweg is
men spoedig in Zegwaard en vandaar loopt
een mooie provinciale weg naar Delft, bo
vendien zal men in de toekomst den Rijks
weg naar den Haag van Kruisweg af ver
der kunnen volgen.
In Boskoop zal in verband met deze plan
nen de Zyde worden verbreed, een plan, dat
jee-is lang in de pen is, doch tot op heden
nog steeds niet is uitgevoerd. Het laat zich
aanzien, dat binnen niet te langen tijd hier
mede een aanvang zal worden gemaakt.
Voeg bij dit alles nog het feit, dat Bos
koop aan het spoorwegnet is aangesloten,
dan mag men constateeren, dat Boskoop
spoedig geheel uit haar isolement zal zyn
verlost en een drukker verkeer vooral van
dat van Gouda op Leiden is te wachten.
Boskoop komt zoodoende aan een knoop
punt van twee belangrijke verkeerswegen te
liggen. Men wachte zich echter om dit te
overschatten, omdat door heel de provincie
Zuid-Holland een keurnet van wegen wordt
aangelegd. f
DE RADIO.
De „Vader der Duitache bergen". Goethe als eerste ivintertoerist,
door Dr. JOOST TEKLAET.
Maar als je het nu zoo vervelend vindt
dat de radio den geheelen dag zoo hard
schreeuwt, waarom zet je hem dan niet af
Wel, dan schreeuwt myn vrouw!
Het Jjjkt ons heden ten dage iets
vanzelfsprekends, in den winter den
Broeken te beklimmen of naar zijn
top te rijden, maar het is nog niet
zoo heel lang geleden, d&t men een
beklimming van^ cïen Broeken gedu
rende den winter onmogelijk achtte.
Johann Wolfgang von Goethe was de
eerste, die de schoonheid van den
winterschen Broeken ervoer.
In den winter van het jaar 1777
was Goethe alleen te paard „bei in-
grinimigen Wetter" naar den Harz
opgebroken. En den lüen December
van hetzelfde jaar was de gedenk
waardige dag, toen hy de eerste toe
rist, ja, de eerste mensch was, die den
Broeken besteeg in wintertijd.
Reeds vóór zonsopgang was hij,
nadat hij „eindeloos geslapen" had,
van Altond uit naar het Torfhaus op'
weg getogen. Van daar uit schreef hy
over de voorgenomen bestijging van
den Broeken aan Frau von Stein:
„Toen ik gisteren in het Torl'haus
kwam, zat de boschwachter in zijn
hemdsmouwen by zyn morgendronk
en ik bracht het gesprek op den Broe
ken, en hy verzekerde dat het onmo
gelijk was hem te beklimmen en zei-
de hoe dikwijls hy 's zomers daar
boven geweest was en hoe lichtvaar
dig het zou zyn, dat nu te probeeren.
De bergen wqpen in nevelen gehuld,
men» kon niets zien, „en zoo", zeide
hy, „is het nu ook daar boven, üicunt
er geen drie stappen vool- U uitzien".
Daar zat vik met bezwaard ^moed,
half en half overwegend of ik terug-
keeren zou. En ik kwam me voor als
de koning, wien de profeet zegt met
den boog te slaan, en die te kort slaat.
Ik was stil en smeekte de goden, de
gedachte van dezen man te doen om
slaan, en evenzoo het weer, en was
stil. En toen zei hy tegen mij„Nu
kunt U den Broeken zien." Ik liep
naar het venster en hy lag voor my,
duidelyk zichtbaar als myn gezicht in
een spiegeltoen sprong myn hart op
en ik riep uit: „En ik zou niet daar
boven kunnen komen? Hebt u geen
knecht, niemand?" En hy zei: „Ik
zal met U "meegaan."
Ten bewijze van zyn groote vreug
de sneed Goethe daarop een merktee-
ken in het kozijn en toog op weg met
houtvester Degen, die aldus door den
dichter genoopt was, zich voor den
eersten keer 's winters op den Broe
ken te wagen. Het was kwart over
tien en de sneeuw lag een el hoog. De
weg, dien de eerste wintertoerist en i
de beroemdste der Brocken-beklim-
mers insloeg, is heden ten dage nog
bekend als 4e „Goetheweg". Na een
tocht van drie uur hadden zy den
kalen top van den grijzeji berg be
reikt. „Ik stond" aldus Goethe
„werkelyk omstreeks het middaguur,
eindelooze sneeuw overziend, op den
top van den Broeken, tusschen die in
drukwekkende, granieten klippen,
boven mij den helderst denkbaren he
mel waaruit de zon krachtig op ons
neerbrandde." Een „altaa# van den
innigsten dank" werd hem „de met
sneeuw overdekte schedel van den ge-
vreesden top".
De gastvrijheid, die de Broeken den
dichter bood, was een andere, dan die
welke de tegenwoordige wintertoe
rist leert kennen. Het „eenvoudige
„Wolkenhaüschen" aan den rand van
het Broeken-plateau, dat tegenwoor
dig door een gedenksteen aan zijn
„Einkehr" herinnert, moest hem on
derkomen bieden. Toch heeft hy niet
een "Brockenhotel gemist. En toen hij
dien avond weer in het Torfhaus was
schreef' hy jubelend aan Frau von
Stein„Het doel van mijn verlangen
Is bereikt."
Hoe groot zijn vreugde was, be wij-
ztHt*ttok de woorden, die hij den avond
na de beklimming uitte: „Daar ligt
de Brócken in den hoogen, heerlijken
maneschijn boven de sparren vóór mij
en ik was vandaag daar boven en heb
op het duivelsaltaan mijn God den
diepsten dank gebracht."
Op den morgen van den Hen De
cember verliet hy het houtvestershuis
te Torfhaus dat in 1869 afgebraffd
is en ging naar Clausthal, met een
zóó diepen indruk van den „vader der
Duitsehe bergen" in het hart, dat hij
zijn gestalte in den Walpurgisnacht
van den Faust ingevoerd en daarmee
aan de wereld geschonken heeft.
Iets meer dan anderhalve eeuw zijn
verloopen sedert de eerste beklimming
van den Broeken in het winterseizoen.
Het eenvoudige „Wolkenhaüschen"
is een groot Brockenhotel rijker gé
worden, waarin een tkamer aan den
dichter gewijd is. In dezen tijd ligt de
Broeken velen Duitschers zeker even
na aan het hart, als bij den eersten
aanblik aan hem, die den berg voor
het eerst 's winters beklommen heeft.
Zijn slangen laf en moorddadig t
Een bevooroordeelde meening-van de
menschen.
Sedert onheugelijke tijden heeft
geen andeFe diersoort den menschen
zooveel angst en afschuw ingeboe
zemd, als de slangen.
Het is niet hun uiterlijk vobrkomen
dat deze weerzin opgewekt heeft. In
tegendeel: hun liehaamen zyn dik
wijls zoo prachtig geteekend, dat men
juist zou veronderstellen dat de men
schen zich tot de slangen voelen aan
getrokken.
Toch is dit niet zoo. De meeste men
schen worden van afschuw vervuld,
wanneer zy een slang zien. Misschien
vindt dit zijn oorzaak in het feit, dat
juist déze diersoort met zulke uit
stekende aanvals- en verdedigings
middelen door de natuur is toegerust.
De klauwen van een leeuw, het gebit
van een tijger en de hoorns van een
buffel schijnen ons rfiinder vreeselyk
toe dan de giftand van een slang, die
soms maar zoo dik is als een naald, efi
die' door een nauwelijks zichtbare
wond het doodelyk sap in de aderen
van zyn slachtoffer laat vioeien.
Net zooals wij gewoonlijk onder de
misdadigers de gifmengers het meest
verafschuwen, zoo zien wij in de gif
tige slang de belichaming van zijn
laffe streken.
En die opvatting wordt nog ver
sterkt door de wyze, waarop de slang
geluidloos zijn slachtoffer weet te
naderen, en het boosaardig klinkend
gesis maakt dat wy met nog meer
weerzin jegens de slangen vervuld
zijn.
En toch hebben wy geen gelijk,
wanneer wij de slangen zoo veroor-
'deeien. De slang is niet moorddadig
aangelegd; en ook niet valsch. Ten
minste niet meer dan andere roof
dieren. En dat de slang laf is, is óók
niet juist. Dit kunnen we opmaken
uit de manier waarop de ratelslang
bijvoorbeeld aanvalt en zich ver
dedigt.
W el hebben vooral de tropische gif
tige slangen last van een uiterst prik
kelbaar humeur, en zoodra 'n vreemd
dier of een mensch hem nadert, staan
zij klaar om zich te verdedigen. Want
zij voelen in die nadering niets An
ders dan gevaar.
Het is daarom begrijpelijk, dat de
menschen bang zijn voor slangen, i
Maar het aantal dezer gevaarlijke
reptielen heeft men toch niet kunnen
verminderen. Vooral in de tropische
gebieden -is het aantal menschen en
dieren, die aan een slangenbeet ster
ven, heel groot.
Het land, dat het meest door slan
gen wordt „getisterd", is Indië. fïiet
alleen Nederlandsch-Indië, doch ook
Britsch-Indië. De gevaarlijkste slan
gensoorten hooren hier thuis, bijvoor
beeld de brilslangen. De giftanden lijn
haakvormig en zitten in de boven
kaak. De gifklier is vrjj lang.
De brilslang, die ook wel Cobra
wordt genoemd, heeft de eigenschap
dat hij zyn „halsribben" zao kan uit
zetten, dat de "hals als het ware een
schild wordt, waaruit de kop steekt.
Een paar soorten van de brilslang,
namely k de Ringhalscobra en de
Naar het Engelsch.
7)
Pit was immers iets dat haar alleen
Ranging en in de drukte en opgewon
denheid van de weken, die volgden,
dacht ze er haast in 't geheel niet
aan, dat ze 'm ontvangen had.
Mr. Mears had onmiddellijk geant
woord op haar schrijven en haar een
som voorgeschoten, die den meisjes
op een fortuin leek.
Ze verhuisden dus naar de suite op
de eerste verdieping by Mrs. Higgins
toen Kingen ze voor haar kleeren zor
gen en het meubilair uitzoeken voor
haar vertrekken in het huis jq in Mer
chant.
Elisabeth had John Marsh nog eens
ontmoet op het kantoor by Mr. Mears,
onidat ze beiden de zaak graag zoo
g&uw mogelijk afgehandeld zagen.
Ze waren overeengekomen, dat het
huwelyk veertien dagen later zou
P aats hebben, op het eind van April,
a afloop van de plechtigheid zou
°hn Marsh zyn vrouw en Rosalie
aar Mercham brengen, waar zyn
oeder dan reeds zou zijn, om hen te
ontvangen.
Elisabeth en haar zusje zouden dus
haar eigen vertrekken hebben, maar
de maaltijden zouden ze gezamenlijk
gebruiken met Mr. Marsh en zyn
moeder. Hy toonde ook in 't minst
geen verlangen, om meer met zyn
vrouw samen te zijn, dan strikt nood-
zakelijk was. j
De dag, voor het huwelyk bestemd,
begon met een heerlijken voorjaars
ochtend met effenblauwe lucht, hel
dere zonneschijn en een frissche bries.
Om half twaalf zou de inzegening
hebben. Ze zouden dan den
lunch gebruiken bij Mrs. Higgins aan
huis en vervolgens zouden ze met den
trein van 2.40 naar Mercham gaan.
De bruid, Rosalie en Mrs. Higgins,
in een keurigen zwarten mantel, re-
den naar de kerk.
Elisabeth was zeer bleek en stilzy
droeg een smaakvol toiletje van duif-
grijze stof. Marsh had haar dien och
tend een bouquet lelietjes van dalen
gezonden, maar had Rosalie er haar j
op het laatst niet aan herinnerd, dan
zou ze dit waarschijnlijk vergeten -
hebben.
Het bruidsmeisje zelve was in een
lichtblauwe jurk, die haar allerliefst
stond en blijkbaar had zy veel meer
op met de heele plechtigheid dan de
genen die er het naast bij betrokken
waren.
Mi. Mears, die de bruid zou weg
geven zooals dit in Engeland de ge
woonte is kwam haar al halver
wege de kerk tegemoet en geleide Eli
sabeth naar het.altaar, gevolgd door
haar bruidsmeisje.
Er waren geen genoodigden. De
kerk was dus leeg en het was er kil
en vochtig na de heerlyle, van zon
doortrilde lucht daar buitèn.
John Marsh stond dicht by het al
taar. Het was voor het eerst dat Ro
salie hem zag en haar kwam hjj on
middellijk sympathiek voor. Hij
mocht dan al niet tot haar stand hoo
ren, ze voelde zich aangenaam getrof
fen door den rustigen blik uit zyn
oogen. En ongetwijfeld bewonderde
hij Elisabeth; dit pleitte Ook voor
hem.
Een paar minuten later waren
John Marsh en Elisabeth Crossfield
man en vrouw.
c HOOFDSTUK IV.
De zon ging onder over de heuvels
in het westen, toen het gezelschapje
uitstapte aan het station te Mercham.
Rosalie had genoten van de aller
liefste streek, waar zij doorheen ge
reden waren; die weiden waar de
lammetjes de zotste sprongen maak- 1
ten en dan door die boschryke deelen,
bezaaid met sleutelbloemen en ane
monen, die daar juist zoo weelderig
groeiden, omdat ze geheel buiten het
bereik stonden van wreed vernielen
de handen.
Voor Elisabeth was de -reis een
ware kwelling geweest,, de trouwring
leek haar aan den vinger te branden.
Ze wist eigenlijk niet, wie van beiden
ze het meest haatte: den man, die
haar echtgenoot was of zichzelve, om- j
dat ze dien ochtend aan het altaar een
gelofte had uitgesproken, waar zij
eigenlijk geen woord van meende. j
Hoe kon zy nu: „liefhebben, eeren j
en gehoorzamen", een man, op wien
zij feitelijk neerzag om zijn lage ge- j
boorte en zijn minbeschaafde manie- j
ren Ze konden zelfs niet eens vrien- j
den zijn, want ze voelden zich in geen i
enkel opzicht verwant. Sinds ze elkaar
in de kerk ontmoet hadden, had hij
met kalme onverschilligheid beant
woord haar opzettelijk verblijden van
hem. Hij en Mr. Mears hadden de con
versatie gaande gehouden gedurende
de lunchde bruid zelve had er bleek
en hoogst-ernstig by gezeten. Rosalie
en John waren beste vrienden en in
den trein wisselden zij nog al eens op
merkingen naar aanleiding van het
voorby rollend landschap.
Elisabeth zag ook op als een berg
tegen de ontmoeting met haar schoon
moeder.
O, ik kan mij haar al voorstel
len! dacht zij. Zeker een lompe vrouw
met^rove trekken, en, wie weet, mis
schien met klompen aan de voeten. En
ik draag nu denzelfden naam als zij
Mrs. Marsh. O, hoe afschpwelyk toch
Eén troost is het gelukkig, dat nie
mand mij kent in Mercham.
Toen John haar hielp uitstappen,
zei hij
We zullen een rijtuig moeten
nemen ndar het huisje, want dat is
nog drie mijlen af. De, bagage kan
dan later komen met den vrachtrijder.
Ik heb hem al gewaarschuwd dat hy
maar naar ons moet uitkijken.
Er waren verscheidene passagiers,
die uitstapten, onder andere een be
diende in livrei, die de valiezen kwam
halen van een paar dames in een le
klas coupé. Dus er woonden toch men
schen van goede familie daar in de
buurt.1
In het rijtuig ontdooide Elisabeth
eenigszins, daar ze toch ook getroffen
was door de mooie streek en de ver
rukkelijke zachte voorjaarslucht, ter
wijl Rosalie voortdurend juichte en in
de handen klapte.
(Wordt vervolgd).