MINDER GELD VOOR EEN WITTERE WAS! y iépaast 7%.ct. op Xadunvdoo^ J.HOLLEMAI Zij was nog zoo moe na haar ziekte TONICUM NOURY 'I Sn nog De Gruyter's at geld bespaar VERPLAATST GRANS {l ons Coops ENKELE BLADEN UIT HET DAGBOEK VAN ENGEL JAN KOEK. KV'jüitfP Het volmaakt reinigende, zelfwerkende sop maakt zonder moeite alles blinkend helder. MET BON VOOR GESCHENKEN RIJWIEL- EN MOTORHUIS „GOUWE" van Gouwe 85 naar GOUJVE 81. OPENING HEDENMIDDAG 5 UUR. L VAN O EL. VESTIGINGSWET BAKKERSBEDRIJF. VAKCURSUS ^oor Gouda eh Omstrekeu FORD LUXE AUTOMOBIELEN 60 el 85 P.K Dé ^ruyler J van A00 bh »a nko°L Wjjdstraat 31. urol, Lanoline, Nivea crème, Kaloderma gelei. FORD VRACHTAUTOMOBIELEN maar door Tonicum Noury knapte ze spoedig op! verdubbel Uw energie JOHAN^N CHRISTOFFEL: BESCHRIJVING VAN EEN TOCHT DOOR GOUDA'S ONDERGRONDSCHE GANGEN IN AUGUSTUS 1914. TOEN ik in de courant las, dat wichel roedelopers en -loopsters in de oude stad Gouda met hun instrumenten naar onderaardsche gangen zochten, moest ik oïuniddeUüfc denken aan dat dagboek van mün Vriend Engel Jan Koek, dat hij mjj in bewaring gal voor hjj die ongelukkige reis naar Syrië maakte. In dat dagboek ik heb het hier voor' me liggen staat een vreemde beschrijving van een tocht ot misschien kan ik het beter noemen een ne- derdaling in deze Goudsche gangen door hem als'jongeman tezamen met een vriend ondernomen op een middag-in Augustus van het jaar 1914. De beschrijving van dezen tocht luidt in het dagboek als voigt: Ik moet gelooven, dat het werkelijk zoo gtebeurd is. Droom noch zinsbedrog kan het geweest zijn; hoe gaarne ijt zou wenschen myto gruwelijk avontuur op deze wijze te kunnen verklaren. Neen, het was werkelijk heid; een waanvoorstelling, zooals ik zeker weet, dat mijn vriend Dinand het zou noe men, wanneer ik hem myn ervaringen zou vertellen hetgeen ik my wel wachten zal te doen is het niet geweest! Ik wil het vertellen juist zooals ik het ondervond. Wy zaten dan gisteren in de benedenvoor kamer van dit huis, waar ik nu sedert een week gelogeerd ben. Ik voelde my eenigs- zins melancholiek. Ik heb dat wel meer. Men zegt, dat het een kwaal is van men- schen, die vroeg sterven; maar daarover nu niet. Myn vriend Dinand trachtte my op te monteren hij doet dat altyd, wanneer ik in deze stemming ben; meestal gelukt hem dit, zoo ook fcisteren. „Jan hy noemt my altyd by myn twee den naam zei hij, wat zit je toch naar buiten te staren} is die Goudsche Haven, waar geen tien schepen per dag door heen komen, zoo interessant 7*' „Je Haven is mooi genoeg antwoordde ik ook zonder schepen." Hij slo^j my op den schouder. „Weet je wat wy vanmiddag gaan doen? We gaan onzen nieuwen kelder inspecteeeren en we nemen eeriJ mynlamp mee." „Een nieuwe kelder? —..vroeg ik ver baasd. Heeft je vader een nieuwen kelder laten graven?" Myn vriend lachte. „Myn vader graaft geen kelders hy bezoekt alleen zyn patiën ten!1 Maar onlangs is het gebleken, dat naast onzen keider een andere groote kelderruim te. ligt van een bierbrouwerij, di« op deze plaats gestaan heeft." „iEn zitten er nog biervaten in dezen kel der van je buurman?" spotte ik. „Niét van mijn buurman; de kelder ligt onder ons huis en onder de straat vlak langs het water. Maar, zooals je zegt, bier vaten of althans' bier in flesschen Na enkele tegenwerpingen gemaakt te hebben ik ben niet dol op zulke expe dities stemde ik toe en nadat we nog enkele dingen hadden meegenomen, daalden we in den kelder af. De huishoudster zy moedert al jaren over myn vriend, sedert zyn mama gestorven is had ons nog de Waarschuwing nageroepen, toch vooral voor zichtig te zyn! De mynlamp gaf uitstekend licht en wel- dra waren wy door een kleine opening ik meen dat werklieden van de waterleiding deze gemaakt luuMen, toen zy de buizen van het net vernieuwden in de kelderruimte van de voormalige bierbrouwerij gekomen. Het was een betrekkelijk groote hal, hoewel niet hoog. In het midden lag een pad de zykanten waren verhoogd; ongetwijfeld wa ren dit de ligplaatsen van de fusten ge- „Van bier is njpt veel te zien", zei myn „En wat is dit dan?" vioeg ik. En ik lichtte enkele flesschen bifc die aan mijn voeten lagen. Dinand nam de flesschen een vóór een in de hand. Zij waren half vol „Ver3chaald!% zuchtte hy. „Hoe oud Is "het gewelf?" vroeg hy toen. Ik hield de lamp omhoog. „Tweehonrjejd- 'vyftig jaar, misschien driehonderd ik liet de lamp weer zakken maar 'het is niet onmogelijk,-dat de kelder herbouwd is;v daarginds zie ik zware <baksteenen." Ik wees hem naar den muur vlak by den grond. „Ga eens naar rechts met het licht", zei myn» vriend plotseling. Ik deed Wat hij- vroeg. „Daar is een get!" riepen w*j beiden ge lijktijdig uit1? Ik.zette de lamp vlak by de opening. De steenen waren vergruizeld en er was een gat ontstaan, zoo groot, dat een kind er doorheen kon kruipen. Door dit gat scheen het licht in een gemetselde ruimte. „Daar wil' ik meer van weten", zei Di nand. „Dan zul je het gat moeten vergrooten", antwoordde ik. - „Een kleinigheid", mompelde toy'n vriend, en hy zat al op de knieën; met een stuk ijzer, dat hij had meegenomen, wrong hy de steenen los. De opening was nu gauw groot genoeg en Dinand kroop door het gat. Ik gaf hem de lamp aan. Ik zag myh vriend opstaan. „Jan,, er is een gang rechtuit!" Het ge luid van zijn stem hoorde ik in de| ruimte, "L i/- - - i waarin Hy zich bevond, schallend weerkaat sen; het leek of het dieper onder den grond zich herhaalde, zachter en gedempter; toen hield het op. Ik wrong my door het gat. „En ginds is een trap, naar beneden toe", schreeuwde myn vriend opgewonden. Ik stond al naast hem. Wy bevonden ons in een gemetseld gewei?,- ongeveer drie meter breed. Het gewelf liep recht toe tot by een trap, daar ging het naar beneden. Wy zagen niet het einde van de trap, slechts breede treden, die gelijkmatig afdaalden. Wat een ontdekking, Jan! zei myn vriend we moeten naar beneden!" Ik bekeek het gewelf. Het was heel oud, misschien-wel uit de veertiende eeuw; ik zag het dadelijk. De steenen waren ver weerd ,maar het gewelf moest zeer stevig gebouwd zyn; een ineenstorting leek my niet te vreezen. „Maar kom dan toch mee de trap af", zei myn, vriend ongeduldig. „Dinand antwoordde ik ik ben niet bang, dat weet je; maar dit kan gevaarlijk worden." „Och kom!" „Heb je die kaarsen nog meegenomen?" vroeg ik. „Jantje, ik heb alles meegenomen; kaar sen, kry't, touw, ja zelfp een kompas!" Nu moest ik toch even lachen: „Maar je wist van het bestaan van deze gang toch nitet af?" „Weten niet; maar ik hoopte het wel! Kom nu maar." Voor de zooveelste maal was ik niet op gewassen tegen het optimisme van myn Vriend en ik daalde met hem de trap af. De treden waren breed en gemakkelijk, zdeals ik reeds had opgemerkt en het leek of wij «jen statietrap afgingen. Ik telde de treden: twee-en-twintig, drie- en-twintig; wy waren reeds op een niveau gekomen, schatte ik, <tat vier meter onder den vloer van den bierbrouwerskelder lag. Met een ruk stond ik stil. „Dinand zei ik koi^ wy zyn hier tenminste acht meter onder den grond, onder de straat." Hy lette niet op mijb woorden, maar liep door. Ik volgde hem onwillig. „Ik geloof, dat ik daar het einde van de trap zie", zei hy een oogenblik later. „Vier-en-dertig, vyf-en-dertig", telde ik. Myn vriend had gelyk, toen ik drieën veertig treden geteld had, stonden wy aan de voet van de trap. By het schijnsel vku de lamp zagen wy een diepe gang recht voor ons uit. „Nou, wat zeg je daarvan?" Mijn vriend gaf me een enthousiasten stoot in de zy'. Zonder myn antwoord af te wachten, ging hy, het kompas raadplegend, voort: „Wy zyn voortdurend in een rechte lijn in Zuid- Oostelijke richting voortgegaan. De afstand van het gat in den muur van den bier brouwerskelder tot dit punt zal tusschen de twintig en dertig meter zyn. We bevinden ons op het oogenblik op een diepte van tien, elf meter onder den grond en op een diepte van zes tot zeven meter onder den bodem vap de Haven!" „Was het de achtermuur van den kelder, waarin jy het gat maakte?" vroeg ik. „Ja, wy waren op dat punt vlak onder onze keuken aan den achterkant van ons •huis." „Dan klopt je redeneering." Boven onze hoofden, onzichtbaar en on hoorbaar schuürde dus het geel-grij'ze rivier water, dat 's -middags door de IJselsluis wordt ingelaten, langs de walmuren voort, gleed zwaar en breeduit over den taaien, kleiachtigen 'bodem; misschien schoof nu het schaduwvlak van een scheejftkiel, zooals een .wolk, die het zonlicht onderschept, door het water; ik huiverde. „En nu begint de expeditie pas!" riep myn vriend uit Ik lei myn hand op zijn schouder: „We kunnen nu nog terug; dit is geen tocht, die men met zulke geringe middelen begint." „Kom! Ben je bang?" Dinand" liep al toort, de lamp omhooghoudend. Ik volgde i Men kon het zich niet gemakkelijker voor stellen ;^r was geen enkele hinderpaal: de vloer lag horizontaal, het verwulfsel zag er sterk genoeg uit; er waren geen zygangtm; een kind had de expeditie kunnen maken. „Kyk riep mijn vriend hier is een nis in den muur." Wy stonden- stil. Inder daad daar Was een nip. Zy gaf plaats aan „Een rustpunt", spotte- myn vriend. Het was een itustpünt. En degenen, die bevolen had, dat hier ©en rustpunt moest zijn, had zyn wapen boven de bank in Öen ronden muur doen houwen. Ik Èerkende het; het was het wapenteekèn van dien mach tigen Graaf van Blojs, .Jan van Chastillon, heer van deze stad Gouda in dfe tweede helft van de Veertiende Eeuw. „Herken je het wapén?" Ik wilde antwoérden. Toen was het het is ongerijnfd^ ik wèet het of opeens een hand voor myn mond gehouden werd en ik hield de Voorden in^die ik had willen zeg- „Weet je niet welï geslacht het ia F' Ik schudde het hoofd. „Neen", zei ik. Vanaf dit oogenblij^'is het begonnen; ik kan geen verklaringareven van wat ik on- HET VOORMALIGE KASTEEL VAN DER GOUDE. dervond; ik bedoel geen wetenschappelijke; het overmeesterde mij; het wikkelde mij in in zyn geheimzinnig waas; heimaar ik zal trachten het te vertellen. Wy gingen verder. De gang zette zich nog altijd in rechte lijn voort. Toen werd ik een ijle streeling gewaar, als van een heel zachten wind, die langs myn gezicht en langs mijn handen gleed. Ik zeg een zachten wirfd, daarmee was het verwant; maar het was toch anders. Het is moeilijk dit onder woorden te brengen, maar ik geloof, dat ik het duidelijker kan ver tellen. In de aanwezigheid van jonge vrou wen kan het gebeuren, dat het bewegen van haar leden, waaromheen de lichte kleeren zich bevallig plooien, U zachtkens, ja licha melijk, aandoet, 'alsof ge wordt aangeraakt door iets zéér ijls, iets, dat U liefkoost. Zoo leek ook dit. Het was of deze streeling mij eenzelfde gewaarwording gaf; het scheen mij toe, dat een vrouwelijk wezen in deze gewelven lèefde of geleefd had en dat haar aanwezigheid wijlde op deze plaats. Wy waren bijna plotseling op een vier sprong gekomen. Rechts ©n links, kwamen juist tegenover elkaar twee gangen op onze hoofdgang uit. De linksche was laag en smal en -boog vrij' snel naar rechts af; de rechtsche gang was slechts een weinig lager dan de hoofdgang; hij was recht en had een sterke glooiing; blijkbaar voerde dit ge welf nog tot greotere diepte. Wij stonden stil. Onwillekeurig zag ik mijn- vriend aan. Het viel mij op, dat een gedachte hem bezig hield. Dat fronsen van zij» voorhoofd, "zoo, dat een korte, diepe gleuf ontstaat juist boven den neuswortel, dat samentrekken van zijn wenkbrauwen, dat ik zoo goed van hem ken, was wel- „Blyf hier even staan,. Jan zei hij plot seling hier is de lamp; ik zal een kaars opsteken; even ga ik weg; ik ben zoo terug." Zonder mijn antwoord af te wachten drukte hy' mij de lamp in de hand. Een moment kwam alles iiy my in verzet. Ik herinner my, dat ik hem een scherp antwoord wilde geven; toen ondervond ik weer dat vreemde gevoel, of de palm van een hand tegen mijn mond werd gedrukt; ik zwqeg; tóen fluis- tèrde ik moeilijk: „}k wacht hier." Mijn vriend maakte licht; gespannen keek ik naar de vlam; zij brandde helder, maar het leek of zij flakkerde in een. bepaalde richting. Mijn vriend knikte bijna onmerk baar met het hoofd, toen verdween hy in de rechtsche gang. ïk zag hem na, roerloos, als op mtfn plaats vastgehouden. Hij loopt nu in Zuid-Westelijke richting, dacht ik; wan neer de gang niet afbuigt of plotseling op houdt, gaat hij onder de rivier, onder de IJsel door. Ik had misschien een of twee minuten daar gestaan, toen ik my de aanwezigheid van een vrouwelijk wezen ja, dat was het; niet anders bewust werd. Hetgeen ik gevoelde was verwant aan de sensatie, die een minnaar ondervindt, die de nabijheid van zyn geliefde bespeurt, zonder haar nog met de zintuigen te hebben waargenomen. Toen plotseling eïvoer ik iets, dat myn hart overluid deed slaan, zoo luid, dat het een oogenblik leek of er op de heele wereld niets anders bestond dan clit kloppend hart. De lamp gleed uit mijn (hand. Toen dit luide ftloppen eenigszins 'bedaar de en ik mijn bezinning terug kre^g, was dit iets, dat ik had waargenomen, niet ver dwenen, het openbaarde zich eerder nog vëel sterker. Ik bevond my er kon geen twij fel zijn in de onmiddellijke nabij,beid, in de onmijidellyke aanwezigheid, van een draifla en zy, de vrouw, was daar het mid' delpunt van. O, ik weet het, ik kan niet verklaren, dat het zoo was; wy menschen vragen naar uiterlijke dingen, die wij waarnemen met onze zintuigen. Myn God, ik zag niets; ik hoorde niets; en toch ik yam het waa^#Met eei? aandrang, zooals een slaap- of een gehypnotiseerde, moet werd ik getrokken in één bepaalde Achting. Automatisch nam -ik de lamp wee»*Op zij' was 'op den bodem blijven staan, zonder om te kantelen blijkbaar en ik ging, lang zaam, maar Vndër aarzeling, voort, naar het my onbekWe doel, waar eqn wreede verschrikking - dit werd Ik my met steeds stelliger zekerh -id, bewust toy waöhttë. Welke gange ik passeerde; welke trap pen ik Op- of kginm, ik weet het niet; ik liep in trance, Xg/imp voor mij uithou dend, hoewel hetüfcht voor het zoeken van pad of richting v»n geen beteekènis voor my was. Zoo ben I» ten Blotte gekomen in een zaal, een ondergrondsch vertrek van ongemeepe afmetingen. Ik bevond- my op een verhoogde galerij in den korten wand, op de plaats, waar de muzikanten eens haddeir gestaan, wanneer zy een feestelijken disch met de klanken hunner instrumenten opluisterden. Ik zag ln die zaal. j Neen,* daar waren geen menschen, geen spooksels,, die daar rond de tafel in hun breede zetels zaten; daar waren geen pages, die spijzen aandroegen op zilveren schalen en dranken in kroezen of bokalen ach, hos armzalig is de verbeelding van de men schen, die zich de tafereelen van het gees tesleven in tastbare vormen voorstellen! Daar waren ook niet de ijle schimmen van twee of drie menschen rond een klein vuur geschaard by het rossig licht van onrustig flakkerende vlammen; neen, zoo romantisch was het niet! Het drama, dat ik waarnam in die zaal, volledig waarnam, werd ray niet geopenbaard door de zintuigen, die wy ken nen: het gezicht, het gehoor, de reuk, de smaak, de tastzin. Laat ik trachten te ver tellen, wat ik gevoelde. Eens heb ik een droom gehad. Het scheen my toe, dat ik in den voornacht ontwaakte. Het was windstil weer met maanlicht; in mijn kamer schemerde een zachte, matte schyn. Alles om my heen nam ik waar met een verhoogde intensiteit van myn zinnen; het was of ik thans voor het eerst ging leven. Nog luisterde ik in volkomen over gave naar het geruisch van wat^r in een sluis ergens in de stad, toen iets in my zelf begon te veranderen. Eerst leek het eèn spel, maar het was geen spel. Zooals na dsn vloed het water al meer en meer weg ebt, telkens terugkomend, maar steeds ver der zich verwijderend, zoo vloeide alle ge luk uit my heen; en tegelijkertijd viel over myn verlatenheid den beklemming; toen ik zal dit nooit vergaten was het of alles om mij heen tot steen geworden was. O God, met een schreeuw heb ik my uit dezen droom bevrijd! Thans voelde ik hetzelfde, maar niet ik w|s ingeklemd tusschen deze muren. Het was die andere, de vrouw; zij was de prooi,, ik slechts een toeschouwer. Hoe haar gestalte was? hoe haar ge zicht? nuttelooze vragen; ik weet het niet. *0, zy was een vrouw, zooals ik zou wftn- schen, dat ik mocht beminnen; te pry zen is de arm, die zoo een wezen mag bescher men! Zy was verlaten, opgejaagd tot het uiter ste. Niets was er, dat het nog met haar hield, dat haar kon troosten, lafenis geven. Zy was verraden door iemand, die haar het liefste was geweest, aan wien zy alles, alles had weggeworpdh. En of dat niet genoeg was, sloop het verraad nog* altyd tot haar nader en thans nu de laatste rest van haar weerstand was gebroken en de muren over elkander op haar neerstortten, kroop het als. een gedrochtelijk dier van louter oogen en tastorganen langs haar lyf omhoog. Toen is dat begonnen, dat wanhopige ge schrei en gekryt, dat zich baan brak uit het diepste van haar wezen; dat 'afschu welijk concert van klank; nu eens fluiste rend, dan weer losbrekend met dien schaflte- renden ondertoon. O, mag ik in myn leven nooit meer zoo iets hooren; het korte ge snik van een meisje, dat een illusie heeft verloren; het byha toonlooze geween van een jonge vrouw, die zich in haar liefde be drogen ziet; het wanhopige gehuil van een verlaten minnares; de angstkreten van een moeder, wie het liefste ontstolen wordt. O, God, dit was niet om aan te hooren. Nooit heb ik mij een voorstelling kunnen maken van zoo een smart, een haat, een verbittering tezamen. En niets was hier om redding te geven; dit was een ondergaan, een vernietigend verscheuren tot de laatste rest. Toen is het minder geworden. Zooals het water in een diepe kolk zich stort met da verende drift, maar wanneer de put allengs is volgeloopen en tot den boord gevuld, uit eindelijk tot rupt komt, zoo bedaarde ook geschrei; en wat er was geweest, het lonk my slechts verscholen na, zooals de bewegipgen van waterstroomingen diep on der het oppervlak zich zacht beroeren .met bijna onhoorbaar geruisch. Toen het laatste geluid was weggestor ven en ik een poging waagde my aan dit alles te onttrekken ontvouwde zich voor mijn bl% een tafe/eel. Hpt was als boog jk mij over %gn rimtfeloos vijvervlak; nog ver baasde ik Anij,. Waarom ik niet myn eigen gelaat aanschouwde in den matten spiegel, toen ik iets zag schemeren onder de opper-' vlakte. Eerst kon ik het niet thuis bren gen; het was of het niet gévormd was; toen begreep ik opeens wat het moest zy"n; het was het gezicht van een man. Het breede gelaat werd heldérder en helderder, j Nu kon ik in het bleeke gezicht de oogen herkennen en den mond. Steeds krachtiger hief het zich naar de oppervlakte; het be gon in heel zijn wreede verschrikking te leven. Waarom moest ik denken aan het ge dierte, dat zich langs het Ijjf van de vrouw had opgericht? Waarom?!... Toqn ik weer tot bewustzijn kwam, lag ik languit in de hoofdgang met myn hoofd herkende ik myn vriend. Zijn gezicht bezorgd, maar toen hy zag, dat ik gekomen, verhelderde het onmiddeMT „Zoo zei hij' het is niet zoo? gelukkig!" Ik schudde het hoofd. „Zou je op kunnen staan?" Ik probeerde my op te richten; arm van mijn vriend totr steun geluk».Y! my. Uktt* „Het zal wel gaan zei ik. Ik ben j nog erg zwaar in myn hoofd; maar wel overgaan, wanneer ik weer bow in de frissche lucht." „We gaan nu zoo spoedig mogeffijiL den uitgang terug. Kun je zoo loon?! vroeg mijn vriend. „Ja, het gaat wel", antwoordde ik Zwijgend legden wy den terugweg een enkele hinderpaal af. Toen wij goed en wel weer in de fc, voorkamer zaten we hadden ons sohen en verkleed, want we waren ergZB i rig geweest en ik nagenoeg van het® 5 aangename gevoel» in myn hoofd waew® - vry'd, werd Dinand langzamerhand zaam. In den hem zoo eigen verteltrant, verhaalde hij de hem waren overkomen; de ontdekkinwn"!! zooals hij het noemde di« hij gedaan hi Dat, hetgeen hy my vertelde, njü IB seerde wanneer ik dit woord in dit vb band mag gebruiken begreep hy niet J ik wachtte my er wel voor hem dit laten voelen, waar ik maar al te zeer h vreesd was, dat hy, 41e thans in avonturen opging, zioh zou inte voor hetgeen my zelf was ov» my" zoo sterk had aangagrepen. Ziehier ,wat hy my, voortdurend de t sigaret na de andere rookend, ver Toen wy in de gang onder de Haven i._ gekomen, was het hem opgevallen, dat J in het onderaardsche gewelf niet ofi welijks benauwd was en dat er geen gassen hingen. Hy meende op ti n- ken, dat er een flauwe luchtstroemaj J de gangen waarneembaar was. Dat kaarsvlam in één richting had styfde hem in <deze vero hy my op het kruispunt alleen liet, j reden, dat hy, als by ingeving t jjfl zooals mijn vriend het noemde, had i gen van wat de oorzaak van deze I strooming zou kunnen zyn. In de I Westelijke gang had hy de oorzaak vatii verschijnsel gevonden; althans bykani vonden, want een tweede tocht zou zyn om aan te kunnen toonen, dat zyn onderstelling geheel juist was. Het complex zou automatisch, althans l de de periode van den vloed, door lucht doorstroomd worden, en dat dank i een even geniaal als eenvoudig in een deel der gangen van uit den tyd d Middeleeuwen tot op den dag van intact gebleven was! Het principe? i principe van do waterstraalluchtponip ij békend; men leert hefe de kinderen ■hoogste klas eener lagere school. Weh geen enkel ander principe zou aan dit 1' circulatiesysteem in de onderaardsche j gen ten grondslag liggen! De wa kundigen uit de Veertiende Eeuw een buis hebben aangelegd, waardoor durende het gety het IJselwater met kracht naar een laag gelegen jtot iCZ_ door kleine openingen in de buis de 1 uit de gewelven met zich mee zuigend. „En weet je waarom jij bedwelmd toen je de hoofdgang verder inging?" iflyn vriend. Ik schudde het hoofd? „Omdat in dat gewelf blijkbaar de I nalen verstopt waren, die de gangen met ij buitenlucht verbinden. Van door kan daar geen sprake zijn. Ja, het 1 schingssysteem in de andere gangen i door de gassen, die uit de gewelven, jy was, worden gezogen, bedreigd, ik jn de Zuid-Westelijke gang heb vonden; dit is dan ook de reden, dat ik v middag nog niet alles heb kunnen zoeken; ook ik werd door het door de I meegevoerd^ gas tot spoedige genoopt, hoewel ik.vlak by de buis, door ik het IJselwater hoorde ben geweest." Ik had met een matte glimlach de den van Dinand aangehoord. I moest ik denken aan die plaatsen in de 1 ken van Jules Verne, waar de helden dezen Franschen schrijver hun fanti technische uiteenzettingen ten beste i maar ik wachtte my er wel voor myh te weerspreken en de^ juiqfteid va armzalige veronderstellingen in trekken. Pas toen fijj my te ke den volgenden dag opnieuw m?t mij in I gangen te willen afdalen, onderbrak ik 1 en zteide Diifanti met enkele woorden, ik voor geen geld »r wereld meer in 4 gewelven wilde kómen; tevens gaf ik 1 te verstaan, dat ik met alles wat in i vermogen was, zou trachten te bélettOT,d hij de nederdaling opnieuw zou doen. Een oogenblik stenden wij tegenover elkaar. „Wat schreeuwde 'hy' zou je 1 willen beletten een hoogst belangrijke f dekking te doen; omdat jij je niet aan t afspraak hield en je in een gang waarvan ik vermoedde dat zij gevi was. Heb je het tenslotte ook niet aan te danken, dat je, toen je wankelend*" buna reeds jfeheel bewusteloos den ten' t«:ht zocht te vinden, nog tijdig bent I red?" Ik -begreep, dat ik zoo niet kon en om hem te kalmeeren, maakte ik verontschuldigingen en *eide blijkbaar i onder de invloed van de kwade gassen drl gen gezegd te hebben, die ik zoo niet doelde. TensJo*(e beloofde ik mijn myh besluit tot den volgenden dag op schorten en hem zeker niet te bel«m»«n|| Koken met Radion - dat is al wat nodig is om zonder boenen of extra bleekmiddelen Uw wasgoed die blinkende helderheid te geven, die elke vrouw zo gaarne ziet. Radion wast alléén, want het volmaakt reinigende Radion sop verwijdert al het vuil veilig en volkomen. Radioiv^Iaakt het goed witter, omdat Radion beter reinigt. En thans is Radion zuiniger dan ooit door zijn enorm ver laagde prijs, terwijl de volmaakte kwaliteit onveranderd is gebleven. t schijnbeweging van my was om ty'd te begreep hy niet. W\j menschen zyn dikwijls bevreesd voor die nooit zullen gebeuren; wy' zijn bezorgd voor veel onheil, dat nooit was het ook hier! Vandaag de klokken luiden, die spreken van de ip die is uitgebroken, die heel Europa vuur en vlam zal zetten, wordt door myn nocli door mjj van het plan nog ge in de onderaardsche gewelven af te Plotseling is alles veranderd;wat nog een ongevaarlijke dreiging is thans gruwelijke werkelijkheid ge- De oorlog, die ook ons kleine land elk moment kan meesleepen, vraagt een aandacht. Myn vriend heeft toet geen over ons plan gesproken, het zal hem spoedig naar de roepen; wat my betreft, ook ik zou avontuur vergeten zyn, wanneer ik had meegemaakt, hetgeen myn beleefde. Maar thans is het anders dezen drukkenden zomeravond, die n een onnatuurlijke dreiging hangt,, ijf ik het relaas op|/van het afschuwe- wedervaren van gisteren, en op het- fde oogenblik, dat in België en ifi Oost- de voorposten vallen van de mil- die in Europa in beweging bid ik tot God voor de ziel van de on- vrouw, die eeuwen* geleden de min is geweest van Jan fen Bjois, in zyn »«de lieve" genaamd. t is wel een wonderlijke geschiedenis, Engel Kloek aan zyn dagboek heeft "ertrouwd. Het is op het oogenblik, nu dan twintig jaar zyn verloopen, al nuoeiljjk over de dingen, die hij ervoer, "icussieeren. Of hy' onder invloed van n hallucinaties h*eft gehad, of lat het ganders geweest is wie zal dat tou nog uitmaken; waar hy al sedert jaren s is verdwenen, zoodat ik mag aan- i» dat zyn gebeente sinds lang is ver- t in het zand van de woestyn; en waar .n vriend Dinand eveneens niet meer tot ^levenden behoort, sedert dat noodlottige "de?1 ?ars^amP ^em onmiddellijk I H 'V626 ^boekbladen zal publiceeren, fc' a u h® gangen in het middelpunt „1beiangstelling staan, zooals dat in nstyi heet; ik weet het nog niet. u de onderzoekers misschien afschrik- n Kewe^ven af te dalen; hetgeen mij U spyten. HOOFDAGENTSCHAP van: EYSIN# RIJWIELEN EN MOTOREN; SHELL-RIJWIËLEN (Union-i'abrikaat)UNION-MOTORF.N. De Gecombineerde Goudsche Bakkersvereeniging-en maken hiermede bekend, dat het in de* bedoeling- li<g*t over te giaan tot oplichting van een in vprband met de Vestigingswet. Aan deze cursus kan woi-den deelgenomen door Baikkerspatroons en Bakkerszonen. Laatstgenoemden moeten minstens enkele jaren in het vak zijn. Vei4den*e inlichtingen worden vemtrekt tot uiterlijk 26 Febr. door H. Brouwer de Koning,\Spieringstraat 151; G. Uljee, Gr. vian Bloisstraat 25 en J. A. Goedewaagèn, Lage Gouwe. Spoedige opgave gewenseht, daar de deelname beperkt GOUDA. Kleiweg 20, Tel. 285è OFFICIAL FORD DEAI^R. f.Jftn (oV1 ,*>nde'd in d« uitvoering van zijn plannen. Detfll (4VERTENTIEN. wielbakis 3.35 M., 4 M. en 4.70 M. uit voorraad ^verbaar. LANGDURIGE GARAMTIR, PRIMA CONSTRUCTIE. IN HET GfcBRUIK HET VOORDEELIGST. Die eerste weken na het ziek zijn dat is een gevaarlijke tijd. Men Is uit bed, men doet zijn werk weer, maar tocü voelt men zich nog lang.hlet de oude. Nog slap in de beenen, licht in het hoofd, lusteloos en gauw moe én: nog erg vatbaar voor kou en griep. Om In dien tijd snel aan te ster kenniets zoo goed als Tonicum' Noury De krachtige werking sterkt de verslapte slieren. Tonicum Noury schenkt nieuwe veerkracht en vitaliteit, en bezit een welda dig kalmeerenden invloed op de zenuwen. Dat ééne theelepeltje vóór den maaltijd ver drijft alle moeheid en slapte! Tonicum Noury is verkrijgbaar bij alle apothekers en drogis ten f 1.50 per flacon. Dubbele flacon f 2.25. Wanneer U ziek geweest bent, tn U zich hog 200 moe en slap voelt, te lusteloos om Uw iwrfc met pletzitr te verrichten, doodmoe en uitgeput na de ge ringste inspanning, neem dan eens Tonicum Noury Tonicum Noury nl U Uw veerkracht en werklust teruggeven. Het zal Uw spieren versterken en Uw zenuwen kalmeeren. Doop Tonicum Noury zhlt U 1 zich binnen korten tijd u'<£ opgewekt en fit voelen TwUturo Neuiy wenii onit> nrmp kMnKhappthikt (tmaU mrvaariigd ieor ie bi. V'. bimtrtpha'ma, Dtm

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1938 | | pagina 2