DE LICHTVOORZIENING VROEGER EN THANS
IN GOUDA EN OMSTREKEN.
HET SPAARBANKWEZEN
IN HET VERLEDEN EN HEDEN.
1
De drinkwatervoorziening eertijds.
GAS NAAST ELECTRICITEIT.
DE GOUDSCHE WA^ERLEI
DE POTTENBAKKERIJ VAN OUDSHER
EN DE MODERNE KERAMISCHE INDUSTRIE.
De moderne vuilnisauto, die in de plaats van de hondenkar is gekomen.
DE ELECTRISCHE CENTRALE IN HET EERSTE STADIUM
b. Het brengen van het vuil naar on
vruchtbare gronden om deze voor de teelt
van sommige gewassen geschikt te maken,
is ook een aantrekkelijke vorm van vuil-
verwijdering. Het vuil wordt dan in een
12 M. dikke laag op het betreffende stuk
grond uitgespreid en dan afgedekt met
aarde of omgeploegd. Vruchtbaar bouw
land wordt het natuurlijk niet en de hin
der van glas- en andere scherven blijft
men behouden, maar toch zijn sommige
gewassen op dergelijke met vuil bewerkte
gronden wel te verbouwen.
c. Deze methode wordt in Den Helder
gevolgd. Het vuil wordt hier in speciale
schuiten geladen en in zee gestort. Men
moet evepwel eerst een gewenschte stroo
ming opzoeken om te voorkomen, {lat het
vuil later weer aanspoelt, waardoor het
strand van de badplaatsen bedorven zou
kunnen worden. Lichte, drijvende voor
werpen worden echter zooveel mogelijk
apart gehouden en op een andere manier
verwijderd.
Deze methode is wel een eenvoudige en
goedkoope oplossing van het vuilverwij-
deringsvraagstuk voor een kleine en hier
voor zeer gunstig gelegen plaats als Den
Helder, maar voor grootere hoeveelheden
vuil als b.v. van Rotterdam en pen Haag
schijnt het toch wel ongewenscht, vooral
met het oog op bovengenoemde strand-
verontreiniging, de zee als vuilbergings-
plaats te kiezen.
d. Een radicale oplossing van het vuil-
verwijderlngsprobleem is wel de vuilver
branding. In Amsterdam en Rotterdam
past men dit systeem met succes toe. De
door de verbranding van het vuil vrijge
komen warmte wordt weer benut voor de
opwekking van electriciteit.
In het bovenstaande heb ik in korte trek
ken een beeld gegeven van de verschil
lende manieren, waarop het huisvuil uit
de woning kan worden verwijderd en van
de meest gebruikelijke stelsels, die de Rei
nigingsdiensten volgen om het verzamel
de huisvuil onschadelijk te maken en, in
dien mogelijk, nog nuttig aan te wenden.
Het ophalen en verwijderen van het
huisvuil is echter slechts een deel van de
taak van den Reinigingsdienst. Het reini
gen en stofvrij houden van de straten, het
schoonhouden van de riolen, het verwij
deren van vuil uit en het op diepte hou
den van de stadsgeachten en het schoon
houden van de gemeentegebouwen b.v.
zijn ook heel belangrijke onderdeelen van
het Reinigingsbedrijf. De beschikbare
ruimte laat mij echter nfet toe hier nader
op in te gaan.
Tot slot zou ik nog de medewerking van
het Goudsche publiek willen inroepen om
onze stad schoon te houden. Schaft U
daartoe een goed te sluiten vuilnisemmer
aan. werpt geen vuil in slooten en grach
ten en bedenkt, dat de straat geen vuilnis
bak is, in één woord: „Houdt Uw stad
rein!"
J. P. ANEMAET,
Directeur Gem. Reinigings- en
Ontsmettingsdienst.
spaarzaamheid te bevorderen en men be
perkte er het werk van de spaarbank door.
Men dacht bij het doel van het sparen bij
na uitsluitend aan het „sparen voor den
ouden dag". De ^bestuurders bewaarden
een volkomen passieve houding en be
perkten zich er toe, op bepaalde tijden
in een daarvoor aangewezen lokaal zitting
te houden, in afwachting of er zich soms
een spaarder zou komen aanmelden. Re
clame in hoe bescheiden vorm ook, werd
^aiinmer acfhaakt. zoodat op vele plaatsen
de meeste bewoners absoluut onkundig
waren van het bestaan der spaarbank. Be
grijpelijkerwijs ontmoette deze exploitatie
op den duur veel critiek, en er ontstond
een strooming om te geraken tot oprich
ting eener Rijkspostspaarbank, waarbij
men wederom zijn blikken richtte naar
Engeland, waar in het jaar 1861 een der
gelijke instelling was opgericht.
De Rijks-postspaarbank.
Hier te lande trati.-de Rijkspostspaar
bank in werking in 1881. De bedoeling was,
dat zij aanvullend zou werken naast de
bijzondere spaarbanken. Voor de bevor
dering van het sparen is deze regeerings-
daad van groote beteekenis geweest; de
spaargelegenheid werd op belangrijke wij
ze vermeerderd, terwijl het groote belang
en het nut van het sparen hiermee officieel
werden erkend.
De Ned. Spaarbankbond.
Naast de Rijkspostspaarbank bestaan er
hier te lande op het oogenblik 181 spaar
banken welke lid zijn van den Nederland-
schen Spaarbankbond ^n een gezamenlijk
inleggerskapitaal van ruim 410 millioen
gulden beheeren, door ruim 1 millioen
spaardeas aan haar toevertrouwd.
Het is van belang eens na te gaan, op
welke wijze deze spaarbanken het ver
trouwen zoo hebben weten te winnen, dat
de haar toevertrouwde gelden tot zulk een
bedrag konden aangroeien.
Niet het minst zal hiertoe hebben bij
gedragen het feit, dat onder deze spaar
banken er zeer vele zijn, die een eervol
bestaan van meer dan een eeuw achter
zich hebbenl Zij hebben in dit tijdsverloop
het hoofd moeten bieden aan velerlei stor
men op econoqiïsch en financieel gebied;
de moeilijkheden^ waarmede zij de laatste
jaren te kampen hebben gehad, liggen nog
versch in het geheugen, doch onverzwakt
hebben z^ij zich weten te handhaven en
zullen zij ook thans de heerschende crisis
te boven weten te komenl
Organisatie der bijzondere
Spaarbanken.
De oorzaak van dit groote vertrouwen
ligt mede in de organisatie der bijzondere
spaarbanken. Deze is bij de spaarbanken
bondsleden, die onderling zooveel afwij
ken door grootte, enz. in menig opzicht
verschillend; doch hierin étemmen zij
overeen dat zij alle geregeerd worden
door dezelfde grondbeginselen, die zich in
het kort als volgt laten samenvatten:
1. Bestuurders der spaarbanken-leden van
den Nedeijandschen Spaarbankbond
verrichten hun taak geheel belangeloos;
persoonlijk winstbejag van bestuurders
is ten eenen male uitgesloten.
2. Het eenige en uitsluitende doel der
spaarbanken-leden van den Nederland
schen Spaarbankbond is „de bevorde
ring van het sparen" onder alle klassen
der bevolking. Dit is een van de rede
nen, dat de spaarbanken door de over
heid worden beschouwd als „instellin-
gen van algemeen* nut", waardoor zij
b.v.'vrijstelling genieten van zekfere be
lastingen.
3. Bij de keuz# der belegging van de gel
den. toevertrouwd aan de spaarbanken
leden van den Nederlandschen Spaar
bankbond is het alleen de zekerheid en
de veiligheid van de belegging die den
doorslag geeft: het zelfde principe, dat
de beleggingen der Rijkspostspaarbank
bel^eerscht.
In tegenstelling met de afwachtende
houding, die de spaarbanken in vroegere
tijden aannamen, wordt thans een geheel
andere methode gevolgd. Door doeltref
fende reclame wordt het publiek de weg
naar de spaarbank gewezen. Wie met de
zen weg bekend is geraakt, wordt h'et
spoedig duidelijk, dat de spaarbank van
dezen tijd niet alleen een instelling is waar
men zijn overgespaard*^geld brengt om
het later, vermeerderd n^t rente, weer te
kunnen opvragen, maar dat vele spaar
banken diensten verleenen teneinde- het
huishoudelijk budget van derf spaarder in
evenwicht te houden. Dit geschiedt onder
meer door,de instelling van Ophaaldien
sten, door het verleenen van bemiddeling
bij de betaling van belastingen, enz. enz.
Deze sociale functie geeft aan het werk
der bijzondere spaarbanken een buiten-
gemeene beteekenis, welke, zoowel voor
ieder mensch als voor den Staat in zijn
geheel, van het grootste belang is.
Alvorens een spaarbank tot den Bond
wordt toegelaten, wordt een uitgebreid
onderzoek ingesteld door de afdeeling
contróle van den Bond. Dit onderzoek om
vat zoowel de geldelijke positie der Spaar
bank als hare statuten, waaruit moet blij
ken, dat zij voldoet an de eischen door
den Bond aan zijn leden gesteld, Is een
spaarbank tot het Bondslidmaatschap toe
gelaten, dan wil dit dus zeggen, dat zij is
een instelling van algemeen maatschappe
lijk nut, onderworpen aan de
jaarlijksche Bondscontróle.
DeNutsspaarban kte Gouda, Oost
haven 12 is, vergeleken bij hare oudere
zusters, een nog jeugdige instelling, zij is
„slechts" 80 jaren. Blijkens het laatste jaar
verslag waren er op 31 December 1936
12263 spaarders met een ingelegd kapitaal
van 3.181.564,74, terwijl de reserve be
droeg 431.548.49.
H. P. C. DE BALBIAN,
Directeur Nutsspaarbank.
B ij het kennisnemen van het aan mij
gericht verzoek tot het verstrekken
van een bijdrage over de lichtvoorziening
Vroeger en thans in Gouda en omgeving
voor dit herinneringsnummer van de
Goudsche Courant ter gelegenheid van
haar 75-jarig bestaan, vroeg ik mij onwil
lekeurig af, hoevele jaren van dit 75-jarig
tijdvak de Gemeente-Lichtfabrieken Gouda
de lichtvoorziening te dezer stede nu
reeds verzorgen.
Wanneer men spreekt van lichtvoorzie
ning, dan denkt men onwillekeurig uitslui
tend aan electrische verlichting, daar dit
de verlichting van dezen tijd is. Toch is
het nog niet zoo heel lang geleden, dat
gasverlichting vrijwel algemeen was en
electrisch licht nog als luxe werd be
schouwd. Het is dan ook bij het geven van
een korte beschouwing over de lichtvoor
ziening vroeger en thans vanzelfsprekend,
dat in deze beschouwing de Gasfabriek,
als zijnde de verzorgster van de lichtvoor
ziening vroeger, het uitgangspunt vormt.
In de Gemeenteraadszittingen van 10
Augustus en 19 October 1886 werd beslo
ten van Gemeentewege een gasfabriek te
exploiteeren en in verband daarméde de
bestaarf^e fabriek van de Maatschappij
voor NieuVe Geoctroyeerde GasBereiding
aan te koopen.
iA den nacht van 30 September op l$c
tober 1887 ging de gasfabriek met toebe
hooren in eigendom der Gemeente over.
Dat het gas in dien tijd (met een gasprijs
van 8 cent per m;') bepaald ook nog als
luxe werd beschouwd, blijkt wel uit het
feit. dat op 1 Januari 1888 slechts 366 ver
bruikers waren aangesloten. In het eerste
volle bedrijfsjaar 1888 werden 556.848 m'
gas geleverd, waarvan 181 468 m:' ten be
hoeve cjer straatverlichting, welke op 1 Ja
nuari 1887 uit 308 lantaarns bestond.
Het debiet van de GasfaLriek nam gelei
delijk toe. zoodat de aflevering in 1'910, het
jaar waarin de inbedrijf^telling „van de
Electrische Centrale plaats vond, gestegen
'was tot 2.373.308 nv'/Door de oprichting
van het Electriciteitsbedrijf ging voor de
Gasfabriek een belangrijk debiet verloren
n.l. dat voor verlichtingsdoeleinden. Door
invoering van specialeMarieven werd ech
ter bereikt, dat veel nTeer gas werd ver
bruikt voor kooi en verwarmingsdoelein
den, waardoorOiiettegenstaande het ver
lies van het verlichtingsdebiet de gasver*
koop in 1931 tot 3.429.803'm:1 was gestegen.
Ook de invoering in 1911 van het ».g.
muntgas heeft tot vermeerdering van de
gasaNevering bijgedragen. J
De gasverlichting is nu echter zoo go?d
als geheel vervangen door electrische
verlichting. Er zullen dan ook thans niet
veel woningen in Gouda meer zijn, welke
niet van electriciteit zijn voorzien.
De ontwikkeling van het Electriciteéts-
bedrijf heeft wel aangetoond, dat het door
den Gemeenteraad van Gouda in de ver
gadering van 12 Juni 1908 genomen besluit
tot oprichting en exploitatie van dit be
drijf geen sprong in het duister is geweest
Reeds spoedig na de inbedrijfstelling van
de Electrische Centrale op 31 October 1910
bleek, dat een Electriciteitsbedrijf in een
Gemeente als Gouda in een behoefte voor
zag niet alleen voor wat betrof de licht
voorziening. maar vooral ook betreffende
de krachtvoorziening.
Het was, gezien de toenemende vraag
naar electriciteit, te verwachten, dat de
electriciteitslevering zich niet zou blijven
beperken tot Gouda zelve.
Ook in de omliggende Gemeenten bleek
al spoedig een zoodanig verlangen naai
electriciteit te bestaan, dat binnen betrek
kelijk korten tijd vele Gemeenten besloten
electriciteit te betrekken van het Goud
sche Electriciteitsbedrijf.
Aan de volgende Gemeenten (in de volg
orde van aansluiting) wordt thans door de
Gemeente-Lichtfabrieken Gouda engros
stroom geleverd t.w. Haastrecht. Reeuwljk,
Stolwijk, Bergambacht, Ammerstol, Woer
den. Schoonhoven, Bodegraven, Nieuwer
kerk a d IJssel, Moordrecht. Gouderak
Oudewater, Vlist en Berkenwoude. Voorts
werden verschillende grootverbruikers in
de omstreken rechtstreeks op het hoog
spanningsnet aangesloteh.
In den aanvang waren de aansluitkosten
en electriciteitsprijzen voor menigeen wel
licht nog een beletsel om tot aansluiting
aan het kabelnet over te gaan.
Naarmate echter de aansluitkosten en
de tarieven lager konden worden gesteld,
nam het aantal aansluitingen en daarmede
het electriciteitsverbruik snel toe. Vooral
ook de invoering van het vastrechttariel
heeft de toeneming van het electriciteits
verbruik bevorderd. Dat het vastrecht
tarief ingang heeft gevonden blijkt wel uit
het feit. dat per 15 December 1936 van de
ca. 8000 verbruikers in Gouda, reeds meer
^dan 5000 verbruikers de electriciteit be
trekken tegen vas4rechttarief.
De economische dtpressie heeft, zooals
te verwachten viel, ook haar invloed doen
gelden op het electriciteitsverbruik, waar
door na 1931. eenige teruggang, hoofdzake
lijk in de strbomlevering ?oor krachtdoel
einden, te Iconstateeren was. Verwacht
mag echter Iworden. dat deze verminde
ring spoedil zal zijn ingehaald en de to
tale verkool! weer spoedig meer dan
10.000.000 kvA zal bedragen.
Teneinde eènitjszins een inzicht te kun
nen geven betreffende de ontwikkeling
van het Electriciteitsbedrijf, dat van groot
belang is vooAde welvaart van de stad
Gouda zelve efi van groote beteekenis
voor de industrie en de persoonlijke be
langen van de bevolking, moge deze korte
beschouwing worden beëindigd met een
overzicht van eenige gegevens van deze
voor de Gemeente Gouda en omliggende
Gemeenten zoo belangrijke onderneming.
De neiging tot sparen is den mensch
van nature eigen. De opeenvolging der
seizoenen maakt het tot een noodzaak voor
hem. Al werkt iemand gedurende het ge-
heele jaar, hij kan slechtsoogsten gedu
rende zomer en herfst. Hij moet dus wel
een deel van de vruchtep van zijn arbeid
bewaren om van te leven gedurende de
maatiden, waarin niets te oogsten valt.
Deze natuurwet deed haar kracht reeds
gevoelen in de grijze oudheid; onze voor
ouders zagen zich genoodzaakt om diep
in hun holen een deel van de opbrengst
van jacht, vischvangst en oogst weg te
bergen. Langzamerhand leerden zij deze
voorraden zoo te bewaren, dat -zij waren
beschermd tegen warmte, vochtigheid en
bederf.
In de oudste bronnen der geschiedenis
komt een zeker gevoel voor spaarzaam
heid op verschillende plaatsen tot uiting.
Zoo vertelt de Bijbel ons, dat Jozef, de
zoon van Jacob, eens bij den Pharao ge
roepen werd om diens droom over de ze
ven volle aren en de zeven ledige aren,
de zeven vette koeien en de zeven magere
koeien uit te leggen. De uitleg, die Jozef
aan dezen droom gaf, had ten gevolge,
dat men gedurende de zeven jaren van
overvloed een groote hoeveelheid koren
opzij legde in speciale voorraadschuren,
waaruit in de jaren van slechten oogst vol
keren met een minder vooruitzienden blik
dan de Egyptenaren, zich van het noodige
voor hun levensonderhoud konden voor
zien.
Dit feit, dat ons door den Bijbel is over
gebracht, staat niet op zich zelf. In de ge
schiedenis der Egyptenaren, Grieken en
Romeinen treffen wij allerlei min of meer
primitieve vormen van sparen aan, die in
den loop der eeuwen in velerlei richtin
gen zijn uitgegloeid o.a. ook tot de op
richting van spaarbanken.
De oudste spaarbanken.
pe oudste/spaarbanken in Europa datee
ren uit het/eind van de 18e eeuw. De eer
ste treft men aan in Hamburg, in 1778.
In ons land komt de eer van de oplich
ting der eerste spaarbanken toe aan de
Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen".
Deze instelling was toentertijd evenals
thans in z.g. departementen verdeeld. Een
ervan, dat te Bergum, nam het initiatief
om aaivhet Hoofdbestuur der Maatschap
pij de nnodige voorstellen te doen, ten
einde te geraken tot de oprichting van
spaarbanken, in navolging van de z.g.
hulp- en spaarbanken, welkg in Schotlahd.
waren opgericht en die hier te lande de
aandacht hadden getrokken. .Op de Alge
meene Vergadering der Maatschappij, ge
houden in 1817, yyerd besloten een be
schrijving te doen uitgeven van de wijze,
waarop de hulp en spaarbanken in Ne
derland zouden behooren te worden inge
richt. Deze beschrijving, genaajnd „Alge-
meené regelen ter oprigting van spaar
banken in het Koningrijk der Nederlan
den, ten dienste van de Departementen der
Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen",
verscheen in Mei 1818, en werd in het
Staatsblad opgenomen. Gedurende de pe
riode van voorbereiding der oprichting
van, spaarbanken mocht heé Hoofdbestuur
zich verheugen in de belangstelling van
Z.M.# Koning Willem I, die zich zeer voor
dit ónderwerR bleek te interesseeren.
Algemeene Regelen.
De voornaamste principes, die aan deze
Algemeene Regelen ten grondslag dienen,
zijn o.m. de volgende:
„Ieder ingezetene van de plaats der
oprigting en derzelver omtrek zal pen
ningen in de Spaarbank mogen storten,
mits in den tijd van een jaar de somme
van 300,— niet te boven worde gegaan,
en dat ieder inleg niet beneden de zes
stuivers zij.".
Uit de toelichting bij dit prtikel blijkt,
dat een limiet van 300,— als maximum
inleg werd gesteld, om te voorkomen, dat
ook meer vermogenden gebruik van de
Spaarbank zouden maken.
„Het Bestuur der Bank zal toebetrouwd
zijn aan drie Kommissarissen en een
Thesaurier, welke dezen post gratis zul
len waarnemen, dogh mogen aanleggen
een gesalarieerden Boekhouder, om de
Boeken der Bank bestendig in order te
houden."
Uit de toelichting van deze bepaling
blijkt, dat men een gesalarieerden boek
houder noodzakelijk vond, om het bestuur
zoo veel mogelijk in zijn werkzaamheden
tegemoet te« komen, teneinde hiervoor be
ter de geschikte personen te kunnen aan
zoeken.
Hoewel er in de eeuw, die na het uit
geven van deze algemeene regelen ver
streken is, veel is veranderd en de denk
beelden over spaarbanken en haar beheer
een grondige wijziging hebben onder
gaan. zijn er toch enkele van deze begin
selen, die thans, zij het in gewijzigden
vorm, Trog van kracht zijn. Men begreep
toen reeds, dat een eerste vereischte voor
de spaarbank is, dat zïj geen c o m m e r-
c i e 1 e doeleinden naslceeft en niet
uit winstbejag wórdt opgericht,
en dat de bestuurders" het onbeperkt ver
trouwen genieten van de spaarders; van
daar het voorschrift, dat het werk door
bestuurders te vé-richten, geheel be
langeloos moet geschieden.
De Nutsspaarbanken.
Nog in het zelfde jaar dat deze alge
meene regelen uitgegeven werden, zelfs
voor zij verschenen waren, gingen enkele
Departementen reeds over tot de oprich
ting van een spaarbank. De rij werd ge
opend door het Departement Workum der
Maatschappij „Tot Nut' van 't Algemeen",
dat op 10 November 1817 een spaarbank
oprichtte. Deze bestaat nog steeds, is lid
van den Nederlandschen Spaarbankbond
en is dus de oudste spaarbank in ons land.
De werkwijze van deze eerste spaar
banken zouden wij .thans primitief noe
men. De meeste warert een enkel uur per
week, sommige enkele keeren per jaar
geopend, om nog niet t<? spreken van die-
gene, die geopend waren op „Maandag
avond vóór of op volle maan". Ovér het
algemeen was het nog gemakkëlijker om
geld in te leggen bij de spaarbank dan om
geld terug te krijgen. Sommige spaarban
ken hielden b.v. eenmaal per maand zit
ting voor ontvangen van gelden, doch
slechts eenmaal per drie maanden voor
het doen van terugbetalingen. De bestuur
ders gingen er vanuit, dat het geld, dat
eenmaal naar de spaarbank gebracht was,
er in het algemeen ook mdest blijven, ter
wijl bij deze gedachte een tweeledig doel
voor zat: men meende op deze wijze de
Jaai*
Aantal ver
Gouda
kochte kWh
1911
145.181
145.181
1917
1.010.495
982.732
1921
1.993.903
1.527.040
1926
5.484.761
3.145.535
1931
10.079.027
5.211.471
1936
9.464.138
5.411.820
waarvan geleverd in:
Buitenge
meenten
Aantal aansluitingen
in Gouda in Buiten
Totaal
0 27.763
466.863
2.339.226
4.867.556
4.052.318
gemeenten
A
220
232
985
2.873
4.458
5.646
9.428
9.463
16.074
11.135
19.690
1.585
3.781
6.6Vi
8.555
W. SANDERS,
Wethouder der Gemeente-
Lichtfabrieken Gouda.
Toen Gouda nog geen
waterleiding bezat, ge
schiedde de watervoor
ziening op heel wat pri
mitiever wyze dan tegen
woordig. Toen stonden
op enkele daarvoor aan
gewezen plaatsen in de
stad e.nvoudige water
tonnen, waaruit men een
emmer drinkwater kon
halen.
We drukken hiernaast
als een herinnering aan
dien tijd een oude foto af
van de Bogen, waarop
men drie watertonnen
aan de kant van de Turf-
singelgracht ziet afge-k
hoolR
Wie denkt daaraan
thans b(j het opendraaien
WATERTONNEN OP DE BOGEN.
EEN EN ANDER OVER HET BEDRIJF
DER GEMEENTE-LICHTFARIEKEN.
rv aartoe aangezocht door de Redactie
L)van de üoudsche Courant ben ik
gaarne bereid ter gelegenheid van haar
ia-jarig jubileum een en Éuider over het
bearui aer uemeente Lichtfabrieken
mede te deelen.
Zoowel liet gas- als electrlciteitsbe-
dftji zijn kolen verwerkingsbedrijven,
waarbij m de eerste plaats de energie,
weltye in de steenkool is opgehoopt, in
veredelden vorm dienstbaar wordt ge
maakt aan de gemeenschap en boven
alen by het electriciteitsbedriji in een
anaeren vorm, n.i. de electrische energie,
wordt omgezet.
ue koien van de gaslabriek, welke die
nen voor de droge destillatie, worden
nooidzakeiijk betrokken uit Engeland en
Duitscnianü, daar de hoedanigheid van
deze kolen daarvoor bij uitstek geschikt
15; de stoomkolen, te stoken onder de
'stoomketels der electrische Centrale,
kunnen grootendeels uit Nederland be-
uokken worden.
Bij de gasbereidlng vindt de destillatie
voor de gasiabricatle in groote gasovens
plaats onder temperaturen boven KXJU
C\; het daarbij gevormde gas bevat veel
koolwaterstoffen, als methaan, aethyleen
en benzol, verder waterstof, koolzuur,
kooloxyd en andere gissen. In veront
reinigden toestand wordt dit gas door
leidingen naar de diverse apparaten ge
voerd, waar een mechanische en chemi
sche reiniging piaats vindt.
Het gas in dezen vorm is dan prac-
lisch vrij van teernevels, ammoniak en
zwavelwaterstof zoodat het als veredeld
product door gasbuizen naar de wonin
gen geveterd, in alle verbruiksapparaten,
waar m korten tijd een hooge tempe
ratuur verlangd wordt, gebruikt kan
♦worden.
Tijdens het destillatie-proces en de
reiniging komen belangrijke stoffen vrij,
die in de chemische industrieën verder
worden verwerkt, terwijl als meest goed
koope brandstof de gascokes overblijft.
Terwijl het gas door haar gemak, zin
delijkheid, regelbaarheid en eenvoud om
spoedig elk^fëwerBchte temperatuur w
verkrijgeijoveral ingang heeft gevonden
gp net gebied der verwarming, heeft
mettertijd de gasverlichting en de drijf
kracht door gasmotoren haar terrein
moeten alstaan aan de electriciteit, wel
ke energievorm zich in dezen tijd beter
voor verlichting en drijfkracht leent.
Bij de opwekking van de electriciteit
worcten de steenkolen niet gedestilleerd,
doc^in de ketelvuren tot asch verstookt,
waarbij in de stoomketels de stoom ge
vormd wordt, dienende tot het dMjven
der stoomturbines. Deze stoommachines
brengen den generator, die dient tot op
wekking der electriciteit. in draaiende
beweging. Bij dit procédé van verbran
ding komen dus geen belangrijke stoffen
vrij, welke in chemische fabrieken nadei
kunnen worden verwerkt, zooals dit TMJ
gasfabrieken het geval is.
Het warmtegevend vermogen van het
gas per M6 is belangrijk hooger dan van
de electriciteit per kWh. en het is goed-
kooper hooge temperaturen te bereiken
dqor het verbranden van gas dan dooi
den electrischen stroom. Zoo heeft dus
elk der beide energievormen naast
elkander haar gebied, het gas voor de
verwarming, de electriciteit voor licht,
dril f kracht en verwarmingsapparaten
van klein vermogen.
De toepassingen in het dagelijksch
leven zijn zoo veelvuldig, dat zoowel in
de huishouding als in het bedrijf het
bijna niet meer denkbaar zou zijn deze
beide energievormen te moeten missen.
De verlichting van woonhuizen en
groote gebouwen, van straten en plei
nen, wordt door de electriciteit op elke
gewenschte wijze zeer gemakkelijk en
zonder brandgevaar verkregen; nieuwe
inzichten en verbeteringen daarin komen
nog voortdurend tot stand, zoodat alleen
reeds de toepassing der electrische ver
lichting tot een wetenschap is gegroeid
Zoo treft men in de woningen de stof
zuigers aan, het electrische strijkijzer,
de ventilator.' electrische boilers, electri
sche slijp- en keukenmachines, droog-
kasten en nog vele andere, ook de elec
trische ijskast, vindt in woning en be
drijf voortdurend meer toepassing. In
iabrieken en werkplaatsen is langzamer
hand de electromotor de unlverseele
drijfkracht geworden, terwijl voor kleine,
zelden te gebruiken verwarmingsovens
in laboratoria en kleine electrische
kachels en nachtstroomboilers de elec
triciteit als Verwarmingsenergie hier en
daar wordt ggwenscht.
Het gas heeft tot nu toe haar oor
spronkelijk gebied van verwarming ten
volle bewaard. Gasfornuizen, gaskachels,
gaskoelkasten en waschketels in de wo
ningen, smelt- en hardingsovens, droog-
en moifelovens en gasradiatoren in
fabrieken, kookketels in slagerijen en
andere bedrijven, kortom op elk gebied
der verwarming worden verbruiksappa
raten geconstrueerd, waardoor men met
besparing van tijd, elk cpgenblik de ge
wenschte temperaturen, gemakkelijk
regelbaar tot zijn
heeft.
Het bedrijf der Goudsche Waterleiding-Maatschappij.
Op den achtergrond: De Watertoren.
Lijkt het niet zonderling dat in een zoo
waterrijke streek als Holland van
oudsher getobd is met de drinkwater
voorziening? Dat ligt hieraan, dat tus-
schen de duinen en het hoogere land van
Utrecht de bodem brak water bevat met
hipr en daar plekken zoet water, dat ech
ter zoo kalk- en ijzerhoudend is, dat men
er niets mede aan te vangen wist voor
huishoudelijke doeleinden. Het drinkwa
ter moest dus komen uit dezelfde rivieren
en vaarten waarin de steden hun afval
water moesten loozen, zoodat dit water
steeds besmet was met de ziekten die
daaruit voortkomen, dat waren tyfeuze
koortsen en de buikloop, die aldoor loer
den op leven en gezondheid, en de cho
lera. die als een zomergast zoo nu en
dan optrad, dcror de houtvlotters op de
Weichsel uit het land van Polen meege
bracht en verder doorgegeven aan onze
hout ên graanvaarders uit de Oostzee
naar ons land of met onze koopvaarders
uit de Middellandsche zee meegenomen.
De havens waren van ouds de invals
poorten van de zoo gevreesde cholera.
Hieruit kan men ook gereedelijk het
groote aaytai bierbrouwerijen in onze
Hollandsche steden verklaren (met den
bieraccijns als welkome bron van J>elas-
hng), want een verstandig man dronk
geen water. Het ging toen als tegenwoor
dig nog ih ons Inrfië, waar men buiten
de plaatsen waar goede waterleiding is,
alleen mineraalwater drinken durft en
zelfs voor het tandenpoetsen gebruikt.
Men kende vroeger wel een middel om
het water te zuiveren, het ijzervitriool, dat
in een vat water eene uitvlokking deed
ontstaan die het venijn (wat wij tegen
woordig als levende kiemen, als bacteriën
kennen) naar den bodem deed zinken,
nwar dit was geheel en al onvoldoende
voor eene algemeene voorziening met
drinkwater. Verder maakte men gebruik
van wéterschulten die men buiten de ha
vens in de „zuivere" rivier liet volloopen,
dan naar binnen voer en langs de huizen
ging uitventen. In bat begin van |je
vorige eeuw kwam met den aanvang van
de groote industrie de gelegenheid om tot
aanneembaren prijs gegoten fjzeren bui
zen te betrekken, terwijl aan de London-
sche waterleiding de belangrijke vondst
gedaan was dat men door zandfiltratie
het water ontdoen kon van zijne ziekte
verwekkende eigenschappen, en daar
mede was de moderoe waterleiding ge
boren. In 1829 was het eerste moderne
zandfilter voor de Londonsche waterlei
ding in gebruik en begon zijne bruik
baarheid te bewijzen, in 1853 opende te
Amsterdam de eerste (Engelsche) water
leiding, maatschappij haar bedrijf en lang
zamerhand volgden ander.e Hollandsche
steden onder de voortdurende bedreiging
met cholera waaraan men steeds hier te
lande blootstond. In 1881 werd te Gouda
concessie verleend door het gemeente
bestuur aan de Goudsche Waterleidipg
Maatschappij, in 1883 op 3 December
werd de waterleiding feestelijk geopend
en heeft tot nog toe Gouda van drinkwa
ter voorzien.
De meeningen over de bestaansmoge
lijkheid van een dergelijke centrale drink
watervoorziening liepen uiteen; te Gouda
werd de mogelijkheid zoo sterk betwij
feld dat de aandeelen niet hier ter stede
geplaatst konden worden, en inderdaad
leek het in den aanvang of de sombere
voorspellingen vervuld zouden worden.
Begonnen met 165 abonnee s, was het
aantal aangesloten perceelen aan het
einde van het eerste bedrijfsjaar 920, en
lagen er 14 K.M. hooldbuis in de «raten.
Door het water tot in huls met een kraan
achter de voordeur te leveren en door
een sterke verlaging van de tarieven,
werd het debiet opgevoerd. Toen in 1886
in een buurt, »waar geen perceelen zich
hadden laten aansluiten een tyfus-epide-
mie uitbrak, stelde de waterleiding een
standpijp in de straat op, waar men kos-
Voor de beproeving van al deze ver
warmingsapparaten ls door de Vereeni-
ging van üasfabrikanten een Industrie
laboratorium in Den Haag opgericht,
waar een nauwkeurig onderzoek omtrent
de eischen, die aan. dergelijke apparaten
moeten worden gesteld, kan worden ver
richt en welk laboratorium aan de Gas
iabriekèn de nieuwe
geeft, weike ontworpe:
Ook in gevallen waar ovens voor hooge
temperaturen verlangd worden, zai daar
om dit laboratorium baanbrekend werk
ten üiensie van de industrie kunnen
verrichten.
üp deze wijze is het mogelijk dat zoo
wei net gas- als het electriciteitsbedriji
eiK op zijn terrein de taak vervuit, die
in de gemeenschap onontbeerlijk is ge
worden en die in de komende jaran nog
belangrijk zai toenemen.
in ae laatste jaren zijn de vastrecht-
tarieven ucr electriciteit zoodanig ge
steld, aat vooral op het land, waar geen
gas geleverd wordt, de electrische ener
gie in de huishouding voor kookdoelein-
aen een toepassing heelt gevonden.
Tegenover de kolen en de petroleum
vindt men daar in gezinnen, waar op
com lort en zindelijkheid meer wordt ge
let, de electriciteit als warmtebron vooral
bij de beter gesitueerden.
In sommige steden, waai- het electrisch
koken sterk wordt gepropageerd, zoodat
het gas- en electriciteitsbedriji elkander
sterke concurrentie aandoen, worden
electrische kookfornuizen hi^r' en daar
geplaatst, waarbij de stroomtaxieven
zoodanig zijn gesteld, dat het maand
bedrag aan stroom het maandbedrag
aan gas benadert. Hoewel de aanschaf-
itngsprijzen van electrische fornuizen
en de daarvoor geschikte pannen van
speciale uitvoering; alsmede de electri
sche aansluiting velen nog weerhoudt
van den concurreerenden stroom gebruik
te maken, wordt door afbetalingssyste
men, huisbezoek en dergelijke middelen
door vele electriciteitsbedrijven het pu
bliek in de richting van uitsluitend elec
triciteit in de woning opgevoed.
Dit systeem van concurrentie tusschen
twee gemeentebedrijven kan leiden tot
vernietiging van waardevolle gemeen
schapsbezittingen zonder dat daardoor
eenige reden bestaat. Beter is het beide
energiebronnen naast elkander zich te
laten ontwikkelen, waarbij de technische
toepassingen zelve langzamerhand den
weg zullen wijzen, hoe dp^entwikkeling
zich in den loop der tijden voltrekken
zal.
D. L. VAN HOORN,
Directeur der Gemeente-
Lichti abrieken
teloos drinkwater kon halen en heeft deze
gewoonte aangehouden tot dit door alge
meene aansluiting van zeil onnoodig
werd.
Toen in 1909 de rivier met cholera be
smet was, heeft de reinigings-inrichtlng
hare geschiktheid bewezen, daar deze
ziekte toen buiten de deur bleef. Derè in
richting bestond toen uit 2 bezinkbassins
voor het ruwe rivierwater dat bij navloed
ingelaten werd, uit 3 bassins voor aluin
behandeling en uit 3 zandfilters. Dit was
het beste wat men toenmaals kende.
In 1910 begon de Goudsche waterlei
ding buiten Gouda op te treden door de
aansluiting van de particuliere waterlei
ding in Stolwijkersluis.
Hoewel het leidingwater in den zomer
alle reden tot voldoening gaf, was dat
van den aanvang der exploitatie af niet
het geval in den winter als de polderge
malen en een zeer kalkrijk en bruin ge-
kleurcj water in de rivier uitslaan.
De aanwending van aluin was daji niet
in staat om een oogelijk drinkwater te
leveren. Daarom gaf het Goudsche ge
meentebestuur in 1915 concessie om het
ruwe rivierwater uit de Lek te halen.
Echter durfde de eigenaren van den weg
van Gouda naar Ammerstol geen vergun
ning te geven om buisleidingen in dezen
weg te leggen, welke weg als het ware'
drijft op het veen. Intusschen begonnen
de omstandigheden te dwingen, daar het
meer en meer onvermijdelijk begon te
worden in Gouda om de rioleering door
den bouw van rioolgemalen eene kunst
matige afvloeiing naar de IJsel te ver
schaffen, wat de ruwwatervoorzienlng
van de waterleiding in bedenkelijken toe
stand zou gaan brengen. De eenige uit
weg die nog openbleef is toen ingeslagen,
en door het gemeentebestuur is concessie
gegeven voor het leveren van water uit
den bodem, nadat dit onthard, ontijzerd
en van mangaan ontdaan zou zijn. In het
voorjaar van 1922 is deze nieuwe leve
ring van drinkwater aangevangen en
heelt beantwoord aan de verwachtingen.
Het water is door zijn herkomst vrij van
alle ziektekiemen, goed ^ran smaak en
van matige hardheid dié vrijwel over
eenkomt met het zachte rivierwater waar
aan men tot nog toe gewoon was. Alleen
de lichtgele kleur verraadt dat 'er veen
in den bodem is.
De betere kwaliteit van het geleverde
water maakte dat dorpen in den omtrek
bij de Goudsche waterleiding kwamen
om aansluiting op hun buizennet en ook
de Goudsche industrie begon meer en
meer af te nemen, wat tevens in de hand
gewerkt werd door de buitengewoon lage
prijzen waarvoor hier ter stede de indu
strie bediend wordt.
Op» het oogenblik zijn in en buiten
Gouda 9228 perceelen direct aangesloten
en wordt aan de 'gemeentegrens aan
Haastrecht, Gouderak en Reeuwijk het be-
noodigde water voor He drinkwatervoor
ziening dier gemeente geleverd, waartoe
in totaal 1 millioen kubieke meters wa
ter jaarlijks door de pompen van het
pompstation weggestuurd moeten worden.
Dr. W. H. V. RIETSCHOTEN.
Directeur der Goudsche
Waterleiding-Maatschappij.
Er is nauwelijks
'n industrie denk
baar, die even
oud is als de ke
ramische, en
waarin nog heden
ten dage eeuwen
oude fabricatie-
methoden worden
toegepast naast
zeer moderne pro-
cedè's. Een juist
beheerd modern
Dr. K. Zimmermann keramisch bedrijf
kan daarom een sprekend voorbeeld er
van zijn, hoe goed het is. als zin voor
traditie samengaat met een open oog
voor de ontwikkeling van het Teven in
casu van de techniek.
Als wij in een van de Goudsche potte-
bakkerijen een bloempot op de draaischijf
zien draaien, dan zal het ons tot beschei
denheid stemmen, als wij weten, dat de
Grieken ongeveer 3000 jaren geleden al
met een schijf gewerkt hebben, die in
wezen niet verschilde, van wat we nu
zien,- als wij oude scherven met glazuren
uit China of Egypte of Perzië ln handen
hebben, dan moeten wij erkennen, dat
wij ondanks onze ontwikkelde techniek
moeite genoeg hebben dit te evenaren,
het zelfs dikwijls niet eens bereiken.
Maar hoe meer wij daarover nadenken,
des te spoediger zal het ons duidelijk
worden, dit dit ook niet het doel kan zijn,
althans niet het doel van onze moderne
1 a b r i e k s bedrijven op keramisch ge
bied, die voor geheel andere opgaven
staan en daarvoor naast de traditie noo-
dig hebben ale hulpmiddelen, die de mo
derne techniek kan geven.
En zij geeft er vele, zoovele dat, wan
neer een pottenbakker uit den ouden tijd
en nu behoeven wij heusch niet te
denken aan een ouden Griek of Chinees
of aan een van de plateelbakkers uit onze
17de eeuw, maar aan een fabrikant van
laten wij zeggen 75 jaar geleden eens
een kijkje zou kunnen nemen in een mo
derne aardewerkfabriek, hij toch wel heel
erg verbaasd zou zijn. Juist in die laatste
70—80 jaren is de ontwikkeling met reu
zen stappen vooruit gegaan.
Weliswaar heeft reeds een 200 jaar ge
leden de Engelschman Josiah Wedgwood
den grondslag hiertoe gelegd. Hij immers
was het, die begreep, dat op den duur
alleen systematisch werken, zooals de
man van de wetenschap dat kent, vooruit
gang kan brengen, en die dat dan ook
met groot succes toegepast heeft in zijn
eigen bedrijf. De practicus met een we-
tenschappelijken geest maakte het begin
maar het zou nog lang duren alvorens de
wetenschap zelf zich voor dezen tak van
nijverheid zou interesseeren.
Pas in de 2de helft van de 19de eeuw.
zoo omstreeks 1870, heeft Herman Seger
in Berlijn den stoot hiertoe gegeven. Man
van de wetenschap, met een goeden kijk
op de practijk, wist hij door tal van on
derzoekingen in alle takken van de klei-
industrie aan te toonen, van hoe groot nut
wetenschappelijke arbeid voor de kera
mische industrie is,*en sedert dien tijd
heeft deïe arbeid steeds grootere omvang
aangenomen en meer beteekenis gekre
gen. In Amerika, Duitschland en Enge
land is het meeste werk verricht, en ook
in andere landen zijn op tal van plaatsen
proefstations en laboratoria voor de klei-
industrie ontstaan. De groote fabrieken
hebben hun eigen laboratoria en niet zei
den hebben juist deze bijzonder interes
santé en belangrijke bijdragen geleverd
tot de keramische wetenschap. In Neder
land is deze nog van vrij jongen datum.
In Delft werken enkele hoogleeraren o.m
ook op dit gebied, de groote fabrieken in
Maastricht, Delft, Gouda en Gelrfermalsen
hebben hun eigen laboratoria, een groep
steenfabrikanten heeft een eigen insti
tuut voor researchwerk ingericht en in
Gouda is in 1923 het Rijkskleiproefstation
met zijn werk begonnen, eerst als klei
school met de taak bedrijfsleiders op
te leiden voor de Nederlandsche klei
industrie, dan steeds zich meer ontwikke
lende in de richting van een proefstation
en voorlichtingsdienst voor de geheele
Nederlandsche klei-industrie.
Maar wat zou onze vriend de potten
bakker van 1860 dan al zoo opmerken,
als hij nu een bezoek bracht aan een van
de Goudsche aardewerkfabrieken?/ Wij
laten hem bij het pijpen maken beginnen,
dan komt hij op zijn gemak: Ja. ja, zij
kunnen het nog, ze hebben nog de oude
vormen en hij kan met hen praten in de
oude termen. Maar ineens 'valt zijn oog
op een korten dikken pijpenkop: „hé, wat
is dat en met een dubbelen bpdem?
Hoe doen jullie dat?" En dan ziet hij, dat
ze gegoten worden. En nu begint zijn ver
bazing. want nu krijgt hij een heel ge
leerd verhaal, dat ze in de laboratoria
middeltjes gevonden hebben, om een
kleipap dun te maken met betrekkelijk
weinig water, en dat ze dan precies uit-
g»knobeld hebben hoeveel van deze stof
fen men bij de verschillende kleisoorten
moet voegen, dat ze zelfs geleerd hebben
een bruine stof, die later weer verbrandt,
als. „gangmaker" bij te voegen, als een
klei weerbarstig is. En dan ziet hij eeh
schip klei aankomen en een man met een
witten kiel heen en> weer loopen en hier
en daar een monster klei uit 't schip halen,
en als hij''nieuwsgierig achter hém aan-
lóopt, komt hij in een heusch laboratorium
met glazen en flesschen en kleine oven
tjes en allerlei toestellen en hij ziet hoe
de klei onderzocht wordt voor men haar
verwerkt, „want je moet immers weten,
wat je hebt. anders meng je straks in het
bedrijf verkeerd" zegt de man met den
witten kiel met een wijs gezicht. Onze
oude baas kijkt een beetje vreemd en
spoedt zich naar dat ..mengen". Waar is
nu zijn oude kleimolen -- „bij mijn vader
werd ze nog door eer paard getrokken
vertelt hij. Warempel, daar staat ze nog
maar een beetje in een hoekje: „op
dat oude ding maken wij onze klei voor
de bloempotten klaar, dat luistert niet
zoo nauwkeurig" zegt de chef van de
gieterij. „Maar hier zie je, wat w ij noo-
dig hebben": groote kogelmolens en klei
molens, waarin een dunne pap plast en
goten met magneten er in alles nieuw
voor hem. En dan komt hij in de gieterij
en ziet er lange tafels met gipsen vormen
staan en daar gieten ze nu werkelijk de
paat in. „En draaien jullie nu niets meer?"
„Wel ja, kijk hier eens": en daar vindt
hij zijn oude draaischijf terug het doet
hem echt goed weer op bekend terrein
te zijn. Maar gunst, daar draait er één
een heelen grooten pot en er is geen
knechtje, dat de schijf m beweging
Dat gaat nu electrisch. En dai$ zijn ér ma
chinale draaitoeren, ja die kertt hij ook
wel, maar op één wordt er een ovale
schotel gedraaid wie zou dat gedacht
hebben.
En nu de ovens: eerst in de pottenbak
kerij; die kent hij nog wel, „zoo, zijn jullie
toch nog bij 't goede oude gebleven?"
Nou, reken maar, en daar staat hij ineens
voor een lang gemetseld ding en hij ziet
er wagentjes langs rijden en op die wa
gentjes staat goed, dat gebakken moet
worden en hij ziet zoo'n wagentje ver
dwijnen in dat lange ding en tegelijk aan
den anderen kant een 100 meter ver
der een ander wagentje voor den dag
komen met gebakken spullen een tun
neloven! En dan doen ze hem verhalen
over overslaande vlam, over halfgas-
vuren. over generatoren en gasovens en
hoe men uitgeplozen heeft, hoe het alle
maal op zijn goedkoopst kan. gebeuren
en ten slotte laten ze hem nog een elec
trischen oven zien, het nieuwste snufje
op dat gebied. „tJonge, tjonge", zegt
hij en bekijkt het mooie goed, dat ze ge
bakken hebben met allerlei matte en
glimmende glazuren, glad als een spiegel
en zonder fouten. „En hebben jullie nu
heelemaal geen last meer van die haar-
barsten op aardewerk?" En weer wordt
hij naar het laboratorium cjesleept en de
man met den witten kiel laat hem zien
hoe de uitzetting gemeten wordt van
paat en glazuren en hoe het gebakken
product ten slotte in een autoclaaf be
proefd wordt. „Bn nu zijn wij zeker van
onze zaak" zegt de laboratoriumman
trotsch, „haarscheuren kennen yrij niet
meer". Maar de eigenaar klopt hem op
den schouder: „kom, kom, hij is ook van
't vak en vertelt het niet verder"; en
tegen den ouden baas: „het is wel zeld
zaam geworden, maar zoo nu en dan zit
ten wij er toch nog wel eens mee; als dat
die proefstations nu eens uitknobeldenl"
't Zal niet meevallen, denkt onze oude.
ervaren pottenbakker, als hij weggaat. En
hij heeft gelijk ook.
Toch is het juist, dat proefstations en
bedrijven elkander moeten aanvullen in
hun werkzaamheden. Men vindt dan ook
in een proefstation allerlei inrichtingen
en machines gelijk aan die in de industrie
al zijn ze dan ook meest kleiner van
model. Beproeven van nieuwe apparaten,
nader onderzoeken- van allerlei ^nieuwe
werkwijzen, die in de industrie kunnen
worden toegepast, uitwerken van metho
den, die de industrie later kan benutten
voor onderzoek of voor fabricage, zie
daar enkele opgaven voor een proef
station. Er worden ook onderzoekingen
uitgevoerd in opdracht van de industrie
beoordeeling van grondstoffen^' uitwer
ken van bepaalde vraagstukken, die zich
in een bedrijf voordoen. Maar vooral in
de groote algemeene vraagstukken is er
samenwerking, want de meeste fabrikan
ten weten, dat geen moderne industrie
zich de luxe kan verooflooven. de we
tenschap er buiten te houden, en dat zij
niet alleeV direct maar ook indirect van
het werk Van de proefstations profiteeren.
Zoo heeft b.v. het Goudsche proefstation
een werkzaam aandeel gehad in de ont
wikkeling van speciale glazuren, het heeft
met de industrie medegewerkt bij den
strijd om de bepaling van de loodafgifte
van glazuren, het heeft het zijne gedaan
voor het tot stand komen van goede me
thoden van onderzoek voor de grondstof
fen van de ste^ en dakpannenindustrie
enz. En als dan zij, die aan een proefsta
tion werkzaam zijn, nooit vergeteft, dat
hun werk in dienst moet staan van de
industrie, dat ze dus den practischen kant
van de dingen niet uit het oog mogen
verliezen en hun wetenschap moeten be
nutten ter oplossing van vraagsWK|cen,
die direct of indirect de praqlijk Vten
goede komen, dan zal deze samenwerking
Dr. K. ZIMMERMANN. 3
Directeur Ryks-KleiproefBtation.
VELE KLEINTJES
MAKEN
&£N
ftOOTE
CbO UWE a HOEK WIJD5TRAAT GOUDA
AFHALING#AN HUIS VA«I SPAAR in BELASTINGGELDEN
VEILIG GEHEIMHOUDING VERZEKERD
t