1
Iets voor II
.êsdÉa O
WEB.1N0X S DORTUND
lïnncntii
Het landschap om Gouda in den loop der eeuwen
Tandheelkundig
Instituut
Dentoform
Hoe komt het
H. v. d. POOL
„Havana Staafjes
„De Herder"
A. QUANT
De OVERHEMDEN Specialist
F. BIJLSMA -
Boekhandel Lange Tiendeweg 5 Telefoon 2330
ERRES
L. VAN OEL
GOUWE
Firma N. NOORDEGRAAF
Kleiweg 1-7
Uouda
Als U onze etalage ziet
WILLEM VAN MOURIK
mt
fm
V\>
V\x\L
,\\S*Ss
H. H. Aannemers en
ArchitectenLaat Uw Blauw- en Océdrukken bij ons vervaardigen Billijk en vlug
WISKUNDE
P. S. DAUVILLIER.
rn
zl £T
0 I
S. Z. 4
dat de EYSINKMOTOR 3 jaar achtereen het
KAMPIOENSCHAP VAN NEDERLAND
behaalde in zwaar terrein (1934-1935-1936)?
KOOPT EEN EYSINK HIJ KAN ER TEGEN t
Prijzen vanaf ƒ245
Wr" bï I
O
m
O
70
c
r
Voor Uw Schoenreparatie
RAAM 107—109.
Nieuw 1
NieuwEDELACHTBAAR
TABAK- EN SIGARENMAGAZIJN
Is U al lid der afdeeling Gouda
van de Zuid-Holt. Vereeniging
„HET GROENE KRUIS"
GOUDA
TURFMARKT 30
BANKIERS en
ASSURANTIE-BEZORGERS
SAFE-DEPOSIT
ALLE ASSURANTIËN
Turfsingel 2527
Telefoon 2702
Gevestigd sedert 1900
LANGE TIENDEWEG 45.
Wie belangstelling heelt voor het Hollandsche
landschap in zijn tegenwoordige gedaante, ver
valt vroeg oi laat in de noodzakelijkheid kennis
te nemen van de wijze, waarop de landschaps-
vormen, die wij nu zien, zich hebben ontwik
keld. Alleen uit het verleden immers kan men
het heden leeren verstaap. In de onderstaande
bijdrage is daarom getracht de ontwikkelings
geschiedenis van het landschap in onze naaste
omgeving in groote lijnen te schetsen.
A. SCHEYGROND.
Deze schets kan niet in alle opzichten op juistheid bogen, onze kennis
i daarvoor nog te onvolledig, het aantal hiaten is nog te groot. Veel
v\at dit deel van ons land betreft is in de laatste jaren reeds bekend
geworden, vooral door het prachtige werk van Dr. T. Vink. Het aantal
problemen, dat nog om een oplossing vraagt is evenwel nog zoo groot
on de aard dier problemen is nog zoo gewichtig, dat nog vele jaren van
onderzoek noodig zullen zijn, alvorens wij ons een beeld van de land
schapsontwikkeling zullen kunnen vormen, dat bij benadering juist is.
Het ontstaan van het landschap.
Het begin van het ontstaan van het landschap in de omgeving van
Gouda ligt reeds enkele tientallen eeuwen achter ons. De zeespiegel was
toen nog verscheidene meters lager dan thans; het westelijk deel van
Holland'had het karakter van een waddenzee, waar wat riet en biezen
groeiden. Rijn en Maas vormden hier hun delta-gebied.
Tengevolge van de voortdurende rijzing van den zeespiegel werd het
geheele gebied bij vloed overstroomd en werd door de zee een dikke
Inag klei afgezet. Dit is de blauwe zeeklei uit de droogmakerijen.
in later tijden heeft zich op deze klei het uitgestrekte veen ontwikkeld,
dat thans, meters dik, onder de oppervlakte van de Hollandsche lande
rijen ligt. Dit was mogelijk omdat zich op vrij grooten afstand van de
diluviale kust een schoorwal, later een duinenreeks had ontwikkeld, die
de waddenzee afsloot. De vloed kreeg dientengevolge niet meer onge
hinderd toegang, bij eb liep alles droog. De rivieren bleven hun water
aanvoeren, zoodat zich in het, aanvankelijk brakke, water de basis van
een rietveen kon ontwikkelen.
Het klimaat, dat vochtiger en milder werd, begunstigde deze veen-
vorming zeer. Het rietveenstadium werd gevolgd door dat van het moe-
rosveen. De els was het eerste houtige gewas, dat zich hier vestigde,
'i oen later de bodem door de voortdurende ophooging met de resten
van deze vegetatie droger geworden was, ontwikkelde zich het woud-
veen, waarin berk, hazelaar, den, eik en wilg overheerschten. Deze veen-
bodem moet dus zelfs vrij zware bosschen gedragen hebben. Overblijf
selen hiervan zijn op verschillende plaatsen in onze naaste omgeving
blootgelegd, o.a. bij Boskoop en Hazerswoude, in de Broekvelden en in
de Krimpenerwaard. In oude geschriften vinden we deze bosschen aan
geduid als het Sacrum nemus, het Heilige Woud en Sylvia sine gratia,
het Woud zonder Genade.
Wat het verdere verloop van het verveningsproces betreft, moet een
onderscheid gemaakt worden tusschen het veen buiten en binnen de
delta. Buiten de delta, ongeveer ten Noorden van den Ouden Rijn, ont
stond nu mosveen. dat zich evenwel niet tot een echt hoogveeq ontwik
kelde. In de delta, dus in 0113 e naaste omgeving, heeft de aanvoer van
het voedingsstofnjke water der talrijke rivierarmen, die dit gebied door
sneden een verdere ontwikkeling van het veen vrijwel onmogelijk ge-
i: .akt; het oleef in bet veenmosstadium verkeeren.
Van het wilde gedierte, dat de bosschen bewoonde is niet zoo heel
veel bekend. Het wilde zwijn en het edelhert kwamen er stellig voor;
de resten ervan zijn in het veen teruggevonden, o.a. bij Schoonhoven.
Krimpen en Sluipwijk. Vermoedelijk zal ook de oeros, de stamvader
van ons tegenwoordig rund, er gehuisd hebben. Uit een grafelijke reke
ning van 14 Dec. 1344 blijkt althans, dat toentertijd dit dier nog in Holland
..erd aangetroffen. Otters ontbraken toen zoomin als nu, en ook de
bever, nu al sinds geruimen tijd in ons land uitgestorven, schijnt vrij
algemeen te zijn geweest. Bevervleesch verscheen op de tafel der aan
zienlijken. Nog slechts enkele eeuwen geleden kwamen bevers voor in
dj Blesbosch.
Het landschap in de Middeleeuwen.
Bed ij king en inpoldering.
Tot de 11de eeuw bleef het Zuid-Hollandsche veen vrijwel onbewoond.
Hier en daar oefenden visschers, jagers en vogelaars hun bedrijf uit,
inaar het woongebied bleef voor dien beperkt tot de kuststrook en tot
enkele plaatsen binnen de oudste waterkeeringen. Het is waarschijnlijk,
dat de eerste dijken hier omtrent den graventijd werden gelegd. Dat
waren nog niet de hooge en zware waterkeeringen, die wij nu kennen.
Zulke dijken waren in dien tijd technisch nog niet mogelijk, maar ook
niet noodig, daar de zeespiegel lager was dan thans en de bodem hooger
lag. Behalve als waterkeering werden zij benut als verkeersweg, zooals
ook thans gewoonlijk het geval is ('s-Gravenwegl). De Krimpenerwaard
vhijnt reeds in de 11de eeuw bedijkt te zijn geweest. Voordien stroomde
de Hollandsche IJsel, toen nog een tak van den Rijn, vrij door het land,
waarvan wordt vermeld, dal het hoofdzakelijk uit weiden en bosschen
bestond.
De ontginning van het uitgestrekte veen achter de duinen werd voor
de ln aantal toenemende bevolking evenwel een gebiedende eisch. Reeds
in de 13de eeuw weid met de bedijking en inpoldering een aanvang
gemaakt. Kaden en dijken werden gelegd, slooten gegraven en met
molens werd de waterstand in de polders geregeld. Voor akkerbouw
was deze streek minder geschikt, al werden hier en daar wel alleilei
gewassen geteeld, bijv. de hennep, die tot in het einde van de vorige
eeuw. vooral in de Krimpenerwaard, een belangrijk product leverde
voor de touwslagerijen. Het lage Hollandsche land scheen aangewezen
voor de veeteelt en reeds heel vroeg kreeg het zuivel uit deze streken
een goede reputatie. Tot het einde der 14de eeuw vormde het gebied
tusschen den Ouden Rijn en den Hollandschen IJsel nog een uitgestrekt
en woest moerasbosch, hier en daar afgewisseld met weiden, die in
omvang toenamen naarmate het bosch door kappen van het hout voor
brandstof en huizenbouw, verdween. Bij het woord bosch moet men in
b rt algemeen echter niet denken aan een hoogstammig woud, maar meer
aan uitgestrekte bosschages van allerlei lage houtsoorten.
Het Goudsche bosch.
Het Goudsche bosch, waarvan o.a. de Lange van Wijngaarden ons ult-
/oerig verhaalt in zijn „Geschiedenis der Heeren en Beschrijving der
Stad van der Goude" (1813), maakte deel uit van dit moerassige woudcom
plex. Tot het einde der 14de eeuw lag dit ten Westen van de stad, zich
tstrekkende van de Raam tot Moordrecht en langs de Gouwe tot Wad-
dinxveen. Er stonden zware en hooge boomen, waarin véle vogelsoorten
nestelden. Het behoorde tot het domein der Heeren van der Goude, die
er geregeld ter valkenjacht gingen. Het werd dan ook in stand gehouden
als reigerbosch. De blauwe reigers, die er nestelden, waren immers
onmisbaar voor het hoogadellijke vermaak der valkenjacht. Verder nes
telden er lepelaars en kwakken, welke laatste vogels thans in ons land
als broedvogel zijn uitgestorven. Bovendien vermelden rekeningen uit
1359 en 1361, in afschrift aanwezig in het Gemeentelijk Archief, dat er
ook „witte reijghers" en „witvogels" voorkwamen. De vraag rijst of
hiermede wellicht de groote en kleine zilverreiger bedoeld kunnen zijn,
die thans in elk geval in ons land zijn uitgestorven. In het Stedelijk
Archief bevindt zich ook nog een charter van Jacoba van Beieren, ge
geven Slot ter Goude in 1428, waarbij aan de voetboogschutters jaarlijks
veertig paar reigers wordt toegekend voor het prijsschieten.
In de tweede helft van de 14de eeuw ging het bosch uit de handen
van de graven van Blois over in die van Hertog Aelbrecht van Beieren.
die zich, toen hij in 1399, in verband met zijn krijgstochten tegen de Frie
zen, in geldnood jat, haastte groote deelen ervan te vevkoopen aan
Goudsche burgers. Dit beteekende de aanvang van het einde. Het bosch
wordt dan spoedig herschapen in hop- en moestuinen; ook werden er
'vruchtboomen geteeld, die van zeer goede qualltelt schijnen te zijn ge
weest; er werd althans een aanzienlijke handel in gedreven. Het geheele
gebied ten Westen van Tergouw kreeg aldus een ander aanzien. In 1401
wordt voor de eerste maal dit onmiddellijk aan de stad grenzende gebied
aangeduid met den naam „Korte Akkeren".
Het Zevenhuizensche bosch.
Een soortgelijk terrein was het internationaal bekende Zevenhuizen
sche bosch. behoorende tot het z.g. „Huis ter Duyn", dat aan de Westzijde
van den door het dorp loopenden weg, tegenover het kerkgebouw was
gelegen. De levensduur hiervan is evenwel belangrijk grooter geweest.
In een manuscript van Jacob Loys, getiteld „Oude ware beschryvinge
van Schielant", omstreeks 1672 geschreven, vindt men over dit bosch
o.a. het volgende: „Dit huys is gelegen aan de suytsyde in het midden
van het dorp van Sevenhuysen aen een moerassige boschagie, dat seer
dicht en wel is beplant met veel geboomten van verscheyde soorten,
hetwelcke de oorsaecke is. dat hier in deese boschagie seer groote
quantiteyt van reygers, quacken, lepelaers, krayen, kauwen ende meest
van alle noch schollevaers ende diergelycken gevogelten noch meer,
elck in sijn quartier haer nesten maeckende ende met seer groote
menichte haer jongen aldaer uytbroeyen ende voortteelen".
Een eigenlijk kasteel was dit „Hof van Zevenhuizen", volgens de Lange
van Wijngaarden, vermoedelijk niet, meer 'n soort ridderhofstede, voor
namelijk van belang als wachthuis bij het reigerbosch. Jan van der Duyn
had het in 1386 in leen verkregen van den heer van Brederode, die het
op zijn beurt in de 13de eeuw van de Hollandsche graven gekregen had.
Van de belangrijke vogelwereld wordt voor de eerste maal melding
gemaakt in een plakkaat van Keizer Karei V, die op 28 Dec. 1554, op
verzoek van Jacob van der Duyn, het verbod uitvaardigde om zonder
toestemming van den rechthebbende in genoemd reygerbosch vogels te'
vangen of te dooden. De bevolking van Zevenhuizen schijnt echter hard-
leersch te zijn geweest; het bleek althans noodig in 1593 en 1608 soort
gelijke plakkaten opnieuw uit te vaardigen. Loys vermeldt nog, hoe het
gewoonte was tusschen Hemelvaartsdag en Pinksteren de nesten te
storen. De jonge vogels werden dan met schuiten vol naar de Holland
sche steden vervoerd, waar zij tegen goeden prijs werden verkocht;
zoo kreeg ook Koning Jacobus 1 van Engeland telkenjare twee schepen
vol met vogels, aalscholvers uitgezonderd, gestuurd. Dit „schudden" van
schollevaars schijnt voor den wijden omtrek een groote aantrekkelijk
heid te hebben gevormd. Loys schrijft althans: „Alsdan komt 'er een
groote quantiteyt van'volck uyt geheel Hollant ende andere provintiën
ende landen om deese schuddinghe te sien, ende elck mensch. die wilt
komen sien, moet met den kasteleyn accordeeren, of komt niet in het
bosch."
John Ray (Travels through the low countries. 1738) vermeldt, dat in
het Zevenhuizensche bosch zelfs de gekuifde aalscholver zou gebroed
hebben, een bewering, die echter terecht in twijfel getrokken wordt.
In het einde van de 17de eeuw is het bosch evenwel verdwenen, de
boomen waren gerooid en de bodem was reeds grootendeels afgegra
ven. Zevenhuizen lag vrijwel temidden van het water. In den loop van
de 18de eeuw reeds werd dif gebied,weer drooggelegd.
De vogels waren evenwel in de buurt van dit steeds water- en visch-
rijkere oord gebleven. Waarschijnlijk gingen zij grootendeels naar het
in den nabijen Wollefoppenpolder gelegen Schollevaarseiland, dat tot de
droogmaking van dit terrein tot den Prins Alexanderpolder in 1874, een
bekende broedplaats was van allerlei merkwaardige en zeldzame vogel
soorten.
De gevolgen der vervening.
Zooals reeds hierboven terloops* vermeld, werd het gebied tusschen
Ouden Rijn en Hollandschen IJsel voor een zeer groot deel in den loop
van de 14de, 15de en 16de eeuw afgegraven en in watervlakten ver
anderd. De turf, die door deze vervening werd verkregen werd voor een
belangrijk deel verbruikt in de nabijgelegen steden, o.a. in Gouda, dat
veel turf noodig had voor zijn bierbrouwerijen en later voor de pijp-
makerijen. De Reeuwijksche en Sluipwijksche plassen schijnen voor het
grootste deel in den loop der 18de en 19de eeuw te zijn ontstaan.
Aanvankelijk waren de meren, die door deze vervening ontstonden,
nog door stroken land van elkaar gescheiden, zooals dat thans nog in
Sluipwijk het geval is. In den loop der jaren gingen zij evenwel een
samenhangend geheel vormen, zoodat tal van dorpen min of meer ge
heel te midden van het water kwamen te liggen: Nieuwerkerk, Zeven
huizen, Moercapelle, Waddinxveen, Sluipwijk enz. Voor deze plaatsen
gingen de steeds in omvang toenemende meren een ernstig gevaar
vormen.
De vervening ging dus gepaard met een aanzienlijk landverlles; zij
werd daarom al spoedig door de luDoge Overheid aan beperkende be
palingen onderworpen. Hertog Aelbrecht van Beieren schijnt in 1382 de
eerste te zijn geweest, die voorschriften betreffende het vervenen vast
stelde. Tot op den huldigen dag bestaan soortgelijke bepalingen. Bij de
meeste verveningen was een der belangrijkste voorschriften, dat door
de verveners een z.g. slikgeld moest worden gestort in een fonds, waar
uit later de wederdroogmaking der door vervening ontstane plassen
kon worden bekostigd, ln de meeste gevallen was dit fonds evenWef i
toereikend. Met behulp van de Staten, later ook van de NederlandicT
regeering, warden evenwel vrijwel alle ultgeveende plassen tu««ch
Ouden Rijn en IJsel drooggemalen. Het eerst was de Zoetermeeri
meerpolder aan de beurt, in 1614; daarna volgden er vele, o.a. da Zuu
plaspolder, evenwel pas in 1839, en de Prins Alexanderpolder in 1074
De Reeuwijksche plassen zijn enkele jaren geleden, vermoedelijk Vo
goed, dlh dans ontsprongen. Schrandere zakenlieden, als onze vq0'
ouders waren, hadden zij de slechtste stukken maar nat gelaten-
gaven de voorkeur aan de vette kleipolders; de Reeuwijksche pla».
lieten zij over aan het nageslacht, dat er hen thans evenwel dankba^
voor is. dat dit schoone merencomplex bewaard is gebleven en thani
een oord van ontspanning is voor dit deel van"Zuid-Holland.
Zoo ontstond dus ln den loop der eeuwen het landschap, 2ooalt wit
dat allen kennen. Allereerst de hooggelegen polders, deel uitmakend»
van het samenhangende veen van Noord- en Zuid-Holland, voornam»
lijk bestaande uit wei- en hooiland, slechts hier en daar ln gebruik
genomen voor de boomkweekerij; voorts de dieper gelegen, Jonger»
droogmakerijen, met een grootendeels kleiachtigen bodem, deel» ln
gebruik als grasland, deels benut voor den akkerbouw, zooals bijv. het
geval is in den Zuidplaspolder. Slechts enkele uitgevende terreinen
zijn tot den huldigen dag nat gebleven.
De Krimpenerwaard.
Hoe is het nu gegaan met het landschap ten Zuiden van den Holland
schen IJsel, in de Krimpenerwaard?
In het begin van deze bijdrage vermelden wij, hoe de zee in het weit»
lijk deel van Holland een kleilaag afzette, de klei van onze droogmake
rijen, waarin men thans nog herhaaldelijk schelpen van zoutwater
mollusken vindt. De streek ten Zuiden van den Hollandschen IJsel be
hoorde evenwel tot het accumulatiegebied van de Rijndelta, die in ze»
uitstak, en zij werd dientengevolge nooit door het zeewater over
stroomd. Op het diluviale zand treft men hier geen zeeklei, maar eau
rivierkleilaag van sterk wisselende dikte, waarop een dikke veenlaag li
afgezet. De kleilaag is op sommige plaatsen zelfs 6 m dik, terwijl veen
profielen van 6 en 8 m niet zeldzaam zijn; het veen kan zelfs 12 m
dik zijn.
Ten Oosten van de Vlist is dit deltaveen grootendeels door rivierklel
bedekt. In het gebied ten Westen hiervan, het grootste deel van d«
Krimpenerwaard dus, is langs de rivieren de Lek en den Hollandichen
IJsql een jong holoceen kleidek afgezet. Ook langs de Vlist, oorspron
kelijk een veenwater, vindt men deze klei terug. De rest van dit uitge
strekte Perkouwsche veen, zooals Dr. Vink het heeft genoemd, is even
wel door de rivieren onaangetast gelaten. Ook dit terrein is vroeger zeer
boschrijk geweest, wat blijkt uit de talrijke vondsten, die hier nog in
den grond en onder water worden gedaan. Overal vindt men resten van
boomen en struiken: dikke eiken, veel elzen, wilgen en populieren, ook
hazelaars. Na de vernietiging van het oorspronkelijke plantendek, waar
schijnlijk meer dan 1000 jaren geleden, hebben de zoogenaamde schrale
landen, waarin Molinia, het pijpestrootje overheerscht, gedurende eeu
wen hun stempel op de vegetatie gezet. De hennepcultures, die hier
vooral in de 17de en het begin der 18de eeuw tot grooten bloei kwamen,
vielen bij de uitgestrektheid der schrale landen in het niet. De veeteelt
was toen evenwel nog van geringe beteèkenis. De mest werd uitsluitend
gebruikt voor de hennepakkers. In het midden van de vorige eeuw
bracht de snel opkomende varkensmesterl) en het gebruik van kunit
mest een groote verandering in den plantengroei, en daardoor in bet
aanzien van het landschap, in de waard. Het oppervlak van het schrale
land, oorspronkelijk vermoedelijk meer dan 10.000 ha, werd terugge
bracht tot ongeveer 20 ha. die thans nog zijn overgebleven. De geheele
waard is nu bedekt door sappig groenland, hooi- en weiland van uitste
kende hoedanigheid. Behalve wat akkertjes op de klei langs de rivier
oevers, wat boomgaarden en tuinderij bij de bebouwing vinden we,
verspreid door de geheele waard, nog wat bosschages van het boezem-
land, enkele grienden en eendenkooien, die het laqdschap verlevendi
gen. De grootste eendenkooi, gelegen om de bij den St. Elisabethsvloed
van 1421 gevormde Bakkerswaal, ligt evenwel aan den Lekdijk tusschen
Krimpen aan de Lek en Lekkerkerk.
In de bovenstaande schets konden wij, tot ons leedwezen, slecht»
weinig aandacht schenken aan de verandering in de flora en fauna, die
de wijziging van het landschapsbeeld met zich meebracht. Slechts en I
kele belangrijke wijzigingen in de vogelwereld konden speciale vermel
ding vinden. Onze kennis van deze veranderingen is namelijk uitermate
gering. Hoe de plantengroei hier vroeger was, welke soorten er deel
van uitmaakten en welke in de vegetatie overheerschten. is thans met
geen mogelijkheid meer na te gaan. Slechts in de Krimpenerwaard kun
nen wij ons van het plantendek van het nabije verleden een voorstelling
maken, daar wij in het schrale land het vegetatiebeeld van eeuwen her
ongeveer bewaard vinden. Deze omstandigheid was vorig jaar voo# de
stichting „Het Zuid-Hollandsch Landschap" dan ook aanleiding om een
stuk schraal land onder Berkenwoude aan te koopen en tot natuurmonu
ment te verklaren.
Moge het besef van deze geringe kennis voor ons allen aanleiding
zijn om ons te doordringen van het besef, dat het noodzakelijk is om
eigen land beter te leeren kennen en de verworven kennis vast te leggen,
opdat het nageslacht zich een beter beeld zal kunnen vormen van het
tegenwoordige Hollandsche landschap, dan wij dat kunnen doen van het
landschap in het verleden!
Gouda. Maart 1937.
Dr. A. SCHEYGROND
VERKLEINDE REPRODUC
TIE VAN EEN KAART VAN
SCHIELAND EN DE KRIM
PENERWAARD, weergevende
den toestand in het midden
der 18de eeuw. Ontleerid aan
„Hedendaagsche Historie of
Tegenwoordige Staat van alle
Volkeren: XVIIde deel Ver
volgende de Beschryving der
Vereenigde Nederlanden. En
wel in rt byzonder vah Hol
land". Verschenen ln 1749 bij
Isaak llrion te Amsterdam.
*\X
rjiapppp
(V - - 5.
jut
tBDirrcti Mtiri
r'"A jk
i
tvv>V\
H IEL AU®
IMPERWAAltD
bi
Café ..DE BEURS",
MARKT 42 - GOUDA.
Spreekuur Donderdags 9—12 uur.
leheele gebitten met garanti* 80.-.
Alles inbegrepen.
Vullingen 2.
lessen aangeboden, op zee* billijke voor
waarden voor leerlingen H. B. S. en
Gymnasium, voor candidaten BOUWKUN
DIG OPZICHTER enz. door
Burg. Martenssingel 12.
=3 CD
ca
cd
2 CU
5. ca
a
CD
<35
Een gemakkelijker stofzuiger
dan dit nieuwe ERRES
fabrikaat van R. S. Stokvis
en Zonen zult U vergeefs
soeken. Laat otyi U dit
nationale product eens mo
gen tonen. De prijs bedraagt
slechts Fl. 45.-, geheel com
pleet.
en verder alle Provinciale terreinkanipioenschappen in 1935 en 1936,
terwijl een keur van gerenommeerde buitenkmdsehe meiken meedingt
In le. door vaste ligging;
- 2e. gemakkelijke bestuurbaarheid;
groote trekkracht;
bijzondere remkwaliteiten;
gemakkelijke bediening
Uithoudingsvermogen enz. enz..
Vraagt prospectus van het
ttlom bekende model
JUBILEUM 4 P.K.,
3 versnellingen, z onder
eenige verplichting bij de
HOOFDAGENT VOOR
GOUDA en OMSTREKEN
2e.
3e.
4e.
5e.
6e.
■HYS1NK
naar de Schoenmakerij van
ét
hoogfvjn kwaliteit sigaartje in luxe doosjes a 10 STUKS 25 CENT
NEEMT PROEF! NEEMT PROEF!
Firma A. H. J. WIJTENBURG - WIJDSTRAAT 43 (hoek Groenendaal)
Opgericht 1845.
Zoo niet, getjft U dan op bij de
Secretaressé
VAN BEVERNINGHLAAN 21
TELEF. 2504
<S'.'Sri
'.ïfeSt
\wf2^
Kleiweg 12
(Official-dealer)
Gouda
Telef. 3016
1 JANUARI 1842
Telegram-AdresKNOXDORTLAND
TELEF. No. 2244, na zes uur 2245
CREDIETEN
DEPOSITO'S
EFFECTEN
COUPONS
BELEENING
WISSELS
VREEMD GELD
UITVOERING VAN EFFECTENORDERS ter beurze van
Amsterdam, Rotterdam en de voornaamste buitenlandsche
beurzen
I I 1
EF.T-, THEE- en
ONTBIJTSERVIEZEN
DRINKSERVIEZEN
GERO-ARTIKELEN
STAALWAREN
LEDERWAREN
REISARTIKELEN
GLASWERK
ÜUNSTNIJ VERHEIDS ARTIKELEN
DELFTSCH BLAUW
PLATEEL, enz.
VOOR ELKE GELEGENHEID EEN AAIIDlG. APART GESCHENK.
Zoo ge niet weet, wat te geven, advist-cien wij U gaarne.
ONZE VOORJAARSCOLLECTIE in de nieuwste modellen DAMES-
TASCHJES, is uitgebreider dan ooit.
v- EETSERVIEZEN IX MEER D VN 100 SOORTEN.
ZEER CONCURREERENDE PRIJZEN 1
JA!dan MOET U toegeven dat wij
zijn.