Carmen Sylva als vorstin en moeder.
Kamercultures.
I)c macht van den wil op het menschelük leven.
FILMNIEUWS.
Hoe houden we ons botervlootje op temperatuur
K h if nj
Ds*
vertro
Dr.
trokke
sche kerk te Bos-
re ven.
lelft, van 1901—1902,
>okkum.
kaas, van 1902—1909, ver-
Vlaardlngen. Dr. Hoolj-
kaas bekend godgeleerde, die
vooral de vrljzinnig-godsdienstigen
Cen v*^anstaan<Je Plaats innam.
,,vHS\ P öchlm van der Loefl, van
1909—1914, vertrokken naar Petersburg
Ds. K. H. Roessingh, van 1914—1916.
Deze inmiddels reeds overleden beken
de liguur uit de kerkelijke wereld is tot
hoogleeraar te Leiden benoemd. Groot*
bekendheid genoot hij wegens zijn
rechts-modern standpunt, dat hij in
nam.
Ds. a. Jager, van 1916—im-, in laatst-
emSitaat3aar Vr0eg 0626 predlkant zlJn
Ds. L. B. Houtgast, van 19211927 ver
trokken naar Alkmaar.
In 1898 werden de Laus Deo psalmen
vervangen door den bundel van de Pro
testanten Bond, terwijl in 1914 een nieuw
kerkorgel ln gebruik werd genomen
In 1922 werd de Boskoopsche gemeente
gecombineerd met die van Waddinxveen
len gevolge van de uitvoering der
plannen tot de üouweverbreedlng kwam
de Remonstrantsche kerk met pastorie
in net gedrang. Beide gebouwen moesten
onder de sloopershamer vallen.
Het Kerkbestuur zocht naar een nieuwe
plaats voor kerk en pastorie. Als laatste
werd gekozen het woonhuis van den
heer Mohrterwijl van denheer Struve
een stuk bouwterrein aan de Burgemees
ter Colijnstraat, vlak tegenover de ge
noemde woning gelegen, voor de stich
ting werd aangekocht.
Een nieuw kerkgebouw werd gezet. De
architect was de heer K. van Nes C.Bzn.
en de aannemer de heer J. H. Mohr.
Aanvankelijk was het kerkje ontwor
pen zonder tören, naderhand is het plan
gewijzigd en alsnog een toren ln het
ontwerp opgenomen.
,Jfs' N- van Nooten, die hier van
1927—1932 stond, heeft op 24 Juni 1932 de
eerste steen van het gebouw gelegd. De
laatste dienst in het oude kerkgebouw
werd gehouden op Zondag 4 December
«H* en het nieuwe gebouw werd op 16
December 1932 door Ds. van Nooten, die
inmiddels naar Meppel was vertrokken
ingewijd.
Ds. van Nooten werd opgevolgd door
Ds H. J. Mispelblom Beijer, die hier
stond van 1932-1935, om in het laatste
jaar te vertrekken naar Leiden.
Hh werd opgevolgd door den tegen-
woordigen predikant Ds. G. J. Hoender-
daal.
(Wordt vervolgd).
De lijdensweg van een Koningin,
door JOACHIM ALBRECHT,
Prins van Pruisen,
Vóór twintig jaar, op den 2en
Maart 1916, overleed, ver van het ge
lelde vaderland, de zwaarbeproefde
vorstin, Carmen Sylva, een Duitsche
dichteres op den koningskroon van
RoemeiKë.
Bescheidenheid eert den mensch;
leed adelt hen. Een zonnige blik in de
duistere toekomst te kunnen werpen,
IS het voorrecht van de jeugd. Wie
echter bijtijds leert eigen wenschen
en rechten achter het gemeenzaam
welzijn te stellen, die zal - eenigs-
zins voorbereid op teleurstellingen
den kroon des Jevens de blijheid
van het plichtsgevoel verwerven. Tot
de gelukkigen, die dit voorrecht (moch
ten smaken, behoorde een Duitsche
vrouw, die in haar vaderland als in
haar tweede vaderland, Roemenië,
meer dan als Koningin als vrouw,
moeder en dichteres, geacht en ge^
liefd was; deze vrouw was Carmen
Sylva! Drie kranzen droeg deze
vrouw op haar zilvergrijs haar; het
diadeem van de vorstin, het diadeem
der menschelijkheid als moeder en
moeder voor haar volk en de laurier
krans der poëzie. Haar schoonste
kroon was echter de zware, doch ge
duldig gedragen lijdenskroon, waar-
van niemand wist hoé zwiaar zij was.
Zij zag het levenslicht in 1843.
Carmen Sylva, eigenlijk geheeten Eli
zabeth Ottiline Luise, was Prinses
van Wiqd-Neuwied en koningin van
Roemenië.
Toen vóór 75 jaar de jonge vorst
Carol van Roemenië, een kind uit het
Huis Hohenzollem - Sigmaringen,
naar de hand van de jonge prinses
Elizabeth van Wied-Neuwied dong,
vroeg hij, vervuld van een vrijwillig
op de schouders gelegde plicht, zijn
land en zijn volk te verheffen, aan
zijn bruid; „Wilt Gij naast mij ar
beiden?" Toen antwoordde de ko
ningsdochter, zelf bezield van een
enthousiasme tot schoone daden, met
een krachtig: „Ja!"
Dan, opgegroeid tusschen het vroo-
lyk, bescheiden volk van haar vader
land, kon haar niets meer gelukkig
maken, dan met heel haar hart wél te
doen. In een arm land kwam zij, waar
zij naar beste kunnen en willen mede
werkte tot welzijn van land en volk,
want Karei en Elizabeth stelden het
vertrouwen van hun volk niet teleur.
Het onbestreden Roemenië dankt zijn
politieke onafhankelijkheid dan ook
aan het heerscherspaar en voor een
deel ook zijncultureele ontwikkeling.
Doch evenals haar gemaal gevoelde
Elizabeth zich niet als een „heersche-
res eener natie", doch eerder als een
„dienares" van den staat, getrouw
aan de traditie van het vorstenhuis.
Ja, de kroon drukte haar des te meer,
toen zij, vóór het land tot welvaart
kwam, niet voldoende middelen vond
den grooten nood, welke onder de boe
ren heersehte, te lenigen.
In dien tijd schreef zij asin Peter
Rosegger, den „Boer van Roemenië'
„De kroon is een symbool, en niets
dan een. symbool. De zwaarste be
proeving van mijn leven is de kroon;
wanneer men den nood van een volk
ziet en geen macht, geen rijkdom
groot genoeg is, hem te lenigen!
Toen reeds drukten de doornen, ver
scholen tusschen het edelgesteente
van haar vorstenkroon. En paarlen,
tranen .zouden nog zooveel malen de
ze kroon bedauwen. Toen haar eenig-
ste dochtertje, de kleine prinses Marie
haar door den dood werd ontnomen,
toen de Balkanoorlog haar zorgen
baarde, toen zij van heimwee naar
haar eigen land verteerde, tóen was
dit sterke hart nóg sterk genoeg
moed en vertrouwen te bewaren. Ja
ren van lijden waren het ook voor
haar, toen de blindheid het licht in
haar oogen dreigde te ontnemen en
toen de Wereldoorlog haar en haar
gemaal dwong, inplaats van party te
mogen kiezen voor haar geliefd
Duitschland, neutraal te blijven.
Doornen, overal doornen in de vor-
stinnekroon
bouwen, en stond een groot deel van
het paleis af voor de inrichting van
een kljniek. Zelf hielp zijwanneer zy
den nachtdienst had, de geneesheeren
in de J operatiekamer, troostte de zie
ken en stond de stervenden in hun
laatste, hun moeilijkste levensuren
by. Zjy kende geen gevaar voor be
smetting; richtte, toen er in 1914 een
epidejnie uitbrak, barakken in voor
de slachtoffers der vlektyphus, ma
laria jen dyphterie. Voor al deze opof
fering en zelfverloochening werd zij
belodnd door de sympathie van haar
volk.' Ill die dagen van stryd vergat
Cariben Sylva echter haar Duitsch
land' niet. Zy schreef in begin 1915
aan een Duitsche vriendin „Hoe ziet
Duitschland eruit? Schryf mij er toch
veel van, van de menschen, van de
dieren, van de natuur. Schrijf my al
les, wat myn vaderland aanbelangt!'
Carmen Sylva, een der grootsten on
der de Duitsche vrouwen, van wie
Peter Rosegger zeide: „Een vrouw
vol goedheid, een dichteres vol hoog
heid, een vorstin vol zachtheid en dee
moed!" Carmen Sylva overleed in
1916. 'Haar dood beteekende voor ve
len een zwaren slag, doch de herinne
ring aan deze vrouw kan niet ver
loren gaan. Haar werken worden in
geheel Europa en daar buiten zeer
veel -gelezen, vooral haar „Stürme"
('81)„Leidens Erdengang" ('82) en
„Aus zwei Weiten" ('82).
Aan een Duitsche burgeres schreef
Carmen Sylva: „Heimwee heb ik
naar de Duitsche lente! Het verlan
gen naar den Duitschen grond is on
beschrijfelijk. Als ik sprookjes zou
schrijven, zouden de personen werke
lijk niet in gouden paleizen wonen,
maar in hutten midden in de vrije
natuur van myn mooie Duitschland!"
Ja, temidden der vrye natuur hadden
Carol en Elizabeth hun Slot Polschech
doen bouwen. Hier dichtte Carmen
Sylva, het „Woudlied", welke pseudo
niem zy onder haar gedichten plaat
ste, vele verzen„Wenn nur der Rhein
niet war!" is er één van. En hier ook
ontsproot, in herinnering aan haar
geliefd kind:
,Der sohönste Nam, in Erdenrund
„Das schönste Wort in Menschen-
mund, is Mutter!"
En verder werd hier geboren
„Mein Herz is die Quelle, die Leben
Dir schenkt,
„Die stets unerschöpflich, erquickend
Dich trankt."
Hoe spoedig reeds zou haar vreug
de in droefheid worden veranderd.
Reeds spoedig zou de kleine kinder
mond niet meer het geliefde „moeder"
stamelen. En dit plotseling verschei
den van haar kind werd haar grootste
'erdriet, waarvoor zy troost zocht by
haar volkskinderen en haar verzen.
Toen de oorlog slag op slag aan
Roemenië toebracht, werd „Mama
Regina", zooals zy doorgaans door de
eenvoudige boeren werd genoemd,
verpleegster in een lazaret. Zy liet in
het jtoningspark houten barakken
De echte plantenliefhebber heeft
daarom zooveel plezier in vroeg bin
nenshuis zaaien, omdat -hy er de ge
legenheid door krygt, meer dan an
ders waarnemingen te doen betref-
tende het leven in de natuur, waar
van -hy later weer een nuttig gebruik
kan maken. Voor binnenshuis zaaien
komen, behalve tomaten en bloem
kool, hoofdzakelijk eenjarige bloemen
die langzaam -groeien, in aanmerking.
Om zich aan dergelyke kamercul
tures te wagen, mqpt men de beschik
king hebben over vensterbanken van
behoorlijke breedte of er iets op kun
nen majcen, dat er voldoende ruimte
achter de ruiten ontstaat. Potten zul
len we voor onze kamerkweek niet
gebruiken, maar platte schotels van
ongeglazuurd aardewerk, die van a-f-
voergaatjes voorzien zyn. Op deze
gaatjes leggen we een paar potscher
ven, opdat het gietwater er niet in
eens door wegstroomt. Op den bodem
komt dan allereerst een laagje fijn
grint of rivierzand er. de rest van de
gezeefde en met zand vermengde
tuinaarde. Dit grondmengsel in den
bak wordt met een plankje, dat we,
om het gemakkelijk te kunnen han-
teeren, op een mes hebben geprikt,
licht aangedrukt. Op den vlakge-
maakten grond wordt nu het zaad uit
gestrooid met behulp van een dubbel
gevouwen briefkaart. Dit uitstrooien
moet heel voorzichtig en luchtig ge
beuren, opdat er niet te veel zaad op
één plaats valt. Is dit gebeurd, dan
besproeien we de aarde voorzichtig
met een fynverdeelden verstuiver en
bedekken dan zaaibak met een glas
ruit.
EEN VIJFTAL MODERNE VOORJAARSHOEDJES.
Hoe de ijzeren wil van een mensch
zelfs over den dood zegevierde...
door H. SIEBUKG.
DE GROOTE REÜNIE TE GENEVE.
Minister Flandin vergezeld van Mr. Ro-
chat op een wandeling in d? straten van
Genève.
Een klein gezelschip had levendig
over de macht van den wil en zyn in
vloed op het menschelyk lichaam ge
discussieerd, toen dokter G„ een al
gemeen beminde arts, die tot nog toe
gezwegen had, eindelijk zei
Ik zal u een kleine geschiedenis
uit myn praktijk vertellen, welke, of
schoon er sedert dien vele jaren ver-
loopen zyn, toch nog zoo levendig in
myn herinnering is, alsof ze juist
gisteren was gebeurd.
Op een avond, net voor Kerstmis,
zat ik in myn kamer en terwijl bui
ten dikke sneeuwvlokken op de aarde
vielen, maakte ik het my, vermoeid
van myn werk, zoo gemakkelyk mo
gelijk in myn hoekje by de haard.
Maar zooals dit in ons beroep nu
eenmaal gaat, duurde deze behaag
lykheid niet lang, wiant ik werd spoe
dig door een heftig bonzen op myn
deur opgeschrikt. Ik deed open, en
voor mij stond een kleine jongen,' die
my verzocht, by zyn zieken vader te
komen, die eenige kilometers verder
in een klein landhuisje woonde.
Dus ik nam myn tasch en begaf my
op weg, terwyl de jongen, die in de
hooge sneeuw soms tot aan zyn
knieën wegzonk, voor mij uit liep. Na
een marsch van by na twee uren be
reikten wy eindelijk, half bevroren
en geheel met sneeuw bedekt, ons
doel.
Hoe verbaasd was ik echter, toen
ik by het binnentreden in de kamer
in den patient een ouden vriend her
kende, met wien ik als jongen in myn
geboorteplaats de mooiste tyd van m'n
jeugd had doorgebracht- Oude, lang
vergeten beelden uit zonnige dagen
kwamen in myn gedachten op en ver
heugd reikte ik hem de hand.
Maar de vreugde veranderde spoe
dig in groote ontsteltenis, toen ik
daarna hem onderzocht en de aard
van zyn ziekte vaststelde. En hoewel
ik als dokter de zelfbeheersohing had,
om uiterlijk mijn rust te bewaren,
moet ze my in dit geval even in den
steek gelaten hebben, want ik bemerk
te, hoe hy zijn blik een tydlang na-
vorschend op mij richtte en zijn oogen
daarby starend en angstig werden.
Met een zoo kalm mogelijke stem
•probeerde ik hem over de aard van
zyn ziekte te misleiden zekerheid
daaromtrent zou voor hem van geen
nut meer zyn. Toen bracht ik het ge
sprek voorzichtig in andere banen,
vroeg hem, wat hy na onze scheiding
was begonnen en hij vertelde my, dat
hy schrijver geworden was, later ge
trouwd was, zyn vrouw was echter
twee jaar geleden gestorven en hy
leidde met zyn twee kinderen, een
jonge en een meisje, hier van de we
reld afgezonderd, een stil en beschei
den bestaan.
Op dit oogenblik kwamen de kin
deren, de reeds door my genoemde
jongen en zijn oudere, ongeveer vijf
tienjarige zuster, die het gymnasium
bezocht, de kamer binnen, om echter,
toen Zij hun vader niet alleen troffen,
spoedig weer weg te gaan.
Arme kinderen, moest ik denken.
Arme kinderen! Twee jaar geleden
hebben jullie je moeder verloren, nu
wordt je ook nog je vader ontnomen.
Een zonderling gevoel schrikte my
op uit myn gedachten. Ik keek op en
ontmoette weer zyn blik, die nu ech
ter niet meer onderzoekend en ang
stig, maar rustig, vreemd glimlachend
op my rustte.
Myn sedert langen tijd gevrees
de vermoeden is, zoo begon -hy, zon
der dat je het wilde, beste vriend, be
vestigd! Ik weet nu, dat het slecht
met my gaat. Maar..., en hij werd op
gewonden en zyn stem klonk bijna
dreigend, maar nog is het tijd, hoor
je? Zoo goed als ik weet, dat op den
duur niemand my redden kan, zoo
goed -weet ik ook, dat ik hier nog veel
te doen heb, wat misschien langer zal
duren, dan men my den tijd zal wil
len laten, begrijp je, en ik zal geen
dag eerder berusten, dan wanneer ik
klaar ben... geen dag eerder!
Hy was zeer opgewonden gewor
den, zijn voorkomen was veranderd,
hy scheen grooter te zyn geworden,
zyn gezicht was verstrakt, zijn spie
ren gespannen en zijn oogen schitter
den met een koortsachtigen gloed.
Ik trachtte hem te kalmeeren en
ging toen weg. Nog dichter vie) de
sneeuw nu. Met groote stappen liep
ik huiswaarts. De volle maan bedek
te het witte landschap met een vaal
lioht. Ergens kraste een raaf. Dieper
stak ik myn handen in de groote war
me zakken van mijn jas. Ik werd
warm door de inspannende marsch.
Maar desondanks had ik het koud,
van binnen.
Den volgenden dag werd ik voor
direct in een andere stad opgeroepen.
Zoo vlug gebeurde dit, dat ik niet
eens tyd had, mijn vriend te waar
schuwen.
Gedurende de rit in den trein hiel
den mijn gedachten zich bijna uitslui
ten bezig met den onder zoo treu
rige omstandigheden weergevonden
vriend. Ik gaf hem «een maand meer
te leven en dan hadden de kinderen
ook hun vader verloren en stonden
verlaten en, zooals ik uit zijn spreken
had kunnen opmaken, zonder midde
len van bestaan op de wereld. In ieder
geval wilde ik voor hen doen wat in
mijn bereik was, daarvan kon hij
zeker zijn.
Ik dacht spoedig weer terug te kun
nen keeren, maar het liep anders.
Men bood mij een prachtige vaste be-
trekking in deze stad aan en ik moest I
natuurlijk aannemen, daar het aan- I
bod voor mij een groote schrede voor-'|
«aarts in mijn beroep beteekende.
Mijn drukke werkzaamheden als I
dokter lieten mij slechts weinig tyd I
om aan mijn zieken vriend te denken. I
Ik had hem echter dadelijk na mijn
vertrek aan een, als bijzonder goed I
bekend staanden collega aangeboden, I
wien ik verzocht, mij voortdurend op I
de hoogte van den toestand van den I
patient te houden. Wekelijks werden I
deze berichten echter troosteloozer, I
totdat ik op een dag het bericht ont- I
ving, dat iederen dag op het einde I
kon worden gerekend.
Ik wilde juist om verlof vragen, om
er naar toe te kunnen gaan, toen mij
geschreven werd, dat hij nog wel leef
de, hoewel zijn lichaam geheel verma
gerd was, slechts uit huid en beende
ren bestond. En de weken verliepen
zoo en steeds weer kwam de bood-
echap, dat hij nog leefde, men kon
niet verklaren hoe dit mogelijk was.
Later heb ik de toedracht vart de
zaak vernomenReeds sedert langen
tijd was hy aan een omvangrijk boek
werk begonnen te werken, waarvan
hij zich een rustige en verzekerde toe
komst droomde. En toen hy eerst ver
moedde en later vernam, hoe het met
hem stond, werkte hij er met verdub
belde ijver aan, om zijn kinderen niet
geheel zonder.middelen van bestaan
achter te laten. Eiken dag, zoo ver
telde mij zijn dochter, schreef hij van
vroeg tot laat, totdat zijn krachten I
hem begaven en hij moest ophouden.
En- toen zijn lichaam reeds zoo ver- I
zwakt was, dat hij aan het bed ge- I
ketend was, nam hij een schrijver I
aan, wien hy onvermoeid dicteerde, I
die dag en nacht bij zijn bed moest I
doorbrengen. Dikwijls sliep hij af ge- I
mat in, om echter na korten tijd weer I
op te schrikken en verder te werken. I
Zoo verliepen er weken, maanden. I
Meermalen overwon de boosaardige I
ziekte hem, beroofde hem van zijn 1
bezinning, hij echter hei-won naar I
weer, liet zijn geest Weer werken.
Totdat hy zijn doel bereikt had.
Het was op een Zondag. Uitgeput, I
lang uitgestrekt op zijn bed liggend. 'I
riep hy zijn dochter bij zich. Hij had I
niet meer de kracht, om zijn arm op
te heffen. Di'.s wees hij met z'n oogen
naar de "stapel geschreven bladen, die
netjes gesorteerd op het tafeltje la
gen. Met zachte stem verzocht hij
haar, het voltooide werk te lezen.
En ze las. Keerde langzaam blafl
voor blad om, keek dikwijls naden
kend op, om dan verder te lezen.
Steeds sneller echter verslond ze den
inhoud. Met gekleurde wangen en
halfgeopende mond vlogen haar oogen
over de regels, alles vergetend, wat er
om haar heen gebeurde.
De tijd verging. Steeds weer kon
digde de wandklok het heele uur aan.
Zij hoorde niets. In de kamer was het
koud geworden. Ze bemerkte niets. I
Zacht, bijna behoedzaam legde ze I
de blaadjes neer, in droomen verzon
ken, met haar geest ver verwijderd,
keek ze voor zich uit.
Toen trof haar blik haar vader.
Deze lag met zyn gezicht naar haar
toe, een tevreden lachje over zijn
trekken maar het was het starre
lachje van een doode.
Inktvlekken.
Indien inkt is gemorst op een vloer
kleed, neemt men deze eerst zooveel
mogelijk op met vloeipapier, daarna
wordt de plek dik met zout ingewre
ven, hetgeen men herhaalt totdat alle
inkt in het zout is getrokken, daarna
flink uitborstelen.
Jeanette MacDonaid als Mariette.
„Die ondeugende Mariette"
Thalia-Theater.
„Die ondeugende Mariette" is de titel van
een alleraardigste operette-film spelende in
Frankrjjk in den tyd van Lodewyk de XVde.
De titelrol wordt vervuld door de char
mante Jeanette MacDonaid, die in deze ope
rette een aanvallig 18-jarig prinsesje is,
Maria de la Boufain, die tot een huwelyk
gedwongen wordt met Don Carlos de Bra-
ganza Grande van Spanje, een veel oude
ren man, dien zy verafschuwt. Tot eiken
prys wil Maria dit verhinderen en als haar
kamermeisje haar vertelt dat zy naar de
Fransche kolonie Louissiana vertrekt met
een aantal andere „Casquette" meisjes, weet
Maria het zoo te regelen dat ?y in de plaats
van Mariette zich inscheept op de boot en
de plaats inneemt van een casquette meisje.
Casquette meisjes waren fatsoenlijke meis
jes, die door den Koning van Nieuw-Or-
I leans werden gezonden om er met de Fran
sche kolonisten te huwen. Lodewyk XV
I gaf haar een bruidschat in een met goud-
I stukken gevulden pet, vandaar de naam
I ,,,Casquette"-meisje8.
Gedurende de lange reis naar den mond
I van den Missisippi, tracht Marie den slot-
I tekst' te vinden van een couplet, waarvoor
I haar oude muziekmeester de melodie heeft
I gecomponeerd, doch waarvoor hy de woor-
I den slechts gedeeltelijk vervaardigde. .Vlak
I bij Nieuw-Orleans, wordt het schip door
I zeeroovers geën/terti, die de meisjes aan land
I brengen. Gelukkig worden zy gered door
I een compagnie huurtroepen, onder bevel
I van den zorgeloozen, onbekommerden kapi-
I tein Richard Warrington. Marie voelt zich
I tot den energieken kapitein aangetrokken,
I maar zy wordt onaangenaam getroffen door
I zyn zelfzucht en zelfingenomenheid.
In New-Orleans gekomen, voelt Marie er
I weinig voor één der ruwe kolonisten, waar'i
van velen naar haar hand dingen, te hu
wen. Om aan een dergelijk huwelijk te ont
snappen, deelt zij den Gouverneur mede,
dat zij niet van onbesproken gedrag is,
zooals vereischt wordt Hij laat haar door
twee wachten wegvoeren, dóch Warrington
weet het bevel over haar te verkrijgen. Om
aan Warrington te ontsnappen, vlucht zy
en neemt een betrekking aan in een mario
nettentheater. Hoe het verder het Fransch"
prinsesj e vergaat, moet men zelf maar
jgaan zien. 't Is een charmante film, die
overal elders veel succes oogstte.
„Eén te veel aan boord"
Schouwburg-Bioscoop.
De nieuwe Ufa-film „Eén te veel aan
boord", behandelt een avontuurlijke liefdes
geschiedenis met criminalistischen inslag.
De hoofdrollen worden vervuld door Al-
bracht Schoenhals, Lida Baarova, Rene
Deltgen, Jupp Hussels, Willy Birgel, Karl
Dannemann, Alexander Engel en. het
vrachtschip „Vogtland". Het grootste ge
deelte der film speelt zich aan boord van
deze 8000 ton metende boot af.
De film schetst een, geschiedenis van de
zen tijd, zy toont het leven, zooals dat vaak
kan zyn: onberekenbaar, opwindend, wild
en mooi tegelijk. Onder productieleiding
van Bruno Duday liet men er rele vertrouw
de gezichten in doch ook kunstenaars, die
hun op de planken maar al te vaak geopen
baarde capaciteiten nog niet aan de film
dienstbaar hadden gemaakt. Als plaats van
handeling ziét men oneindige zeeën, vreem
de landen, oceaanschepen, groote wereld- j
steden en vreedzame tuinen; door deze bonte j
verscheidenheid biedt de film „elck wat
wils",
Oncfknks den ernst van deze film, wordt
ook de humor echter niet tekort gedaan.
Daarvoor staan twee reeds bekende „zor-
gen-verdryvers" borg: Rudolf Platte in de
kostelijke rol van een tooneelspeler, die
eeuwig zonder engagement is en die, zonder
het zelf te weten, door zyn gekscheren de
belangrijkste ophelderingen in het geval-
Moltmann brengt.
Jupp Hussels is de andere grappenmaker.
Als zoodanig in de film nog niet bekend,
doch die voor de Duitsche radio reeds dui
zenden ©n duizenden in de beste stemming
heeft gebracht. Zelfs kapitein Moltmann
(Albrecht Schoenhals) moet om hem glim
lachen. Hoewel, als kapitein mag hy dat
niet, dan werkt de ongegeneerde weetgie
righeid van zijn steward op z'n zenuwen.
Maar privé, als Albrecht Schoenhals, lacht
hy eerst, voor de opnamen beginnen, even
hartelijk om zijn collega.
Ernstig en bedaard, rustig geconcentreerd
staat daarnaast René Deltgen. Hij speelt
hier (als officier Rohlfs) een man, die vol
jongensachtige trots en moedig élan, de
schijn, mede schuldig te zyn aan de onver
wachte wendingen van zyn lot, draagt. Als
welkome afleiding komt men plotseUng te
verkeeren temidden van het drukke gedoe
van een bar. Grete Weiser wie eindelyk
nu eens een voor haar geschikte rol is toe
bedeeld troont charmant en kranig op
haar hooge stoeltje.
Opgewekt onderhoudt zij zich met tal van
heeren, coquetteert wf danst. Willy Birgel
(advocaat) vindt hier de onverwachte mo
gelijkheid om door middel van de kleine
i- i
Albrecht Schönhals als kapitein
van de „Vogtland".
praatzieke Lou den sluier op te lichten, die
over de zaak hangt, die aanvankelijk on-
doorgrondelijk scheen.
De aanlokkelijke dansmuziek gaat lang
zaam over in meesleepende melodieën... zij
begeleiden twee menschen bij fcun tocht
door oude straatjes en steegjes, door roman
tische tuinen tot zy langzaam versterft.
Het schijnt of de muziek het heimelijk
geluk van die twee menschen niet storen
«vil. drie dagen lang.
Geluk, alleen geluk, dan een meedoogen-
loos terugkeeren tot de harde werkelijkheid,
strijden en zorgen, worstelen tegen onbe
kende machten, die het aanvallige meisje
Gerda steeds meer moeilijkheden in den weg
leggen.
„De opzienbarende Hotelmoord"
in de Réunie-Bioscoop.
De Réunie-Bioscoop brengt ditmaal een
gegeven vol komische verwikkelingen en
sensationeele gebeurtenissen, gebaseerd op
Vincent Starrett's wereldberoemden roman
I „Recipe for Murder", waarin Lowe en Mac-
Laglén, de twee eeuwige vijanden van het
witte doek, ditmaal optreden als een paar
na-ijverige detectives, die probeeren, elk op
hun eigen manier een buitengewoon myste-
rieuse moordzaak tot klaarheid te brengen.
Constant loopen zij elkaar in den weg
steeds wordt de verkeerde verdachtflater
op flater wordt geslagen totdat alle ge
gevens tot een onontwarbare knoop door
door MARTINE WITTOP KONING.
Boter niettegenstaande al het
goede dat we er in waardeeren be
zit toch één eigenschap, die de huis
vrouw eenige zorg kan gevenze luis
tert naar haar omgeving, vooral wat
de temperatuur betreft.
En zoodoende hebben we 's winters
te strijden tegen de harde boter,
waarmee we óf onze boterham bij het
smeren havenen, óf waarvan we on
behoorlijk groote klonten moeten ge-
t bruiken om er toch nog iets mee te
bereiken; en aan den anderen kant
hebben we 's zomers te slappe boter,
hetgeen er niet toe bijdraagt om dit
beroemde product ook door een sma
kelijk uiterlijk,te doeri uitmunten.
Ons botervlootje het heele jaar
I door in goede conditie te houden...
I dat is dus wel de moeite waard.
I Heel moeilijk te bereiken is dat
I niet. Zelfs zonder de onkosten voor
I „boterkoelers" of „boterwarmers"
I zooals ze in diverse winkels voor huis-
I houdelijke artikelen verkocht worden
I kunnen we gemakkelyk onze maat
regelen nemen om de boter haar ge-
wenschte zalfachtige consistentie te
waarborgen.
's Winters zullen we ze zooveel mo
gelijk doorloopend een warm plekje
gevenwe houden dan het botervloot
je bij de kachel (op de schoorsteen)
of bij de radiator. Zoo'n voortdurend
vry gelijke temperatuur geeft een be
ter effect dan b.v. het plotseling heel
warm zetten, als 'het oogenblik van
boterhammen-smeren nadert, want in
dat laatste geval smelt de buitenkant
(wat zeker óók niet de bedoeling is)
en blijft het inwendige hard.
't Zou b.v. met het oog op het
ontbijt lang niet onpractisoh zijn,
als we 's avonds vóór het naar bed
gaan het botervlootje in het dan nog
lauwe theemandje zetten, bedekt met
de nog lauwe theemuts.
En 's zomers Koud water helpt ons
dan al we! wat, maar... het moeilijke
is, dat tijdens de heetste dagen ook
het water zijn koelheid verliest. Dan
is er nog een heel eenvoudig middel
over: we**omwikkelen de boterpot of
het botervlootje met een lap los weef
sel (tricot is het meest doeltreffend)
en we >ouden dat omhulsel voortdu
rend vochtig door het vlootje op een
schoteltje of bakje met water te zet
ten, dat vanzelf in het weefsel wordt
opgezogen. Het ei van Columbus: we
vinden nu in het weefsel voortdurend
vocht, da* in uiterst fijne deeltjes
verdampen zal en dat de daarvoor be-
noodigde warmte onttrekt aan zijn
onmiddellijke omgeving... dus aan het
botervlootje.
De boterkoelers van poreuse steen
werken geheel op dezelfde wijze, om
dat ook daarbij aan de buitenkant
heel fijne vochtdruppeltjes voortdu
rend aan 't verdampen (?yn, maar
ons lapje gebreide of geweven stof is
goedkooper!
Laat ik er tegelijk even op wijzen,
dat hetzelfde middel uitstekend is toe
te passen op onze melkflesschen of
melkkannen en dat het resultaat veel
meer afdoende is dan het anders ge
bruikelijke teiltje met water, dat toch
op den duur.weer lauw zal worden.
Om nog even terug te komen op de
boter en haar gewenschte consisten
tie: er Zijn in de spijsbereiding be
paalde gevallen, dat het er om gaat I
de boter z.g. „tot room" te roeren, d.
w. z. ze zalfachtig en daardoor goed
mengbaar te maken.
Ieder kent het voorbeeld van het
cake-beslag. Welnu, als we in den
winter een 'dergelyke bewerking op
de boter willen toepassen, dan kun
nen we op verschillende wijzen het
resultaat bespoedigen* Ten eerste zal
het goed zijn„de kom, waarin de boter
zal worden geroerd, vooraf te verwar
men, b.v. door ze met warm water om
te wasschen en goed af te drogen.
Maar ten tweede en dat is lang
niet algemeen bekend i—- bereiken we
de zalfachtige toestand heel vlug door
met de boter tegelijk de suiker in de
kom te doen: de scherpe kristalletjes
helpen dan stevig mee om de vaste
kluit boter uit elkaar te haien.
Het volgende cake-recept geeft van
de hier beschreven bewerking o.a.
een voorbeeldhet bezit verder het
voordeel van een smakelijke tractatie
aan te bieden voor geen buitensporig
hoogen prijs... en dat wil in de mees
te gezinnen ook wel wat zeggen!
Sinaasappelcake.
200 gr. zelfrijzend bakmeel, 25 gr.
aardappelmeel of maizena, 200 gr.
suiker, 100 gr. boter, 2 eieren, snuifje
zout, geraspte schil van 1 afgewas-
sehen sinaasappel, 1 d.L. sinaasappel
sap (van ongeveer 1 groote of 2 klei
ne sinaasappelen).
Roer de boter met de suiker zalf
achtig, voeg er één voor één de heele
eieren bij, zoo, dat eerst het eene ei
geheel is weggewerkt voordat het vol
gende er by komt. Voeg er ook de
geraspte schil hij en het zout en blijf
alles samen nog eenige minuten flink
kloppen. Voeg daarna afwisselend
eenige lepels zelfrijzend bakmeel en
een scheutje sinaasappelsap toe en
werk op die manier (liefst vlug) het
deeg af. Doe het in een met boter ge
smeerde vorm en bak de cake in een
■matig warme oven gaar a 1 uur).
Bedek desverkiezende de cake als
ze door en door koud is geworden
niet een laagje sinaasappelglazuur,
bestaande uit een goed gladgeroerd
papje van 100 gr. poedersuiker en een
paar lepels sinaasappelsap,
elkaar zyn gehaspeld die zich eerst laat
ontrafelen ,als een ontelbaar aantal avon
turen over de hoofden der beide rivalen is
heengegaan.
De film „De opzienbarende hotelmoord
werd gemaakt door de regisseur Eugène
Forde. Eugène Forde is een der zeer op den
voorgrond tredende regisseurs in de film
wereld. Hy bezit het vermogen, buitenge-
te scheppen,
Lowe en MacLaglen.
doch tevens zooals hy in zijn laatste film
„De opzienbarende Hotelmoord" bewijst,
om er een komische noot aan te geven. Zyn
voorlaatste film, waarmede hy vele lauwe
ren oogstte, was „De geheimzinnige Reis-
genoote" en twyfelen wy er niet aan, of
met deze nieuwste Lowe-MacLaglen-produc-
tie zal hy nieuwe successen boeken.
Edmund Lowe ,de vertolker van een der
voornaamste rollen, werd geboren te San
Jose in Californië en studeerde aan de Santa
Clara Universiteit. Het tooneel trok hem
echter meer aan en zoo liet hy al spoedig
de studie waren om eenigen tijd de lessen
aan een tooneelschool te volgen. Zijn debuut
maakte hy in Los Angelos met het tooneei-
stuk „The Byrt" en reisde vervolgens naar
"New-York, om 'in hetzelfde stuk op te tre
den met Maude Fulton als partner. Gedu
rende zes jaar bleef hy op Broadway en
speelde zoowel kleinwerk als hoofdrollen,
waarmede hy vel? lauweren oogstte en zyh
naam gemaakt was. Hierna kwam de film
hem opeischen; trad hy op in verschillende
„stomme" producties en boekte hy met zijn
spel in „What Price Glory" opnieuw een
buitengewoon succes. Nu volgde een "sei
zoen als tooneelspeler in Eugeland, waarna
hij weer naar Amerika terugkeerde en films
maakte als „Dressed to kill", „In old Ari-,
zona" en „The cock eyed World". Voor Fox
trad hy daarna op in verschillende spreken
de producties, waarvan eenige der belang
rijkste „Scotland Yard", „Transatlantic" en
„The cisco Kid" waren.
Nu zien we hem als een zeer kundig
scjiryver van detective-verhalen, die zuiver
voor zyn genoegen als amateur echte moord-
affaires probeert te ontwarren, in welke rol
hy schitterend weldoordacht spel te bewon-
deren geeft.
Victor MacLaglen is een Londenaar van
geboorte. Hy beoefende achtereenvolgens
de meest vreemdsoortige beroepen. O.a.
diende hy in twee oorlogen als soldaat, was
bokser cabaret-artist, mijnbonwkundige,
etc. etc. en bereisde in al deze hoedanig
heden de geheele wereld. Tijdens den oor
log van 1914—1918 was hy ingedeeld bij het
leger in Bagdad. Toen hy na het teekenen
van den vrede in Engeland terugkwam,
kreeg hij zijn eerste filmrol te vervullen,
waarop al heel spoedig een contract bij een
Amerikaansche maatschappij volgde, waar
voor hy verschillende films maakte.
Rosemary Ames, geboren in Evanston in
Illinois, reisde, na baar opvoeding in Ame
rika voltooid te hebben, naar Londen, om
daar te gaan studeeren aan de Koninklijke
Academie voor dramatische kunst. Het ge
luk was haar gunstig gezind en kreeg zij
hier weldra belangrijke rollen te vervullen
in verschillende tooneelstukken.
Marta Eggerth bij de V.F.A.
De filmactrice Marta Eggerth is by de
Ufa geëngageerd voor een groote muzmk-
film waarvan de voorloopige titel luidt
„Und du mein Schatz fahrSt mit".