l
f v
U bént heus voordelig uit elke keer, dat U
Sunlight Zeep koopt. Ceen andere zeep geeft
zulk een „overvloedig vet sop", dat de vuile
plekken in Uw goed
volkomen helder
maakt zonder hard
wrijven. Sunlight
Zeep biedt U het
beste, wat op zeep-
gebied bestaat en is
nu toch nog goed
koper geworden
dan ooit tevoren,
terwijl bovendien
de stukken dikker
zijn geworden. CESCHENKENBON
GOUDSCHE COURANT DONDERDAG 1 APRIL 1937 ZESDE BLAD
V
het triptiek van dirck barendsz
IN HET STEDELIJK MUSEUM TE GOUDA.
/jMa
DE RESTAURATIE I)ER GOUDSCHE GLAZEN.
UIT DE GESCHIEDENIS DER OUD-KATHOLIEKE
GEMEENTE TE GOUDA.
•-*- it
DE HERDERS BIJ DE KRIRBE.
Middenstuk van d? vermaarde Triptiek van Dirck Barendsz
in het Stedelijk Museum.
Nu de Goudsche
Courant dit jubli-
leum herdenkt,
gaan onwillekeu
rig de gedachten
terug naar het
Gouda van de
laatste 75 jaren.
En hoewel ons
museum van oud
heden nog niet
kan bogen op een
75-jarig bestaan,
D. A. GOEDEWAAGEN. (het zou echter
dit jaar zijn 65-jarig bestaan kunnen vie
ren) wil ik van deze gelegenheid gebruik
maken toch iets van deze instelling te
vertellen.
Velen die deze verzameling van oud
heden niet kennen, meenen dat dé (n
houd van weinig belang is. Anderen
herinneren zich alleen nog zoo iets als
een beker van Jacoba van Beieren, maar
dajpr blijft het dan ook meestal bij. Er is
een oud spreekwoord „Onbekend maakt
onbemind", en zoo is het jammer genoeg
ook met ons museum. Toch is dit geheel
ten onrechte, daar het in tegendeel zeer
veel merkwaardigs bevat, waarvan ik u
bij deze gelegenheid iets zou willen
mede deelen.
In samenhang met een tentoonstelling
die binnenkort in Juni. Juli en Augustus
in de St. Janskerk zal worden gehou
den, ter gelegenheid vari het feit der be
ëindiging der restauratie der ramen, zouj
ik u iets willen vertellen over een der
vele belangrijke schilderijen die ons
museum bezit, en wel over één uit de
periode der Crabeth's.
Nu de restauratie van de St. Jan en
vooral van haar beschilderde glazen vol
tooid is, zal de cultuurhistorische waarde
van dit monument door de komende ten
toonstelling in het bijzonder naar voren
gebracht kunnen worden Het spreekt
vanzelf dat figuren als de Crabeth's niet
los te maken zijn van hun omgeving. Zij
waren kinderen van hun tijd, en zoo zijn
verschillende stroomingen in hun werk
terug te vinden. Uit den aard der zaak
hadden zij belangstelling voor alles wat
kunst betrof.
Wij kunnen ons dus voorstellen, dat
een belangrijke opdracht in Gouda af
geleverd door een tijdgenoot, hun inte
resse had. En het is daarom dat ik uw
aandacht vraag voor het groote altaar
stuk van Dirck Barendsz dat in ons ste
delijk museum hangt, en waarschijnlijk
afkomstig is uit de St. Catharina Gast
huiskerk op de Haven.
Deze Barendsz leefde van-15341592 en
werd geboren in Amsterdam. Ook zijn
vader was kunstschilder, en het schijnt
dat hij zijn zöon een goede opvoeding
heeft weten te geven Van Dirck was be
kend, dat hij bedreven was „in de fraaije
Letteren der Latijnsche tale magtig en
zeer belezen". Wij mogen veronderstel
len dat zijn vader hem de eerste schil
derlessen heeft gegeven, in 1555 op zijn
21ste jaar trok hij naar Italië; dus juist
ifl het jaar dat Dirck Crabeth zijn eerste
raam voor de St. Jan afleverde In
Venetië was hij 7 jaar leerling en huisge
noot van niet minder, dan den beroem
den Titfaan. Italië, zelf kent Dirck Ba
rendsz"*meer onder den naam van Ber
nards en is daar vooral vermaard ge
worden door het portret dat hij schilder
de van zijn leermeèster.
De laatste jaren is het werk van dezen
schilder steeds meer de aandacht gaan
vragen van' de kunsthistorici Dit vindt
zijn oorzaak in het feit, dat hij een der
eerste kunstschilders is geweest, die den
lossen Italiaanschen schildertrant naar
onze lage landen aan de Noordzee heelt
gebracht, maar dan met een sterken,
overwegenden, Hollandschen inslag.
Deze Barendsz is een baanbreker ge
weest voor de latere Hollandsche schil
derschool. Hij heeft tal van merkwaardige
«childerijen gemaakt, waarvan het Rijks
museum enkele prachtexemplaren bezit
Echter het groote triptiek (3.70—2.77) dat
ons museum hpeft, wordt steeds een van
zijn beroemdste werken genoemd
Dit altaarstuk stelt verschillende episo
de's voor uit het leven van Maria. Het
middenstuk geeft het bezoek weer van
de herders aan de kribbe. Op den voor
grond ziet u een groep van Maria en
Jozef met het kind Jezus. Behoedzaam
treedt een herder nater om neer te knie
len, geflankeerd dooreen anderen in ge
bukte houding. Tal van figuren omstu
wen de hoofdgroep. Het geheel is vol
natuurlijke beweging en gespannen aan
'dacht. De uitdrukking der gezichten en
de actie der figureh zijn boeiend. Zijn
Mariafiguur is menschelijk en het is juist
datgene wat ons in alle deelen van het
triptiek zoo aantrekt.
Het linker zijluik geeft het sterfbed van
Maria weer, en het rechter de Maria-
hemelvaart Duidelijk is te zien, dat de
compositie van het linker luik ontleend
is aan het sterfbed van Maria door Hugo
van der Goes geschilderd in Brugge. Mo
gelijk heeft hij^op zijn terugreis uit Ve
netië, via Fontainebleau ook Brugge aan
gedaan, en zou daar getroffen zijn door
dat wonder mooie schilderij.
Barendsz was door zijn voortreffelijke
leerschool en haar omgeving, geheel door
de laat-renaissance van Italië doordron
gen. Hij fcag, niettegenstaande de huma
nistische begrippen, toch kans te midden
(van alle geestelijke woelingen en harts
tochten der kerkhervorming, dit geestelijk
onderwerp gevoelig weer te geven.
Ook ziet men duidelijk den invloed
van een Titiaan in dit werk. Wat vooral
treft, is de warme glans die .over het
geheele triptiek ligt, die gloed die juist
de werken van Titiaan zoo kenmerken.
U moet zelf eens naar het museum
gaan en u eens rustig voor dit schilderij
plaatsen. Gaat u nu enkel en alleen voor
dit triptiek, en u zult getroffen worden
door een bijha volkomen weergave van
kleur, licht en schaduw. Kortom dit stuk
heeft een verrassende atmosfeer Vooral
hierin voelt men den voorlooper van
onze Hollandsche schilderschool. Die at-
rosfeer en het licht, dat het werk van
onze grootste schilders van een eeuw
later zoo aantrekkelijk zou maken, treft
men hier al aan.
Dit altaarstuk is een belangrijk stuk
werk geweest; ep één der vele belang
rijke opdrachtén die in Gouda werden
gegeven gedurende de tweede helft der
16e eeuw.
Wie Barendsz opdracht heeft gegeven
weten wij niet, maar zeker is het, dat
dit triptiek de aandacht zal hebben ge
had van onze glasschilders; interessant
zou het zijn, eens na te gaan. in hoe
verre dit schilderij nog Invloed heeft ge
had op het laatste raam van Dirck Cra
beth in 1571. -
De religieuze strekking van fcet stuk
van Barendsz doet vermoeden, dat de
Hervorming hem niet van de moederkerk
had vervreemd. Men weet ook niet
naar welke richting hij inwateren tijd het
meest overhelde, maar zeker is het, dat
hij in Amsterdam tot zijn dood toe een
belangrijk figuur was. Marnix van Sint
^ldegonde was zijn vriend geworden
evenals tal van andere kopstukken uit
den begintijd van den opstand.
Barendsz rangschikt men in de kunstge
schledenis, évenals de Crabeth's, bij het
Noord-Nederlandsche geïdealiseerde ma
niërisme. pe bronnen van* deze groep
lagen hoofdzakelijk in Venetië en Fon-
tainebleau, waar mannen als een Tinto
retto en Parmagianino de geéstelijke va
ders van waren. Hun stijl was bewegelijk
en merkbaar op Rafaël's kunst afgestemd
Als Gouwenaars lijn wij allen trots op
de glazen der Crabeth's, maar de tijd zal
komen dat zij steeds in één adem zullen
worden genoemd met het zoo verwante
en beroejnde altaarstuk van Dirck Ba
rendsz.
We mogen ons gelukkig achten, dat
ons Stedelijk Museum van Oudheden dit
mooie triptiek in zijn bezit heeft; een
bezit dat des te meer tot zijn recht zal
komen, zoodra ons museum een waardi
ger plaats zal worden toebedeeld
D A. GOEDEWAAGEN
De St. Janskerk was in de 19de eeuw
geweldig in verval geraakt en dit verval
leverde ook een groot gevaar op voor de
glazen, daar op verschillende plaatsen
verzakkingen werden geconstateerd met
het onvermijdelijke gevolg van scheu-
ïende muren, ramen die uit hun spon
ningen kwamen en daardoor gingen
doorzakken. Juist nog niet te laat werd
ingegrepen en kwam de „Commissie voor
de Restauratie van de St. Janskerk" tot
stand, die na voorloopige voorbereiding,
op 11 Juni i898 haar eerste vergadering
hield, waarin de heer R L Martens,
burgemeester van Gouda, tot voorzitter
werd benoemd, de heer G. Straver pf&-
sident-kerkvoogd, wiens hooge leeftijd
een/bezwaar voor hem was het voorzit
terschap te aanvaarden, tot onder-voor
zitter,* de heer H. J. Nederhorst Sr. tot
penningmeester en de heer J. M. Noot
hoven v Goor tot secretaris.
Het zou ons te ver voeren en dit artikel
zou zeer zeker veel te groot worden voor
de door U toegedachte ruimte, indien wij
langer op de restauratie der kerk ingin
gen. Wij bêperken ons dus verder tot de
herstelljng der glazen, die echter ten
nauwste verband hield en al deze Jaren
ook ver band heelt gehouden, met de vor
deringen die de kerkrestauratie maakte.
Het w§s in de vergadering der Restau
ratie-Commissie van 23 April 1899 dat be
sloten werd het' eerste glas te laten res-
taureeren. Dit eerste glas was no. 2 vol
gens de nummering in de kerk en in
1596 een geschenk gfeweest van Heeren
Burgemeesteren der stad Haarlem. De
voorstelling d^ verovering van Da-
mi ante in 1219 hdudt dan ook nauw
verband met de geschiedenis van Haar
lem. Ook de schilder Wilhelmus Thy bout
was een inwoner van Haarlem.
De herstelling van dit eerste glas is
tevens een proef geweest tusschen twee
atediers hier te lande n.l. dat van Ir. J.
L. Schouten te Delft en van Nicolas tei
Roermond. Het glas werd daartoe ver
deeld in 4 horizontale reepen, waarvan
ieder atelier de helft zou restaureeren.
Na deze proef viel de keuze op het ate
lier Schouten te Delft en zijn nadien ook
alle glazen verder door dit atelier be
handeld.
In October '99 deden de architecten
(de heeren Cuypers en Kromhout) de
ontstellende mededeeling dat de toestand
der ramen li en 12 zorgwekkend was en
en zij zich niet verantwoord rekenden
dezen toestand zoo te laten wijl het ge
vaar van uitvallen niet denkbeeldig was
Vóór dat deze ramen werden uitgenomen
had de heer Schouten, twee kunstvrien
den gevonden, die ieder de herstellings
kosten van een raam voor hunne reke
ning wilden nemen.
Voor uw lezers, die dit nog niet weten,
zij hier dan nog eens vermeld dat Rijk
en Provincie wel subsidieeren voorde
herstelling van het gebouw, doch niet
voor de herstelling der glazen. Glas is
immers zoo broos! Dit waren dus de eer
ste 2 glazen door kunstvrienden bekos
tigd. En zoO is het tot het einde toe ge
gaan Niet altijd even gemakkelijk, soms
zelfs met zeer veel moeite. Er is een tijd
geweest dat zelfs drie groote ramen ach
ter den preekstoel geblindeerd waren.
Glas 3 is het eerste raam geweest dat
een voorloopige herstelling onderging uit
een legaat aan de kerkvoogdij vermaakt
door den heer G. J. Kranenburg om voor
de herstelling van een raam te gebrui
ken. Zoo zijn. in den loop dey jaren ver
scheidene ramen hersteld uit legaten
van belangstellende stadgenooten.
Met gioote dankbaarheid,, mogen wij
deze hier in dit stukje historie ook wel
noemen en aan het geslacht dat thans^
de voltooiing van de restauratie der
glazen heeft beleefd, het bewijs leveren
dat de kunstzin en offervaardigheid,
aan de St. Janskerk in de 2de helft der
16de eeuw bewezen, ook in het begin van
onze 20ste eeuw nog bestond Zoo werden
dan door mevrouw wed. G. J Steens
Zijnen en de familie Van .der Does de
beide transeptramen 7 en 25 geschonken.
Glas 1 werd hersteld uit een legaat van
Dr. J W. Kroon. Uit het legaat van den
heer Mr. D. J. van Heusde'gjas 8 en
meerdere kleine vensters en het legaat
van den heer G. Prince werd gebruikt
voor glas 17.
De 13 hooge koorramen, Christus met
de 12 apostelen herinneren aan den
7Usten verjaardag van den heer Schou
ten, toeft kunstvrienden hem een be
langrijk bedragr ter hand stelden om
naar goedvinden te gebruiken. De heer
Schouten besteedde dit aan zijn lieve
lingswerk in Gouda en restaureerde
fl aar voor 3 dezer koorranjen. Volgden
verder de steden Rotterdam, Amsterdam,
Leiden, Delft, de Twentsche Kunstvrien
den, het Koninklijke glas 22, geschonken
in 1567 door Prins Willem I en hersteld
met bijdragen van H. M. de Koningin en
H. M. de Koningin-Moeder en op 19 Sept
1928 onthuld in tegenwoordigheid van
H. M. de Koningin-Moeder en Z. K. H.
Prins Hendrik der Nederlanden. Daarna
volgden de glazen 20 en 21, teruggebracht
in hun oorspronkelijke gedaante van 7
kleine vensters, tafereelen uit het*lijden
van Christus en geplaatst in de spe
ciaal daarvoor gebouwde kapel, die wij
te danken hebben aan den kuiistzin,
burgerzin en oudermin van den heer W.
van der Vorm te Rotterdam.
Dit uiies In korte trekken hier be
schrijvend zou den lezer doen denken
dat dit alles zoo maar vlot en gemakke
lijk is gegaan. Vaak toch was het tegen
deel het geval. Ik vertelde immers hier
boven reeds van 3 geblindeerde ramen
tegelijk. Welnu in dien tijd 1920—1925
werd het steeds moeilijker belangstellen
den te vinden, die de kosten der herstel
ling van een glas op zich wilden nemen.
Toen is dan ook op initiatief van voor
aanstaande landgenooten opgericht het
„Fonds tot Herstel van de Goudsche
glazen". Wat dit „Fonds" heeft bereikt
iigt bij alle lezers zeker nog wel versch
in het geheugen. Op Zaterdag 17 October
1936 moenten wij de geheele nog restee-
rende serie van 16 glazen van dit „Fonds"
aanvaarden.
Op denzelfden dag werd ook het 2de
gedenkraam 28b onthuld. Moge dit raam
eeuwen lang den dank van het Neder -
landsche volk uitspreken van het
tegenwoordige zoowel ais van vele jxa
ons komende geslachten aan het
„Fonds tol Herstel van dè Goudsche
glazen" en aan allen die dit werk heb
ben gesteund.
Eeuwen lang, dit is een groot woord.
Toen aan de herstelling begonnen werd,
waren ongeveer 3| eeuw over k,erk en
glazen heengegaan en meer'of minder
goed, bewaard gebleven. Wat is er niet
al gebeurd gedurende den tijdt dat aan
de herstelling gewerkt Is?
God geve dat stad en land bewaard
blijven voor natuurrampen; maar meer
nog voor den ramp van oorlog en bur
geroorlog, die meer verwoestend zijn dan
natuurrampen of de tand des tijds.
Dit overzicht maakt niet de minste
aanspraak op volledigheid Dit is in een
klein bestek en^korten tijd ook niet wel
mogelijk. Belangstellenden zullen echter
in de maanden Junl-Aug. in de gelegen
heid worden gesteld veel, zoo niet alles,
wat van en over de glazen bestaat, te
zien en te vernemen, op eene tentoon
stelling die ln het koor der kerk zal
worden georganiseerd.
Moge die zóó goed bezocht worden, dat
van het batig saldo de schuld, pl.m.
14.00,—, die voor de gemeente Gouda
nog op het gedenkraam 28b rust, kan
worden afgelost.
C. v. K.
In het feestelijk nummer, van de
„Goudsche Courant", verschenen op 31
Maart 193G, schreven wij een enkel
woord over het kerkgebouw der Oud-
katholieke Gemeente, dat geheel achter
de huizen verborgen ligt en dateert uit
de 17e eeuw. toen „de Hoogmogende
Staten van Holland" en de stedelijke
autoriteiten slechts oogluikend vde uit
oefening van den katholieken eeredienst
toelieten. Ter aanvulling geven wij thans
bij dit 75-jarig Jubileum eenige bizon-
derheden over het hieronder afgebeelde
huizencomplex Gouwe 107-113, dat het
eigenlijke kerkgebouw geheel aan het oog
van den voorl^jganger onttrekt.
Daaromtrent vinden wij in het volgend
citaat uit: „Geschiedenis en Beschrij
ving d,er Stad van dfcf Goude" door C. J. de
Lange van Wijngaarden, bewerkt door
J. N. Scheltema 1879, deel" III, pag. 266:
„In den jare 1630 althans kocht hij (Pur-
„merent) reeds van den Stads-secretaris
„Mr. Gerard Fraudeniers een huis op de
„West-Gouwe bij de St. Joostenbrug voor
4600.waaraan hij voor reparatie nog
1600— toevoegde, en welk pand hij
„spoedig, door aankoop van eenige wo
ningen op den Raam en een huis met tuin
„op de Gouwe, aanmerkelijk verbeterde
„en in waarde deed stijgen. Het een en
„ander werd eerlang tot kerk en pastorie
„ingericht en ofschoon deze beide daar
„zeker ook vroeger geen kwaaie vertoo-
„ning zullen hebben gemaakt, kah men
„tegenwoordig, na dê laatste verbouwing
„weinige jaren geleden, daarvan zonder
„ophef zeggen, zij maken er het sieraad
„uit van dat gedeelte der stad".
De schrijver herinnert hier aan twee
zeer belangrijke momenten in de geschie
denis van de Oud-kathelieke Goudsche
gemeenle.
1°. het jaartal, waarin he* eerste pand
van hef tegenwoordig bezit werd aange
kocht, namelijk 1630 en
2°. de ingrijpende verbouwing, die in de
zestiger jaren der vorige eeuw tot stand
gekomen is.
De pastoor in deze „Beschrijving" be
doeld, is Petrus Purmerent, geboren 4 De
cember 1587 te 's Gravenhage. In 1615 door
Aartsbisschop Rovenius aangesteld tot
zielszorger der Katholieken te Gouda en
omgeving, was hij de derde pastoor, die
sedert de Groote Sint Jan voor goed aan
'de Katholieken ontnomen werd, de ver
strooide gemeente bestuurde. Voortdu
rend er op bedacht om haar voortbestaan
Ie verzekeren voor de toekomst, besloot
hij in 1630 tot den aankoop van het boven
genoemde pdnd, dat hij geleidelijk uit
breidde door nieuwen aankoop van en
kele woningen op de Raam en richtte ver
volgens „het één en ander eerlang tot
kerk en pastorie in."
Oorspronkelijk gaf een kleine, weinig
opvallende ingang op de Gouwe gelegen
heid om het kerkgebouw te betreden langs
een smal gangetje, waarvan tegenwoordig
nog een restant te zien is. Aan het einde
van deze lange gang kreeg men toegang
tot de kerk nabij de ruimte voor het zang
koor, gelegen in westelijke richting, ter
wijl recht tegenover dit laatste het altaar
stond in de oostelijke richting, overeen
komstig het oude voorschrift van de hei
lige linie. Van de straatzijde af was er dus
niets van een kerkgebouw te bespeuren,
zoodat het geheel en al het zuivere type
vertoont van zeventiend e-eeuw-
sche schuilkerk. Dit karakter heeft
zij behouden ook na de ingrijpende ver
bouwing van het geheele huizen-complex
tusschen 1863 en 1868 onder het pastoraat
van Johannes Henricus de Jamaer (1860-
1883).
Deze verbouwing betrof allereerst de
kerk, de pastorie en de drie woonhuizen,
die aan de straatzijde gelegen waren tus
schen de pastorie en den zodeven genoem
den smallen ingang naar het kerkgebouw
Zij beoogde vóór alles een vergrooting
van de kerk, alsmede het aanbrengen van
een flink kerkportaal met breeden voor
gevel, ten einde meer dan voorh^n den
toegang een kerkelijk cachet tePgeven
Men bereikte dit laatste door van de drie
gesloopte woonhuizen er slechts twee op
te bouwen en de overgebleven ruimte te
gebruiken voor het breede portaal, waar
boven den kosterswoning werd ingericht.
Den voorgevel construeerde men als volgt:
Toegang tot het portaal geven twee hooge
deuren, bekroond door een kerkraam,
waarvoor .geplaatst werd het patroons
beeld (Sint Jan Baptist), terwijl in den top
het geheel wordt afgesloten door een ge
smeed ijzeren kruis. Voorts werd het in
térieur der kerk ten zeerste gewijzigd. De
ruimte voor de koristen, en het kerkorgel
werden verplaatst naar de Oostzijde, waar
vroeaer het altaar zich bevond, terwijl het
laatste nu in westelijke richting, doch meer
achterwaarts, werd opgesteld, waardoor
het schip der kerk aanmerkelijk vergroot
werd. Bovendien werd hierdoor van het
nieuwe kerkportaal uit de gelegenheid ge
opend om een veel praktischer toegang te
verkrijgen tot het kerkgebouw dan voor
heen. Een en ander zal in die dagen heel
wat hoofdbrekens hebben gekost, maar
pastoor de Jamaer. die tevens een alge-
heele verfraaiing van het kerkgebouw be
oogde, heeft de voldoening mogen sma
len, dat inderdaad een vernieuwd heilig
dom te voorschijn kwam, waarbij echter
geenszins het oude karakter van de
„Schuilkerk" verloren was gegaan. Overi
gens onderging ook het géheèle front
complex der huizen aan de straat met de
verbouwing een zoodanige verandering,
dat nog steeds hierqp het woord van den
geschiedschrijver van toepassing blijft:
„het maakt het sieraad uit van dit gedeelte
der stad".
Uit de naamlijst der pastoors, die van af
1630 achtereenvolgens de pastorie der
Oud-bisschoppelijke Cleresie aan de Gou
we hebben bewaard noemen wij de gees
telijken der laatste 75 jaar:
Henricus de Jongh 2 April 1862.
J. H. de Jamaer 1860—1883.
C. A. Harderwijk 1883—1894.
G. L. Rinkel1894—1902.
W. Gol1902—1919.
J. A Roeseling 1919heden.
J. A. ROESELING.
Kerkingang en Pastorie der Oud-Katholieke Kerk.