Carmen Sylva als vorstin en moeder. Kamercultures. I)c macht van den wil op het menschelük leven. FILMNIEUWS. Hoe houden we ons botervlootje op temperatuur K h if nj Ds* vertro Dr. trokke sche kerk te Bos- re ven. lelft, van 1901—1902, >okkum. kaas, van 1902—1909, ver- Vlaardlngen. Dr. Hoolj- kaas bekend godgeleerde, die vooral de vrljzinnig-godsdienstigen Cen v*^anstaan<Je Plaats innam. ,,vHS\ P öchlm van der Loefl, van 1909—1914, vertrokken naar Petersburg Ds. K. H. Roessingh, van 1914—1916. Deze inmiddels reeds overleden beken de liguur uit de kerkelijke wereld is tot hoogleeraar te Leiden benoemd. Groot* bekendheid genoot hij wegens zijn rechts-modern standpunt, dat hij in nam. Ds. a. Jager, van 1916—im-, in laatst- emSitaat3aar Vr0eg 0626 predlkant zlJn Ds. L. B. Houtgast, van 19211927 ver trokken naar Alkmaar. In 1898 werden de Laus Deo psalmen vervangen door den bundel van de Pro testanten Bond, terwijl in 1914 een nieuw kerkorgel ln gebruik werd genomen In 1922 werd de Boskoopsche gemeente gecombineerd met die van Waddinxveen len gevolge van de uitvoering der plannen tot de üouweverbreedlng kwam de Remonstrantsche kerk met pastorie in net gedrang. Beide gebouwen moesten onder de sloopershamer vallen. Het Kerkbestuur zocht naar een nieuwe plaats voor kerk en pastorie. Als laatste werd gekozen het woonhuis van den heer Mohrterwijl van denheer Struve een stuk bouwterrein aan de Burgemees ter Colijnstraat, vlak tegenover de ge noemde woning gelegen, voor de stich ting werd aangekocht. Een nieuw kerkgebouw werd gezet. De architect was de heer K. van Nes C.Bzn. en de aannemer de heer J. H. Mohr. Aanvankelijk was het kerkje ontwor pen zonder tören, naderhand is het plan gewijzigd en alsnog een toren ln het ontwerp opgenomen. ,Jfs' N- van Nooten, die hier van 1927—1932 stond, heeft op 24 Juni 1932 de eerste steen van het gebouw gelegd. De laatste dienst in het oude kerkgebouw werd gehouden op Zondag 4 December «H* en het nieuwe gebouw werd op 16 December 1932 door Ds. van Nooten, die inmiddels naar Meppel was vertrokken ingewijd. Ds. van Nooten werd opgevolgd door Ds H. J. Mispelblom Beijer, die hier stond van 1932-1935, om in het laatste jaar te vertrekken naar Leiden. Hh werd opgevolgd door den tegen- woordigen predikant Ds. G. J. Hoender- daal. (Wordt vervolgd). De lijdensweg van een Koningin, door JOACHIM ALBRECHT, Prins van Pruisen, Vóór twintig jaar, op den 2en Maart 1916, overleed, ver van het ge lelde vaderland, de zwaarbeproefde vorstin, Carmen Sylva, een Duitsche dichteres op den koningskroon van RoemeiKë. Bescheidenheid eert den mensch; leed adelt hen. Een zonnige blik in de duistere toekomst te kunnen werpen, IS het voorrecht van de jeugd. Wie echter bijtijds leert eigen wenschen en rechten achter het gemeenzaam welzijn te stellen, die zal - eenigs- zins voorbereid op teleurstellingen den kroon des Jevens de blijheid van het plichtsgevoel verwerven. Tot de gelukkigen, die dit voorrecht (moch ten smaken, behoorde een Duitsche vrouw, die in haar vaderland als in haar tweede vaderland, Roemenië, meer dan als Koningin als vrouw, moeder en dichteres, geacht en ge^ liefd was; deze vrouw was Carmen Sylva! Drie kranzen droeg deze vrouw op haar zilvergrijs haar; het diadeem van de vorstin, het diadeem der menschelijkheid als moeder en moeder voor haar volk en de laurier krans der poëzie. Haar schoonste kroon was echter de zware, doch ge duldig gedragen lijdenskroon, waar- van niemand wist hoé zwiaar zij was. Zij zag het levenslicht in 1843. Carmen Sylva, eigenlijk geheeten Eli zabeth Ottiline Luise, was Prinses van Wiqd-Neuwied en koningin van Roemenië. Toen vóór 75 jaar de jonge vorst Carol van Roemenië, een kind uit het Huis Hohenzollem - Sigmaringen, naar de hand van de jonge prinses Elizabeth van Wied-Neuwied dong, vroeg hij, vervuld van een vrijwillig op de schouders gelegde plicht, zijn land en zijn volk te verheffen, aan zijn bruid; „Wilt Gij naast mij ar beiden?" Toen antwoordde de ko ningsdochter, zelf bezield van een enthousiasme tot schoone daden, met een krachtig: „Ja!" Dan, opgegroeid tusschen het vroo- lyk, bescheiden volk van haar vader land, kon haar niets meer gelukkig maken, dan met heel haar hart wél te doen. In een arm land kwam zij, waar zij naar beste kunnen en willen mede werkte tot welzijn van land en volk, want Karei en Elizabeth stelden het vertrouwen van hun volk niet teleur. Het onbestreden Roemenië dankt zijn politieke onafhankelijkheid dan ook aan het heerscherspaar en voor een deel ook zijncultureele ontwikkeling. Doch evenals haar gemaal gevoelde Elizabeth zich niet als een „heersche- res eener natie", doch eerder als een „dienares" van den staat, getrouw aan de traditie van het vorstenhuis. Ja, de kroon drukte haar des te meer, toen zij, vóór het land tot welvaart kwam, niet voldoende middelen vond den grooten nood, welke onder de boe ren heersehte, te lenigen. In dien tijd schreef zij asin Peter Rosegger, den „Boer van Roemenië' „De kroon is een symbool, en niets dan een. symbool. De zwaarste be proeving van mijn leven is de kroon; wanneer men den nood van een volk ziet en geen macht, geen rijkdom groot genoeg is, hem te lenigen! Toen reeds drukten de doornen, ver scholen tusschen het edelgesteente van haar vorstenkroon. En paarlen, tranen .zouden nog zooveel malen de ze kroon bedauwen. Toen haar eenig- ste dochtertje, de kleine prinses Marie haar door den dood werd ontnomen, toen de Balkanoorlog haar zorgen baarde, toen zij van heimwee naar haar eigen land verteerde, tóen was dit sterke hart nóg sterk genoeg moed en vertrouwen te bewaren. Ja ren van lijden waren het ook voor haar, toen de blindheid het licht in haar oogen dreigde te ontnemen en toen de Wereldoorlog haar en haar gemaal dwong, inplaats van party te mogen kiezen voor haar geliefd Duitschland, neutraal te blijven. Doornen, overal doornen in de vor- stinnekroon bouwen, en stond een groot deel van het paleis af voor de inrichting van een kljniek. Zelf hielp zijwanneer zy den nachtdienst had, de geneesheeren in de J operatiekamer, troostte de zie ken en stond de stervenden in hun laatste, hun moeilijkste levensuren by. Zjy kende geen gevaar voor be smetting; richtte, toen er in 1914 een epidejnie uitbrak, barakken in voor de slachtoffers der vlektyphus, ma laria jen dyphterie. Voor al deze opof fering en zelfverloochening werd zij belodnd door de sympathie van haar volk.' Ill die dagen van stryd vergat Cariben Sylva echter haar Duitsch land' niet. Zy schreef in begin 1915 aan een Duitsche vriendin „Hoe ziet Duitschland eruit? Schryf mij er toch veel van, van de menschen, van de dieren, van de natuur. Schrijf my al les, wat myn vaderland aanbelangt!' Carmen Sylva, een der grootsten on der de Duitsche vrouwen, van wie Peter Rosegger zeide: „Een vrouw vol goedheid, een dichteres vol hoog heid, een vorstin vol zachtheid en dee moed!" Carmen Sylva overleed in 1916. 'Haar dood beteekende voor ve len een zwaren slag, doch de herinne ring aan deze vrouw kan niet ver loren gaan. Haar werken worden in geheel Europa en daar buiten zeer veel -gelezen, vooral haar „Stürme" ('81)„Leidens Erdengang" ('82) en „Aus zwei Weiten" ('82). Aan een Duitsche burgeres schreef Carmen Sylva: „Heimwee heb ik naar de Duitsche lente! Het verlan gen naar den Duitschen grond is on beschrijfelijk. Als ik sprookjes zou schrijven, zouden de personen werke lijk niet in gouden paleizen wonen, maar in hutten midden in de vrije natuur van myn mooie Duitschland!" Ja, temidden der vrye natuur hadden Carol en Elizabeth hun Slot Polschech doen bouwen. Hier dichtte Carmen Sylva, het „Woudlied", welke pseudo niem zy onder haar gedichten plaat ste, vele verzen„Wenn nur der Rhein niet war!" is er één van. En hier ook ontsproot, in herinnering aan haar geliefd kind: ,Der sohönste Nam, in Erdenrund „Das schönste Wort in Menschen- mund, is Mutter!" En verder werd hier geboren „Mein Herz is die Quelle, die Leben Dir schenkt, „Die stets unerschöpflich, erquickend Dich trankt." Hoe spoedig reeds zou haar vreug de in droefheid worden veranderd. Reeds spoedig zou de kleine kinder mond niet meer het geliefde „moeder" stamelen. En dit plotseling verschei den van haar kind werd haar grootste 'erdriet, waarvoor zy troost zocht by haar volkskinderen en haar verzen. Toen de oorlog slag op slag aan Roemenië toebracht, werd „Mama Regina", zooals zy doorgaans door de eenvoudige boeren werd genoemd, verpleegster in een lazaret. Zy liet in het jtoningspark houten barakken De echte plantenliefhebber heeft daarom zooveel plezier in vroeg bin nenshuis zaaien, omdat -hy er de ge legenheid door krygt, meer dan an ders waarnemingen te doen betref- tende het leven in de natuur, waar van -hy later weer een nuttig gebruik kan maken. Voor binnenshuis zaaien komen, behalve tomaten en bloem kool, hoofdzakelijk eenjarige bloemen die langzaam -groeien, in aanmerking. Om zich aan dergelyke kamercul tures te wagen, mqpt men de beschik king hebben over vensterbanken van behoorlijke breedte of er iets op kun nen majcen, dat er voldoende ruimte achter de ruiten ontstaat. Potten zul len we voor onze kamerkweek niet gebruiken, maar platte schotels van ongeglazuurd aardewerk, die van a-f- voergaatjes voorzien zyn. Op deze gaatjes leggen we een paar potscher ven, opdat het gietwater er niet in eens door wegstroomt. Op den bodem komt dan allereerst een laagje fijn grint of rivierzand er. de rest van de gezeefde en met zand vermengde tuinaarde. Dit grondmengsel in den bak wordt met een plankje, dat we, om het gemakkelijk te kunnen han- teeren, op een mes hebben geprikt, licht aangedrukt. Op den vlakge- maakten grond wordt nu het zaad uit gestrooid met behulp van een dubbel gevouwen briefkaart. Dit uitstrooien moet heel voorzichtig en luchtig ge beuren, opdat er niet te veel zaad op één plaats valt. Is dit gebeurd, dan besproeien we de aarde voorzichtig met een fynverdeelden verstuiver en bedekken dan zaaibak met een glas ruit. EEN VIJFTAL MODERNE VOORJAARSHOEDJES. Hoe de ijzeren wil van een mensch zelfs over den dood zegevierde... door H. SIEBUKG. DE GROOTE REÜNIE TE GENEVE. Minister Flandin vergezeld van Mr. Ro- chat op een wandeling in d? straten van Genève. Een klein gezelschip had levendig over de macht van den wil en zyn in vloed op het menschelyk lichaam ge discussieerd, toen dokter G„ een al gemeen beminde arts, die tot nog toe gezwegen had, eindelijk zei Ik zal u een kleine geschiedenis uit myn praktijk vertellen, welke, of schoon er sedert dien vele jaren ver- loopen zyn, toch nog zoo levendig in myn herinnering is, alsof ze juist gisteren was gebeurd. Op een avond, net voor Kerstmis, zat ik in myn kamer en terwijl bui ten dikke sneeuwvlokken op de aarde vielen, maakte ik het my, vermoeid van myn werk, zoo gemakkelyk mo gelijk in myn hoekje by de haard. Maar zooals dit in ons beroep nu eenmaal gaat, duurde deze behaag lykheid niet lang, wiant ik werd spoe dig door een heftig bonzen op myn deur opgeschrikt. Ik deed open, en voor mij stond een kleine jongen,' die my verzocht, by zyn zieken vader te komen, die eenige kilometers verder in een klein landhuisje woonde. Dus ik nam myn tasch en begaf my op weg, terwyl de jongen, die in de hooge sneeuw soms tot aan zyn knieën wegzonk, voor mij uit liep. Na een marsch van by na twee uren be reikten wy eindelijk, half bevroren en geheel met sneeuw bedekt, ons doel. Hoe verbaasd was ik echter, toen ik by het binnentreden in de kamer in den patient een ouden vriend her kende, met wien ik als jongen in myn geboorteplaats de mooiste tyd van m'n jeugd had doorgebracht- Oude, lang vergeten beelden uit zonnige dagen kwamen in myn gedachten op en ver heugd reikte ik hem de hand. Maar de vreugde veranderde spoe dig in groote ontsteltenis, toen ik daarna hem onderzocht en de aard van zyn ziekte vaststelde. En hoewel ik als dokter de zelfbeheersohing had, om uiterlijk mijn rust te bewaren, moet ze my in dit geval even in den steek gelaten hebben, want ik bemerk te, hoe hy zijn blik een tydlang na- vorschend op mij richtte en zijn oogen daarby starend en angstig werden. Met een zoo kalm mogelijke stem •probeerde ik hem over de aard van zyn ziekte te misleiden zekerheid daaromtrent zou voor hem van geen nut meer zyn. Toen bracht ik het ge sprek voorzichtig in andere banen, vroeg hem, wat hy na onze scheiding was begonnen en hij vertelde my, dat hy schrijver geworden was, later ge trouwd was, zyn vrouw was echter twee jaar geleden gestorven en hy leidde met zyn twee kinderen, een jonge en een meisje, hier van de we reld afgezonderd, een stil en beschei den bestaan. Op dit oogenblik kwamen de kin deren, de reeds door my genoemde jongen en zijn oudere, ongeveer vijf tienjarige zuster, die het gymnasium bezocht, de kamer binnen, om echter, toen Zij hun vader niet alleen troffen, spoedig weer weg te gaan. Arme kinderen, moest ik denken. Arme kinderen! Twee jaar geleden hebben jullie je moeder verloren, nu wordt je ook nog je vader ontnomen. Een zonderling gevoel schrikte my op uit myn gedachten. Ik keek op en ontmoette weer zyn blik, die nu ech ter niet meer onderzoekend en ang stig, maar rustig, vreemd glimlachend op my rustte. Myn sedert langen tijd gevrees de vermoeden is, zoo begon -hy, zon der dat je het wilde, beste vriend, be vestigd! Ik weet nu, dat het slecht met my gaat. Maar..., en hij werd op gewonden en zyn stem klonk bijna dreigend, maar nog is het tijd, hoor je? Zoo goed als ik weet, dat op den duur niemand my redden kan, zoo goed -weet ik ook, dat ik hier nog veel te doen heb, wat misschien langer zal duren, dan men my den tijd zal wil len laten, begrijp je, en ik zal geen dag eerder berusten, dan wanneer ik klaar ben... geen dag eerder! Hy was zeer opgewonden gewor den, zijn voorkomen was veranderd, hy scheen grooter te zyn geworden, zyn gezicht was verstrakt, zijn spie ren gespannen en zijn oogen schitter den met een koortsachtigen gloed. Ik trachtte hem te kalmeeren en ging toen weg. Nog dichter vie) de sneeuw nu. Met groote stappen liep ik huiswaarts. De volle maan bedek te het witte landschap met een vaal lioht. Ergens kraste een raaf. Dieper stak ik myn handen in de groote war me zakken van mijn jas. Ik werd warm door de inspannende marsch. Maar desondanks had ik het koud, van binnen. Den volgenden dag werd ik voor direct in een andere stad opgeroepen. Zoo vlug gebeurde dit, dat ik niet eens tyd had, mijn vriend te waar schuwen. Gedurende de rit in den trein hiel den mijn gedachten zich bijna uitslui ten bezig met den onder zoo treu rige omstandigheden weergevonden vriend. Ik gaf hem «een maand meer te leven en dan hadden de kinderen ook hun vader verloren en stonden verlaten en, zooals ik uit zijn spreken had kunnen opmaken, zonder midde len van bestaan op de wereld. In ieder geval wilde ik voor hen doen wat in mijn bereik was, daarvan kon hij zeker zijn. Ik dacht spoedig weer terug te kun nen keeren, maar het liep anders. Men bood mij een prachtige vaste be- trekking in deze stad aan en ik moest I natuurlijk aannemen, daar het aan- I bod voor mij een groote schrede voor-'| «aarts in mijn beroep beteekende. Mijn drukke werkzaamheden als I dokter lieten mij slechts weinig tyd I om aan mijn zieken vriend te denken. I Ik had hem echter dadelijk na mijn vertrek aan een, als bijzonder goed I bekend staanden collega aangeboden, I wien ik verzocht, mij voortdurend op I de hoogte van den toestand van den I patient te houden. Wekelijks werden I deze berichten echter troosteloozer, I totdat ik op een dag het bericht ont- I ving, dat iederen dag op het einde I kon worden gerekend. Ik wilde juist om verlof vragen, om er naar toe te kunnen gaan, toen mij geschreven werd, dat hij nog wel leef de, hoewel zijn lichaam geheel verma gerd was, slechts uit huid en beende ren bestond. En de weken verliepen zoo en steeds weer kwam de bood- echap, dat hij nog leefde, men kon niet verklaren hoe dit mogelijk was. Later heb ik de toedracht vart de zaak vernomenReeds sedert langen tijd was hy aan een omvangrijk boek werk begonnen te werken, waarvan hij zich een rustige en verzekerde toe komst droomde. En toen hy eerst ver moedde en later vernam, hoe het met hem stond, werkte hij er met verdub belde ijver aan, om zijn kinderen niet geheel zonder.middelen van bestaan achter te laten. Eiken dag, zoo ver telde mij zijn dochter, schreef hij van vroeg tot laat, totdat zijn krachten I hem begaven en hij moest ophouden. En- toen zijn lichaam reeds zoo ver- I zwakt was, dat hij aan het bed ge- I ketend was, nam hij een schrijver I aan, wien hy onvermoeid dicteerde, I die dag en nacht bij zijn bed moest I doorbrengen. Dikwijls sliep hij af ge- I mat in, om echter na korten tijd weer I op te schrikken en verder te werken. I Zoo verliepen er weken, maanden. I Meermalen overwon de boosaardige I ziekte hem, beroofde hem van zijn 1 bezinning, hij echter hei-won naar I weer, liet zijn geest Weer werken. Totdat hy zijn doel bereikt had. Het was op een Zondag. Uitgeput, I lang uitgestrekt op zijn bed liggend. 'I riep hy zijn dochter bij zich. Hij had I niet meer de kracht, om zijn arm op te heffen. Di'.s wees hij met z'n oogen naar de "stapel geschreven bladen, die netjes gesorteerd op het tafeltje la gen. Met zachte stem verzocht hij haar, het voltooide werk te lezen. En ze las. Keerde langzaam blafl voor blad om, keek dikwijls naden kend op, om dan verder te lezen. Steeds sneller echter verslond ze den inhoud. Met gekleurde wangen en halfgeopende mond vlogen haar oogen over de regels, alles vergetend, wat er om haar heen gebeurde. De tijd verging. Steeds weer kon digde de wandklok het heele uur aan. Zij hoorde niets. In de kamer was het koud geworden. Ze bemerkte niets. I Zacht, bijna behoedzaam legde ze I de blaadjes neer, in droomen verzon ken, met haar geest ver verwijderd, keek ze voor zich uit. Toen trof haar blik haar vader. Deze lag met zyn gezicht naar haar toe, een tevreden lachje over zijn trekken maar het was het starre lachje van een doode. Inktvlekken. Indien inkt is gemorst op een vloer kleed, neemt men deze eerst zooveel mogelijk op met vloeipapier, daarna wordt de plek dik met zout ingewre ven, hetgeen men herhaalt totdat alle inkt in het zout is getrokken, daarna flink uitborstelen. Jeanette MacDonaid als Mariette. „Die ondeugende Mariette" Thalia-Theater. „Die ondeugende Mariette" is de titel van een alleraardigste operette-film spelende in Frankrjjk in den tyd van Lodewyk de XVde. De titelrol wordt vervuld door de char mante Jeanette MacDonaid, die in deze ope rette een aanvallig 18-jarig prinsesje is, Maria de la Boufain, die tot een huwelyk gedwongen wordt met Don Carlos de Bra- ganza Grande van Spanje, een veel oude ren man, dien zy verafschuwt. Tot eiken prys wil Maria dit verhinderen en als haar kamermeisje haar vertelt dat zy naar de Fransche kolonie Louissiana vertrekt met een aantal andere „Casquette" meisjes, weet Maria het zoo te regelen dat ?y in de plaats van Mariette zich inscheept op de boot en de plaats inneemt van een casquette meisje. Casquette meisjes waren fatsoenlijke meis jes, die door den Koning van Nieuw-Or- I leans werden gezonden om er met de Fran sche kolonisten te huwen. Lodewyk XV I gaf haar een bruidschat in een met goud- I stukken gevulden pet, vandaar de naam I ,,,Casquette"-meisje8. Gedurende de lange reis naar den mond I van den Missisippi, tracht Marie den slot- I tekst' te vinden van een couplet, waarvoor I haar oude muziekmeester de melodie heeft I gecomponeerd, doch waarvoor hy de woor- I den slechts gedeeltelijk vervaardigde. .Vlak I bij Nieuw-Orleans, wordt het schip door I zeeroovers geën/terti, die de meisjes aan land I brengen. Gelukkig worden zy gered door I een compagnie huurtroepen, onder bevel I van den zorgeloozen, onbekommerden kapi- I tein Richard Warrington. Marie voelt zich I tot den energieken kapitein aangetrokken, I maar zy wordt onaangenaam getroffen door I zyn zelfzucht en zelfingenomenheid. In New-Orleans gekomen, voelt Marie er I weinig voor één der ruwe kolonisten, waar'i van velen naar haar hand dingen, te hu wen. Om aan een dergelijk huwelijk te ont snappen, deelt zij den Gouverneur mede, dat zij niet van onbesproken gedrag is, zooals vereischt wordt Hij laat haar door twee wachten wegvoeren, dóch Warrington weet het bevel over haar te verkrijgen. Om aan Warrington te ontsnappen, vlucht zy en neemt een betrekking aan in een mario nettentheater. Hoe het verder het Fransch" prinsesj e vergaat, moet men zelf maar jgaan zien. 't Is een charmante film, die overal elders veel succes oogstte. „Eén te veel aan boord" Schouwburg-Bioscoop. De nieuwe Ufa-film „Eén te veel aan boord", behandelt een avontuurlijke liefdes geschiedenis met criminalistischen inslag. De hoofdrollen worden vervuld door Al- bracht Schoenhals, Lida Baarova, Rene Deltgen, Jupp Hussels, Willy Birgel, Karl Dannemann, Alexander Engel en. het vrachtschip „Vogtland". Het grootste ge deelte der film speelt zich aan boord van deze 8000 ton metende boot af. De film schetst een, geschiedenis van de zen tijd, zy toont het leven, zooals dat vaak kan zyn: onberekenbaar, opwindend, wild en mooi tegelijk. Onder productieleiding van Bruno Duday liet men er rele vertrouw de gezichten in doch ook kunstenaars, die hun op de planken maar al te vaak geopen baarde capaciteiten nog niet aan de film dienstbaar hadden gemaakt. Als plaats van handeling ziét men oneindige zeeën, vreem de landen, oceaanschepen, groote wereld- j steden en vreedzame tuinen; door deze bonte j verscheidenheid biedt de film „elck wat wils", Oncfknks den ernst van deze film, wordt ook de humor echter niet tekort gedaan. Daarvoor staan twee reeds bekende „zor- gen-verdryvers" borg: Rudolf Platte in de kostelijke rol van een tooneelspeler, die eeuwig zonder engagement is en die, zonder het zelf te weten, door zyn gekscheren de belangrijkste ophelderingen in het geval- Moltmann brengt. Jupp Hussels is de andere grappenmaker. Als zoodanig in de film nog niet bekend, doch die voor de Duitsche radio reeds dui zenden ©n duizenden in de beste stemming heeft gebracht. Zelfs kapitein Moltmann (Albrecht Schoenhals) moet om hem glim lachen. Hoewel, als kapitein mag hy dat niet, dan werkt de ongegeneerde weetgie righeid van zijn steward op z'n zenuwen. Maar privé, als Albrecht Schoenhals, lacht hy eerst, voor de opnamen beginnen, even hartelijk om zijn collega. Ernstig en bedaard, rustig geconcentreerd staat daarnaast René Deltgen. Hij speelt hier (als officier Rohlfs) een man, die vol jongensachtige trots en moedig élan, de schijn, mede schuldig te zyn aan de onver wachte wendingen van zyn lot, draagt. Als welkome afleiding komt men plotseUng te verkeeren temidden van het drukke gedoe van een bar. Grete Weiser wie eindelyk nu eens een voor haar geschikte rol is toe bedeeld troont charmant en kranig op haar hooge stoeltje. Opgewekt onderhoudt zij zich met tal van heeren, coquetteert wf danst. Willy Birgel (advocaat) vindt hier de onverwachte mo gelijkheid om door middel van de kleine i- i Albrecht Schönhals als kapitein van de „Vogtland". praatzieke Lou den sluier op te lichten, die over de zaak hangt, die aanvankelijk on- doorgrondelijk scheen. De aanlokkelijke dansmuziek gaat lang zaam over in meesleepende melodieën... zij begeleiden twee menschen bij fcun tocht door oude straatjes en steegjes, door roman tische tuinen tot zy langzaam versterft. Het schijnt of de muziek het heimelijk geluk van die twee menschen niet storen «vil. drie dagen lang. Geluk, alleen geluk, dan een meedoogen- loos terugkeeren tot de harde werkelijkheid, strijden en zorgen, worstelen tegen onbe kende machten, die het aanvallige meisje Gerda steeds meer moeilijkheden in den weg leggen. „De opzienbarende Hotelmoord" in de Réunie-Bioscoop. De Réunie-Bioscoop brengt ditmaal een gegeven vol komische verwikkelingen en sensationeele gebeurtenissen, gebaseerd op Vincent Starrett's wereldberoemden roman I „Recipe for Murder", waarin Lowe en Mac- Laglén, de twee eeuwige vijanden van het witte doek, ditmaal optreden als een paar na-ijverige detectives, die probeeren, elk op hun eigen manier een buitengewoon myste- rieuse moordzaak tot klaarheid te brengen. Constant loopen zij elkaar in den weg steeds wordt de verkeerde verdachtflater op flater wordt geslagen totdat alle ge gevens tot een onontwarbare knoop door door MARTINE WITTOP KONING. Boter niettegenstaande al het goede dat we er in waardeeren be zit toch één eigenschap, die de huis vrouw eenige zorg kan gevenze luis tert naar haar omgeving, vooral wat de temperatuur betreft. En zoodoende hebben we 's winters te strijden tegen de harde boter, waarmee we óf onze boterham bij het smeren havenen, óf waarvan we on behoorlijk groote klonten moeten ge- t bruiken om er toch nog iets mee te bereiken; en aan den anderen kant hebben we 's zomers te slappe boter, hetgeen er niet toe bijdraagt om dit beroemde product ook door een sma kelijk uiterlijk,te doeri uitmunten. Ons botervlootje het heele jaar I door in goede conditie te houden... I dat is dus wel de moeite waard. I Heel moeilijk te bereiken is dat I niet. Zelfs zonder de onkosten voor I „boterkoelers" of „boterwarmers" I zooals ze in diverse winkels voor huis- I houdelijke artikelen verkocht worden I kunnen we gemakkelyk onze maat regelen nemen om de boter haar ge- wenschte zalfachtige consistentie te waarborgen. 's Winters zullen we ze zooveel mo gelijk doorloopend een warm plekje gevenwe houden dan het botervloot je bij de kachel (op de schoorsteen) of bij de radiator. Zoo'n voortdurend vry gelijke temperatuur geeft een be ter effect dan b.v. het plotseling heel warm zetten, als 'het oogenblik van boterhammen-smeren nadert, want in dat laatste geval smelt de buitenkant (wat zeker óók niet de bedoeling is) en blijft het inwendige hard. 't Zou b.v. met het oog op het ontbijt lang niet onpractisoh zijn, als we 's avonds vóór het naar bed gaan het botervlootje in het dan nog lauwe theemandje zetten, bedekt met de nog lauwe theemuts. En 's zomers Koud water helpt ons dan al we! wat, maar... het moeilijke is, dat tijdens de heetste dagen ook het water zijn koelheid verliest. Dan is er nog een heel eenvoudig middel over: we**omwikkelen de boterpot of het botervlootje met een lap los weef sel (tricot is het meest doeltreffend) en we >ouden dat omhulsel voortdu rend vochtig door het vlootje op een schoteltje of bakje met water te zet ten, dat vanzelf in het weefsel wordt opgezogen. Het ei van Columbus: we vinden nu in het weefsel voortdurend vocht, da* in uiterst fijne deeltjes verdampen zal en dat de daarvoor be- noodigde warmte onttrekt aan zijn onmiddellijke omgeving... dus aan het botervlootje. De boterkoelers van poreuse steen werken geheel op dezelfde wijze, om dat ook daarbij aan de buitenkant heel fijne vochtdruppeltjes voortdu rend aan 't verdampen (?yn, maar ons lapje gebreide of geweven stof is goedkooper! Laat ik er tegelijk even op wijzen, dat hetzelfde middel uitstekend is toe te passen op onze melkflesschen of melkkannen en dat het resultaat veel meer afdoende is dan het anders ge bruikelijke teiltje met water, dat toch op den duur.weer lauw zal worden. Om nog even terug te komen op de boter en haar gewenschte consisten tie: er Zijn in de spijsbereiding be paalde gevallen, dat het er om gaat I de boter z.g. „tot room" te roeren, d. w. z. ze zalfachtig en daardoor goed mengbaar te maken. Ieder kent het voorbeeld van het cake-beslag. Welnu, als we in den winter een 'dergelyke bewerking op de boter willen toepassen, dan kun nen we op verschillende wijzen het resultaat bespoedigen* Ten eerste zal het goed zijn„de kom, waarin de boter zal worden geroerd, vooraf te verwar men, b.v. door ze met warm water om te wasschen en goed af te drogen. Maar ten tweede en dat is lang niet algemeen bekend i—- bereiken we de zalfachtige toestand heel vlug door met de boter tegelijk de suiker in de kom te doen: de scherpe kristalletjes helpen dan stevig mee om de vaste kluit boter uit elkaar te haien. Het volgende cake-recept geeft van de hier beschreven bewerking o.a. een voorbeeldhet bezit verder het voordeel van een smakelijke tractatie aan te bieden voor geen buitensporig hoogen prijs... en dat wil in de mees te gezinnen ook wel wat zeggen! Sinaasappelcake. 200 gr. zelfrijzend bakmeel, 25 gr. aardappelmeel of maizena, 200 gr. suiker, 100 gr. boter, 2 eieren, snuifje zout, geraspte schil van 1 afgewas- sehen sinaasappel, 1 d.L. sinaasappel sap (van ongeveer 1 groote of 2 klei ne sinaasappelen). Roer de boter met de suiker zalf achtig, voeg er één voor één de heele eieren bij, zoo, dat eerst het eene ei geheel is weggewerkt voordat het vol gende er by komt. Voeg er ook de geraspte schil hij en het zout en blijf alles samen nog eenige minuten flink kloppen. Voeg daarna afwisselend eenige lepels zelfrijzend bakmeel en een scheutje sinaasappelsap toe en werk op die manier (liefst vlug) het deeg af. Doe het in een met boter ge smeerde vorm en bak de cake in een ■matig warme oven gaar a 1 uur). Bedek desverkiezende de cake als ze door en door koud is geworden niet een laagje sinaasappelglazuur, bestaande uit een goed gladgeroerd papje van 100 gr. poedersuiker en een paar lepels sinaasappelsap, elkaar zyn gehaspeld die zich eerst laat ontrafelen ,als een ontelbaar aantal avon turen over de hoofden der beide rivalen is heengegaan. De film „De opzienbarende hotelmoord werd gemaakt door de regisseur Eugène Forde. Eugène Forde is een der zeer op den voorgrond tredende regisseurs in de film wereld. Hy bezit het vermogen, buitenge- te scheppen, Lowe en MacLaglen. doch tevens zooals hy in zijn laatste film „De opzienbarende Hotelmoord" bewijst, om er een komische noot aan te geven. Zyn voorlaatste film, waarmede hy vele lauwe ren oogstte, was „De geheimzinnige Reis- genoote" en twyfelen wy er niet aan, of met deze nieuwste Lowe-MacLaglen-produc- tie zal hy nieuwe successen boeken. Edmund Lowe ,de vertolker van een der voornaamste rollen, werd geboren te San Jose in Californië en studeerde aan de Santa Clara Universiteit. Het tooneel trok hem echter meer aan en zoo liet hy al spoedig de studie waren om eenigen tijd de lessen aan een tooneelschool te volgen. Zijn debuut maakte hy in Los Angelos met het tooneei- stuk „The Byrt" en reisde vervolgens naar "New-York, om 'in hetzelfde stuk op te tre den met Maude Fulton als partner. Gedu rende zes jaar bleef hy op Broadway en speelde zoowel kleinwerk als hoofdrollen, waarmede hy vel? lauweren oogstte en zyh naam gemaakt was. Hierna kwam de film hem opeischen; trad hy op in verschillende „stomme" producties en boekte hy met zijn spel in „What Price Glory" opnieuw een buitengewoon succes. Nu volgde een "sei zoen als tooneelspeler in Eugeland, waarna hij weer naar Amerika terugkeerde en films maakte als „Dressed to kill", „In old Ari-, zona" en „The cock eyed World". Voor Fox trad hy daarna op in verschillende spreken de producties, waarvan eenige der belang rijkste „Scotland Yard", „Transatlantic" en „The cisco Kid" waren. Nu zien we hem als een zeer kundig scjiryver van detective-verhalen, die zuiver voor zyn genoegen als amateur echte moord- affaires probeert te ontwarren, in welke rol hy schitterend weldoordacht spel te bewon- deren geeft. Victor MacLaglen is een Londenaar van geboorte. Hy beoefende achtereenvolgens de meest vreemdsoortige beroepen. O.a. diende hy in twee oorlogen als soldaat, was bokser cabaret-artist, mijnbonwkundige, etc. etc. en bereisde in al deze hoedanig heden de geheele wereld. Tijdens den oor log van 1914—1918 was hy ingedeeld bij het leger in Bagdad. Toen hy na het teekenen van den vrede in Engeland terugkwam, kreeg hij zijn eerste filmrol te vervullen, waarop al heel spoedig een contract bij een Amerikaansche maatschappij volgde, waar voor hy verschillende films maakte. Rosemary Ames, geboren in Evanston in Illinois, reisde, na baar opvoeding in Ame rika voltooid te hebben, naar Londen, om daar te gaan studeeren aan de Koninklijke Academie voor dramatische kunst. Het ge luk was haar gunstig gezind en kreeg zij hier weldra belangrijke rollen te vervullen in verschillende tooneelstukken. Marta Eggerth bij de V.F.A. De filmactrice Marta Eggerth is by de Ufa geëngageerd voor een groote muzmk- film waarvan de voorloopige titel luidt „Und du mein Schatz fahrSt mit".

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1936 | | pagina 4