DE LICHTVOORZIENING VROEGER EN THANS IN GOUDA EN OMSTREKEN. HET SPAARBANKWEZEN IN HET VERLEDEN EN HEDEN. 1 De drinkwatervoorziening eertijds. GAS NAAST ELECTRICITEIT. DE GOUDSCHE WA^ERLEI DE POTTENBAKKERIJ VAN OUDSHER EN DE MODERNE KERAMISCHE INDUSTRIE. De moderne vuilnisauto, die in de plaats van de hondenkar is gekomen. DE ELECTRISCHE CENTRALE IN HET EERSTE STADIUM b. Het brengen van het vuil naar on vruchtbare gronden om deze voor de teelt van sommige gewassen geschikt te maken, is ook een aantrekkelijke vorm van vuil- verwijdering. Het vuil wordt dan in een 12 M. dikke laag op het betreffende stuk grond uitgespreid en dan afgedekt met aarde of omgeploegd. Vruchtbaar bouw land wordt het natuurlijk niet en de hin der van glas- en andere scherven blijft men behouden, maar toch zijn sommige gewassen op dergelijke met vuil bewerkte gronden wel te verbouwen. c. Deze methode wordt in Den Helder gevolgd. Het vuil wordt hier in speciale schuiten geladen en in zee gestort. Men moet evepwel eerst een gewenschte stroo ming opzoeken om te voorkomen, {lat het vuil later weer aanspoelt, waardoor het strand van de badplaatsen bedorven zou kunnen worden. Lichte, drijvende voor werpen worden echter zooveel mogelijk apart gehouden en op een andere manier verwijderd. Deze methode is wel een eenvoudige en goedkoope oplossing van het vuilverwij- deringsvraagstuk voor een kleine en hier voor zeer gunstig gelegen plaats als Den Helder, maar voor grootere hoeveelheden vuil als b.v. van Rotterdam en pen Haag schijnt het toch wel ongewenscht, vooral met het oog op bovengenoemde strand- verontreiniging, de zee als vuilbergings- plaats te kiezen. d. Een radicale oplossing van het vuil- verwijderlngsprobleem is wel de vuilver branding. In Amsterdam en Rotterdam past men dit systeem met succes toe. De door de verbranding van het vuil vrijge komen warmte wordt weer benut voor de opwekking van electriciteit. In het bovenstaande heb ik in korte trek ken een beeld gegeven van de verschil lende manieren, waarop het huisvuil uit de woning kan worden verwijderd en van de meest gebruikelijke stelsels, die de Rei nigingsdiensten volgen om het verzamel de huisvuil onschadelijk te maken en, in dien mogelijk, nog nuttig aan te wenden. Het ophalen en verwijderen van het huisvuil is echter slechts een deel van de taak van den Reinigingsdienst. Het reini gen en stofvrij houden van de straten, het schoonhouden van de riolen, het verwij deren van vuil uit en het op diepte hou den van de stadsgeachten en het schoon houden van de gemeentegebouwen b.v. zijn ook heel belangrijke onderdeelen van het Reinigingsbedrijf. De beschikbare ruimte laat mij echter nfet toe hier nader op in te gaan. Tot slot zou ik nog de medewerking van het Goudsche publiek willen inroepen om onze stad schoon te houden. Schaft U daartoe een goed te sluiten vuilnisemmer aan. werpt geen vuil in slooten en grach ten en bedenkt, dat de straat geen vuilnis bak is, in één woord: „Houdt Uw stad rein!" J. P. ANEMAET, Directeur Gem. Reinigings- en Ontsmettingsdienst. spaarzaamheid te bevorderen en men be perkte er het werk van de spaarbank door. Men dacht bij het doel van het sparen bij na uitsluitend aan het „sparen voor den ouden dag". De ^bestuurders bewaarden een volkomen passieve houding en be perkten zich er toe, op bepaalde tijden in een daarvoor aangewezen lokaal zitting te houden, in afwachting of er zich soms een spaarder zou komen aanmelden. Re clame in hoe bescheiden vorm ook, werd ^aiinmer acfhaakt. zoodat op vele plaatsen de meeste bewoners absoluut onkundig waren van het bestaan der spaarbank. Be grijpelijkerwijs ontmoette deze exploitatie op den duur veel critiek, en er ontstond een strooming om te geraken tot oprich ting eener Rijkspostspaarbank, waarbij men wederom zijn blikken richtte naar Engeland, waar in het jaar 1861 een der gelijke instelling was opgericht. De Rijks-postspaarbank. Hier te lande trati.-de Rijkspostspaar bank in werking in 1881. De bedoeling was, dat zij aanvullend zou werken naast de bijzondere spaarbanken. Voor de bevor dering van het sparen is deze regeerings- daad van groote beteekenis geweest; de spaargelegenheid werd op belangrijke wij ze vermeerderd, terwijl het groote belang en het nut van het sparen hiermee officieel werden erkend. De Ned. Spaarbankbond. Naast de Rijkspostspaarbank bestaan er hier te lande op het oogenblik 181 spaar banken welke lid zijn van den Nederland- schen Spaarbankbond ^n een gezamenlijk inleggerskapitaal van ruim 410 millioen gulden beheeren, door ruim 1 millioen spaardeas aan haar toevertrouwd. Het is van belang eens na te gaan, op welke wijze deze spaarbanken het ver trouwen zoo hebben weten te winnen, dat de haar toevertrouwde gelden tot zulk een bedrag konden aangroeien. Niet het minst zal hiertoe hebben bij gedragen het feit, dat onder deze spaar banken er zeer vele zijn, die een eervol bestaan van meer dan een eeuw achter zich hebbenl Zij hebben in dit tijdsverloop het hoofd moeten bieden aan velerlei stor men op econoqiïsch en financieel gebied; de moeilijkheden^ waarmede zij de laatste jaren te kampen hebben gehad, liggen nog versch in het geheugen, doch onverzwakt hebben z^ij zich weten te handhaven en zullen zij ook thans de heerschende crisis te boven weten te komenl Organisatie der bijzondere Spaarbanken. De oorzaak van dit groote vertrouwen ligt mede in de organisatie der bijzondere spaarbanken. Deze is bij de spaarbanken bondsleden, die onderling zooveel afwij ken door grootte, enz. in menig opzicht verschillend; doch hierin étemmen zij overeen dat zij alle geregeerd worden door dezelfde grondbeginselen, die zich in het kort als volgt laten samenvatten: 1. Bestuurders der spaarbanken-leden van den Nedeijandschen Spaarbankbond verrichten hun taak geheel belangeloos; persoonlijk winstbejag van bestuurders is ten eenen male uitgesloten. 2. Het eenige en uitsluitende doel der spaarbanken-leden van den Nederland schen Spaarbankbond is „de bevorde ring van het sparen" onder alle klassen der bevolking. Dit is een van de rede nen, dat de spaarbanken door de over heid worden beschouwd als „instellin- gen van algemeen* nut", waardoor zij b.v.'vrijstelling genieten van zekfere be lastingen. 3. Bij de keuz# der belegging van de gel den. toevertrouwd aan de spaarbanken leden van den Nederlandschen Spaar bankbond is het alleen de zekerheid en de veiligheid van de belegging die den doorslag geeft: het zelfde principe, dat de beleggingen der Rijkspostspaarbank bel^eerscht. In tegenstelling met de afwachtende houding, die de spaarbanken in vroegere tijden aannamen, wordt thans een geheel andere methode gevolgd. Door doeltref fende reclame wordt het publiek de weg naar de spaarbank gewezen. Wie met de zen weg bekend is geraakt, wordt h'et spoedig duidelijk, dat de spaarbank van dezen tijd niet alleen een instelling is waar men zijn overgespaard*^geld brengt om het later, vermeerderd n^t rente, weer te kunnen opvragen, maar dat vele spaar banken diensten verleenen teneinde- het huishoudelijk budget van derf spaarder in evenwicht te houden. Dit geschiedt onder meer door,de instelling van Ophaaldien sten, door het verleenen van bemiddeling bij de betaling van belastingen, enz. enz. Deze sociale functie geeft aan het werk der bijzondere spaarbanken een buiten- gemeene beteekenis, welke, zoowel voor ieder mensch als voor den Staat in zijn geheel, van het grootste belang is. Alvorens een spaarbank tot den Bond wordt toegelaten, wordt een uitgebreid onderzoek ingesteld door de afdeeling contróle van den Bond. Dit onderzoek om vat zoowel de geldelijke positie der Spaar bank als hare statuten, waaruit moet blij ken, dat zij voldoet an de eischen door den Bond aan zijn leden gesteld, Is een spaarbank tot het Bondslidmaatschap toe gelaten, dan wil dit dus zeggen, dat zij is een instelling van algemeen maatschappe lijk nut, onderworpen aan de jaarlijksche Bondscontróle. DeNutsspaarban kte Gouda, Oost haven 12 is, vergeleken bij hare oudere zusters, een nog jeugdige instelling, zij is „slechts" 80 jaren. Blijkens het laatste jaar verslag waren er op 31 December 1936 12263 spaarders met een ingelegd kapitaal van 3.181.564,74, terwijl de reserve be droeg 431.548.49. H. P. C. DE BALBIAN, Directeur Nutsspaarbank. B ij het kennisnemen van het aan mij gericht verzoek tot het verstrekken van een bijdrage over de lichtvoorziening Vroeger en thans in Gouda en omgeving voor dit herinneringsnummer van de Goudsche Courant ter gelegenheid van haar 75-jarig bestaan, vroeg ik mij onwil lekeurig af, hoevele jaren van dit 75-jarig tijdvak de Gemeente-Lichtfabrieken Gouda de lichtvoorziening te dezer stede nu reeds verzorgen. Wanneer men spreekt van lichtvoorzie ning, dan denkt men onwillekeurig uitslui tend aan electrische verlichting, daar dit de verlichting van dezen tijd is. Toch is het nog niet zoo heel lang geleden, dat gasverlichting vrijwel algemeen was en electrisch licht nog als luxe werd be schouwd. Het is dan ook bij het geven van een korte beschouwing over de lichtvoor ziening vroeger en thans vanzelfsprekend, dat in deze beschouwing de Gasfabriek, als zijnde de verzorgster van de lichtvoor ziening vroeger, het uitgangspunt vormt. In de Gemeenteraadszittingen van 10 Augustus en 19 October 1886 werd beslo ten van Gemeentewege een gasfabriek te exploiteeren en in verband daarméde de bestaarf^e fabriek van de Maatschappij voor NieuVe Geoctroyeerde GasBereiding aan te koopen. iA den nacht van 30 September op l$c tober 1887 ging de gasfabriek met toebe hooren in eigendom der Gemeente over. Dat het gas in dien tijd (met een gasprijs van 8 cent per m;') bepaald ook nog als luxe werd beschouwd, blijkt wel uit het feit. dat op 1 Januari 1888 slechts 366 ver bruikers waren aangesloten. In het eerste volle bedrijfsjaar 1888 werden 556.848 m' gas geleverd, waarvan 181 468 m:' ten be hoeve cjer straatverlichting, welke op 1 Ja nuari 1887 uit 308 lantaarns bestond. Het debiet van de GasfaLriek nam gelei delijk toe. zoodat de aflevering in 1'910, het jaar waarin de inbedrijf^telling „van de Electrische Centrale plaats vond, gestegen 'was tot 2.373.308 nv'/Door de oprichting van het Electriciteitsbedrijf ging voor de Gasfabriek een belangrijk debiet verloren n.l. dat voor verlichtingsdoeleinden. Door invoering van specialeMarieven werd ech ter bereikt, dat veel nTeer gas werd ver bruikt voor kooi en verwarmingsdoelein den, waardoorOiiettegenstaande het ver lies van het verlichtingsdebiet de gasver* koop in 1931 tot 3.429.803'm:1 was gestegen. Ook de invoering in 1911 van het ».g. muntgas heeft tot vermeerdering van de gasaNevering bijgedragen. J De gasverlichting is nu echter zoo go?d als geheel vervangen door electrische verlichting. Er zullen dan ook thans niet veel woningen in Gouda meer zijn, welke niet van electriciteit zijn voorzien. De ontwikkeling van het Electriciteéts- bedrijf heeft wel aangetoond, dat het door den Gemeenteraad van Gouda in de ver gadering van 12 Juni 1908 genomen besluit tot oprichting en exploitatie van dit be drijf geen sprong in het duister is geweest Reeds spoedig na de inbedrijfstelling van de Electrische Centrale op 31 October 1910 bleek, dat een Electriciteitsbedrijf in een Gemeente als Gouda in een behoefte voor zag niet alleen voor wat betrof de licht voorziening. maar vooral ook betreffende de krachtvoorziening. Het was, gezien de toenemende vraag naar electriciteit, te verwachten, dat de electriciteitslevering zich niet zou blijven beperken tot Gouda zelve. Ook in de omliggende Gemeenten bleek al spoedig een zoodanig verlangen naai electriciteit te bestaan, dat binnen betrek kelijk korten tijd vele Gemeenten besloten electriciteit te betrekken van het Goud sche Electriciteitsbedrijf. Aan de volgende Gemeenten (in de volg orde van aansluiting) wordt thans door de Gemeente-Lichtfabrieken Gouda engros stroom geleverd t.w. Haastrecht. Reeuwljk, Stolwijk, Bergambacht, Ammerstol, Woer den. Schoonhoven, Bodegraven, Nieuwer kerk a d IJssel, Moordrecht. Gouderak Oudewater, Vlist en Berkenwoude. Voorts werden verschillende grootverbruikers in de omstreken rechtstreeks op het hoog spanningsnet aangesloteh. In den aanvang waren de aansluitkosten en electriciteitsprijzen voor menigeen wel licht nog een beletsel om tot aansluiting aan het kabelnet over te gaan. Naarmate echter de aansluitkosten en de tarieven lager konden worden gesteld, nam het aantal aansluitingen en daarmede het electriciteitsverbruik snel toe. Vooral ook de invoering van het vastrechttariel heeft de toeneming van het electriciteits verbruik bevorderd. Dat het vastrecht tarief ingang heeft gevonden blijkt wel uit het feit. dat per 15 December 1936 van de ca. 8000 verbruikers in Gouda, reeds meer ^dan 5000 verbruikers de electriciteit be trekken tegen vas4rechttarief. De economische dtpressie heeft, zooals te verwachten viel, ook haar invloed doen gelden op het electriciteitsverbruik, waar door na 1931. eenige teruggang, hoofdzake lijk in de strbomlevering ?oor krachtdoel einden, te Iconstateeren was. Verwacht mag echter Iworden. dat deze verminde ring spoedil zal zijn ingehaald en de to tale verkool! weer spoedig meer dan 10.000.000 kvA zal bedragen. Teneinde eènitjszins een inzicht te kun nen geven betreffende de ontwikkeling van het Electriciteitsbedrijf, dat van groot belang is vooAde welvaart van de stad Gouda zelve efi van groote beteekenis voor de industrie en de persoonlijke be langen van de bevolking, moge deze korte beschouwing worden beëindigd met een overzicht van eenige gegevens van deze voor de Gemeente Gouda en omliggende Gemeenten zoo belangrijke onderneming. De neiging tot sparen is den mensch van nature eigen. De opeenvolging der seizoenen maakt het tot een noodzaak voor hem. Al werkt iemand gedurende het ge- heele jaar, hij kan slechtsoogsten gedu rende zomer en herfst. Hij moet dus wel een deel van de vruchtep van zijn arbeid bewaren om van te leven gedurende de maatiden, waarin niets te oogsten valt. Deze natuurwet deed haar kracht reeds gevoelen in de grijze oudheid; onze voor ouders zagen zich genoodzaakt om diep in hun holen een deel van de opbrengst van jacht, vischvangst en oogst weg te bergen. Langzamerhand leerden zij deze voorraden zoo te bewaren, dat -zij waren beschermd tegen warmte, vochtigheid en bederf. In de oudste bronnen der geschiedenis komt een zeker gevoel voor spaarzaam heid op verschillende plaatsen tot uiting. Zoo vertelt de Bijbel ons, dat Jozef, de zoon van Jacob, eens bij den Pharao ge roepen werd om diens droom over de ze ven volle aren en de zeven ledige aren, de zeven vette koeien en de zeven magere koeien uit te leggen. De uitleg, die Jozef aan dezen droom gaf, had ten gevolge, dat men gedurende de zeven jaren van overvloed een groote hoeveelheid koren opzij legde in speciale voorraadschuren, waaruit in de jaren van slechten oogst vol keren met een minder vooruitzienden blik dan de Egyptenaren, zich van het noodige voor hun levensonderhoud konden voor zien. Dit feit, dat ons door den Bijbel is over gebracht, staat niet op zich zelf. In de ge schiedenis der Egyptenaren, Grieken en Romeinen treffen wij allerlei min of meer primitieve vormen van sparen aan, die in den loop der eeuwen in velerlei richtin gen zijn uitgegloeid o.a. ook tot de op richting van spaarbanken. De oudste spaarbanken. pe oudste/spaarbanken in Europa datee ren uit het/eind van de 18e eeuw. De eer ste treft men aan in Hamburg, in 1778. In ons land komt de eer van de oplich ting der eerste spaarbanken toe aan de Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen". Deze instelling was toentertijd evenals thans in z.g. departementen verdeeld. Een ervan, dat te Bergum, nam het initiatief om aaivhet Hoofdbestuur der Maatschap pij de nnodige voorstellen te doen, ten einde te geraken tot de oprichting van spaarbanken, in navolging van de z.g. hulp- en spaarbanken, welkg in Schotlahd. waren opgericht en die hier te lande de aandacht hadden getrokken. .Op de Alge meene Vergadering der Maatschappij, ge houden in 1817, yyerd besloten een be schrijving te doen uitgeven van de wijze, waarop de hulp en spaarbanken in Ne derland zouden behooren te worden inge richt. Deze beschrijving, genaajnd „Alge- meené regelen ter oprigting van spaar banken in het Koningrijk der Nederlan den, ten dienste van de Departementen der Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen", verscheen in Mei 1818, en werd in het Staatsblad opgenomen. Gedurende de pe riode van voorbereiding der oprichting van, spaarbanken mocht heé Hoofdbestuur zich verheugen in de belangstelling van Z.M.# Koning Willem I, die zich zeer voor dit ónderwerR bleek te interesseeren. Algemeene Regelen. De voornaamste principes, die aan deze Algemeene Regelen ten grondslag dienen, zijn o.m. de volgende: „Ieder ingezetene van de plaats der oprigting en derzelver omtrek zal pen ningen in de Spaarbank mogen storten, mits in den tijd van een jaar de somme van 300,— niet te boven worde gegaan, en dat ieder inleg niet beneden de zes stuivers zij.". Uit de toelichting bij dit prtikel blijkt, dat een limiet van 300,— als maximum inleg werd gesteld, om te voorkomen, dat ook meer vermogenden gebruik van de Spaarbank zouden maken. „Het Bestuur der Bank zal toebetrouwd zijn aan drie Kommissarissen en een Thesaurier, welke dezen post gratis zul len waarnemen, dogh mogen aanleggen een gesalarieerden Boekhouder, om de Boeken der Bank bestendig in order te houden." Uit de toelichting van deze bepaling blijkt, dat men een gesalarieerden boek houder noodzakelijk vond, om het bestuur zoo veel mogelijk in zijn werkzaamheden tegemoet te« komen, teneinde hiervoor be ter de geschikte personen te kunnen aan zoeken. Hoewel er in de eeuw, die na het uit geven van deze algemeene regelen ver streken is, veel is veranderd en de denk beelden over spaarbanken en haar beheer een grondige wijziging hebben onder gaan. zijn er toch enkele van deze begin selen, die thans, zij het in gewijzigden vorm, Trog van kracht zijn. Men begreep toen reeds, dat een eerste vereischte voor de spaarbank is, dat zïj geen c o m m e r- c i e 1 e doeleinden naslceeft en niet uit winstbejag wórdt opgericht, en dat de bestuurders" het onbeperkt ver trouwen genieten van de spaarders; van daar het voorschrift, dat het werk door bestuurders te vé-richten, geheel be langeloos moet geschieden. De Nutsspaarbanken. Nog in het zelfde jaar dat deze alge meene regelen uitgegeven werden, zelfs voor zij verschenen waren, gingen enkele Departementen reeds over tot de oprich ting van een spaarbank. De rij werd ge opend door het Departement Workum der Maatschappij „Tot Nut' van 't Algemeen", dat op 10 November 1817 een spaarbank oprichtte. Deze bestaat nog steeds, is lid van den Nederlandschen Spaarbankbond en is dus de oudste spaarbank in ons land. De werkwijze van deze eerste spaar banken zouden wij .thans primitief noe men. De meeste warert een enkel uur per week, sommige enkele keeren per jaar geopend, om nog niet t<? spreken van die- gene, die geopend waren op „Maandag avond vóór of op volle maan". Ovér het algemeen was het nog gemakkëlijker om geld in te leggen bij de spaarbank dan om geld terug te krijgen. Sommige spaarban ken hielden b.v. eenmaal per maand zit ting voor ontvangen van gelden, doch slechts eenmaal per drie maanden voor het doen van terugbetalingen. De bestuur ders gingen er vanuit, dat het geld, dat eenmaal naar de spaarbank gebracht was, er in het algemeen ook mdest blijven, ter wijl bij deze gedachte een tweeledig doel voor zat: men meende op deze wijze de Jaai* Aantal ver Gouda kochte kWh 1911 145.181 145.181 1917 1.010.495 982.732 1921 1.993.903 1.527.040 1926 5.484.761 3.145.535 1931 10.079.027 5.211.471 1936 9.464.138 5.411.820 waarvan geleverd in: Buitenge meenten Aantal aansluitingen in Gouda in Buiten Totaal 0 27.763 466.863 2.339.226 4.867.556 4.052.318 gemeenten A 220 232 985 2.873 4.458 5.646 9.428 9.463 16.074 11.135 19.690 1.585 3.781 6.6Vi 8.555 W. SANDERS, Wethouder der Gemeente- Lichtfabrieken Gouda. Toen Gouda nog geen waterleiding bezat, ge schiedde de watervoor ziening op heel wat pri mitiever wyze dan tegen woordig. Toen stonden op enkele daarvoor aan gewezen plaatsen in de stad e.nvoudige water tonnen, waaruit men een emmer drinkwater kon halen. We drukken hiernaast als een herinnering aan dien tijd een oude foto af van de Bogen, waarop men drie watertonnen aan de kant van de Turf- singelgracht ziet afge-k hoolR Wie denkt daaraan thans b(j het opendraaien WATERTONNEN OP DE BOGEN. EEN EN ANDER OVER HET BEDRIJF DER GEMEENTE-LICHTFARIEKEN. rv aartoe aangezocht door de Redactie L)van de üoudsche Courant ben ik gaarne bereid ter gelegenheid van haar ia-jarig jubileum een en Éuider over het bearui aer uemeente Lichtfabrieken mede te deelen. Zoowel liet gas- als electrlciteitsbe- dftji zijn kolen verwerkingsbedrijven, waarbij m de eerste plaats de energie, weltye in de steenkool is opgehoopt, in veredelden vorm dienstbaar wordt ge maakt aan de gemeenschap en boven alen by het electriciteitsbedriji in een anaeren vorm, n.i. de electrische energie, wordt omgezet. ue koien van de gaslabriek, welke die nen voor de droge destillatie, worden nooidzakeiijk betrokken uit Engeland en Duitscnianü, daar de hoedanigheid van deze kolen daarvoor bij uitstek geschikt 15; de stoomkolen, te stoken onder de 'stoomketels der electrische Centrale, kunnen grootendeels uit Nederland be- uokken worden. Bij de gasbereidlng vindt de destillatie voor de gasiabricatle in groote gasovens plaats onder temperaturen boven KXJU C\; het daarbij gevormde gas bevat veel koolwaterstoffen, als methaan, aethyleen en benzol, verder waterstof, koolzuur, kooloxyd en andere gissen. In veront reinigden toestand wordt dit gas door leidingen naar de diverse apparaten ge voerd, waar een mechanische en chemi sche reiniging piaats vindt. Het gas in dezen vorm is dan prac- lisch vrij van teernevels, ammoniak en zwavelwaterstof zoodat het als veredeld product door gasbuizen naar de wonin gen geveterd, in alle verbruiksapparaten, waar m korten tijd een hooge tempe ratuur verlangd wordt, gebruikt kan ♦worden. Tijdens het destillatie-proces en de reiniging komen belangrijke stoffen vrij, die in de chemische industrieën verder worden verwerkt, terwijl als meest goed koope brandstof de gascokes overblijft. Terwijl het gas door haar gemak, zin delijkheid, regelbaarheid en eenvoud om spoedig elk^fëwerBchte temperatuur w verkrijgeijoveral ingang heeft gevonden gp net gebied der verwarming, heeft mettertijd de gasverlichting en de drijf kracht door gasmotoren haar terrein moeten alstaan aan de electriciteit, wel ke energievorm zich in dezen tijd beter voor verlichting en drijfkracht leent. Bij de opwekking van de electriciteit worcten de steenkolen niet gedestilleerd, doc^in de ketelvuren tot asch verstookt, waarbij in de stoomketels de stoom ge vormd wordt, dienende tot het dMjven der stoomturbines. Deze stoommachines brengen den generator, die dient tot op wekking der electriciteit. in draaiende beweging. Bij dit procédé van verbran ding komen dus geen belangrijke stoffen vrij, welke in chemische fabrieken nadei kunnen worden verwerkt, zooals dit TMJ gasfabrieken het geval is. Het warmtegevend vermogen van het gas per M6 is belangrijk hooger dan van de electriciteit per kWh. en het is goed- kooper hooge temperaturen te bereiken dqor het verbranden van gas dan dooi den electrischen stroom. Zoo heeft dus elk der beide energievormen naast elkander haar gebied, het gas voor de verwarming, de electriciteit voor licht, dril f kracht en verwarmingsapparaten van klein vermogen. De toepassingen in het dagelijksch leven zijn zoo veelvuldig, dat zoowel in de huishouding als in het bedrijf het bijna niet meer denkbaar zou zijn deze beide energievormen te moeten missen. De verlichting van woonhuizen en groote gebouwen, van straten en plei nen, wordt door de electriciteit op elke gewenschte wijze zeer gemakkelijk en zonder brandgevaar verkregen; nieuwe inzichten en verbeteringen daarin komen nog voortdurend tot stand, zoodat alleen reeds de toepassing der electrische ver lichting tot een wetenschap is gegroeid Zoo treft men in de woningen de stof zuigers aan, het electrische strijkijzer, de ventilator.' electrische boilers, electri sche slijp- en keukenmachines, droog- kasten en nog vele andere, ook de elec trische ijskast, vindt in woning en be drijf voortdurend meer toepassing. In iabrieken en werkplaatsen is langzamer hand de electromotor de unlverseele drijfkracht geworden, terwijl voor kleine, zelden te gebruiken verwarmingsovens in laboratoria en kleine electrische kachels en nachtstroomboilers de elec triciteit als Verwarmingsenergie hier en daar wordt ggwenscht. Het gas heeft tot nu toe haar oor spronkelijk gebied van verwarming ten volle bewaard. Gasfornuizen, gaskachels, gaskoelkasten en waschketels in de wo ningen, smelt- en hardingsovens, droog- en moifelovens en gasradiatoren in fabrieken, kookketels in slagerijen en andere bedrijven, kortom op elk gebied der verwarming worden verbruiksappa raten geconstrueerd, waardoor men met besparing van tijd, elk cpgenblik de ge wenschte temperaturen, gemakkelijk regelbaar tot zijn heeft. Het bedrijf der Goudsche Waterleiding-Maatschappij. Op den achtergrond: De Watertoren. Lijkt het niet zonderling dat in een zoo waterrijke streek als Holland van oudsher getobd is met de drinkwater voorziening? Dat ligt hieraan, dat tus- schen de duinen en het hoogere land van Utrecht de bodem brak water bevat met hipr en daar plekken zoet water, dat ech ter zoo kalk- en ijzerhoudend is, dat men er niets mede aan te vangen wist voor huishoudelijke doeleinden. Het drinkwa ter moest dus komen uit dezelfde rivieren en vaarten waarin de steden hun afval water moesten loozen, zoodat dit water steeds besmet was met de ziekten die daaruit voortkomen, dat waren tyfeuze koortsen en de buikloop, die aldoor loer den op leven en gezondheid, en de cho lera. die als een zomergast zoo nu en dan optrad, dcror de houtvlotters op de Weichsel uit het land van Polen meege bracht en verder doorgegeven aan onze hout ên graanvaarders uit de Oostzee naar ons land of met onze koopvaarders uit de Middellandsche zee meegenomen. De havens waren van ouds de invals poorten van de zoo gevreesde cholera. Hieruit kan men ook gereedelijk het groote aaytai bierbrouwerijen in onze Hollandsche steden verklaren (met den bieraccijns als welkome bron van J>elas- hng), want een verstandig man dronk geen water. Het ging toen als tegenwoor dig nog ih ons Inrfië, waar men buiten de plaatsen waar goede waterleiding is, alleen mineraalwater drinken durft en zelfs voor het tandenpoetsen gebruikt. Men kende vroeger wel een middel om het water te zuiveren, het ijzervitriool, dat in een vat water eene uitvlokking deed ontstaan die het venijn (wat wij tegen woordig als levende kiemen, als bacteriën kennen) naar den bodem deed zinken, nwar dit was geheel en al onvoldoende voor eene algemeene voorziening met drinkwater. Verder maakte men gebruik van wéterschulten die men buiten de ha vens in de „zuivere" rivier liet volloopen, dan naar binnen voer en langs de huizen ging uitventen. In bat begin van |je vorige eeuw kwam met den aanvang van de groote industrie de gelegenheid om tot aanneembaren prijs gegoten fjzeren bui zen te betrekken, terwijl aan de London- sche waterleiding de belangrijke vondst gedaan was dat men door zandfiltratie het water ontdoen kon van zijne ziekte verwekkende eigenschappen, en daar mede was de moderoe waterleiding ge boren. In 1829 was het eerste moderne zandfilter voor de Londonsche waterlei ding in gebruik en begon zijne bruik baarheid te bewijzen, in 1853 opende te Amsterdam de eerste (Engelsche) water leiding, maatschappij haar bedrijf en lang zamerhand volgden ander.e Hollandsche steden onder de voortdurende bedreiging met cholera waaraan men steeds hier te lande blootstond. In 1881 werd te Gouda concessie verleend door het gemeente bestuur aan de Goudsche Waterleidipg Maatschappij, in 1883 op 3 December werd de waterleiding feestelijk geopend en heeft tot nog toe Gouda van drinkwa ter voorzien. De meeningen over de bestaansmoge lijkheid van een dergelijke centrale drink watervoorziening liepen uiteen; te Gouda werd de mogelijkheid zoo sterk betwij feld dat de aandeelen niet hier ter stede geplaatst konden worden, en inderdaad leek het in den aanvang of de sombere voorspellingen vervuld zouden worden. Begonnen met 165 abonnee s, was het aantal aangesloten perceelen aan het einde van het eerste bedrijfsjaar 920, en lagen er 14 K.M. hooldbuis in de «raten. Door het water tot in huls met een kraan achter de voordeur te leveren en door een sterke verlaging van de tarieven, werd het debiet opgevoerd. Toen in 1886 in een buurt, »waar geen perceelen zich hadden laten aansluiten een tyfus-epide- mie uitbrak, stelde de waterleiding een standpijp in de straat op, waar men kos- Voor de beproeving van al deze ver warmingsapparaten ls door de Vereeni- ging van üasfabrikanten een Industrie laboratorium in Den Haag opgericht, waar een nauwkeurig onderzoek omtrent de eischen, die aan. dergelijke apparaten moeten worden gesteld, kan worden ver richt en welk laboratorium aan de Gas iabriekèn de nieuwe geeft, weike ontworpe: Ook in gevallen waar ovens voor hooge temperaturen verlangd worden, zai daar om dit laboratorium baanbrekend werk ten üiensie van de industrie kunnen verrichten. üp deze wijze is het mogelijk dat zoo wei net gas- als het electriciteitsbedriji eiK op zijn terrein de taak vervuit, die in de gemeenschap onontbeerlijk is ge worden en die in de komende jaran nog belangrijk zai toenemen. in ae laatste jaren zijn de vastrecht- tarieven ucr electriciteit zoodanig ge steld, aat vooral op het land, waar geen gas geleverd wordt, de electrische ener gie in de huishouding voor kookdoelein- aen een toepassing heelt gevonden. Tegenover de kolen en de petroleum vindt men daar in gezinnen, waar op com lort en zindelijkheid meer wordt ge let, de electriciteit als warmtebron vooral bij de beter gesitueerden. In sommige steden, waai- het electrisch koken sterk wordt gepropageerd, zoodat het gas- en electriciteitsbedriji elkander sterke concurrentie aandoen, worden electrische kookfornuizen hi^r' en daar geplaatst, waarbij de stroomtaxieven zoodanig zijn gesteld, dat het maand bedrag aan stroom het maandbedrag aan gas benadert. Hoewel de aanschaf- itngsprijzen van electrische fornuizen en de daarvoor geschikte pannen van speciale uitvoering; alsmede de electri sche aansluiting velen nog weerhoudt van den concurreerenden stroom gebruik te maken, wordt door afbetalingssyste men, huisbezoek en dergelijke middelen door vele electriciteitsbedrijven het pu bliek in de richting van uitsluitend elec triciteit in de woning opgevoed. Dit systeem van concurrentie tusschen twee gemeentebedrijven kan leiden tot vernietiging van waardevolle gemeen schapsbezittingen zonder dat daardoor eenige reden bestaat. Beter is het beide energiebronnen naast elkander zich te laten ontwikkelen, waarbij de technische toepassingen zelve langzamerhand den weg zullen wijzen, hoe dp^entwikkeling zich in den loop der tijden voltrekken zal. D. L. VAN HOORN, Directeur der Gemeente- Lichti abrieken teloos drinkwater kon halen en heeft deze gewoonte aangehouden tot dit door alge meene aansluiting van zeil onnoodig werd. Toen in 1909 de rivier met cholera be smet was, heeft de reinigings-inrichtlng hare geschiktheid bewezen, daar deze ziekte toen buiten de deur bleef. Derè in richting bestond toen uit 2 bezinkbassins voor het ruwe rivierwater dat bij navloed ingelaten werd, uit 3 bassins voor aluin behandeling en uit 3 zandfilters. Dit was het beste wat men toenmaals kende. In 1910 begon de Goudsche waterlei ding buiten Gouda op te treden door de aansluiting van de particuliere waterlei ding in Stolwijkersluis. Hoewel het leidingwater in den zomer alle reden tot voldoening gaf, was dat van den aanvang der exploitatie af niet het geval in den winter als de polderge malen en een zeer kalkrijk en bruin ge- kleurcj water in de rivier uitslaan. De aanwending van aluin was daji niet in staat om een oogelijk drinkwater te leveren. Daarom gaf het Goudsche ge meentebestuur in 1915 concessie om het ruwe rivierwater uit de Lek te halen. Echter durfde de eigenaren van den weg van Gouda naar Ammerstol geen vergun ning te geven om buisleidingen in dezen weg te leggen, welke weg als het ware' drijft op het veen. Intusschen begonnen de omstandigheden te dwingen, daar het meer en meer onvermijdelijk begon te worden in Gouda om de rioleering door den bouw van rioolgemalen eene kunst matige afvloeiing naar de IJsel te ver schaffen, wat de ruwwatervoorzienlng van de waterleiding in bedenkelijken toe stand zou gaan brengen. De eenige uit weg die nog openbleef is toen ingeslagen, en door het gemeentebestuur is concessie gegeven voor het leveren van water uit den bodem, nadat dit onthard, ontijzerd en van mangaan ontdaan zou zijn. In het voorjaar van 1922 is deze nieuwe leve ring van drinkwater aangevangen en heelt beantwoord aan de verwachtingen. Het water is door zijn herkomst vrij van alle ziektekiemen, goed ^ran smaak en van matige hardheid dié vrijwel over eenkomt met het zachte rivierwater waar aan men tot nog toe gewoon was. Alleen de lichtgele kleur verraadt dat 'er veen in den bodem is. De betere kwaliteit van het geleverde water maakte dat dorpen in den omtrek bij de Goudsche waterleiding kwamen om aansluiting op hun buizennet en ook de Goudsche industrie begon meer en meer af te nemen, wat tevens in de hand gewerkt werd door de buitengewoon lage prijzen waarvoor hier ter stede de indu strie bediend wordt. Op» het oogenblik zijn in en buiten Gouda 9228 perceelen direct aangesloten en wordt aan de 'gemeentegrens aan Haastrecht, Gouderak en Reeuwijk het be- noodigde water voor He drinkwatervoor ziening dier gemeente geleverd, waartoe in totaal 1 millioen kubieke meters wa ter jaarlijks door de pompen van het pompstation weggestuurd moeten worden. Dr. W. H. V. RIETSCHOTEN. Directeur der Goudsche Waterleiding-Maatschappij. Er is nauwelijks 'n industrie denk baar, die even oud is als de ke ramische, en waarin nog heden ten dage eeuwen oude fabricatie- methoden worden toegepast naast zeer moderne pro- cedè's. Een juist beheerd modern Dr. K. Zimmermann keramisch bedrijf kan daarom een sprekend voorbeeld er van zijn, hoe goed het is. als zin voor traditie samengaat met een open oog voor de ontwikkeling van het Teven in casu van de techniek. Als wij in een van de Goudsche potte- bakkerijen een bloempot op de draaischijf zien draaien, dan zal het ons tot beschei denheid stemmen, als wij weten, dat de Grieken ongeveer 3000 jaren geleden al met een schijf gewerkt hebben, die in wezen niet verschilde, van wat we nu zien,- als wij oude scherven met glazuren uit China of Egypte of Perzië ln handen hebben, dan moeten wij erkennen, dat wij ondanks onze ontwikkelde techniek moeite genoeg hebben dit te evenaren, het zelfs dikwijls niet eens bereiken. Maar hoe meer wij daarover nadenken, des te spoediger zal het ons duidelijk worden, dit dit ook niet het doel kan zijn, althans niet het doel van onze moderne 1 a b r i e k s bedrijven op keramisch ge bied, die voor geheel andere opgaven staan en daarvoor naast de traditie noo- dig hebben ale hulpmiddelen, die de mo derne techniek kan geven. En zij geeft er vele, zoovele dat, wan neer een pottenbakker uit den ouden tijd en nu behoeven wij heusch niet te denken aan een ouden Griek of Chinees of aan een van de plateelbakkers uit onze 17de eeuw, maar aan een fabrikant van laten wij zeggen 75 jaar geleden eens een kijkje zou kunnen nemen in een mo derne aardewerkfabriek, hij toch wel heel erg verbaasd zou zijn. Juist in die laatste 70—80 jaren is de ontwikkeling met reu zen stappen vooruit gegaan. Weliswaar heeft reeds een 200 jaar ge leden de Engelschman Josiah Wedgwood den grondslag hiertoe gelegd. Hij immers was het, die begreep, dat op den duur alleen systematisch werken, zooals de man van de wetenschap dat kent, vooruit gang kan brengen, en die dat dan ook met groot succes toegepast heeft in zijn eigen bedrijf. De practicus met een we- tenschappelijken geest maakte het begin maar het zou nog lang duren alvorens de wetenschap zelf zich voor dezen tak van nijverheid zou interesseeren. Pas in de 2de helft van de 19de eeuw. zoo omstreeks 1870, heeft Herman Seger in Berlijn den stoot hiertoe gegeven. Man van de wetenschap, met een goeden kijk op de practijk, wist hij door tal van on derzoekingen in alle takken van de klei- industrie aan te toonen, van hoe groot nut wetenschappelijke arbeid voor de kera mische industrie is,*en sedert dien tijd heeft deïe arbeid steeds grootere omvang aangenomen en meer beteekenis gekre gen. In Amerika, Duitschland en Enge land is het meeste werk verricht, en ook in andere landen zijn op tal van plaatsen proefstations en laboratoria voor de klei- industrie ontstaan. De groote fabrieken hebben hun eigen laboratoria en niet zei den hebben juist deze bijzonder interes santé en belangrijke bijdragen geleverd tot de keramische wetenschap. In Neder land is deze nog van vrij jongen datum. In Delft werken enkele hoogleeraren o.m ook op dit gebied, de groote fabrieken in Maastricht, Delft, Gouda en Gelrfermalsen hebben hun eigen laboratoria, een groep steenfabrikanten heeft een eigen insti tuut voor researchwerk ingericht en in Gouda is in 1923 het Rijkskleiproefstation met zijn werk begonnen, eerst als klei school met de taak bedrijfsleiders op te leiden voor de Nederlandsche klei industrie, dan steeds zich meer ontwikke lende in de richting van een proefstation en voorlichtingsdienst voor de geheele Nederlandsche klei-industrie. Maar wat zou onze vriend de potten bakker van 1860 dan al zoo opmerken, als hij nu een bezoek bracht aan een van de Goudsche aardewerkfabrieken?/ Wij laten hem bij het pijpen maken beginnen, dan komt hij op zijn gemak: Ja. ja, zij kunnen het nog, ze hebben nog de oude vormen en hij kan met hen praten in de oude termen. Maar ineens 'valt zijn oog op een korten dikken pijpenkop: „hé, wat is dat en met een dubbelen bpdem? Hoe doen jullie dat?" En dan ziet hij, dat ze gegoten worden. En nu begint zijn ver bazing. want nu krijgt hij een heel ge leerd verhaal, dat ze in de laboratoria middeltjes gevonden hebben, om een kleipap dun te maken met betrekkelijk weinig water, en dat ze dan precies uit- g»knobeld hebben hoeveel van deze stof fen men bij de verschillende kleisoorten moet voegen, dat ze zelfs geleerd hebben een bruine stof, die later weer verbrandt, als. „gangmaker" bij te voegen, als een klei weerbarstig is. En dan ziet hij eeh schip klei aankomen en een man met een witten kiel heen en> weer loopen en hier en daar een monster klei uit 't schip halen, en als hij''nieuwsgierig achter hém aan- lóopt, komt hij in een heusch laboratorium met glazen en flesschen en kleine oven tjes en allerlei toestellen en hij ziet hoe de klei onderzocht wordt voor men haar verwerkt, „want je moet immers weten, wat je hebt. anders meng je straks in het bedrijf verkeerd" zegt de man met den witten kiel met een wijs gezicht. Onze oude baas kijkt een beetje vreemd en spoedt zich naar dat ..mengen". Waar is nu zijn oude kleimolen -- „bij mijn vader werd ze nog door eer paard getrokken vertelt hij. Warempel, daar staat ze nog maar een beetje in een hoekje: „op dat oude ding maken wij onze klei voor de bloempotten klaar, dat luistert niet zoo nauwkeurig" zegt de chef van de gieterij. „Maar hier zie je, wat w ij noo- dig hebben": groote kogelmolens en klei molens, waarin een dunne pap plast en goten met magneten er in alles nieuw voor hem. En dan komt hij in de gieterij en ziet er lange tafels met gipsen vormen staan en daar gieten ze nu werkelijk de paat in. „En draaien jullie nu niets meer?" „Wel ja, kijk hier eens": en daar vindt hij zijn oude draaischijf terug het doet hem echt goed weer op bekend terrein te zijn. Maar gunst, daar draait er één een heelen grooten pot en er is geen knechtje, dat de schijf m beweging Dat gaat nu electrisch. En dai$ zijn ér ma chinale draaitoeren, ja die kertt hij ook wel, maar op één wordt er een ovale schotel gedraaid wie zou dat gedacht hebben. En nu de ovens: eerst in de pottenbak kerij; die kent hij nog wel, „zoo, zijn jullie toch nog bij 't goede oude gebleven?" Nou, reken maar, en daar staat hij ineens voor een lang gemetseld ding en hij ziet er wagentjes langs rijden en op die wa gentjes staat goed, dat gebakken moet worden en hij ziet zoo'n wagentje ver dwijnen in dat lange ding en tegelijk aan den anderen kant een 100 meter ver der een ander wagentje voor den dag komen met gebakken spullen een tun neloven! En dan doen ze hem verhalen over overslaande vlam, over halfgas- vuren. over generatoren en gasovens en hoe men uitgeplozen heeft, hoe het alle maal op zijn goedkoopst kan. gebeuren en ten slotte laten ze hem nog een elec trischen oven zien, het nieuwste snufje op dat gebied. „tJonge, tjonge", zegt hij en bekijkt het mooie goed, dat ze ge bakken hebben met allerlei matte en glimmende glazuren, glad als een spiegel en zonder fouten. „En hebben jullie nu heelemaal geen last meer van die haar- barsten op aardewerk?" En weer wordt hij naar het laboratorium cjesleept en de man met den witten kiel laat hem zien hoe de uitzetting gemeten wordt van paat en glazuren en hoe het gebakken product ten slotte in een autoclaaf be proefd wordt. „Bn nu zijn wij zeker van onze zaak" zegt de laboratoriumman trotsch, „haarscheuren kennen yrij niet meer". Maar de eigenaar klopt hem op den schouder: „kom, kom, hij is ook van 't vak en vertelt het niet verder"; en tegen den ouden baas: „het is wel zeld zaam geworden, maar zoo nu en dan zit ten wij er toch nog wel eens mee; als dat die proefstations nu eens uitknobeldenl" 't Zal niet meevallen, denkt onze oude. ervaren pottenbakker, als hij weggaat. En hij heeft gelijk ook. Toch is het juist, dat proefstations en bedrijven elkander moeten aanvullen in hun werkzaamheden. Men vindt dan ook in een proefstation allerlei inrichtingen en machines gelijk aan die in de industrie al zijn ze dan ook meest kleiner van model. Beproeven van nieuwe apparaten, nader onderzoeken- van allerlei ^nieuwe werkwijzen, die in de industrie kunnen worden toegepast, uitwerken van metho den, die de industrie later kan benutten voor onderzoek of voor fabricage, zie daar enkele opgaven voor een proef station. Er worden ook onderzoekingen uitgevoerd in opdracht van de industrie beoordeeling van grondstoffen^' uitwer ken van bepaalde vraagstukken, die zich in een bedrijf voordoen. Maar vooral in de groote algemeene vraagstukken is er samenwerking, want de meeste fabrikan ten weten, dat geen moderne industrie zich de luxe kan verooflooven. de we tenschap er buiten te houden, en dat zij niet alleeV direct maar ook indirect van het werk Van de proefstations profiteeren. Zoo heeft b.v. het Goudsche proefstation een werkzaam aandeel gehad in de ont wikkeling van speciale glazuren, het heeft met de industrie medegewerkt bij den strijd om de bepaling van de loodafgifte van glazuren, het heeft het zijne gedaan voor het tot stand komen van goede me thoden van onderzoek voor de grondstof fen van de ste^ en dakpannenindustrie enz. En als dan zij, die aan een proefsta tion werkzaam zijn, nooit vergeteft, dat hun werk in dienst moet staan van de industrie, dat ze dus den practischen kant van de dingen niet uit het oog mogen verliezen en hun wetenschap moeten be nutten ter oplossing van vraagsWK|cen, die direct of indirect de praqlijk Vten goede komen, dan zal deze samenwerking Dr. K. ZIMMERMANN. 3 Directeur Ryks-KleiproefBtation. VELE KLEINTJES MAKEN &£N ftOOTE CbO UWE a HOEK WIJD5TRAAT GOUDA AFHALING#AN HUIS VA«I SPAAR in BELASTINGGELDEN VEILIG GEHEIMHOUDING VERZEKERD t

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1937 | | pagina 6