MINDER GELD
VOOR EEN WITTERE WAS!
y iépaast 7%.ct. op Xadunvdoo^
J.HOLLEMAI
Zij was nog zoo moe
na haar ziekte
TONICUM NOURY
'I
Sn
nog
De Gruyter's
at
geld
bespaar
VERPLAATST
GRANS
{l ons
Coops
ENKELE BLADEN UIT HET DAGBOEK
VAN ENGEL JAN KOEK.
KV'jüitfP
Het volmaakt reinigende, zelfwerkende
sop maakt zonder moeite alles blinkend helder.
MET BON
VOOR
GESCHENKEN
RIJWIEL- EN MOTORHUIS „GOUWE"
van Gouwe 85 naar GOUJVE 81.
OPENING HEDENMIDDAG 5 UUR.
L VAN O EL.
VESTIGINGSWET BAKKERSBEDRIJF.
VAKCURSUS ^oor Gouda eh Omstrekeu
FORD LUXE AUTOMOBIELEN 60 el 85 P.K
Dé ^ruyler
J van A00
bh »a
nko°L
Wjjdstraat 31.
urol,
Lanoline,
Nivea crème,
Kaloderma gelei.
FORD VRACHTAUTOMOBIELEN
maar door Tonicum Noury
knapte ze spoedig op!
verdubbel Uw energie
JOHAN^N CHRISTOFFEL:
BESCHRIJVING VAN EEN TOCHT DOOR GOUDA'S
ONDERGRONDSCHE GANGEN IN AUGUSTUS 1914.
TOEN ik in de courant las, dat wichel
roedelopers en -loopsters in de oude
stad Gouda met hun instrumenten
naar onderaardsche gangen zochten, moest
ik oïuniddeUüfc denken aan dat dagboek van
mün Vriend Engel Jan Koek, dat hij mjj in
bewaring gal voor hjj die ongelukkige reis
naar Syrië maakte. In dat dagboek ik
heb het hier voor' me liggen staat een
vreemde beschrijving van een tocht ot
misschien kan ik het beter noemen een ne-
derdaling in deze Goudsche gangen door
hem als'jongeman tezamen met een vriend
ondernomen op een middag-in Augustus van
het jaar 1914.
De beschrijving van dezen tocht luidt in
het dagboek als voigt:
Ik moet gelooven, dat het werkelijk zoo
gtebeurd is. Droom noch zinsbedrog kan het
geweest zijn; hoe gaarne ijt zou wenschen
myto gruwelijk avontuur op deze wijze te
kunnen verklaren. Neen, het was werkelijk
heid; een waanvoorstelling, zooals ik zeker
weet, dat mijn vriend Dinand het zou noe
men, wanneer ik hem myn ervaringen zou
vertellen hetgeen ik my wel wachten zal
te doen is het niet geweest!
Ik wil het vertellen juist zooals ik het
ondervond.
Wy zaten dan gisteren in de benedenvoor
kamer van dit huis, waar ik nu sedert een
week gelogeerd ben. Ik voelde my eenigs-
zins melancholiek. Ik heb dat wel meer.
Men zegt, dat het een kwaal is van men-
schen, die vroeg sterven; maar daarover
nu niet. Myn vriend Dinand trachtte my op
te monteren hij doet dat altyd, wanneer ik
in deze stemming ben; meestal gelukt hem
dit, zoo ook fcisteren.
„Jan hy noemt my altyd by myn twee
den naam zei hij, wat zit je toch naar
buiten te staren} is die Goudsche Haven,
waar geen tien schepen per dag door heen
komen, zoo interessant 7*'
„Je Haven is mooi genoeg antwoordde
ik ook zonder schepen."
Hij slo^j my op den schouder. „Weet je
wat wy vanmiddag gaan doen? We gaan
onzen nieuwen kelder inspecteeeren en we
nemen eeriJ mynlamp mee."
„Een nieuwe kelder? —..vroeg ik ver
baasd. Heeft je vader een nieuwen kelder
laten graven?"
Myn vriend lachte. „Myn vader graaft
geen kelders hy bezoekt alleen zyn patiën
ten!1 Maar onlangs is het gebleken, dat naast
onzen keider een andere groote kelderruim
te. ligt van een bierbrouwerij, di« op deze
plaats gestaan heeft."
„iEn zitten er nog biervaten in dezen kel
der van je buurman?" spotte ik.
„Niét van mijn buurman; de kelder ligt
onder ons huis en onder de straat vlak
langs het water. Maar, zooals je zegt, bier
vaten of althans' bier in flesschen
Na enkele tegenwerpingen gemaakt te
hebben ik ben niet dol op zulke expe
dities stemde ik toe en nadat we nog
enkele dingen hadden meegenomen, daalden
we in den kelder af. De huishoudster zy
moedert al jaren over myn vriend, sedert
zyn mama gestorven is had ons nog de
Waarschuwing nageroepen, toch vooral voor
zichtig te zyn!
De mynlamp gaf uitstekend licht en wel-
dra waren wy door een kleine opening
ik meen dat werklieden van de waterleiding
deze gemaakt luuMen, toen zy de buizen van
het net vernieuwden in de kelderruimte
van de voormalige bierbrouwerij gekomen.
Het was een betrekkelijk groote hal, hoewel
niet hoog. In het midden lag een pad de
zykanten waren verhoogd; ongetwijfeld wa
ren dit de ligplaatsen van de fusten ge-
„Van bier is njpt veel te zien", zei myn
„En wat is dit dan?" vioeg ik. En ik
lichtte enkele flesschen bifc die aan mijn
voeten lagen.
Dinand nam de flesschen een vóór een
in de hand. Zij waren half vol „Ver3chaald!%
zuchtte hy.
„Hoe oud Is "het gewelf?" vroeg hy toen.
Ik hield de lamp omhoog. „Tweehonrjejd-
'vyftig jaar, misschien driehonderd ik
liet de lamp weer zakken maar 'het is
niet onmogelijk,-dat de kelder herbouwd is;v
daarginds zie ik zware <baksteenen." Ik
wees hem naar den muur vlak by den
grond.
„Ga eens naar rechts met het licht", zei
myn» vriend plotseling. Ik deed Wat hij-
vroeg.
„Daar is een get!" riepen w*j beiden ge
lijktijdig uit1? Ik.zette de lamp vlak by de
opening. De steenen waren vergruizeld en
er was een gat ontstaan, zoo groot, dat een
kind er doorheen kon kruipen. Door dit gat
scheen het licht in een gemetselde ruimte.
„Daar wil' ik meer van weten", zei Di
nand.
„Dan zul je het gat moeten vergrooten",
antwoordde ik. -
„Een kleinigheid", mompelde toy'n vriend,
en hy zat al op de knieën; met een stuk
ijzer, dat hij had meegenomen, wrong hy de
steenen los. De opening was nu gauw groot
genoeg en Dinand kroop door het gat. Ik
gaf hem de lamp aan. Ik zag myh vriend
opstaan.
„Jan,, er is een gang rechtuit!" Het ge
luid van zijn stem hoorde ik in de| ruimte,
"L i/- - - i
waarin Hy zich bevond, schallend weerkaat
sen; het leek of het dieper onder den grond
zich herhaalde, zachter en gedempter; toen
hield het op.
Ik wrong my door het gat.
„En ginds is een trap, naar beneden toe",
schreeuwde myn vriend opgewonden. Ik
stond al naast hem. Wy bevonden ons in een
gemetseld gewei?,- ongeveer drie meter
breed. Het gewelf liep recht toe tot by een
trap, daar ging het naar beneden. Wy zagen
niet het einde van de trap, slechts breede
treden, die gelijkmatig afdaalden.
Wat een ontdekking, Jan! zei myn
vriend we moeten naar beneden!"
Ik bekeek het gewelf. Het was heel oud,
misschien-wel uit de veertiende eeuw; ik
zag het dadelijk. De steenen waren ver
weerd ,maar het gewelf moest zeer stevig
gebouwd zyn; een ineenstorting leek my
niet te vreezen.
„Maar kom dan toch mee de trap af",
zei myn, vriend ongeduldig.
„Dinand antwoordde ik ik ben niet
bang, dat weet je; maar dit kan gevaarlijk
worden."
„Och kom!"
„Heb je die kaarsen nog meegenomen?"
vroeg ik.
„Jantje, ik heb alles meegenomen; kaar
sen, kry't, touw, ja zelfp een kompas!"
Nu moest ik toch even lachen: „Maar je
wist van het bestaan van deze gang toch
nitet af?"
„Weten niet; maar ik hoopte het wel!
Kom nu maar."
Voor de zooveelste maal was ik niet op
gewassen tegen het optimisme van myn
Vriend en ik daalde met hem de trap af. De
treden waren breed en gemakkelijk, zdeals
ik reeds had opgemerkt en het leek of wij
«jen statietrap afgingen.
Ik telde de treden: twee-en-twintig, drie-
en-twintig; wy waren reeds op een niveau
gekomen, schatte ik, <tat vier meter onder
den vloer van den bierbrouwerskelder lag.
Met een ruk stond ik stil.
„Dinand zei ik koi^ wy zyn hier
tenminste acht meter onder den grond,
onder de straat."
Hy lette niet op mijb woorden, maar liep
door. Ik volgde hem onwillig.
„Ik geloof, dat ik daar het einde van de
trap zie", zei hy een oogenblik later.
„Vier-en-dertig, vyf-en-dertig", telde ik.
Myn vriend had gelyk, toen ik drieën
veertig treden geteld had, stonden wy aan
de voet van de trap. By het schijnsel vku
de lamp zagen wy een diepe gang recht
voor ons uit.
„Nou, wat zeg je daarvan?" Mijn vriend
gaf me een enthousiasten stoot in de zy'.
Zonder myn antwoord af te wachten, ging
hy, het kompas raadplegend, voort: „Wy
zyn voortdurend in een rechte lijn in Zuid-
Oostelijke richting voortgegaan. De afstand
van het gat in den muur van den bier
brouwerskelder tot dit punt zal tusschen de
twintig en dertig meter zyn. We bevinden
ons op het oogenblik op een diepte van
tien, elf meter onder den grond en op een
diepte van zes tot zeven meter onder den
bodem vap de Haven!"
„Was het de achtermuur van den kelder,
waarin jy het gat maakte?" vroeg ik.
„Ja, wy waren op dat punt vlak onder
onze keuken aan den achterkant van ons
•huis."
„Dan klopt je redeneering."
Boven onze hoofden, onzichtbaar en on
hoorbaar schuürde dus het geel-grij'ze rivier
water, dat 's -middags door de IJselsluis
wordt ingelaten, langs de walmuren voort,
gleed zwaar en breeduit over den taaien,
kleiachtigen 'bodem; misschien schoof nu het
schaduwvlak van een scheejftkiel, zooals een
.wolk, die het zonlicht onderschept, door het
water; ik huiverde.
„En nu begint de expeditie pas!" riep
myn vriend uit
Ik lei myn hand op zijn schouder: „We
kunnen nu nog terug; dit is geen tocht, die
men met zulke geringe middelen begint."
„Kom! Ben je bang?" Dinand" liep al
toort, de lamp omhooghoudend. Ik volgde
i Men kon het zich niet gemakkelijker voor
stellen ;^r was geen enkele hinderpaal: de
vloer lag horizontaal, het verwulfsel zag er
sterk genoeg uit; er waren geen zygangtm;
een kind had de expeditie kunnen maken.
„Kyk riep mijn vriend hier is een
nis in den muur." Wy stonden- stil. Inder
daad daar Was een nip. Zy gaf plaats aan
„Een rustpunt", spotte- myn vriend.
Het was een itustpünt. En degenen, die
bevolen had, dat hier ©en rustpunt moest
zijn, had zyn wapen boven de bank in Öen
ronden muur doen houwen. Ik Èerkende het;
het was het wapenteekèn van dien mach
tigen Graaf van Blojs, .Jan van Chastillon,
heer van deze stad Gouda in dfe tweede
helft van de Veertiende Eeuw.
„Herken je het wapén?"
Ik wilde antwoérden. Toen was het het
is ongerijnfd^ ik wèet het of opeens een
hand voor myn mond gehouden werd en ik
hield de Voorden in^die ik had willen zeg-
„Weet je niet welï geslacht het ia F'
Ik schudde het hoofd. „Neen", zei ik.
Vanaf dit oogenblij^'is het begonnen; ik
kan geen verklaringareven van wat ik on-
HET VOORMALIGE KASTEEL VAN DER GOUDE.
dervond; ik bedoel geen wetenschappelijke;
het overmeesterde mij; het wikkelde mij in
in zyn geheimzinnig waas; heimaar
ik zal trachten het te vertellen.
Wy gingen verder. De gang zette zich
nog altijd in rechte lijn voort.
Toen werd ik een ijle streeling gewaar,
als van een heel zachten wind, die langs
myn gezicht en langs mijn handen gleed.
Ik zeg een zachten wirfd, daarmee was het
verwant; maar het was toch anders. Het is
moeilijk dit onder woorden te brengen, maar
ik geloof, dat ik het duidelijker kan ver
tellen. In de aanwezigheid van jonge vrou
wen kan het gebeuren, dat het bewegen van
haar leden, waaromheen de lichte kleeren
zich bevallig plooien, U zachtkens, ja licha
melijk, aandoet, 'alsof ge wordt aangeraakt
door iets zéér ijls, iets, dat U liefkoost. Zoo
leek ook dit. Het was of deze streeling mij
eenzelfde gewaarwording gaf; het scheen
mij toe, dat een vrouwelijk wezen in deze
gewelven lèefde of geleefd had en dat haar
aanwezigheid wijlde op deze plaats.
Wy waren bijna plotseling op een vier
sprong gekomen. Rechts ©n links, kwamen
juist tegenover elkaar twee gangen op onze
hoofdgang uit. De linksche was laag en
smal en -boog vrij' snel naar rechts af; de
rechtsche gang was slechts een weinig lager
dan de hoofdgang; hij was recht en had een
sterke glooiing; blijkbaar voerde dit ge
welf nog tot greotere diepte.
Wij stonden stil. Onwillekeurig zag ik
mijn- vriend aan. Het viel mij op, dat een
gedachte hem bezig hield. Dat fronsen van
zij» voorhoofd, "zoo, dat een korte, diepe
gleuf ontstaat juist boven den neuswortel,
dat samentrekken van zijn wenkbrauwen,
dat ik zoo goed van hem ken, was wel-
„Blyf hier even staan,. Jan zei hij plot
seling hier is de lamp; ik zal een kaars
opsteken; even ga ik weg; ik ben zoo terug."
Zonder mijn antwoord af te wachten drukte
hy' mij de lamp in de hand. Een moment
kwam alles iiy my in verzet. Ik herinner
my, dat ik hem een scherp antwoord wilde
geven; toen ondervond ik weer dat vreemde
gevoel, of de palm van een hand tegen mijn
mond werd gedrukt; ik zwqeg; tóen fluis-
tèrde ik moeilijk: „}k wacht hier."
Mijn vriend maakte licht; gespannen keek
ik naar de vlam; zij brandde helder, maar
het leek of zij flakkerde in een. bepaalde
richting. Mijn vriend knikte bijna onmerk
baar met het hoofd, toen verdween hy in de
rechtsche gang. ïk zag hem na, roerloos, als
op mtfn plaats vastgehouden. Hij loopt nu
in Zuid-Westelijke richting, dacht ik; wan
neer de gang niet afbuigt of plotseling op
houdt, gaat hij onder de rivier, onder de
IJsel door.
Ik had misschien een of twee minuten
daar gestaan, toen ik my de aanwezigheid
van een vrouwelijk wezen ja, dat was
het; niet anders bewust werd. Hetgeen ik
gevoelde was verwant aan de sensatie, die
een minnaar ondervindt, die de nabijheid
van zyn geliefde bespeurt, zonder haar nog
met de zintuigen te hebben waargenomen.
Toen plotseling eïvoer ik iets, dat myn hart
overluid deed slaan, zoo luid, dat het een
oogenblik leek of er op de heele wereld niets
anders bestond dan clit kloppend hart. De
lamp gleed uit mijn (hand.
Toen dit luide ftloppen eenigszins 'bedaar
de en ik mijn bezinning terug kre^g, was
dit iets, dat ik had waargenomen, niet ver
dwenen, het openbaarde zich eerder nog vëel
sterker. Ik bevond my er kon geen twij
fel zijn in de onmiddellijke nabij,beid, in
de onmijidellyke aanwezigheid, van een
draifla en zy, de vrouw, was daar het mid'
delpunt van.
O, ik weet het, ik kan niet verklaren,
dat het zoo was; wy menschen vragen naar
uiterlijke dingen, die wij waarnemen met
onze zintuigen. Myn God, ik zag niets; ik
hoorde niets; en toch ik yam het waa^#Met
eei? aandrang, zooals een slaap-
of een gehypnotiseerde, moet
werd ik getrokken in één bepaalde Achting.
Automatisch nam -ik de lamp wee»*Op zij'
was 'op den bodem blijven staan, zonder om
te kantelen blijkbaar en ik ging, lang
zaam, maar Vndër aarzeling, voort, naar
het my onbekWe doel, waar eqn wreede
verschrikking - dit werd Ik my met steeds
stelliger zekerh -id, bewust toy waöhttë.
Welke gange ik passeerde; welke trap
pen ik Op- of kginm, ik weet het niet; ik
liep in trance, Xg/imp voor mij uithou
dend, hoewel hetüfcht voor het zoeken van
pad of richting v»n geen beteekènis voor
my was. Zoo ben I» ten Blotte gekomen in
een zaal, een ondergrondsch vertrek van
ongemeepe afmetingen. Ik bevond- my op
een verhoogde galerij in den korten wand,
op de plaats, waar de muzikanten eens
haddeir gestaan, wanneer zy een feestelijken
disch met de klanken hunner instrumenten
opluisterden.
Ik zag ln die zaal. j
Neen,* daar waren geen menschen, geen
spooksels,, die daar rond de tafel in hun
breede zetels zaten; daar waren geen pages,
die spijzen aandroegen op zilveren schalen
en dranken in kroezen of bokalen ach,
hos armzalig is de verbeelding van de men
schen, die zich de tafereelen van het gees
tesleven in tastbare vormen voorstellen!
Daar waren ook niet de ijle schimmen van
twee of drie menschen rond een klein vuur
geschaard by het rossig licht van onrustig
flakkerende vlammen; neen, zoo romantisch
was het niet! Het drama, dat ik waarnam
in die zaal, volledig waarnam, werd ray niet
geopenbaard door de zintuigen, die wy ken
nen: het gezicht, het gehoor, de reuk, de
smaak, de tastzin. Laat ik trachten te ver
tellen, wat ik gevoelde.
Eens heb ik een droom gehad. Het scheen
my toe, dat ik in den voornacht ontwaakte.
Het was windstil weer met maanlicht; in
mijn kamer schemerde een zachte, matte
schyn. Alles om my heen nam ik waar met
een verhoogde intensiteit van myn zinnen;
het was of ik thans voor het eerst ging
leven. Nog luisterde ik in volkomen over
gave naar het geruisch van wat^r in een
sluis ergens in de stad, toen iets in my zelf
begon te veranderen. Eerst leek het eèn
spel, maar het was geen spel. Zooals na
dsn vloed het water al meer en meer weg
ebt, telkens terugkomend, maar steeds ver
der zich verwijderend, zoo vloeide alle ge
luk uit my heen; en tegelijkertijd viel over
myn verlatenheid den beklemming; toen
ik zal dit nooit vergaten was het of alles
om mij heen tot steen geworden was. O
God, met een schreeuw heb ik my uit dezen
droom bevrijd!
Thans voelde ik hetzelfde, maar niet ik
w|s ingeklemd tusschen deze muren. Het
was die andere, de vrouw; zij was de prooi,,
ik slechts een toeschouwer.
Hoe haar gestalte was? hoe haar ge
zicht? nuttelooze vragen; ik weet het niet.
*0, zy was een vrouw, zooals ik zou wftn-
schen, dat ik mocht beminnen; te pry zen
is de arm, die zoo een wezen mag bescher
men!
Zy was verlaten, opgejaagd tot het uiter
ste. Niets was er, dat het nog met haar
hield, dat haar kon troosten, lafenis geven.
Zy was verraden door iemand, die haar het
liefste was geweest, aan wien zy alles, alles
had weggeworpdh. En of dat niet genoeg
was, sloop het verraad nog* altyd tot haar
nader en thans nu de laatste rest van haar
weerstand was gebroken en de muren over
elkander op haar neerstortten, kroop het als.
een gedrochtelijk dier van louter oogen en
tastorganen langs haar lyf omhoog.
Toen is dat begonnen, dat wanhopige ge
schrei en gekryt, dat zich baan brak uit
het diepste van haar wezen; dat 'afschu
welijk concert van klank; nu eens fluiste
rend, dan weer losbrekend met dien schaflte-
renden ondertoon. O, mag ik in myn leven
nooit meer zoo iets hooren; het korte ge
snik van een meisje, dat een illusie heeft
verloren; het byha toonlooze geween van
een jonge vrouw, die zich in haar liefde be
drogen ziet; het wanhopige gehuil van een
verlaten minnares; de angstkreten van een
moeder, wie het liefste ontstolen wordt.
O, God, dit was niet om aan te hooren.
Nooit heb ik mij een voorstelling kunnen
maken van zoo een smart, een haat, een
verbittering tezamen. En niets was hier om
redding te geven; dit was een ondergaan,
een vernietigend verscheuren tot de laatste
rest.
Toen is het minder geworden. Zooals het
water in een diepe kolk zich stort met da
verende drift, maar wanneer de put allengs
is volgeloopen en tot den boord gevuld, uit
eindelijk tot rupt komt, zoo bedaarde ook
geschrei; en wat er was geweest, het
lonk my slechts verscholen na, zooals de
bewegipgen van waterstroomingen diep on
der het oppervlak zich zacht beroeren .met
bijna onhoorbaar geruisch.
Toen het laatste geluid was weggestor
ven en ik een poging waagde my aan dit
alles te onttrekken ontvouwde zich voor
mijn bl% een tafe/eel. Hpt was als boog jk
mij over %gn rimtfeloos vijvervlak; nog ver
baasde ik Anij,. Waarom ik niet myn eigen
gelaat aanschouwde in den matten spiegel,
toen ik iets zag schemeren onder de opper-'
vlakte. Eerst kon ik het niet thuis bren
gen; het was of het niet gévormd was;
toen begreep ik opeens wat het moest zy"n;
het was het gezicht van een man. Het
breede gelaat werd heldérder en helderder,
j Nu kon ik in het bleeke gezicht de oogen
herkennen en den mond. Steeds krachtiger
hief het zich naar de oppervlakte; het be
gon in heel zijn wreede verschrikking te
leven. Waarom moest ik denken aan het ge
dierte, dat zich langs het Ijjf van de vrouw
had opgericht? Waarom?!...
Toqn ik weer tot bewustzijn kwam, lag
ik languit in de hoofdgang met myn hoofd
herkende ik myn vriend. Zijn gezicht
bezorgd, maar toen hy zag, dat ik
gekomen, verhelderde het onmiddeMT
„Zoo zei hij' het is niet zoo?
gelukkig!"
Ik schudde het hoofd.
„Zou je op kunnen staan?"
Ik probeerde my op te richten;
arm van mijn vriend totr steun geluk».Y!
my. Uktt*
„Het zal wel gaan zei ik. Ik ben j
nog erg zwaar in myn hoofd; maar
wel overgaan, wanneer ik weer bow
in de frissche lucht."
„We gaan nu zoo spoedig mogeffijiL
den uitgang terug. Kun je zoo loon?!
vroeg mijn vriend.
„Ja, het gaat wel", antwoordde ik
Zwijgend legden wy den terugweg
een enkele hinderpaal af.
Toen wij goed en wel weer in de fc,
voorkamer zaten we hadden ons
sohen en verkleed, want we waren ergZB i
rig geweest en ik nagenoeg van het® 5
aangename gevoel» in myn hoofd waew® -
vry'd, werd Dinand langzamerhand
zaam. In den hem zoo eigen
verteltrant, verhaalde hij de
hem waren overkomen; de ontdekkinwn"!!
zooals hij het noemde di« hij gedaan hi
Dat, hetgeen hy my vertelde, njü IB
seerde wanneer ik dit woord in dit vb
band mag gebruiken begreep hy niet J
ik wachtte my er wel voor hem dit
laten voelen, waar ik maar al te zeer h
vreesd was, dat hy, 41e thans in
avonturen opging, zioh zou inte
voor hetgeen my zelf was ov»
my" zoo sterk had aangagrepen.
Ziehier ,wat hy my, voortdurend de t
sigaret na de andere rookend, ver
Toen wy in de gang onder de Haven i._
gekomen, was het hem opgevallen, dat J
in het onderaardsche gewelf niet ofi
welijks benauwd was en dat er
geen gassen hingen. Hy meende op ti n-
ken, dat er een flauwe luchtstroemaj J
de gangen waarneembaar was. Dat
kaarsvlam in één richting had
styfde hem in <deze vero
hy my op het kruispunt alleen liet, j
reden, dat hy, als by ingeving t jjfl
zooals mijn vriend het noemde, had i
gen van wat de oorzaak van deze I
strooming zou kunnen zyn. In de I
Westelijke gang had hy de oorzaak vatii
verschijnsel gevonden; althans bykani
vonden, want een tweede tocht zou
zyn om aan te kunnen toonen, dat zyn
onderstelling geheel juist was. Het
complex zou automatisch, althans l
de de periode van den vloed, door
lucht doorstroomd worden, en dat dank i
een even geniaal als eenvoudig
in een deel der gangen van uit den tyd d
Middeleeuwen tot op den dag van
intact gebleven was! Het principe? i
principe van do waterstraalluchtponip ij
békend; men leert hefe de kinderen
■hoogste klas eener lagere school. Weh
geen enkel ander principe zou aan dit 1'
circulatiesysteem in de onderaardsche j
gen ten grondslag liggen! De wa
kundigen uit de Veertiende Eeuw
een buis hebben aangelegd, waardoor
durende het gety het IJselwater met
kracht naar een laag gelegen jtot iCZ_
door kleine openingen in de buis de 1
uit de gewelven met zich mee zuigend.
„En weet je waarom jij bedwelmd
toen je de hoofdgang verder inging?"
iflyn vriend.
Ik schudde het hoofd?
„Omdat in dat gewelf blijkbaar de I
nalen verstopt waren, die de gangen met ij
buitenlucht verbinden. Van door
kan daar geen sprake zijn. Ja, het 1
schingssysteem in de andere gangen i
door de gassen, die uit de gewelven,
jy was, worden gezogen, bedreigd,
ik jn de Zuid-Westelijke gang heb
vonden; dit is dan ook de reden, dat ik v
middag nog niet alles heb kunnen
zoeken; ook ik werd door het door de I
meegevoerd^ gas tot spoedige
genoopt, hoewel ik.vlak by de buis,
door ik het IJselwater hoorde
ben geweest."
Ik had met een matte glimlach de
den van Dinand aangehoord. I
moest ik denken aan die plaatsen in de 1
ken van Jules Verne, waar de helden
dezen Franschen schrijver hun fanti
technische uiteenzettingen ten beste i
maar ik wachtte my er wel voor myh
te weerspreken en de^ juiqfteid va
armzalige veronderstellingen in
trekken. Pas toen fijj my te ke
den volgenden dag opnieuw m?t mij in I
gangen te willen afdalen, onderbrak ik 1
en zteide Diifanti met enkele woorden,
ik voor geen geld »r wereld meer in 4
gewelven wilde kómen; tevens gaf ik 1
te verstaan, dat ik met alles wat in i
vermogen was, zou trachten te bélettOT,d
hij de nederdaling opnieuw zou doen.
Een oogenblik stenden wij
tegenover elkaar.
„Wat schreeuwde 'hy' zou je 1
willen beletten een hoogst belangrijke f
dekking te doen; omdat jij je niet aan t
afspraak hield en je in een gang
waarvan ik vermoedde dat zij gevi
was. Heb je het tenslotte ook niet aan
te danken, dat je, toen je wankelend*"
buna reeds jfeheel bewusteloos den ten'
t«:ht zocht te vinden, nog tijdig bent I
red?"
Ik -begreep, dat ik zoo niet kon
en om hem te kalmeeren, maakte ik
verontschuldigingen en *eide blijkbaar i
onder de invloed van de kwade gassen drl
gen gezegd te hebben, die ik zoo niet
doelde. TensJo*(e beloofde ik mijn
myh besluit tot den volgenden dag op
schorten en hem zeker niet te bel«m»«n||
Koken met Radion - dat is al wat nodig is om zonder boenen
of extra bleekmiddelen Uw wasgoed die blinkende helderheid te
geven, die elke vrouw zo gaarne ziet. Radion wast alléén, want
het volmaakt reinigende Radion sop verwijdert al het vuil veilig en
volkomen. Radioiv^Iaakt het goed witter, omdat Radion beter
reinigt. En thans is Radion zuiniger dan ooit door zijn enorm ver
laagde prijs, terwijl de volmaakte kwaliteit onveranderd is gebleven.
t schijnbeweging van my was om ty'd te
begreep hy niet.
W\j menschen zyn dikwijls bevreesd voor
die nooit zullen gebeuren; wy' zijn
bezorgd voor veel onheil, dat nooit
was het ook hier! Vandaag
de klokken luiden, die spreken van de
ip die is uitgebroken, die heel Europa
vuur en vlam zal zetten, wordt door myn
nocli door mjj van het plan nog ge
in de onderaardsche gewelven af te
Plotseling is alles veranderd;wat
nog een ongevaarlijke dreiging
is thans gruwelijke werkelijkheid ge-
De oorlog, die ook ons kleine land
elk moment kan meesleepen, vraagt een
aandacht. Myn vriend heeft toet geen
over ons plan gesproken, het
zal hem spoedig naar de
roepen; wat my betreft, ook ik zou
avontuur vergeten zyn, wanneer ik
had meegemaakt, hetgeen myn
beleefde. Maar thans is het anders
dezen drukkenden zomeravond, die
n een onnatuurlijke dreiging hangt,,
ijf ik het relaas op|/van het afschuwe-
wedervaren van gisteren, en op het-
fde oogenblik, dat in België en ifi Oost-
de voorposten vallen van de mil-
die in Europa in beweging
bid ik tot God voor de ziel van de on-
vrouw, die eeuwen* geleden de min
is geweest van Jan fen Bjois, in zyn
»«de lieve" genaamd.
t is wel een wonderlijke geschiedenis,
Engel Kloek aan zyn dagboek heeft
"ertrouwd. Het is op het oogenblik, nu
dan twintig jaar zyn verloopen, al
nuoeiljjk over de dingen, die hij ervoer,
"icussieeren. Of hy' onder invloed van
n hallucinaties h*eft gehad, of lat het
ganders geweest is wie zal dat tou nog
uitmaken; waar hy al sedert jaren
s is verdwenen, zoodat ik mag aan-
i» dat zyn gebeente sinds lang is ver-
t in het zand van de woestyn; en waar
.n vriend Dinand eveneens niet meer tot
^levenden behoort, sedert dat noodlottige
"de?1 ?ars^amP ^em onmiddellijk
I H 'V626 ^boekbladen zal publiceeren,
fc' a u h® gangen in het middelpunt
„1beiangstelling staan, zooals dat in
nstyi heet; ik weet het nog niet.
u de onderzoekers misschien afschrik-
n Kewe^ven af te dalen; hetgeen mij
U spyten.
HOOFDAGENTSCHAP van: EYSIN# RIJWIELEN EN MOTOREN;
SHELL-RIJWIËLEN (Union-i'abrikaat)UNION-MOTORF.N.
De Gecombineerde Goudsche Bakkersvereeniging-en maken hiermede
bekend, dat het in de* bedoeling- li<g*t over te giaan tot oplichting van een
in vprband met de Vestigingswet.
Aan deze cursus kan woi-den deelgenomen door Baikkerspatroons en
Bakkerszonen. Laatstgenoemden moeten minstens enkele jaren in het
vak zijn.
Vei4den*e inlichtingen worden vemtrekt tot uiterlijk 26 Febr. door H.
Brouwer de Koning,\Spieringstraat 151; G. Uljee, Gr. vian Bloisstraat 25
en J. A. Goedewaagèn, Lage Gouwe.
Spoedige opgave gewenseht, daar de deelname beperkt
GOUDA.
Kleiweg 20, Tel. 285è
OFFICIAL
FORD DEAI^R.
f.Jftn
(oV1
,*>nde'd
in d« uitvoering van zijn plannen.
Detfll
(4VERTENTIEN.
wielbakis 3.35 M., 4 M. en 4.70 M. uit voorraad ^verbaar.
LANGDURIGE GARAMTIR, PRIMA CONSTRUCTIE.
IN HET GfcBRUIK HET VOORDEELIGST.
Die eerste weken na het ziek zijn dat
is een gevaarlijke tijd. Men Is uit bed, men
doet zijn werk weer, maar tocü voelt men
zich nog lang.hlet de oude. Nog slap in
de beenen, licht in het hoofd, lusteloos en
gauw moe én: nog erg vatbaar voor kou
en griep. Om In dien tijd snel aan te ster
kenniets zoo goed als Tonicum' Noury
De krachtige werking sterkt de verslapte
slieren. Tonicum Noury schenkt nieuwe
veerkracht en vitaliteit, en bezit een welda
dig kalmeerenden invloed op de zenuwen.
Dat ééne theelepeltje vóór den maaltijd ver
drijft alle moeheid en slapte! Tonicum Noury
is verkrijgbaar bij alle apothekers en drogis
ten f 1.50 per flacon. Dubbele flacon f 2.25.
Wanneer U ziek geweest bent, tn U zich hog 200
moe en slap voelt, te lusteloos om Uw iwrfc met
pletzitr te verrichten, doodmoe en uitgeput na de ge
ringste inspanning, neem dan eens Tonicum Noury
Tonicum Noury nl U Uw veerkracht en werklust
teruggeven. Het zal Uw spieren versterken en Uw
zenuwen kalmeeren. Doop Tonicum Noury zhlt U
1 zich binnen korten tijd u'<£ opgewekt en fit voelen
TwUturo Neuiy wenii onit> nrmp kMnKhappthikt (tmaU mrvaariigd ieor ie bi. V'. bimtrtpha'ma, Dtm