HET ONDERWIJS VOOR 75 JAAR EN NU. HET LAGER ONDERWIJS TE GOUDA VOORHEEN EN THANS. T GOUDA IN HET EERSTE KWART DEZER EEUW. HET VAKONDERWIJS VOORHEEN EN THANS. L'tLÏn 'ÜT"? 'er geschoven, maar niet door „de to nlotleln ?')dragende en hoefslagpllohtige ingelanden", die toen plotseling door hun stemrecht de macht in handen dachten te heb a* Peiso°nwisseling van de heemraden geschiedde h»t i ?°r patroneerende steden. De patriottten ZH In ril pe, r®9enten n°9 wat voort. Niet dadelijk vonden w Id^r Han H h6t ,UiSte SPO°r S°mS WSren de laatsten no9 wilder dan de nieuwe regeeringsmannen in Den Haag. soms - en eL'vaï terf'r w,t onwennl9e d^gen zakelijk nuchier en van een kostelijken drogen humor. Gedurende de Bataafsche republiek, het Koninkrijk Holland en Doï'eonad«hienH"i waren de veranderingen niet van de lucht. Na-' rioenhlk dl f r Z''n P'»>en dansen' Hii daad. w dIclat°r' de benoemingen in Parijs oi Fontainebleau, en 1 „T, begrip gehad hebben van de besluiten, waar oor zijn prefect hem de ofiicieele verantwoordelijkheid liet dra Ung lanTuo °nti al"|d de Kabel'auwsche bestuursinrich- Onder Koning Willem 1 en Willem 11 sukkelde het voort. De oude schut werd soms verdienstelijk opgelapt, en vertoonde ten slotte stukken6'200 samenflansing van moderne en antieke brok- De tegenwoordige inrichting van het bestuur. Orize tegenwoordige inrichting kwam pas na de grondwetsher ziening in liberalen geest van 1848. De liberalen, aan wien wij zoo heel veel goeds te danken hebben dat wordt tegenwoordig veel te weinig gezegd hebben onder leiding van den onvolprezen Thorbecke den geest geschapen, waaruit de huidige waterstaats wetgeving is voortgekomen. Of Thorbecke minister was, dan wel of hij van de banken der oppositie af de regeering leidde, deed er omtrent het midden der 19e eeuw niet veel toe. En het deed er, wat den liberalen geest betreft, ook niet toe, of het onderwerp van wetgeving tot de bevoegdheid der Kamers, of tot dat der Provin ciale Staten behoorde. In 1855 was de Krimpenerwaard aan de beurt om van Zuid-Holland een Reglement naar de vrijzinnige be ginselen te ontvangen. Schieland was voorgegaan in 1851, Delfland onmiddellijk gevolgd in 1852. De Alblasserwaard en de Vijfheeren landen waren in 1856 aan de beurt, en Rijnland in 1857. De geest van de reglementen? De ingelanden hebben de macht van onderop. Het landsbestuur en het gewestelijk bestuur van boven af. Het is een huwelijk tusschen ingezetenen en overheid, waarbij de eene partij de kennis van de plaatselijke gesteldheid levert, en gedragen wordt door de verantwoordelijkheid, die de zorg voor eigen belangen staalt, en de andere partij over de man nen met het ruime inzicht beschikt, die een gezondedemocrlti den regel weet 'te plaatsen, waar het algemeen belang kn kerels en gave karakters noodig heeft. Thorbecke zelf w«. persoonlijkheid. Zijn stelsel heeft de proef van meer dan 80 i schitterend doorstaan, en is de waard tot grooten zegen g zegen geweent i de krachtsontplooiing mobilisatiejaar met alV overige moeilijkleden. Toen, gewaarschuwd door den onqek hoogen en gevaa lijken stormvloed van 13 op 14 Januari nam op 4 Februari de Vereenigde Vergadering (gevormd door den n! graaf, de 6 Hoogheemraden en de de dijden ontzaglijke i verloor geen tijqi met de vraag, zeer zeker gerechtvaardig' Z Rotterdam of het Rijk niet behoorden bij te dragen, daar de di van den Nieuweri Waterweg schuld heeft aan de hoogte der sta vloeden. Eerst dé veiligheid der bevolking, dan de juristerij0'0" Moge de Hollajadsche democratie tot in lengte van dagen on ri bres staan om Tljiorbecke's liberale denkbeelden ook in de water6 staatkundige wetjgeving te handhaven in zijn grondslagen, te ent wikkelen in zijn Retails en in de practische toepassing Amsterdam. Dr T Als voorbeeld alleen een herinnering aan de voortvarendheid, ontwikkeld in 1916, een mobilisatiejaar j,3""-****a "uu aoor den mii» le 6 Hoogheemraden en de 12 Hoofdingelanden) het besl i en algeme|en en atdoende te verhoogen en te verzwarenn ijke kosteji nam de Waard geheel voor eigen rekentnc geen lijqi met de vraag, zeer zeker gerechtvaardig' 0 Juist in de tijd dat de Goudsche Courant werd op gericht, was er in ons land een hoogst belangrij ke onderwijsher vorming in voor bereiding. Het volksonder wijs was toen reeds op zeer be hoorlijke wijze Dr. J. LEEST. voor die tijd dan geregeld, de eerste maal in 1806 en op nieuw in 1857. Ook was vanouds gezorgd voor de zeer kleine groep van jongelui die tot het Aca demisch Onderwijs moesten voorbereid worden: in de meeste steden waren La- tijnsche scholen, later Gymnasiën ge noemd, waar hoofdzakelijk de klassieke talen werden onderwezen. Maar voor de zeer talrijke schare van jongelui die na de lagere school een bre dere ontwikkeling nodig hadden, voor dg zonen van de welgestelde, handeldrijven de of nijverheid uitoefenende burgerij was slecht gezorgd. Dat juist dit deel van de bevolking zo lapg stiefmoederlijk werd behandeld, is wel merkwaardig. Immers, niet de geleer de stand, niet adel(of geestelijkheid, maar de burgerij was sedert de XVIe eeuw het leidende bestanddeel van ons volk. De burgerij had politieke en geloofsvrij heid bevochten; rijke koopliedengeslach ten hadden de regeermacht grotendeels aan zich getrokken. Doch in hun behoefte aan opleiding voor een maatschappelijke positie, aan degelijk onderwijf' in Moderne talen, Wiskunde, Natuurkennis. Aardrijkskunde en Geschie denis. daarin werd niet dan hoogst-' gebrekkig voorzien. In de XVlIIe eeuw kwamen er wat Fran se scholen, particuliere instellingen, vaak door 't stadsbestuur gesubsidieerd, soms goed, soms slecht, maar zonder enige re geling dl toezicht.. Een aantal van deze inrichtingen waren kostscholen, uiteraard alleen voor gegoe den bruikbaar. Gingen er geen stemmen op om in 't schromelijke gebrek te voorzien? Zeker wel! In 1809 werd^r eèH rapport aan de Regering uitgebracht, waa?in de nood?a- kelijkheid van het middelbaar of „tweede I onderwijs" werd betoogd. Resultaat had dit en volgende uiteenzettingen echter niet. Andere volken, zeker minder „burger lijk" van karakter, zorgden veel vroeger voor ontwikkelingsgelegenheden ten bat? - van hun burgerij. De Conventie in Frank rijk. berucht door het Schrikbewind, gaf aan 't land een uitstekende onderwijsrege- ling, ook voor 't z.g. middelbaar onderwijs. Pruisen régelde door een wet van 1832 de Realschulen. Bij ons moest men nog wachterf tot 1863* Pas "Thorbecke schiep de Middelbare school, waarvoor de tijd al een halve eeuw te voren rijp was. Zelden heeft een instelling in zo drin gende behoefte ^oorzien, Mlden heeft een inrichting zich zo snel en m-eed ontplooid. Na een jaar waren er 750 leerlingen op de H.B.S.-en met 5-jarige cursus,- in 1896 waren er meer dan 6500; thans, in 1936, tellen de H.B.S.-en 23.569 .leerlingen (de H.B.S.-en A bovendien 2980 leerlingen). Tot schade van 't Gymnasium is deze wonderdadige groei volstrekt niet ge weest: in 1848 waren er 70 Latijnsche scho len of Gymnasia, met 1868 leerlingen, in 1898 telden de 29 overgebleven? er 2500 en thans zijü er 53 met 9231 leerlingen. De steeds verder toegepaste democratie in onze maatschappij was wel de oorzaak, dat steeds breder volkslagen voortgezette studie in wetenschappelijke geest begeer den. Nog langer dan de weetgierige burgerij hebben de ambachtslieden moeten wich ten voor een behoorlijke vakopleiding was ingericht. Toen de gilden, die in vele op zichten ontaafti waren en aan de vrije ont wikkeling van het volk al te zeer in den weg stonden, in 1798 werden opgeheven? was de voorbereiding tot allerlei hand- uwerk geheel zonder regeling gebleven. Tteer tot schade van de bamenlevlng en ambachtslieden zelf! Pas omstreeks 1870 kwamen er ambachtsscholen, eerst een ln Amsterdam, toen een in Rotterdam en el ders. In 1933 waren er ongeveer 85 dagam bachtsscholen met meer dan 20000 Jeer lingen; Middelbaar Technische scholen waren er 19 met ruim 3200 leerlingen. Dit zijn enige sprekende cijfers die de dringende behoefte van ons volk aan de gelijke wetenschappelijke of practisch- technische voorbereiding bewijzen. En weinig factoren hebben tot de maatschap pelijke vooruitgang zo krachtig bijgedra gen als de vele en velerlei onderwijsgele- genheden die de laatste driekwart eeuw zijn ontstaan. Omstreeks 1860 hadden de ouders nog zeer weinig keus als ze over de toekomst van hun kinderen moesten beslissen; deze gingen van de lagere school, vaak zelfs uit de vierde of vijfde klas, naar een baas. een winkel, een kantoor; een zeer kleine groep werd naar een particuliere inrich ting gestuurd of naar een latijnse school. Wat ruime keus is er daartegenover in onze tijd! Zelfs in kleine steden is ze zo ruim, dat het aan vele ouders moeilijk valt een beslissing te nemen! De voornaamste wegen die openstaan voor 12 13-jarigen zijn de volgende. Ambachts- en nijverheidsscholen geven theorëtische en practisch^ vakopleiding, avondscholen en verschillende cursussen bereiden voor handel en bedrijf. Drie vier jaren voortgezet onderwijs geeft de U.L.O.-school, waar vreemde ta len en meest ook algebra en meetkunde, dan geschiedenis, aardrijkskunde en na tuurkennis en soms nog andere vakken worden onderwezen door de klasse- en enkele vakonderwijzers. Deze scholen, met een bescheidener programma dan 't M.O., kunnen een uitstekende opleiding verschaffen aan de kinderen die niet ver der kunnen of willen studeren. Ook voor verschillende cursussen op de practijk gericht geven zij goede voorbereiding. Kinderen die wèl een opleiding in meer wetenschappelijke geest kunnen genieten, behoren .na een 7de leerjaar van voorbe- rendendp aard naar H.B.S. of Gymnasium te gaan. (De mening dat\het ook goed is een leer ling met U.L.O. dlfloma te doen plaats nemen in de 3de tójas der H.B.S.is onjuist. Wie midden in da H.B.S.-opleiding valt, /bereikt nooit meer'een goed geheel. Ook kunnen alleen zeer flinke leerlin^bn de overgangsmoeilijkheden overwinnen maar hun belang had juist meegebracht, dat ze aanstonds naar de H.B.S. gegaan waren!) Gedurende de laatste 6 jaar gingen van de jongelui met einddiploma H.B.S. Me dicijnen studeren 16, Tandheelkunde 7, Wis- en Natuurkunde 4, Scheikunde 6, Bio logie 2, Theologjjfe (na 't staatsex. te hebben afgelegd) 1, voor v^aarts 3. Sterrenkunde 1. Rechte^ (na staatsex.) 3. aan de Handels hogeschool te Rotterdam 14 (met A-diph ma), aan de Techn. Hogeschool 6. vo officier 4, voor Indisch ambtenaar 2, vo> apotheker 3 enz., enz. Een brede stroom van gediplomeerucx gaat ieder jaar van de H.B.S.-en naar Uni versiteit, Technische Hogeschoolfèn Vee artsenijschool. 't Gebeurt ook nieï to zel den. dat men na 't eindexamen R/B.S. het staatsexamen aflegt, omlieshterf of Taal wetenschap of Theologie te gaan stude ren. Wie zijn kinderen wel graag een der gelijke ontwikkeling geeft, maar noch klas sieke talen wenst noch meer wiskunde dan het economische leven vergt, kan hen na het derde leerjaar in de A-afdeling plaatsen. Handelswetenschappen, itaat- huishoudkundë en Vreemde Talen vJrmen daar de hoofdschotel. Velen, in bezit van het A-diplonla zoe ken een betrekking in de handel, Wrschei denen gaan in de gemèbnfe-admfcistratie. het belastingwezen, of studeren verder aan de Handelshogeschool te Rotterdam, de Handelsfaculteit te Amsterdam of in het Indisch recht te Utrecht. Hij. die voor zijn kinderen een klassiiflce opleiding wenst, vgoral mèT^og op'la- tere studie van theologie, rechtéïu.pf klas sieke talen, zeóde hen naar het Gynjnaa sium. Ook tot de andere faculteiten, warr ior nog veleti een klassieke vorming op rijs stellen, Waant dit de weg. Conditie is dyfaat een behoorlijke aanleg aanwezig roor de apaijte taalstudie die deze vor ming onderstelf. De* grondige bestudering van de cultuur der Oudheid i® nog heden (of misschien: juist hedenhJn.Qnze tijd van techniek, we- reldverkee^n exhcte wetenschappen van hoge betekenis. Van volietiigheip is bij dit overzicht geen sprake; de rjiimte laat ze niet toe. Nog één opmerking wilde ik maken. Aan opleidingsipogelijkhAen had ons volk voor 75 jaar nbg een ernstig tekort; thans beschikken we^pver de weelde van een ruime keus. Dattau het kiezen aan vele ouders zo lastig Valt. komt. doordat zij nog andere factorenVlan alleen het be lang van het kind laten'meespreken. De ouders echter die zich alleen bekom meren over ^e vraag: „Wat eist het waar achtfg belang van mijn kind?" en die zich behoorlijk, niet eenzijdig, laten voorlich ten, zullen bijna steeds een juiste keus kunnen doen. Er is een tijd ge weest, dat het on derwijs te Gouda zoals in die da gen overal trou wens allerge brekkigst was, maar waarin het toch al de belang stelling genoot van Overheid en Burgerij. Reeds in het H. DE RLOUW. laatst der veer- tiendé eeuw, zegt Kluitman, een vroeger Hoofd der'School hier ter stede, in zijn in 1841 bij G. B. van Goor uitgekomen „Be knopte beschrijving der Stad Gouda", liet de stedelijke regering een school bouwen en alle kosten, zelfs de inkomsten van den leermeester, werden door de stad gedragen. En hij voegt eraan tpe, dat deze school werd gebouwd ter plaat se, waar „nu" d.i. dus in 1841 het Boterhuis staat. Hem volgende, zou ik dan nu mogen schrijven: ter plaatse, waar thans Arti Legi staat. Kluitman, die in zijn voorrede zegt, dat hij de gegevens voor zijn boek heeft geput uit Walvis en De Lange van Wijngaerden, terwijl hij zich „tot sommige bijzonderhe den ook den weg zag geopend door goe de vrienden wijkt in zijn gegeven om- - trer*t de plaats dier eerste school echter enigszins af van de door hem genoeihde bronnen. Zo lees ik in „De Lange van Wijn gaerden", in 1879, bewerkt en vermeerderd door J. N. Scheltema, verschenen bij G. B v^n Goor Zonen, dat de eerste school hier ter stede, waarvan gezegd kan worden, dat zij reeds in 1392 bestond, werd gehou den in een woonhuis achter de kerk, waar schijnlijk in de woning van een der paro chiegeestelijken Maar heel spoedig daar na werd van Stadswege een huis tot school ingericht. In 14Q# n.l. kocht de Stad „van Louw Jacobsz. synhuys in de Regenboog,, daer een scool afgemaect is, voor 35 gou den Engelsche nobelen". Merkwaardig is, dat deze school van meet- af de „grote" school is genoemd. Blijkbaar i oestond er dus toen reeds een of beston den er reeds meerdere kleinere scholen in Gouda. De juistheid daarvan is echter niet gebleken, zegt De Lange van Wijn gaerden. Deze„grote" school dan verrees tets plaatse, waar nu Arti Legi staat en waar voordien het in 1611 geopende Boterhuis zich b^fbnd, een huis, waar de platte landsbewoners uit den omtrek op de marktdagen hun zuivelproducten kwamen aanbieden. Hoezeer zij door de Burgerij gewaar deerd werd, bewijst het grote aantal leer lingen, dat in 1407 reeds 300 bó^oeg. Goed gezien wa^het van de Vroedschap, dat er Gouii^ Dr. J. LEEST, Directeur R.H.B.S. - --J-WSUIH.IIOJJ, UCll ex ten behoeïPê van al deze leerlingen ge zorgd werd voor een ruime, ope^peel plaats, zó groot, dat „in 1496, toen de Hertog van Saxen zich hier met zijn leger benden ophield, aldaar de paarden zijner ruiters werden geplaatst en in later tijd, gedurende de kermis, de kramen der vreemde kooplieden er een standplaats vonden." ,A1 bleef nu uit den aard der zaak het schoolwezen in dien tijd nog zeer beperkt, to^i behield het de volle aandacht van de Goudse Overheid, wat o.a. blijkt uit een van dit College in 1504 uitgegane missive, o m. inhoudende, dat „men goede scoel- meesters houden soude, om die kijnders wel geleert te worden." Doch niet slechts de Stedelijke Over heid, ook de Burgerij toonde in die dagen reeds haar belangstelling voor het onder wijs. En zo werden er onder haar gevon den, die „het onderwijs, hoedanig dan ook, niet alleen voor de jeugd noodzakelijk achtten, maar ook tAt de kinderen der armen wilden hebben uitgebreid en daar om bij erflating bepdalden, dat aan enkele dezer kinderen we^èüjks in de kerk enfc roggebrood zouyWorden toegedeeld. 6* der beding, dat zij lezen en schrijven kon den en hunne lessen des Zondags leren en opzeggen moesten." De lust bekruipt mij. door te gaan met het weergeven van deze oude geschiede nis van het onderwijs te Gouda, maar ik begrijp, dat dit niet de bedoeling van de Redactie kan zijn. Daarom moet ik veel ouds voorbijgaan. Hen, die er zich voor interesseren, verwijs ik naar de bronnen, waaruit ik zelf het weinigje, dat ik geven kon, heb geput. Zij'zullen erin vinden, dat de achtereenvolgende Goudse Vroed- schappen zich voor het onderwijs blijvend hebpen geïnteresseerd, zodat Ds. Schelte ma in 1879 terecht mocht schrijven: En tot op den dag van heden is die zorg nog zo zeer overheersend bij de le den van onzen Gemeenteraad, dat dezen? f zuinig, misschien hier en daar wat over dreven zuinig in andere aangelegenheden, voor geen opgfieringen terugdeinzen, mits zij de krachten'der Burgerij niet te boven gaan, wanneer 't het onderwijsen de vorming en beschaving harer kinderen geldt. Als nu over eenige jaren een nieuwe geschiedschrijver de feiten uit het leven onzer stad zal vastleggen, dan zoo kan ik mij voorstellen zal hij in betrekking tot het heden nagenoeg het volgende op merken: Door allerlei van hogerhand voorge schreven bezuinigingen en beperkingen ziet de Stedelijke Overheid zich pemoei- lijkt in het handhaven en in het aanbren gen van veel, dat voor het onderwijs van het allergrootste belang moet worjden ge acht. Zij heeft ^elfs reeds veel moeten prijsgeven, wat vrijwel onmisifeair leek. Toch heeft dit haar belangstelling niet ge dood. En zo gaat zij door, haar vplle aan dacht te schenken aan onderwijs ei volks ontwikkeling, opdat „Gouda's glsrie se dert Jaren: Goed onderwijs in deze moeilijke tijden niet verloren ga. f In 1862. het stichtingsjaar van de Goud sche Courant, telde onze stad feeds een tiental scholen, t.w. 4 openbare- en 6 bij zondere, waaronder zelfs eén gesubsidi eerde. De vier openbare scholen werden als volgt onderscheiden: Armenschool Tusschenschool Burgerschool en Jonge jufvrouwenschool. Dat deze laatste een bij zonder cachet droeg, spreekt wel vanzelf en kwam o.m. tot uiting in den naam secon dantén, aan de leerkrachten dier inrich ting gegeven. Het Bijzonder Onderwijs, dat nog niet de rechten kende van tegen woordig de Onderwijswet van 1857 was op een grote teleurstelling voor de aan hangers van dit onderwijs uitgelopen had to^n minder te betekenen dan het Openbaar Onderwijs. Toch omvatte het reeds ongeveer een derde deel van het totaal-aantal leerlingen. Ik zeide daar, dat het Bijz. Onderwijs in 1862 nog geen rechten kende. Toch was reeds langen tijd daarvoor „de wprsteling om het kind" begotinen, een worsteling, die tijdens de behandeling van de Onder wijswet van *857 tot een zoo tragischen draagt van Johannes Calvijnschool. De Rooms-Katholieke scholen waren de volgende: twee meisjesscholen resn staande Westhaven en Peperstraat, twee jongensscholen onder een dak, staande aan de Spieringstraat en een gemengde school in de Lethmaetstraat, de laatst ae stichte van de vijf. De Bijzondere Scholen, die Gouda thans meer telt, kwamen alle onder de nieuwe Wet, dus na 1920, tot stand t.w.: T de Neutrale School 1 Sept. 1923. Deze school kon echter niet vóór 20 Oct. 1924 haar tegenwoordig huis aan den Groene weg betrekken; de Da Costaschool aan de Gouwe 1 April iui ccu iuu xxagiscnen strijd in onze Volksvertegenwoordiging aanleiding zou geven en den woordvoer der van de „Rechterzijde". Groen v. Prin- sterer, na de beslissende stemming op 20 Juli 1857, onmiddellijjJkn diep teleurge steld de vergaderzaal deed verliten met achterlating van den volgenden brief aan den Voorzitter: Nu de beraadslaging over de Wet op het Lager Ond&wijs is afge loopen, neem ik, met smart, doch uit per soonlijk plichtsbesef, -en na rijp beraad mijn ontslag als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Groen zag zijn ideaal: gezindheids-t scholen op kosten van den Staat niet ^JJjftrezenlijkt; in plaats daarvan zag hij wrschijnen een openbare school, „pas klaar gemaakt voor alle richtingen". Dat was den groten man te machtig en diep teleurgesteld trok hij zich uit de Kamer terug. Toch was er wel iets bereikt en iets be langrijks ook. Voprtaan tóbb zou de stich ting van bijzondere scholen niet langer door de willekeur van plaatselijke en pro vinciale autoriteiten kunnen worden te gengewerkt: de Wet verleende volle vrij heid, tot het stichten van dergelijke in richtingen over te gaan. Zelfs werd het begrip: subsidie voor bij zonder onderwijs in de Wet genoemd, echter aan een voorwaarde gebonden, die voor de mannen van rechts niet te aan vaarden was. Het zou nog tot 1889 duren, eer de subsidiëring van Bijz. Scholen in de Onderwijswet zou worden opgenomen, in dien zin, dat de rechtsgelijkheid van het openbaar- en het bijzonder onderwijs dGor de Regering werd erkend. Waren er in den loop der jaren in ons land reeds heel wat Bijz. Scholen gesticht, het spreekt vanzelf, dat de Wet van 1889 den stoot helft gegeyen tot een belang rijken uitgroei van het Bijzonder Onder wijs. In Gc^uda bezaten de Katholieken reeds vier scholen, een drietal Christelijke kwa men erbij en als om nu enigszins vlug te gaan de thans geldende Onderwijs wet de belangrijke Wet-De Visser, in 1920 in behandeling wordt genomen, telt het Lager Onderwijs te Gouda reeds 9 open bare scholen - 3 Prot. Christelijke en 5 Rooms-Katholieke. En is de toestand aan reeds enige jaren geweest. De reeds bestaande Christelijke Scholen waren, die in de Groenendaal, de Groen van Prinstererschool; die aan de Gouwe, later verplaatst naar de Burgemeester Martenssingel, en sedertdien Prinses Juli- anaschool genaamd en de Bijz. School in de Keizerstraat, welke thans den naam 1924. Deze inrichting, de tweede school van de Vereniging voor Chr. Nat. Onder wijs, heeft *ich niet kunnen handhaven waarom zij1 Jan. j.l. met haar zuster- inrichting, de Groen van Prinstererschool in de Groenendaal, werd saamgesmoi- ten; de Hervormde School, genaamd Wester- school, aan de Van Lennepkade 1 Sent 1932; de Jan van Nassauschool, die, met een ingang in de Komijnsteeg, werd onderge bracht in het gebouw van de voormalige openbare school in de Keizerstraat, 1 Ja nuari 1933. Terwijl 1 Oct. 1928 in het reeds bestaan de gebouw in de Keizerstraat werd ge opend de Geref. U.L.O. school. Met de reeds vroeger bestaande verte genwoordigen de nieuw geopende Chr. scholen thans niet minder dan vier rich tingen op Prot. kerkelijk gebied. De Rooms-Katholieke scholën ondergin gen na 1920 geen andere wijziging een enkele inwendige verbouwing daargela ten dan deze, dat de U.L.O.-school voor jongens met ingang van 1 Sept. 1926 van de Spieringstraat verhuisde naar het voor haar opgetrokken gebouw aan de Nieuwe Haven. Naast nieuwbouw van scholen, waarvan ik boven repte, had ook gehele of gedeel telijke verbouwing plaats. Toen de Ver eniging. die thans beschikt over het prach tige schoolgebouw aan de Burg. Martens singel, waarin zij haar Prinses Juliana- school heeit gevestigd, een Lagere en een U.L.O.-school Gouwe 103 verliet, moest deze school geheel verbouwd, d.i. nieuw opgetrokken, worden, om er de Da Costascny in te kunnen ontvangen. Ook de Bijz. $hool Jn de Keizerstraat werd geheel vernieuwd, terwijl de Groen van Prinstererschool een belangrijke verbou wing onc^èrging. Zoo ook: alvorens de Neutrale/School een behoorlijk onderdaTr kon wórden aangebo^^ moest het ge bouw van de inmiddli^esloten eerste Burgerschool voor jongens aan den Groeneweg worden algebroken, om door een nieuw te worden vervangen. Ondertussen had het Genteentebestuur, haar oude leuze.- aanhoudende zorg voor het onderwijs getrouw, niet stilgezeten, waar het een goede huisvesting van het openbaar onderwijs betrof en zoo ontston den achtereenvolgens aan nieuwe gebou wen: de Openbare U.L.O.-school aan de Burg. Martenssingel, waarvan de bouw reeds in 1920 werd aangevangen, de Cen- tralè KopschooJ aan de A. G. de Vrije- straat (eerst met 10 lokalen, later tot 12 uitgebreid) en de School voor Gewoon L.O. aan de Elisabeth Wolffstraat. Terwijl een zeer belangrijke verbouwing plaats vond aan Ao.L.S. 8 in de Prins Mëndrik- strdat. *1 W Voor he enbaar Onder- w ij s te Gouda^pFen de gevolgen van de nieuwe Onderwijswet-De Visser buiten gewoon belangrijk en lang niet in a 11 opzichten gunstig. Hoe was de toestand op 31 Dec. 1920, dus op den dag voor de inwerkingtreding dier Wet? Het Openbaar Onderwijs telde toen, zoo als ik reeds opmerkte, negen scholen en wel: de scholen 1, 2. 3 en 4, echte volks scholen, ieder met 12 klassen, een school voor voortgezet lager onderwijs, de z.g. V.L.O.-school, een slechts "kleine inrichting met, naar ik mij meen te herinneren, niet meer dan twee leerkrachten, een eerste en een tweede Burgerschool voor jontjens en eveneens twee Burgerscholen voor Meis- jes. Hierbij valt op te merken, dat de twee de Burgerscholen als inrichtingen voor M.U.LtO. moeten worden beschouwd. Het totaal aantal leerlingen dezer scholen be droeg op dien datunr2345. Hoe werd de toestand eenigen tijd, na dat de nieuwe Wet van kracht was ge worden? v y. Door het voorschrift *an art. 27, vierde lid der Wet, waarin bepaald werd, dat aan het Hoofd éner Openbare School het on derwijs ener klasse moest worden opge dragen, zodat de ambulante hoofden dien den te verdwijnen, achtte het Gemeente bestuur zich vrij spoedig genoodzaakt, tot splitsing der grote scholen 1, 2. 3 en 4 over te gaan. In plaats van 4 elk met 12 half jaar skiassen kwamen er nu 8 nummerscho- len, _„et 6 jaarklassen en een niet- it Hoofd, waarvan 1 en 2 in de Je ruzalem straat, 3 en 4 aan de N. Haven, 5 en 6 in de Keizerstraat, 7 en 8 m de Pr. Hendrikstraat. De overige scholen bleven voorloopig vrijwel ongerept. De 2de Bur- aerschoöl voor Jongens echter werd ge splitst, zooals de nieuwe Wet dat nu een maal wilde, in een onderbouw van zes jaren en een bovenbouw, de eigenlijke ULO van vier jaren. Beide scholen ble ven échter voorloopig geplaatst onder het hoofdschap van den heer D?n Hoed. Dan komt langzamerhand de afbrokke ling, die voert naar den toestand van he den Allereerst verdwijnt de 1ste Burger school voor Jongens aan den Groeneweg, toen reeds school A genoemd, destijds Hoofd de heer J. Slop en wel met inggng van 1 Sept. 1923. in den loop der jaren ge volgd door de scholen 5 (29 April '24), 3 (15 Sept. '25) en 6 (1 Jan. '34). Met ingang van 1 Sept. 1925 verdween ook de 2de Burgerschool voor Meisjes aan de Turfmarkt, toen reeds U.L.O.-school voor Meisjes geheten. Het Hoofd dier School, Mejuffrouw P. A. Snoep, werd met ingang van dien datum benoemd tot HooicL van den „onderbouwvan de U.L.O.- school aan de Burg. Martenssingel. De be langstelling der Ouders voor deze school bleek weldra zoo groot, dat eenige jaren achtereen tot het yormen van parallel klassen moest worden overgegaan. Dit gaf het Gemeentebestuur aanleiding, voor noemde school A weder in het leven te roepen: niet minder dan vier pareliel- kiassen van school C, zooals de „onder bouw" toen ofiiciëel heette, verschaiten daartoe het noodige leerlingenaantal. De vreugde was echter van korten duur. De nieuwe school A, die evenals de scholen B (Nieuwe Haven) en C als oplei dingsinrichting voor voortgezet onderwijs was bedoeld, bleek al heel gauw, dit niet te zijn. 1 Sept. 1930 gesticht, verdween zij dan ook reeds weer 1 Sept. 1933. Hoe gaarne ik ook van de mij door vrien denhand ter beschikking gestelde gege vens gebruik zou maken, om de geschie denis te beschrijven van elke school af zonderlijk, meer in 't bijzonder van 1882 af tot heden of tot de ophefiing der bè- trokken school, ik moet daarvan in een artikel als dit, dat zich in lengte moet be perken, wel afzien, om er enkele andere meer algemene bijzonderheden voor in de plaats te stellen. Toch wil ik nog even wijzen op de Cen trale Kopschool, een inrichting, waarom trent het Gemeentebestuur van vóór de nied[we Onderwijswet, meer in 't bijzonder de toenmalige Wethouder van Onderwijs, de hefer Knuttel, zulke hoge verwachtingen koesterde. Die verwachtingen zijn niet in vervulling gegaan: de school is een veel bestreden instituut geworden, dat zich als organisatie niet in de sympathie van het j onderwijzend personeel hier ter stede mocht verheugen. Het Hoofd dier school, de heer J. J. Hogendoorn hij moge nog zo energiek hebben gestreden heeft de inrichting nimmer tot werkelijken bloei zien komen. Zyn opvolger, de heer Eelke- ma, heeit in 1936 met moed den arbeid overgenomen. Hij wandelt thans langs nieuwe wegenl "in de hoop op succes. In de belangrijke verordening op het onderwijs, dife het Gemeentebestuur bij schrijven yLn 15 Oct. 1?21 den Raad aan bood en tile 1 Jan. 1922 van kracht "werd, in hetzelfde jaar vólgde reeds weer een nieuwe vserordening„— komt een tot dien tijd in Gouda niet gekend instituut voor, o.m. noodig geoordeeld door het verdwij nen van het ambulantlsme, n.l. dat van Reserve-onderwijzer. De beschikking over een viertal vdn deze leerkrachten werd wenschelijk geacht. Die „noodzakelijkheid" werd ech- *ter maar kort gevoeld en heel spoedig waren dan ook de functionarissen ver dwenen, zonder te worden vervangen. De „laatste der iyiohikanen'1 hij bleef nog vrij lang was ten slotte innig verheugd, elders een beter emplooi te vinden. Eenzeliden weg naar de vergankelijk heid volgde het door de Wet ingestelde en ook hier te Gouda georganiseerde Ver volgonderwijs, dat bedoelde het vroegere Herh.-onderwijs te vervangen. Nauw ver schenen, verdween het wedér vrij spoe dig, gedeeltelijk misschien, omdat het niet voldoende op prijs werd gesteld, cjgdeel- telijk ook, ómdat er wA een andere gele genheid bestond, onderwijs in soortgelij ken geest te ontvangen, allerlaatst mis schien ook ter wille van een geringe be zuiniging, voorloopster van de'vele, die, door dem nood opgelegd, nog zouden volgen. f Ook het openbaar voorbereidend onderwijs moest veren laten: de bewaar-, school aan de Nieuwe Haven werd 1 April 1934 gesloten, terwijl de Gemeentelijke Opleidingscursus voor leerkrachten bij liet Voorbereidend Onderwijs ejA langzamen dood stierf: 1 Sept. 1936 wefd de cursus opgeheven, w&armee een* gedurende lan gen tijd zeer gewaardeerd instituut ver- t dween. Meerdere bezuinigingen maakten meer dere besluiten, schadelijk voor het onder wijs, helaas nodig. En zo verdween ook het vakonderwijs over de gehele linie: geen tekenleraar meer en ook geen vak onderwijzeressen meer vdor de Handwer- 4 zelfs werd de Gymnastiekleraar ont- |n en op wachtgeld gesteld. Over het r of minder noodzakelijke van vak onderwijs voor tekenen en handwerken zullen de meningen misschien uiteenlo pen; de afschaffing vën het vakonderwijs in de Gymnaètiek wordt, geloof ik, vrij al gemeen betreurd. Enkele Bijz. Scholen hier ter s'tede hebben dan ook middelen ge zocht en gevonden, juist d i t onderwijs voor hun scholen, althans gedeeltelijk, te behouden. Afbraak dus en veel. Waarbij dan* nog gezwegen wordt van de omstandigheid, dat het Gemeentebestuur, ook na af deze bezuinigingen, zich van hogerhand ziet voorgeschreven, hoeveel het hoogstens per jaar en per kind aan leermiddelen voor de scholen mag besteden. Een voor schrift, dat ook het Bijz. Onderwijs treft. Afbraak, ja, maar toch bleef er ook nog veel moois ongerept. In „het Paradijs deze eigenaardige stadsbuurt van Gouda, bloeit het volle leven. Daar \yerkt onder deskundige leiding van den heer De Bode men vrage het deii Juist afgetreden In specteur voor dit onderwijs, den heer Dr. Van Voorthuysen maar eens de School voor Buitengewoon Lager Onderwijs en verricht er, door haar Personeel, een zo heilzaam werk. Kinderen, wier verstande lijke aanleg zodanig is, dat zij op een ge wone school niet thuis behoren, worden daar liefderijk ontvangen en genieten er het onderwijs, datbij hun geestelijke structuur past. 1 Mei 1928 door samenwer king van voorstanders van dit onderwijs van alle drie de richtingen: Openbaar, Christelijk en Rooms-Katholiek ge opend, nam zij voortdurend ik bloei toe. En voor mijn geestesoog verschijnt de man, die met zoveel liefde en toewijding aan de totstandkoming van deze inrich ting heeit gewerkt, wijlen Wethouder La- feber, wien geen reis te veel en geen be spreking te moeilijk is geweest, om zijn doel te bereiken. En weer zie ik zijn ver heugd gezicht op dien avond in de Bur gemeesterskamer, toen in de vergadering van de Commissie van Bijstand voor het Onderwijs een voor zijn plannen gunstige beslissing was gevallen. De {ioor den hefr Lafeber opgeroejpen Gemsentelijke zorg voor de ^wakkeA hij zij daarbij wel of niet geinspii^e^ door anderen uitte zich weldra^ï^ nieuw, toen met ingang van 20 Juli 1930 een uitgebreid Geneeskundig Schooltoe zicht werd ingesteld door de benoeming van den specialen Schoolarts, Dr. Kroon dijk. Zowel voor dezen functionaris als voor het Gemeentebestuur moet het een voldoening zijn, dat ook het Bijz. Onder wijs, zij het dan nog met uitzondering van één school, zich bij dezen Dienst heeft aangesloten. Hoe die Dienst werkt? Het past mij niet, daarover een oordeel uit te spreken. Maar het oordeel i s gevormd, doof Ouders en Onderwijzers. Hoe dit luidtdat zal den heer Kroondijk niet onbekend zijn. Er is meer, dat Gouda tot ere strekt en tot dankbaarheid stemt, meer, dan ik we gens gebrek aan ruimte vermelden kan. Maar met een enkel woord wil ik toch nog noemen het Gemeentelijk Schoolbad in de Groenendaal, deze nuttige, niet meer te missen instelling. En de leerkrachten? Op 31 Dec. van het vorige jaar onderwezen zij in 24 scholen, waaronder vier voor U.L.O., t.w. 9 Open bare, 8 Prot.-Christelijke, 6 R. Katholieke en 1 Neutrale, in een totaal-aantal van 128, n.l.: 54 Openbare, 38 Christelijke, 32 R. Ka tholieke en 4 Neutrale, niet minder dan 5134 leerlingen, naar de hiervoor bedoelde groepen te veVdelen in aantallen van 2159, 1426, 1388 en 161. Dat betekent, dat gemiddeld iedere leerkracht dageliücs de zorg heeft voor veertig kinderen. Wie iets van onderwijs afweet, weet ook, dat dit geen kleinigheid is. Maar gelukkig mag worden verklaard, dat deze taak met opgewektheid wordt vervuld. Want er mo ge in de loop der jaren veel moois ver loren zijn gegaan, er is ook veel gebleven, dat den werkelijk „geroepene", ook in deze dagen van beproeving, den dagelijk- schen arbeid Dlyvend .veraangenaamt. Ik heb het voorrecht, daarvan ve^e malen getuige te mogen zijn- De Onderwijzer van thans moge anders zijn, dan die van vóór de Wet-De Visser, anders georiënteerd, in liefde en toewij ding doet hij voor zijn oudere collega's niet onder, nergens in ons land en dus ook hier ter stede niet. In dit opzicht kunnen Overheid en Burgerij van Gouda gerust zijn. Ook in ónzen tijd geldt nog. wat in vr.oeger eeuwen voor Gouda gegolden heeft: Goed onderwijs. Ziedaar Gouda's glorie! V Gouda, Maart 1937. H. DE BLOUW, Inspecteur v.h. Lager Onderwijs in de .Inspectie Gouda. l)e tégenwoordige Ambachtsschool aan den Graaf Flofisweg. De Gilden-tijd. \X7anneer men begonnen is met 1 ven van vakonderwijs valt ni' zekerheid te zeggen. Bekdhd j*'dat steeds groepen mensen zijn gi het een of het andere vak beoefenden, en er voor zorgden dat het vak bleef bestaan. In de Middeleeuwen was de opleiding van gingen uitoefenen op handel en nij ;rheid, 'werden dezef door de regering eheven. Dit geschiedde in het jaar het vak in harijïen van de gilden De pey riode van TsOO—Ï575 was het bloeitijdperk van het gildenwezen. Hiervan getuigen vele mooie gebouwen, met de prachtige details. Die tijd was voor het leren van een vak. een mooie tijd, want erwerden h^ge, dikwijls zeer hoge eisen gesteld aan de bekwaamheid van de ambachtslieden. Personen buiten het gilde staande moch ten het vak niet uitoefenen. Om lid te wor den. mgest men als leerling of jongmaatje bij een meester in de leen gaan. Het aantal leerlingen wasflbeperkt.idaar de meester niet vrii was Jm het aannemen.-%Veelal mocht een meester niet meer dan 2 leer lingen hebbën. Werd men als leerling aan genomen, dan moest een bedrag in de kas gestort» worden. Later is$it veranderd, en was de meester verplicht den leerling te iaten inschrijven in het leerlingenboek, hetgeen berustt? bü de hoofdlieden van het'gilde. Ook febeUrde het. dat een leer ling in het gezin van den meèstër werd opgenomen, zodat deze ook moest zorg dragen voor de opvoeding. Wanneer een leerling het niet naar zijn zin had, dan behoefde hij het niet te pro beren naar een anderen meester te gaan, want zonder bewijs, (wij zouden nu zeg gen „getuigschrift") wer.d hij niet aange- Aomen. De meester mócht den leerling ook 'niet zonder geldige reden ontslaan. ^/Vas men minstens 4 Jaar als leerling wërkzaam geweest, 'dan mocht men examen doen voor „gezel". jMen kreeg een proefstuk te maken dat door de n^esters werd beoordeeld. Slaag de men ^or dit examen, dan werd men als gezel ingeschreven en kr?eg men als bewijs een „leerbriefHiermede vporzien. opvoeding zo gunstig was, maar voor die kon men proberen als gezel werk te vin den. Dit lukfe ook niet altijd even gemak kelijk, daar-de meesters gebonden waren aan de voorschriften omtrent het aantal gezellen, welke zij op "de verschillende werken mochten hebben. Nadat men een aantal jaxen, minstens 4, bij denzelfden meester geweïkt had, en daarna nog een tijd in den vreemde was werkzaam geweest, mocht men een proef stuk maken, voor meester". Slaagde men dan kreeg men de titel Mr. Timmerman, Mr. Schoenmaker, Mr. Schilder enz. Was er een Meesterplaats open, dan kon men zich vestigen en werd men als gildebroe- der aangenomen. Zoals men ziét was het dus niet zo een voudig om de naank van goed vakman te verkrijgen. Door de invloed, welke dé gil- I)£ Jan Philipsweg zooalh ^iie vroeger Na de opheffing der gilden. eze tijd kwam hét vrije in het vak. en mocht een vak leren en het uit- ijpHen. Men kwam, als leerling op een werkplaats waar de patroon als goed vak man d^ leiding had en veelal zelf mee werkte.- De;jongens moesten den patroon en de knechts helpen en werden door de ze ook aan het werk gezet en geholpen. Het was raadzaam voor de jongens dat zij goed uifk^ken en flink aanpakten. De knechts ontzagen de jongeiÜ niet en ga ven hen dikwijls ?>p een hardhandige wijze te kennen wat zij wilden. Ook* moesten de jongens boodschappen doen, hetgeen Vooral 's Maandags nie\/direct voor hun jongen# kunnen vragen, wanneer het nog tijd was dat heel\ gewoon. Na één of twee jhar kwaï# er een nieuwe jongen en klom nfei^ een trapje hoger. Daar er toen voldoende werk op de win kels en werkplaats A vyas. mede daas men nog geen machines kende, was deze tijd voor het leren van het vak ook wel gped. De oudere knecht9 hadden tijd om de jon gens te helpen en om hen wat van het vak te vertellen. De nieuwe tijd. Het Ambachtsonderwijs. Daarna kwam de nieuwe tijd. De machi nes werden ingevoerd, de vakken werden Wanneer ik op verdoek van de redac tie van de GoudKhe Courant hier eenige oude herinneringen uit GouÖa weergeef, dan mogen deze, wel be- schouwd, niet op het epitheton „oud" aanspraak maken. Immers gaan mijn her inneringen niet verder terug dan omtrent het begin dre^r eeuw. Maar indien ik die indrukken de revue laat passeeren, dan treft mij toch hoeveel in "zoo n betrekke lijk korten tijd in de goede stad ter Gouw is veranderd. Ik heb hierbij niet in de eerste plaats het oog op de gestadige uitbreiding der stad: omstreeks 1900 bedroeg het inwo nertal circa. 22.000; thans omtrent 32.000, een groei-, welke weliswaar niet bijzon der sterk genoemd kan worden, doch welke «bch op een regelmatige ontwik keling /n rustig tempo wijst. Ma?r welke veranderingen zijn Ihtusschen niet inge treden op allerlei gebied! Politieke en sociale tegenstellingen, die onoverbrug baar schenen, zijn verdwenen, ol hebben zichzelf opgelost; nieuwe leuzen, nieu we ideeen schiepen andere strijdpunten; zullei* deze niet op dezelfde wijze tot oplossing komen als de oude verschil len van inzicht? Gouda heeit niettegenstaande de vele en ingrijpende veranderingen niet Ihet minst tengevolge va^ den oorlogstijd zijn karakter als^Cjude Hollandsche pro vinciestad weten te bewaren! hoewel de nabijheid van twee gropte steden Rot terdam en Den Haag toch een directe bedrbiging voor dat eigen karakter vormt. De, oorzaak hiervan geloof (k te moeten zoeken in het feit, dat Goudè vanouds het natuurlijk centrimi is van een belangrijke landbouwstreek, vfceike voor al in het eerste kwart1 dezer eeuw tot grooten bloei is gekomen, na de zeef moeilijke jaren, weikè de landbouw in de laatste ^25 jaar van de vorige eeuw had doorgemaakt en waarvan de huidige pe riode weer een herhaling schijnt te ge ven, zij hbt ook niet in zOó hevige mate. pis toenmaals. Zeker is, dat de groei en^ bloei van Gouda sedert 1900 berust op deze twee pijlers: de 1 a n d b o u w in den omtrek en de zich ontwikkelende ipdu-- s t r i e in de stad zelve. Hoe groot zijn ook niet de veranderingen, welke zich in die industrie hebben voltrokken! Gouda was vanouds de stad der pijpmakerij, der pottenbakkerij en touwslagerij. Wat het aantal betreft zijn deze takken van nijverheid sterk geslonken; slechts enkele belarigrijke bedrijven "konden, en meest op nieuwe' basisj den strijd om het be staan ipet sucqps blijven voeren. Daar naast ontstonden nieuw^ industrieën, waarvan sommige thans reeds na een periode van bloei den weg van enkele oudere schijnen te zu)ley opgaan; hoe deelt bijvoorbeeld de 20 jaar geladen nog zoo bélangrijke sigarenindustrie ook te Gouda in de algemeene malaisé dezer nijverheid in den lande!^Verblijdend en hoopvol is hiernaast, dat* tal van nieuwe bedrijven zich een plaats wisten te ver overen, als bronnen van welvaart om het verlorene te vervangen. Ik geloof, dat gespecialiseerd, het systeem „aangenomen» werk" kwam en men had 'gpen tijd meer om de jongens ln het vak op te leiden. Om nu de grondbeginselen van een vak te leren is men aangewezen op de Ambachts school. Daar kan merj een tweejarige cur^ sus volgen in de afdelingen Timmeren, Meubelmaken, Schilderen, Smeden-bank- werken, Motor- en rijwielhersteller en electrotechniek. naast den kiashandel als vanoud*. ly- pïsch-Goudsche bedrijven de wassche- rijen en bleekerijen zich het best hebben weten handhaven. Op geen terrejn zijn de veranderingen zóó groot als op dat van het vervoer. Men kan hier wel van een revolutie spreken. In minder dan een kwart eeuw wi/3t de vrachtauto den schipper en den bode radicaal te verdringen, de beurt vaart- en barge-diensten te vervangen. De vele beurtschippers en boden, die op Donderdagen en Zaterdagen sommige grachten ot straten stoaeerden en zoo n levendig aanzien gaven, hebben hun plaats moeten afstaan aan prozaïscher vracht-auto-diensten. Het verkeer te wa ter onderging voorts belangrijke veran deringen doordat hoe langer hoe meer de toenemende Gouwe-vaart buiten Gouda~W«rd omgeleid en thans geheel buiten de'gemeente om gaat. Omstreeks 1900 verving de Nieuwe Vaart de kronke lige Gouwe langs de Wachtelstraat; hoe massaal deden de „Volharding -booten in dit nauwe, kronkelige vaarwater aan! De hooge spoorbrug over de Gouwe maaKte een einde aan het vaak uren waexnen voor de oude lage brug, waaronder nau welijks een roeiboot kón passeeren. De toestanden op verkeersgebied waren toen soms nog wel zeer aartsvaderlijk! Trouwens ook in de stad zelf was dit een verrel eeuwsch nog het geval; veie J btraten, waar thans" de auto ruim baan t hëelt, waren omtrent half zoo breed ten gevolge van meestal vrij kwalijk rieken- k« grachtjes of zijlen dankbare uitlaten yoox riolen enz. ja zelis ontoeganke lijk voor alle asverkeer omcjfct siechts .een trap bruggetje de verbindin^Sschakel met de rest van het stratennet vormde^ Ik zal niet ontkennen, dat door de ver schillende dempingen misschien hier en daar wat oud»stadsschoon is vernietigd, maar wie zich nog den ouden Groeneweg of het Lombardswatertje herinnert, zal deze toch waarschijnlijk niet meer terug wenschenl En de bevolking? Ja deze ook veran-^ derd? Natuurlijk heeft de tijd hier se dert het begin der 20ste eeutv nog ster ker huisgehouden dan cuj^nder gebiedt. Metalen-kruisridders, zJMus Gouda 30 jaar geleden in Kobus Sohep nog had, zijn .sinds lang allen ter ziele. Maar «ïaast die onontkoombare vernieuwing der be volking, is deze, geloof ik. 90k vlotten- der geworden; de mutatie^ en de migra- t'ie lijken.mij maar dit is een persopn- lijke indruk, welke niet steurtUop eenég statistisch materiaal grootgrdan vroe ger, toen de band met de geboorteplaats gaster scheen. Toch valt het mij op, dat' de band tuSsc^en Gouwenaars „in den vrëemde" en hun geboorteplaats zoo lang mogelijk wórdt bewaard; de „Goudsche Courant" i's hierbij vaak de verbindings schakel, ja soms zelfs de laatste en eenige wanneer de persoonlijke of de fa milie-banden door den tijd verbroken zijn. m-Mr. J. VAN GALEN. Amsterdam/ fraiart 1937. r vroegere Ambachtsschool in het Paradys. De hoofdzaak is d® praktijk van het vak, iAet het vaktekenen, constructieleer en materialenkennis. Voor algemene ontwik keling ontvangen de leerlingen ook les ii^ de Nederlandse taal, rekeneri, meetkunde, algebra, natuth- en*.werktuigkunde. Deze lessen zijn ook zoveel mogelijk getgetst aan de praktijfc. In de werkplaatsen, wordt door den le raar, het te maken werkstuk besproken en op het bord met schetsen toegelicht. De lefaar doet de bewerkingen voor, en vijsj op de moeilijkheden. Is het een en ander begrepen, 'dan gaan de leferllngen aan het werk. De leraar controleert steeds, en de 2h uur les gegeven. Ook jóngens^welke niet vlotten wil. y Bij de les in constructieleer worden de opgaven besproken' en duidelijk verteld waarom dit of dat zo moet zijn. Vah het besprokene krijgen de leerlingen een korte beschrijving met daarbij behorende schetsen. Dit wordt thuié overgenomen. Geregel^ wordt door het', geven van proefwerk nagegaan of het behandelde begrepen is. Op de tekenles wordt van de aanwezige modellen een schets gemafekt en de maten duidelijk ingevuld. Daarna wordt naar deze schets een tekening ge maakt Ook worden er Wel schetsen ge geven waarnaar de tekeningen gemaakt worden. Bij de les in materialenl»enni?4 wordt geéproken pv®r h®rhomst. sa menstelling, eigenschappen, vopr- en na delen van de benodigde materialen. Zo veel mogelijk worden de materialen in handen van de leerlingen gegeven. Op deze lessen worden ook de gereedschap pen besproken. Van alle lessen ontvangen de leerlingen een beschrijving met schet sen toegelichUhetgeen thuis g^ergenonien moet worden. Zoals is aangegeven, kan mén op deze wijze, een goede grufld*l%g n voor hek vak, en kan de leerling in de prtftitijk vérder bekwamen. Wil hij^erder gaan-met tekenen en theorievakkerCdan krijgt hij hiertoe gelegenheid door de Avondschool voor Ambachtslieden te gaan ■bezoeken. Daar ,kan men^ich voor alle |akken aanmelden. De lessen wórden ge- jjeven gedurende de zes wintermaanden, /tike .week wordt dan vier avonden van tniet op de Ambachtsschool zijn geweest, \ynnen de. Avondschool bezoeken. VoüA hen duurt de cursus 5 jaar. Beide scholar- ware» voojr 2S jaren in het Gebouw Para dijs tió. 7 ondergebracht. 1 Óctobér 1932 werd het niettWe school gebouw Graaf Florisweg 38. betrokkën. Voor het onderwijs was dit een prachtige vérbetering, daar dit nu nog beter tot zijn rechj komt. De werkplaatsen zijn voorzien v?n ma chines, terwijl ook autogeen- en electrisch lasseïl onderwezen wordt. De leerlingen van de afdelingen Timmeren en Meubel zaken, ontvangen ook onderricht, in ma «chinale houtbewerking. De leerlingen van de afdeling schilderen krijgen oók"het be handelen van metaal en hou* zowel met, de kwast als met de spuit Voor de jongens welke uit de .buitengemeenten komen is gezorgd, dat zij tussen de schooltijden in een ruim, fris schaftlokaal, onder toezicht van den concierge, hun brood kunnen op- eten. Uit het bovenstaande blijkt wel dat men dóór het bezoeken van d? Ambachtsschool tde grondbeginselen van. het vak goed leert. S. SWANEVELD, Directeur Ambachtsschool voor Gouda en Qmstrekpn.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1937 | | pagina 8