HET ONDERWIJS VOOR 75 JAAR EN NU.
HET LAGER ONDERWIJS TE GOUDA
VOORHEEN EN THANS.
T
GOUDA IN HET EERSTE KWART
DEZER EEUW.
HET VAKONDERWIJS VOORHEEN
EN THANS.
L'tLÏn 'ÜT"? 'er geschoven, maar niet door „de to
nlotleln ?')dragende en hoefslagpllohtige ingelanden", die toen
plotseling door hun stemrecht de macht in handen dachten te heb
a* Peiso°nwisseling van de heemraden geschiedde
h»t i ?°r patroneerende steden. De patriottten
ZH In ril pe, r®9enten n°9 wat voort. Niet dadelijk vonden
w Id^r Han H h6t ,UiSte SPO°r S°mS WSren de laatsten no9
wilder dan de nieuwe regeeringsmannen in Den Haag. soms - en
eL'vaï terf'r w,t onwennl9e d^gen zakelijk nuchier
en van een kostelijken drogen humor.
Gedurende de Bataafsche republiek, het Koninkrijk Holland en
Doï'eonad«hienH"i waren de veranderingen niet van de lucht. Na-'
rioenhlk dl f r Z''n P'»>en dansen' Hii daad.
w dIclat°r' de benoemingen in Parijs oi Fontainebleau, en
1 „T, begrip gehad hebben van de besluiten, waar
oor zijn prefect hem de ofiicieele verantwoordelijkheid liet dra
Ung lanTuo °nti al"|d de Kabel'auwsche bestuursinrich-
Onder Koning Willem 1 en Willem 11 sukkelde het voort. De oude
schut werd soms verdienstelijk opgelapt, en vertoonde ten slotte
stukken6'200 samenflansing van moderne en antieke brok-
De tegenwoordige inrichting van het bestuur.
Orize tegenwoordige inrichting kwam pas na de grondwetsher
ziening in liberalen geest van 1848. De liberalen, aan wien wij zoo
heel veel goeds te danken hebben dat wordt tegenwoordig veel
te weinig gezegd hebben onder leiding van den onvolprezen
Thorbecke den geest geschapen, waaruit de huidige waterstaats
wetgeving is voortgekomen. Of Thorbecke minister was, dan wel
of hij van de banken der oppositie af de regeering leidde, deed
er omtrent het midden der 19e eeuw niet veel toe. En het deed er,
wat den liberalen geest betreft, ook niet toe, of het onderwerp van
wetgeving tot de bevoegdheid der Kamers, of tot dat der Provin
ciale Staten behoorde. In 1855 was de Krimpenerwaard aan de
beurt om van Zuid-Holland een Reglement naar de vrijzinnige be
ginselen te ontvangen. Schieland was voorgegaan in 1851, Delfland
onmiddellijk gevolgd in 1852. De Alblasserwaard en de Vijfheeren
landen waren in 1856 aan de beurt, en Rijnland in 1857.
De geest van de reglementen? De ingelanden hebben de macht
van onderop. Het landsbestuur en het gewestelijk bestuur van
boven af. Het is een huwelijk tusschen ingezetenen en overheid,
waarbij de eene partij de kennis van de plaatselijke gesteldheid
levert, en gedragen wordt door de verantwoordelijkheid, die de
zorg voor eigen belangen staalt, en de andere partij over de man
nen met het ruime inzicht beschikt, die een gezondedemocrlti
den regel weet 'te plaatsen, waar het algemeen belang kn
kerels en gave karakters noodig heeft. Thorbecke zelf w«.
persoonlijkheid. Zijn stelsel heeft de proef van meer dan 80 i
schitterend doorstaan, en is de waard tot grooten zegen g
zegen geweent
i de krachtsontplooiing
mobilisatiejaar met alV
overige moeilijkleden. Toen, gewaarschuwd door den onqek
hoogen en gevaa lijken stormvloed van 13 op 14 Januari nam
op 4 Februari de Vereenigde Vergadering (gevormd door den n!
graaf, de 6 Hoogheemraden en de
de dijden
ontzaglijke i
verloor geen tijqi met de vraag, zeer zeker gerechtvaardig' Z
Rotterdam of het Rijk niet behoorden bij te dragen, daar de di
van den Nieuweri Waterweg schuld heeft aan de hoogte der sta
vloeden. Eerst dé veiligheid der bevolking, dan de juristerij0'0"
Moge de Hollajadsche democratie tot in lengte van dagen on ri
bres staan om Tljiorbecke's liberale denkbeelden ook in de water6
staatkundige wetjgeving te handhaven in zijn grondslagen, te ent
wikkelen in zijn Retails en in de practische toepassing
Amsterdam. Dr T
Als voorbeeld alleen een herinnering aan de
voortvarendheid, ontwikkeld in 1916, een mobilisatiejaar
j,3""-****a "uu aoor den mii»
le 6 Hoogheemraden en de 12 Hoofdingelanden) het besl i
en algeme|en en atdoende te verhoogen en te verzwarenn
ijke kosteji nam de Waard geheel voor eigen rekentnc
geen lijqi met de vraag, zeer zeker gerechtvaardig'
0 Juist in de tijd
dat de Goudsche
Courant werd op
gericht, was er
in ons land een
hoogst belangrij
ke onderwijsher
vorming in voor
bereiding.
Het volksonder
wijs was toen
reeds op zeer be
hoorlijke wijze
Dr. J. LEEST. voor die tijd dan
geregeld, de eerste maal in 1806 en op
nieuw in 1857.
Ook was vanouds gezorgd voor de zeer
kleine groep van jongelui die tot het Aca
demisch Onderwijs moesten voorbereid
worden: in de meeste steden waren La-
tijnsche scholen, later Gymnasiën ge
noemd, waar hoofdzakelijk de klassieke
talen werden onderwezen.
Maar voor de zeer talrijke schare van
jongelui die na de lagere school een bre
dere ontwikkeling nodig hadden, voor dg
zonen van de welgestelde, handeldrijven
de of nijverheid uitoefenende burgerij was
slecht gezorgd.
Dat juist dit deel van de bevolking zo
lapg stiefmoederlijk werd behandeld, is
wel merkwaardig. Immers, niet de geleer
de stand, niet adel(of geestelijkheid, maar
de burgerij was sedert de XVIe eeuw het
leidende bestanddeel van ons volk.
De burgerij had politieke en geloofsvrij
heid bevochten; rijke koopliedengeslach
ten hadden de regeermacht grotendeels
aan zich getrokken.
Doch in hun behoefte aan opleiding voor
een maatschappelijke positie, aan degelijk
onderwijf' in Moderne talen, Wiskunde,
Natuurkennis. Aardrijkskunde en Geschie
denis. daarin werd niet dan hoogst-'
gebrekkig voorzien.
In de XVlIIe eeuw kwamen er wat Fran
se scholen, particuliere instellingen, vaak
door 't stadsbestuur gesubsidieerd, soms
goed, soms slecht, maar zonder enige re
geling dl toezicht..
Een aantal van deze inrichtingen waren
kostscholen, uiteraard alleen voor gegoe
den bruikbaar.
Gingen er geen stemmen op om in 't
schromelijke gebrek te voorzien? Zeker
wel! In 1809 werd^r eèH rapport aan de
Regering uitgebracht, waa?in de nood?a-
kelijkheid van het middelbaar of „tweede
I onderwijs" werd betoogd. Resultaat had
dit en volgende uiteenzettingen echter
niet.
Andere volken, zeker minder „burger
lijk" van karakter, zorgden veel vroeger
voor ontwikkelingsgelegenheden ten bat?
- van hun burgerij. De Conventie in Frank
rijk. berucht door het Schrikbewind, gaf
aan 't land een uitstekende onderwijsrege-
ling, ook voor 't z.g. middelbaar onderwijs.
Pruisen régelde door een wet van 1832
de Realschulen.
Bij ons moest men nog wachterf tot 1863*
Pas "Thorbecke schiep de Middelbare
school, waarvoor de tijd al een halve eeuw
te voren rijp was.
Zelden heeft een instelling in zo drin
gende behoefte ^oorzien, Mlden heeft een
inrichting zich zo snel en m-eed ontplooid.
Na een jaar waren er 750 leerlingen op
de H.B.S.-en met 5-jarige cursus,- in 1896
waren er meer dan 6500; thans, in 1936,
tellen de H.B.S.-en 23.569 .leerlingen (de
H.B.S.-en A bovendien 2980 leerlingen).
Tot schade van 't Gymnasium is deze
wonderdadige groei volstrekt niet ge
weest: in 1848 waren er 70 Latijnsche scho
len of Gymnasia, met 1868 leerlingen, in
1898 telden de 29 overgebleven? er 2500
en thans zijü er 53 met 9231 leerlingen.
De steeds verder toegepaste democratie
in onze maatschappij was wel de oorzaak,
dat steeds breder volkslagen voortgezette
studie in wetenschappelijke geest begeer
den.
Nog langer dan de weetgierige burgerij
hebben de ambachtslieden moeten wich
ten voor een behoorlijke vakopleiding was
ingericht. Toen de gilden, die in vele op
zichten ontaafti waren en aan de vrije ont
wikkeling van het volk al te zeer in den
weg stonden, in 1798 werden opgeheven?
was de voorbereiding tot allerlei hand-
uwerk geheel zonder regeling gebleven.
Tteer tot schade van de bamenlevlng en
ambachtslieden zelf! Pas omstreeks 1870
kwamen er ambachtsscholen, eerst een ln
Amsterdam, toen een in Rotterdam en el
ders.
In 1933 waren er ongeveer 85 dagam
bachtsscholen met meer dan 20000 Jeer
lingen; Middelbaar Technische scholen
waren er 19 met ruim 3200 leerlingen.
Dit zijn enige sprekende cijfers die de
dringende behoefte van ons volk aan de
gelijke wetenschappelijke of practisch-
technische voorbereiding bewijzen. En
weinig factoren hebben tot de maatschap
pelijke vooruitgang zo krachtig bijgedra
gen als de vele en velerlei onderwijsgele-
genheden die de laatste driekwart eeuw
zijn ontstaan.
Omstreeks 1860 hadden de ouders nog
zeer weinig keus als ze over de toekomst
van hun kinderen moesten beslissen; deze
gingen van de lagere school, vaak zelfs
uit de vierde of vijfde klas, naar een baas.
een winkel, een kantoor; een zeer kleine
groep werd naar een particuliere inrich
ting gestuurd of naar een latijnse school.
Wat ruime keus is er daartegenover in
onze tijd! Zelfs in kleine steden is ze zo
ruim, dat het aan vele ouders moeilijk valt
een beslissing te nemen! De voornaamste
wegen die openstaan voor 12 13-jarigen
zijn de volgende.
Ambachts- en nijverheidsscholen geven
theorëtische en practisch^ vakopleiding,
avondscholen en verschillende cursussen
bereiden voor handel en bedrijf.
Drie vier jaren voortgezet onderwijs
geeft de U.L.O.-school, waar vreemde ta
len en meest ook algebra en meetkunde,
dan geschiedenis, aardrijkskunde en na
tuurkennis en soms nog andere vakken
worden onderwezen door de klasse- en
enkele vakonderwijzers. Deze scholen,
met een bescheidener programma dan 't
M.O., kunnen een uitstekende opleiding
verschaffen aan de kinderen die niet ver
der kunnen of willen studeren. Ook voor
verschillende cursussen op de practijk
gericht geven zij goede voorbereiding.
Kinderen die wèl een opleiding in meer
wetenschappelijke geest kunnen genieten,
behoren .na een 7de leerjaar van voorbe-
rendendp aard naar H.B.S. of Gymnasium
te gaan.
(De mening dat\het ook goed is een leer
ling met U.L.O. dlfloma te doen plaats
nemen in de 3de tójas der H.B.S.is onjuist.
Wie midden in da H.B.S.-opleiding valt,
/bereikt nooit meer'een goed geheel. Ook
kunnen alleen zeer flinke leerlin^bn de
overgangsmoeilijkheden overwinnen
maar hun belang had juist meegebracht,
dat ze aanstonds naar de H.B.S. gegaan
waren!)
Gedurende de laatste 6 jaar gingen van
de jongelui met einddiploma H.B.S. Me
dicijnen studeren 16, Tandheelkunde 7,
Wis- en Natuurkunde 4, Scheikunde 6, Bio
logie 2, Theologjjfe (na 't staatsex. te hebben
afgelegd) 1, voor v^aarts 3. Sterrenkunde
1. Rechte^ (na staatsex.) 3. aan de Handels
hogeschool te Rotterdam 14 (met A-diph
ma), aan de Techn. Hogeschool 6. vo
officier 4, voor Indisch ambtenaar 2, vo>
apotheker 3 enz., enz.
Een brede stroom van gediplomeerucx
gaat ieder jaar van de H.B.S.-en naar Uni
versiteit, Technische Hogeschoolfèn Vee
artsenijschool. 't Gebeurt ook nieï to zel
den. dat men na 't eindexamen R/B.S. het
staatsexamen aflegt, omlieshterf of Taal
wetenschap of Theologie te gaan stude
ren.
Wie zijn kinderen wel graag een der
gelijke ontwikkeling geeft, maar noch klas
sieke talen wenst noch meer wiskunde
dan het economische leven vergt, kan hen
na het derde leerjaar in de A-afdeling
plaatsen. Handelswetenschappen, itaat-
huishoudkundë en Vreemde Talen vJrmen
daar de hoofdschotel.
Velen, in bezit van het A-diplonla zoe
ken een betrekking in de handel, Wrschei
denen gaan in de gemèbnfe-admfcistratie.
het belastingwezen, of studeren verder
aan de Handelshogeschool te Rotterdam,
de Handelsfaculteit te Amsterdam of in het
Indisch recht te Utrecht.
Hij. die voor zijn kinderen een klassiiflce
opleiding wenst, vgoral mèT^og op'la-
tere studie van theologie, rechtéïu.pf klas
sieke talen, zeóde hen naar het Gynjnaa
sium. Ook tot de andere faculteiten, warr
ior nog veleti een klassieke vorming op
rijs stellen, Waant dit de weg. Conditie is
dyfaat een behoorlijke aanleg aanwezig
roor de apaijte taalstudie die deze vor
ming onderstelf.
De* grondige bestudering van de cultuur
der Oudheid i® nog heden (of misschien:
juist hedenhJn.Qnze tijd van techniek, we-
reldverkee^n exhcte wetenschappen van
hoge betekenis.
Van volietiigheip is bij dit overzicht
geen sprake; de rjiimte laat ze niet toe.
Nog één opmerking wilde ik maken.
Aan opleidingsipogelijkhAen had ons
volk voor 75 jaar nbg een ernstig tekort;
thans beschikken we^pver de weelde van
een ruime keus. Dattau het kiezen aan
vele ouders zo lastig Valt. komt. doordat
zij nog andere factorenVlan alleen het be
lang van het kind laten'meespreken.
De ouders echter die zich alleen bekom
meren over ^e vraag: „Wat eist het waar
achtfg belang van mijn kind?" en die zich
behoorlijk, niet eenzijdig, laten voorlich
ten, zullen bijna steeds een juiste keus
kunnen doen.
Er is een tijd ge
weest, dat het on
derwijs te Gouda
zoals in die da
gen overal trou
wens allerge
brekkigst was,
maar waarin het
toch al de belang
stelling genoot
van Overheid en
Burgerij.
Reeds in het
H. DE RLOUW. laatst der veer-
tiendé eeuw, zegt Kluitman, een vroeger
Hoofd der'School hier ter stede, in zijn in
1841 bij G. B. van Goor uitgekomen „Be
knopte beschrijving der Stad Gouda", liet
de stedelijke regering een school bouwen
en alle kosten, zelfs de inkomsten
van den leermeester, werden door
de stad gedragen. En hij voegt eraan tpe,
dat deze school werd gebouwd ter plaat
se, waar „nu" d.i. dus in 1841 het
Boterhuis staat. Hem volgende, zou ik dan
nu mogen schrijven: ter plaatse, waar
thans Arti Legi staat.
Kluitman, die in zijn voorrede zegt, dat
hij de gegevens voor zijn boek heeft geput
uit Walvis en De Lange van Wijngaerden,
terwijl hij zich „tot sommige bijzonderhe
den ook den weg zag geopend door goe
de vrienden wijkt in zijn gegeven om-
- trer*t de plaats dier eerste school echter
enigszins af van de door hem genoeihde
bronnen. Zo lees ik in „De Lange van Wijn
gaerden", in 1879, bewerkt en vermeerderd
door J. N. Scheltema, verschenen bij G. B
v^n Goor Zonen, dat de eerste school hier
ter stede, waarvan gezegd kan worden,
dat zij reeds in 1392 bestond, werd gehou
den in een woonhuis achter de kerk, waar
schijnlijk in de woning van een der paro
chiegeestelijken Maar heel spoedig daar
na werd van Stadswege een huis tot school
ingericht. In 14Q# n.l. kocht de Stad „van
Louw Jacobsz. synhuys in de Regenboog,,
daer een scool afgemaect is, voor 35 gou
den Engelsche nobelen".
Merkwaardig is, dat deze school van meet-
af de „grote" school is genoemd. Blijkbaar i
oestond er dus toen reeds een of beston
den er reeds meerdere kleinere scholen in
Gouda. De juistheid daarvan is echter
niet gebleken, zegt De Lange van Wijn
gaerden.
Deze„grote" school dan verrees tets
plaatse, waar nu Arti Legi staat en waar
voordien het in 1611 geopende Boterhuis
zich b^fbnd, een huis, waar de platte
landsbewoners uit den omtrek op de
marktdagen hun zuivelproducten kwamen
aanbieden.
Hoezeer zij door de Burgerij gewaar
deerd werd, bewijst het grote aantal leer
lingen, dat in 1407 reeds 300 bó^oeg. Goed
gezien wa^het van de Vroedschap, dat er
Gouii^
Dr. J. LEEST,
Directeur R.H.B.S.
- --J-WSUIH.IIOJJ, UCll ex
ten behoeïPê van al deze leerlingen ge
zorgd werd voor een ruime, ope^peel
plaats, zó groot, dat „in 1496, toen de
Hertog van Saxen zich hier met zijn leger
benden ophield, aldaar de paarden zijner
ruiters werden geplaatst en in later tijd,
gedurende de kermis, de kramen der
vreemde kooplieden er een standplaats
vonden."
,A1 bleef nu uit den aard der zaak het
schoolwezen in dien tijd nog zeer beperkt,
to^i behield het de volle aandacht van de
Goudse Overheid, wat o.a. blijkt uit een
van dit College in 1504 uitgegane missive,
o m. inhoudende, dat „men goede scoel-
meesters houden soude, om die kijnders
wel geleert te worden."
Doch niet slechts de Stedelijke Over
heid, ook de Burgerij toonde in die dagen
reeds haar belangstelling voor het onder
wijs. En zo werden er onder haar gevon
den, die „het onderwijs, hoedanig dan ook,
niet alleen voor de jeugd noodzakelijk
achtten, maar ook tAt de kinderen der
armen wilden hebben uitgebreid en daar
om bij erflating bepdalden, dat aan enkele
dezer kinderen we^èüjks in de kerk enfc
roggebrood zouyWorden toegedeeld. 6*
der beding, dat zij lezen en schrijven kon
den en hunne lessen des Zondags leren
en opzeggen moesten."
De lust bekruipt mij. door te gaan met
het weergeven van deze oude geschiede
nis van het onderwijs te Gouda, maar ik
begrijp, dat dit niet de bedoeling van de
Redactie kan zijn. Daarom moet ik veel
ouds voorbijgaan. Hen, die er zich voor
interesseren, verwijs ik naar de bronnen,
waaruit ik zelf het weinigje, dat ik geven
kon, heb geput. Zij'zullen erin vinden, dat
de achtereenvolgende Goudse Vroed-
schappen zich voor het onderwijs blijvend
hebpen geïnteresseerd, zodat Ds. Schelte
ma in 1879 terecht mocht schrijven:
En tot op den dag van heden is die
zorg nog zo zeer overheersend bij de le
den van onzen Gemeenteraad, dat dezen?
f zuinig, misschien hier en daar wat over
dreven zuinig in andere aangelegenheden,
voor geen opgfieringen terugdeinzen, mits
zij de krachten'der Burgerij niet te boven
gaan, wanneer 't het onderwijsen de
vorming en beschaving harer kinderen
geldt.
Als nu over eenige jaren een nieuwe
geschiedschrijver de feiten uit het leven
onzer stad zal vastleggen, dan zoo kan
ik mij voorstellen zal hij in betrekking
tot het heden nagenoeg het volgende op
merken:
Door allerlei van hogerhand voorge
schreven bezuinigingen en beperkingen
ziet de Stedelijke Overheid zich pemoei-
lijkt in het handhaven en in het aanbren
gen van veel, dat voor het onderwijs van
het allergrootste belang moet worjden ge
acht. Zij heeft ^elfs reeds veel moeten
prijsgeven, wat vrijwel onmisifeair leek.
Toch heeft dit haar belangstelling niet ge
dood. En zo gaat zij door, haar vplle aan
dacht te schenken aan onderwijs ei volks
ontwikkeling, opdat „Gouda's glsrie se
dert Jaren: Goed onderwijs in deze
moeilijke tijden niet verloren ga. f
In 1862. het stichtingsjaar van de Goud
sche Courant, telde onze stad feeds een
tiental scholen, t.w. 4 openbare- en 6 bij
zondere, waaronder zelfs eén gesubsidi
eerde. De vier openbare scholen werden
als volgt onderscheiden: Armenschool
Tusschenschool Burgerschool en Jonge
jufvrouwenschool. Dat deze laatste een bij
zonder cachet droeg, spreekt wel vanzelf
en kwam o.m. tot uiting in den naam secon
dantén, aan de leerkrachten dier inrich
ting gegeven. Het Bijzonder Onderwijs,
dat nog niet de rechten kende van tegen
woordig de Onderwijswet van 1857 was
op een grote teleurstelling voor de aan
hangers van dit onderwijs uitgelopen
had to^n minder te betekenen dan het
Openbaar Onderwijs. Toch omvatte het
reeds ongeveer een derde deel van het
totaal-aantal leerlingen.
Ik zeide daar, dat het Bijz. Onderwijs in
1862 nog geen rechten kende. Toch was
reeds langen tijd daarvoor „de wprsteling
om het kind" begotinen, een worsteling,
die tijdens de behandeling van de Onder
wijswet van *857 tot een zoo tragischen
draagt van Johannes Calvijnschool.
De Rooms-Katholieke scholen waren de
volgende: twee meisjesscholen resn
staande Westhaven en Peperstraat, twee
jongensscholen onder een dak, staande
aan de Spieringstraat en een gemengde
school in de Lethmaetstraat, de laatst ae
stichte van de vijf.
De Bijzondere Scholen, die Gouda thans
meer telt, kwamen alle onder de nieuwe
Wet, dus na 1920, tot stand t.w.: T
de Neutrale School 1 Sept. 1923. Deze
school kon echter niet vóór 20 Oct. 1924
haar tegenwoordig huis aan den Groene
weg betrekken;
de Da Costaschool aan de Gouwe 1 April
iui ccu iuu xxagiscnen
strijd in onze Volksvertegenwoordiging
aanleiding zou geven en den woordvoer
der van de „Rechterzijde". Groen v. Prin-
sterer, na de beslissende stemming op 20
Juli 1857, onmiddellijjJkn diep teleurge
steld de vergaderzaal deed verliten met
achterlating van den volgenden brief aan
den Voorzitter: Nu de beraadslaging over
de Wet op het Lager Ond&wijs is afge
loopen, neem ik, met smart, doch uit per
soonlijk plichtsbesef, -en na rijp beraad
mijn ontslag als lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
Groen zag zijn ideaal: gezindheids-t
scholen op kosten van den Staat niet
^JJjftrezenlijkt; in plaats daarvan zag hij
wrschijnen een openbare school, „pas
klaar gemaakt voor alle richtingen". Dat
was den groten man te machtig en diep
teleurgesteld trok hij zich uit de Kamer
terug.
Toch was er wel iets bereikt en iets be
langrijks ook. Voprtaan tóbb zou de stich
ting van bijzondere scholen niet langer
door de willekeur van plaatselijke en pro
vinciale autoriteiten kunnen worden te
gengewerkt: de Wet verleende volle vrij
heid, tot het stichten van dergelijke in
richtingen over te gaan.
Zelfs werd het begrip: subsidie voor bij
zonder onderwijs in de Wet genoemd,
echter aan een voorwaarde gebonden, die
voor de mannen van rechts niet te aan
vaarden was. Het zou nog tot 1889 duren,
eer de subsidiëring van Bijz. Scholen in de
Onderwijswet zou worden opgenomen, in
dien zin, dat de rechtsgelijkheid van
het openbaar- en het bijzonder onderwijs
dGor de Regering werd erkend.
Waren er in den loop der jaren in ons
land reeds heel wat Bijz. Scholen gesticht,
het spreekt vanzelf, dat de Wet van 1889
den stoot helft gegeyen tot een belang
rijken uitgroei van het Bijzonder Onder
wijs.
In Gc^uda bezaten de Katholieken reeds
vier scholen, een drietal Christelijke kwa
men erbij en als om nu enigszins vlug
te gaan de thans geldende Onderwijs
wet de belangrijke Wet-De Visser, in 1920
in behandeling wordt genomen, telt het
Lager Onderwijs te Gouda reeds 9 open
bare scholen - 3 Prot. Christelijke en 5
Rooms-Katholieke. En is de toestand
aan reeds enige jaren geweest.
De reeds bestaande Christelijke Scholen
waren, die in de Groenendaal, de Groen
van Prinstererschool; die aan de Gouwe,
later verplaatst naar de Burgemeester
Martenssingel, en sedertdien Prinses Juli-
anaschool genaamd en de Bijz. School in
de Keizerstraat, welke thans den naam
1924. Deze inrichting, de tweede school
van de Vereniging voor Chr. Nat. Onder
wijs, heeft *ich niet kunnen handhaven
waarom zij1 Jan. j.l. met haar zuster-
inrichting, de Groen van Prinstererschool
in de Groenendaal, werd saamgesmoi-
ten;
de Hervormde School, genaamd Wester-
school, aan de Van Lennepkade 1 Sent
1932;
de Jan van Nassauschool, die, met een
ingang in de Komijnsteeg, werd onderge
bracht in het gebouw van de voormalige
openbare school in de Keizerstraat, 1 Ja
nuari 1933.
Terwijl 1 Oct. 1928 in het reeds bestaan
de gebouw in de Keizerstraat werd ge
opend de Geref. U.L.O. school.
Met de reeds vroeger bestaande verte
genwoordigen de nieuw geopende Chr.
scholen thans niet minder dan vier rich
tingen op Prot. kerkelijk gebied.
De Rooms-Katholieke scholën ondergin
gen na 1920 geen andere wijziging een
enkele inwendige verbouwing daargela
ten dan deze, dat de U.L.O.-school voor
jongens met ingang van 1 Sept. 1926 van
de Spieringstraat verhuisde naar het voor
haar opgetrokken gebouw aan de Nieuwe
Haven.
Naast nieuwbouw van scholen, waarvan
ik boven repte, had ook gehele of gedeel
telijke verbouwing plaats. Toen de Ver
eniging. die thans beschikt over het prach
tige schoolgebouw aan de Burg. Martens
singel, waarin zij haar Prinses Juliana-
school heeit gevestigd, een Lagere en
een U.L.O.-school Gouwe 103 verliet,
moest deze school geheel verbouwd, d.i.
nieuw opgetrokken, worden, om er de Da
Costascny in te kunnen ontvangen. Ook
de Bijz. $hool Jn de Keizerstraat werd
geheel vernieuwd, terwijl de Groen van
Prinstererschool een belangrijke verbou
wing onc^èrging. Zoo ook: alvorens de
Neutrale/School een behoorlijk onderdaTr
kon wórden aangebo^^ moest het ge
bouw van de inmiddli^esloten eerste
Burgerschool voor jongens aan den
Groeneweg worden algebroken, om door
een nieuw te worden vervangen.
Ondertussen had het Genteentebestuur,
haar oude leuze.- aanhoudende zorg voor
het onderwijs getrouw, niet stilgezeten,
waar het een goede huisvesting van het
openbaar onderwijs betrof en zoo ontston
den achtereenvolgens aan nieuwe gebou
wen: de Openbare U.L.O.-school aan de
Burg. Martenssingel, waarvan de bouw
reeds in 1920 werd aangevangen, de Cen-
tralè KopschooJ aan de A. G. de Vrije-
straat (eerst met 10 lokalen, later tot 12
uitgebreid) en de School voor Gewoon
L.O. aan de Elisabeth Wolffstraat. Terwijl
een zeer belangrijke verbouwing plaats
vond aan Ao.L.S. 8 in de Prins Mëndrik-
strdat. *1 W
Voor he enbaar Onder-
w ij s te Gouda^pFen de gevolgen van de
nieuwe Onderwijswet-De Visser buiten
gewoon belangrijk en lang niet in
a 11 opzichten gunstig.
Hoe was de toestand op 31 Dec. 1920, dus
op den dag voor de inwerkingtreding dier
Wet?
Het Openbaar Onderwijs telde toen, zoo
als ik reeds opmerkte, negen scholen en
wel: de scholen 1, 2. 3 en 4, echte volks
scholen, ieder met 12 klassen, een school
voor voortgezet lager onderwijs, de z.g.
V.L.O.-school, een slechts "kleine inrichting
met, naar ik mij meen te herinneren, niet
meer dan twee leerkrachten, een eerste en
een tweede Burgerschool voor jontjens en
eveneens twee Burgerscholen voor Meis-
jes. Hierbij valt op te merken, dat de twee
de Burgerscholen als inrichtingen voor
M.U.LtO. moeten worden beschouwd. Het
totaal aantal leerlingen dezer scholen be
droeg op dien datunr2345.
Hoe werd de toestand eenigen tijd, na
dat de nieuwe Wet van kracht was ge
worden? v y.
Door het voorschrift *an art. 27, vierde
lid der Wet, waarin bepaald werd, dat aan
het Hoofd éner Openbare School het on
derwijs ener klasse moest worden opge
dragen, zodat de ambulante hoofden dien
den te verdwijnen, achtte het Gemeente
bestuur zich vrij spoedig genoodzaakt, tot
splitsing der grote scholen 1, 2. 3 en 4 over
te gaan. In plaats van 4 elk met 12 half
jaar skiassen kwamen er nu 8 nummerscho-
len,
_„et 6 jaarklassen en een niet-
it Hoofd, waarvan 1 en 2 in de Je
ruzalem straat, 3 en 4 aan de N. Haven,
5 en 6 in de Keizerstraat, 7 en 8 m de Pr.
Hendrikstraat. De overige scholen bleven
voorloopig vrijwel ongerept. De 2de Bur-
aerschoöl voor Jongens echter werd ge
splitst, zooals de nieuwe Wet dat nu een
maal wilde, in een onderbouw van zes
jaren en een bovenbouw, de eigenlijke
ULO van vier jaren. Beide scholen ble
ven échter voorloopig geplaatst onder
het hoofdschap van den heer D?n Hoed.
Dan komt langzamerhand de afbrokke
ling, die voert naar den toestand van he
den Allereerst verdwijnt de 1ste Burger
school voor Jongens aan den Groeneweg,
toen reeds school A genoemd, destijds
Hoofd de heer J. Slop en wel met inggng
van 1 Sept. 1923. in den loop der jaren ge
volgd door de scholen 5 (29 April '24), 3 (15
Sept. '25) en 6 (1 Jan. '34).
Met ingang van 1 Sept. 1925 verdween
ook de 2de Burgerschool voor Meisjes aan
de Turfmarkt, toen reeds U.L.O.-school
voor Meisjes geheten. Het Hoofd dier
School, Mejuffrouw P. A. Snoep, werd met
ingang van dien datum benoemd tot HooicL
van den „onderbouwvan de U.L.O.-
school aan de Burg. Martenssingel. De be
langstelling der Ouders voor deze school
bleek weldra zoo groot, dat eenige jaren
achtereen tot het yormen van parallel
klassen moest worden overgegaan. Dit gaf
het Gemeentebestuur aanleiding, voor
noemde school A weder in het leven te
roepen: niet minder dan vier pareliel-
kiassen van school C, zooals de „onder
bouw" toen ofiiciëel heette, verschaiten
daartoe het noodige leerlingenaantal.
De vreugde was echter van korten
duur. De nieuwe school A, die evenals de
scholen B (Nieuwe Haven) en C als oplei
dingsinrichting voor voortgezet onderwijs
was bedoeld, bleek al heel gauw, dit niet
te zijn. 1 Sept. 1930 gesticht, verdween zij
dan ook reeds weer 1 Sept. 1933.
Hoe gaarne ik ook van de mij door vrien
denhand ter beschikking gestelde gege
vens gebruik zou maken, om de geschie
denis te beschrijven van elke school af
zonderlijk, meer in 't bijzonder van 1882
af tot heden of tot de ophefiing der bè-
trokken school, ik moet daarvan in een
artikel als dit, dat zich in lengte moet be
perken, wel afzien, om er enkele andere
meer algemene bijzonderheden voor in de
plaats te stellen.
Toch wil ik nog even wijzen op de Cen
trale Kopschool, een inrichting, waarom
trent het Gemeentebestuur van vóór de
nied[we Onderwijswet, meer in 't bijzonder
de toenmalige Wethouder van Onderwijs,
de hefer Knuttel, zulke hoge verwachtingen
koesterde. Die verwachtingen zijn niet in
vervulling gegaan: de school is een veel
bestreden instituut geworden, dat zich als
organisatie niet in de sympathie van het j
onderwijzend personeel hier ter stede
mocht verheugen. Het Hoofd dier school,
de heer J. J. Hogendoorn hij moge nog
zo energiek hebben gestreden heeft de
inrichting nimmer tot werkelijken bloei
zien komen. Zyn opvolger, de heer Eelke-
ma, heeit in 1936 met moed den arbeid
overgenomen. Hij wandelt thans langs
nieuwe wegenl "in de hoop op succes.
In de belangrijke verordening op het
onderwijs, dife het Gemeentebestuur bij
schrijven yLn 15 Oct. 1?21 den Raad aan
bood en tile 1 Jan. 1922 van kracht "werd,
in hetzelfde jaar vólgde reeds weer een
nieuwe vserordening„— komt een tot dien
tijd in Gouda niet gekend instituut voor,
o.m. noodig geoordeeld door het verdwij
nen van het ambulantlsme, n.l. dat van
Reserve-onderwijzer. De beschikking over
een viertal vdn deze leerkrachten werd
wenschelijk geacht.
Die „noodzakelijkheid" werd ech-
*ter maar kort gevoeld en heel spoedig
waren dan ook de functionarissen ver
dwenen, zonder te worden vervangen. De
„laatste der iyiohikanen'1 hij bleef nog
vrij lang was ten slotte innig verheugd,
elders een beter emplooi te vinden.
Eenzeliden weg naar de vergankelijk
heid volgde het door de Wet ingestelde en
ook hier te Gouda georganiseerde Ver
volgonderwijs, dat bedoelde het vroegere
Herh.-onderwijs te vervangen. Nauw ver
schenen, verdween het wedér vrij spoe
dig, gedeeltelijk misschien, omdat het niet
voldoende op prijs werd gesteld, cjgdeel-
telijk ook, ómdat er wA een andere gele
genheid bestond, onderwijs in soortgelij
ken geest te ontvangen, allerlaatst mis
schien ook ter wille van een geringe be
zuiniging, voorloopster van de'vele, die,
door dem nood opgelegd, nog zouden
volgen. f
Ook het openbaar voorbereidend
onderwijs moest veren laten: de bewaar-,
school aan de Nieuwe Haven werd 1 April
1934 gesloten, terwijl de Gemeentelijke
Opleidingscursus voor leerkrachten bij liet
Voorbereidend Onderwijs ejA langzamen
dood stierf: 1 Sept. 1936 wefd de cursus
opgeheven, w&armee een* gedurende lan
gen tijd zeer gewaardeerd instituut ver-
t dween.
Meerdere bezuinigingen maakten meer
dere besluiten, schadelijk voor het onder
wijs, helaas nodig. En zo verdween ook
het vakonderwijs over de gehele linie:
geen tekenleraar meer en ook geen vak
onderwijzeressen meer vdor de Handwer-
4 zelfs werd de Gymnastiekleraar ont-
|n en op wachtgeld gesteld. Over het
r of minder noodzakelijke van vak
onderwijs voor tekenen en handwerken
zullen de meningen misschien uiteenlo
pen; de afschaffing vën het vakonderwijs
in de Gymnaètiek wordt, geloof ik, vrij al
gemeen betreurd. Enkele Bijz. Scholen hier
ter s'tede hebben dan ook middelen ge
zocht en gevonden, juist d i t onderwijs
voor hun scholen, althans gedeeltelijk, te
behouden.
Afbraak dus en veel. Waarbij dan* nog
gezwegen wordt van de omstandigheid,
dat het Gemeentebestuur, ook na af deze
bezuinigingen, zich van hogerhand ziet
voorgeschreven, hoeveel het hoogstens
per jaar en per kind aan leermiddelen
voor de scholen mag besteden. Een voor
schrift, dat ook het Bijz. Onderwijs treft.
Afbraak, ja, maar toch bleef er ook nog
veel moois ongerept. In „het Paradijs
deze eigenaardige stadsbuurt van Gouda,
bloeit het volle leven. Daar \yerkt onder
deskundige leiding van den heer De Bode
men vrage het deii Juist afgetreden In
specteur voor dit onderwijs, den heer Dr.
Van Voorthuysen maar eens de School
voor Buitengewoon Lager Onderwijs en
verricht er, door haar Personeel, een zo
heilzaam werk. Kinderen, wier verstande
lijke aanleg zodanig is, dat zij op een ge
wone school niet thuis behoren, worden
daar liefderijk ontvangen en genieten er
het onderwijs, datbij hun geestelijke
structuur past. 1 Mei 1928 door samenwer
king van voorstanders van dit onderwijs
van alle drie de richtingen: Openbaar,
Christelijk en Rooms-Katholiek ge
opend, nam zij voortdurend ik bloei toe.
En voor mijn geestesoog verschijnt de
man, die met zoveel liefde en toewijding
aan de totstandkoming van deze inrich
ting heeit gewerkt, wijlen Wethouder La-
feber, wien geen reis te veel en geen be
spreking te moeilijk is geweest, om zijn
doel te bereiken. En weer zie ik zijn ver
heugd gezicht op dien avond in de Bur
gemeesterskamer, toen in de vergadering
van de Commissie van Bijstand voor het
Onderwijs een voor zijn plannen gunstige
beslissing was gevallen.
De {ioor den hefr Lafeber opgeroejpen
Gemsentelijke zorg voor de ^wakkeA
hij zij daarbij wel of niet geinspii^e^
door anderen uitte zich weldra^ï^
nieuw, toen met ingang van 20 Juli 1930
een uitgebreid Geneeskundig Schooltoe
zicht werd ingesteld door de benoeming
van den specialen Schoolarts, Dr. Kroon
dijk. Zowel voor dezen functionaris als
voor het Gemeentebestuur moet het een
voldoening zijn, dat ook het Bijz. Onder
wijs, zij het dan nog met uitzondering van
één school, zich bij dezen Dienst heeft
aangesloten.
Hoe die Dienst werkt? Het past mij niet,
daarover een oordeel uit te spreken. Maar
het oordeel i s gevormd, doof Ouders en
Onderwijzers. Hoe dit luidtdat zal den
heer Kroondijk niet onbekend zijn.
Er is meer, dat Gouda tot ere strekt en
tot dankbaarheid stemt, meer, dan ik we
gens gebrek aan ruimte vermelden kan.
Maar met een enkel woord wil ik toch nog
noemen het Gemeentelijk Schoolbad in de
Groenendaal, deze nuttige, niet meer te
missen instelling.
En de leerkrachten? Op 31 Dec. van het
vorige jaar onderwezen zij in 24 scholen,
waaronder vier voor U.L.O., t.w. 9 Open
bare, 8 Prot.-Christelijke, 6 R. Katholieke
en 1 Neutrale, in een totaal-aantal van 128,
n.l.: 54 Openbare, 38 Christelijke, 32 R. Ka
tholieke en 4 Neutrale, niet minder dan
5134 leerlingen, naar de hiervoor bedoelde
groepen te veVdelen in aantallen van
2159, 1426, 1388 en 161. Dat betekent, dat
gemiddeld iedere leerkracht dageliücs
de zorg heeft voor veertig kinderen.
Wie iets van onderwijs afweet, weet ook,
dat dit geen kleinigheid is. Maar gelukkig
mag worden verklaard, dat deze taak met
opgewektheid wordt vervuld. Want er mo
ge in de loop der jaren veel moois ver
loren zijn gegaan, er is ook veel gebleven,
dat den werkelijk „geroepene", ook in
deze dagen van beproeving, den dagelijk-
schen arbeid Dlyvend .veraangenaamt. Ik
heb het voorrecht, daarvan ve^e malen
getuige te mogen zijn-
De Onderwijzer van thans moge anders
zijn, dan die van vóór de Wet-De Visser,
anders georiënteerd, in liefde en toewij
ding doet hij voor zijn oudere collega's
niet onder, nergens in ons land en dus ook
hier ter stede niet. In dit opzicht kunnen
Overheid en Burgerij van Gouda gerust
zijn. Ook in ónzen tijd geldt nog. wat in
vr.oeger eeuwen voor Gouda gegolden
heeft: Goed onderwijs. Ziedaar Gouda's
glorie! V
Gouda, Maart 1937. H. DE BLOUW,
Inspecteur v.h. Lager Onderwijs
in de .Inspectie Gouda.
l)e tégenwoordige Ambachtsschool aan den Graaf Flofisweg.
De Gilden-tijd.
\X7anneer men begonnen is met 1
ven van vakonderwijs valt ni'
zekerheid te zeggen. Bekdhd j*'dat
steeds groepen mensen zijn gi
het een of het andere vak beoefenden, en
er voor zorgden dat het vak bleef bestaan.
In de Middeleeuwen was de opleiding van
gingen uitoefenen op handel en nij
;rheid, 'werden dezef door de regering
eheven. Dit geschiedde in het jaar
het vak in harijïen van de gilden De pey
riode van TsOO—Ï575 was het bloeitijdperk
van het gildenwezen. Hiervan getuigen
vele mooie gebouwen, met de prachtige
details. Die tijd was voor het leren van
een vak. een mooie tijd, want erwerden
h^ge, dikwijls zeer hoge eisen gesteld aan
de bekwaamheid van de ambachtslieden.
Personen buiten het gilde staande moch
ten het vak niet uitoefenen. Om lid te wor
den. mgest men als leerling of jongmaatje
bij een meester in de leen gaan. Het aantal
leerlingen wasflbeperkt.idaar de meester
niet vrii was Jm het aannemen.-%Veelal
mocht een meester niet meer dan 2 leer
lingen hebbën. Werd men als leerling aan
genomen, dan moest een bedrag in de kas
gestort» worden. Later is$it veranderd, en
was de meester verplicht den leerling te
iaten inschrijven in het leerlingenboek,
hetgeen berustt? bü de hoofdlieden van
het'gilde. Ook febeUrde het. dat een leer
ling in het gezin van den meèstër werd
opgenomen, zodat deze ook moest zorg
dragen voor de opvoeding.
Wanneer een leerling het niet naar zijn
zin had, dan behoefde hij het niet te pro
beren naar een anderen meester te gaan,
want zonder bewijs, (wij zouden nu zeg
gen „getuigschrift") wer.d hij niet aange-
Aomen. De meester mócht den leerling ook
'niet zonder geldige reden ontslaan. ^/Vas
men minstens 4 Jaar als leerling wërkzaam
geweest, 'dan mocht men examen doen
voor „gezel".
jMen kreeg een proefstuk te maken dat
door de n^esters werd beoordeeld. Slaag
de men ^or dit examen, dan werd men
als gezel ingeschreven en kr?eg men als
bewijs een „leerbriefHiermede vporzien.
opvoeding zo gunstig was, maar voor die
kon men proberen als gezel werk te vin
den. Dit lukfe ook niet altijd even gemak
kelijk, daar-de meesters gebonden waren
aan de voorschriften omtrent het aantal
gezellen, welke zij op "de verschillende
werken mochten hebben.
Nadat men een aantal jaxen, minstens
4, bij denzelfden meester geweïkt had, en
daarna nog een tijd in den vreemde was
werkzaam geweest, mocht men een proef
stuk maken, voor meester". Slaagde men
dan kreeg men de titel Mr. Timmerman,
Mr. Schoenmaker, Mr. Schilder enz. Was
er een Meesterplaats open, dan kon men
zich vestigen en werd men als gildebroe-
der aangenomen.
Zoals men ziét was het dus niet zo een
voudig om de naank van goed vakman te
verkrijgen. Door de invloed, welke dé gil-
I)£ Jan Philipsweg zooalh ^iie vroeger
Na de opheffing der gilden.
eze tijd kwam hét vrije in het vak.
en mocht een vak leren en het uit-
ijpHen. Men kwam, als leerling op een
werkplaats waar de patroon als goed vak
man d^ leiding had en veelal zelf mee
werkte.- De;jongens moesten den patroon
en de knechts helpen en werden door de
ze ook aan het werk gezet en geholpen.
Het was raadzaam voor de jongens dat zij
goed uifk^ken en flink aanpakten. De
knechts ontzagen de jongeiÜ niet en ga
ven hen dikwijls ?>p een hardhandige wijze
te kennen wat zij wilden. Ook* moesten
de jongens boodschappen doen, hetgeen
Vooral 's Maandags nie\/direct voor hun
jongen# kunnen vragen, wanneer het nog
tijd was dat heel\ gewoon.
Na één of twee jhar kwaï# er een nieuwe
jongen en klom nfei^ een trapje hoger.
Daar er toen voldoende werk op de win
kels en werkplaats A vyas. mede daas men
nog geen machines kende, was deze tijd
voor het leren van het vak ook wel gped.
De oudere knecht9 hadden tijd om de jon
gens te helpen en om hen wat van het vak
te vertellen.
De nieuwe tijd.
Het Ambachtsonderwijs.
Daarna kwam de nieuwe tijd. De machi
nes werden ingevoerd, de vakken werden
Wanneer ik op verdoek van de redac
tie van de GoudKhe Courant hier
eenige oude herinneringen uit GouÖa
weergeef, dan mogen deze, wel be-
schouwd, niet op het epitheton „oud"
aanspraak maken. Immers gaan mijn her
inneringen niet verder terug dan omtrent
het begin dre^r eeuw. Maar indien ik die
indrukken de revue laat passeeren, dan
treft mij toch hoeveel in "zoo n betrekke
lijk korten tijd in de goede stad ter Gouw
is veranderd.
Ik heb hierbij niet in de eerste plaats
het oog op de gestadige uitbreiding der
stad: omstreeks 1900 bedroeg het inwo
nertal circa. 22.000; thans omtrent 32.000,
een groei-, welke weliswaar niet bijzon
der sterk genoemd kan worden, doch
welke «bch op een regelmatige ontwik
keling /n rustig tempo wijst. Ma?r welke
veranderingen zijn Ihtusschen niet inge
treden op allerlei gebied! Politieke en
sociale tegenstellingen, die onoverbrug
baar schenen, zijn verdwenen, ol hebben
zichzelf opgelost; nieuwe leuzen, nieu
we ideeen schiepen andere strijdpunten;
zullei* deze niet op dezelfde wijze tot
oplossing komen als de oude verschil
len van inzicht?
Gouda heeit niettegenstaande de vele
en ingrijpende veranderingen niet Ihet
minst tengevolge va^ den oorlogstijd
zijn karakter als^Cjude Hollandsche pro
vinciestad weten te bewaren! hoewel de
nabijheid van twee gropte steden Rot
terdam en Den Haag toch een directe
bedrbiging voor dat eigen karakter
vormt. De, oorzaak hiervan geloof (k te
moeten zoeken in het feit, dat Goudè
vanouds het natuurlijk centrimi is van een
belangrijke landbouwstreek, vfceike voor
al in het eerste kwart1 dezer eeuw tot
grooten bloei is gekomen, na de zeef
moeilijke jaren, weikè de landbouw in de
laatste ^25 jaar van de vorige eeuw had
doorgemaakt en waarvan de huidige pe
riode weer een herhaling schijnt te ge
ven, zij hbt ook niet in zOó hevige mate.
pis toenmaals. Zeker is, dat de groei en^
bloei van Gouda sedert 1900 berust op
deze twee pijlers: de 1 a n d b o u w in den
omtrek en de zich ontwikkelende ipdu--
s t r i e in de stad zelve. Hoe groot zijn
ook niet de veranderingen, welke zich in
die industrie hebben voltrokken! Gouda
was vanouds de stad der pijpmakerij, der
pottenbakkerij en touwslagerij. Wat het
aantal betreft zijn deze takken van
nijverheid sterk geslonken; slechts enkele
belarigrijke bedrijven "konden, en meest
op nieuwe' basisj den strijd om het be
staan ipet sucqps blijven voeren. Daar
naast ontstonden nieuw^ industrieën,
waarvan sommige thans reeds na een
periode van bloei den weg van enkele
oudere schijnen te zu)ley opgaan; hoe
deelt bijvoorbeeld de 20 jaar geladen nog
zoo bélangrijke sigarenindustrie ook te
Gouda in de algemeene malaisé dezer
nijverheid in den lande!^Verblijdend en
hoopvol is hiernaast, dat* tal van nieuwe
bedrijven zich een plaats wisten te ver
overen, als bronnen van welvaart om het
verlorene te vervangen. Ik geloof, dat
gespecialiseerd, het systeem „aangenomen»
werk" kwam en men had 'gpen tijd meer
om de jongens ln het vak op te leiden. Om
nu de grondbeginselen van een vak te
leren is men aangewezen op de Ambachts
school. Daar kan merj een tweejarige cur^
sus volgen in de afdelingen Timmeren,
Meubelmaken, Schilderen, Smeden-bank-
werken, Motor- en rijwielhersteller en
electrotechniek.
naast den kiashandel als vanoud*. ly-
pïsch-Goudsche bedrijven de wassche-
rijen en bleekerijen zich het best hebben
weten handhaven.
Op geen terrejn zijn de veranderingen
zóó groot als op dat van het vervoer.
Men kan hier wel van een revolutie
spreken. In minder dan een kwart eeuw
wi/3t de vrachtauto den schipper en den
bode radicaal te verdringen, de beurt
vaart- en barge-diensten te vervangen.
De vele beurtschippers en boden, die op
Donderdagen en Zaterdagen sommige
grachten ot straten stoaeerden en zoo n
levendig aanzien gaven, hebben hun
plaats moeten afstaan aan prozaïscher
vracht-auto-diensten. Het verkeer te wa
ter onderging voorts belangrijke veran
deringen doordat hoe langer hoe meer
de toenemende Gouwe-vaart buiten
Gouda~W«rd omgeleid en thans geheel
buiten de'gemeente om gaat. Omstreeks
1900 verving de Nieuwe Vaart de kronke
lige Gouwe langs de Wachtelstraat; hoe
massaal deden de „Volharding -booten in
dit nauwe, kronkelige vaarwater aan! De
hooge spoorbrug over de Gouwe maaKte
een einde aan het vaak uren waexnen
voor de oude lage brug, waaronder nau
welijks een roeiboot kón passeeren. De
toestanden op verkeersgebied waren
toen soms nog wel zeer aartsvaderlijk!
Trouwens ook in de stad zelf was dit
een verrel eeuwsch nog het geval; veie J
btraten, waar thans" de auto ruim baan t
hëelt, waren omtrent half zoo breed ten
gevolge van meestal vrij kwalijk rieken-
k« grachtjes of zijlen dankbare uitlaten
yoox riolen enz. ja zelis ontoeganke
lijk voor alle asverkeer omcjfct siechts
.een trap bruggetje de verbindin^Sschakel
met de rest van het stratennet vormde^
Ik zal niet ontkennen, dat door de ver
schillende dempingen misschien hier en
daar wat oud»stadsschoon is vernietigd,
maar wie zich nog den ouden Groeneweg
of het Lombardswatertje herinnert, zal
deze toch waarschijnlijk niet meer terug
wenschenl
En de bevolking? Ja deze ook veran-^
derd? Natuurlijk heeft de tijd hier se
dert het begin der 20ste eeutv nog ster
ker huisgehouden dan cuj^nder gebiedt.
Metalen-kruisridders, zJMus Gouda 30
jaar geleden in Kobus Sohep nog had,
zijn .sinds lang allen ter ziele. Maar «ïaast
die onontkoombare vernieuwing der be
volking, is deze, geloof ik. 90k vlotten-
der geworden; de mutatie^ en de migra-
t'ie lijken.mij maar dit is een persopn-
lijke indruk, welke niet steurtUop eenég
statistisch materiaal grootgrdan vroe
ger, toen de band met de geboorteplaats
gaster scheen. Toch valt het mij op, dat'
de band tuSsc^en Gouwenaars „in den
vrëemde" en hun geboorteplaats zoo lang
mogelijk wórdt bewaard; de „Goudsche
Courant" i's hierbij vaak de verbindings
schakel, ja soms zelfs de laatste en
eenige wanneer de persoonlijke of de fa
milie-banden door den tijd verbroken
zijn.
m-Mr. J. VAN GALEN.
Amsterdam/ fraiart 1937.
r vroegere Ambachtsschool
in het Paradys.
De hoofdzaak is d® praktijk van het vak,
iAet het vaktekenen, constructieleer en
materialenkennis. Voor algemene ontwik
keling ontvangen de leerlingen ook les ii^
de Nederlandse taal, rekeneri, meetkunde,
algebra, natuth- en*.werktuigkunde. Deze
lessen zijn ook zoveel mogelijk getgetst
aan de praktijfc.
In de werkplaatsen, wordt door den le
raar, het te maken werkstuk besproken en
op het bord met schetsen toegelicht. De
lefaar doet de bewerkingen voor, en vijsj
op de moeilijkheden. Is het een en ander
begrepen, 'dan gaan de leferllngen aan het
werk. De leraar controleert steeds, en de
2h uur les gegeven. Ook jóngens^welke
niet vlotten wil. y
Bij de les in constructieleer worden de
opgaven besproken' en duidelijk verteld
waarom dit of dat zo moet zijn. Vah het
besprokene krijgen de leerlingen een
korte beschrijving met daarbij behorende
schetsen. Dit wordt thuié overgenomen.
Geregel^ wordt door het', geven van
proefwerk nagegaan of het behandelde
begrepen is. Op de tekenles wordt van de
aanwezige modellen een schets gemafekt
en de maten duidelijk ingevuld. Daarna
wordt naar deze schets een tekening ge
maakt Ook worden er Wel schetsen ge
geven waarnaar de tekeningen gemaakt
worden. Bij de les in materialenl»enni?4
wordt geéproken pv®r h®rhomst. sa
menstelling, eigenschappen, vopr- en na
delen van de benodigde materialen. Zo
veel mogelijk worden de materialen in
handen van de leerlingen gegeven. Op
deze lessen worden ook de gereedschap
pen besproken. Van alle lessen ontvangen
de leerlingen een beschrijving met schet
sen toegelichUhetgeen thuis g^ergenonien
moet worden.
Zoals is aangegeven, kan mén op deze
wijze, een goede grufld*l%g n voor
hek vak, en kan de leerling in de
prtftitijk vérder bekwamen. Wil hij^erder
gaan-met tekenen en theorievakkerCdan
krijgt hij hiertoe gelegenheid door de
Avondschool voor Ambachtslieden te gaan
■bezoeken. Daar ,kan men^ich voor alle
|akken aanmelden. De lessen wórden ge-
jjeven gedurende de zes wintermaanden,
/tike .week wordt dan vier avonden van
tniet op de Ambachtsschool zijn geweest,
\ynnen de. Avondschool bezoeken. VoüA
hen duurt de cursus 5 jaar. Beide scholar-
ware» voojr 2S jaren in het Gebouw Para
dijs tió. 7 ondergebracht.
1 Óctobér 1932 werd het niettWe school
gebouw Graaf Florisweg 38. betrokkën.
Voor het onderwijs was dit een prachtige
vérbetering, daar dit nu nog beter tot zijn
rechj komt.
De werkplaatsen zijn voorzien v?n ma
chines, terwijl ook autogeen- en electrisch
lasseïl onderwezen wordt. De leerlingen
van de afdelingen Timmeren en Meubel
zaken, ontvangen ook onderricht, in ma
«chinale houtbewerking. De leerlingen van
de afdeling schilderen krijgen oók"het be
handelen van metaal en hou* zowel met, de
kwast als met de spuit Voor de jongens
welke uit de .buitengemeenten komen is
gezorgd, dat zij tussen de schooltijden in
een ruim, fris schaftlokaal, onder toezicht
van den concierge, hun brood kunnen op-
eten.
Uit het bovenstaande blijkt wel dat men
dóór het bezoeken van d? Ambachtsschool
tde grondbeginselen van. het vak goed
leert.
S. SWANEVELD,
Directeur Ambachtsschool voor
Gouda en Qmstrekpn.