k. VoOPMANJ bakmeel De gedekte tafel in den loop der tijden. Luchten van kamers in de wintermaanden. Historie uit het keukenrijk. fclLMNIEUWS. Confijten van vruchten. RECEPTEN. „Mappa en SaXvietta". Door G. S. Mejjer Schwencke. Tafellakens en servetten behooren tot die dingen, waarvan ieder' be schaafd mensch zich- bedient en y/e kunnen ons niet voorstellen, dat zy in vroeger tijden onbekend waren. De oude Romeinen gebruikten geen ta fellaken, doch bestrooiden hun tafels met gedroogde bloemen of boombla deren; en eventueele gasten brachtén een doekje mede v„mappa" ge naamd waarin zij de spijzen wik kelden, die zij niet meer opaten, doch. mede naar huis namen. Die „mappa" was afkomstig uit Karthago, dus van de Rhoeniciërs en bestond in den be ginne uit een katoenen of linnen doek; doch toen het Romeinsche tijd perk van groote weelde was aange broken, koos men de fijnste weefsels met purper en goudbestikte randen. Op een dag, toen Keizer Nero vond, dat hij al veel te lang getafeld had, wierp hij de mappa uit het venster en het in de omgeving van zijn paleis wachtende vólg zag hierin het sein, dat de aangekondigde spelen een aan vang kbnden nemen. In het vervolg beschouwde men het naar buiten gooien van de keizerlijke mappa als een teekep, dat een of ander spel kon beginnen, zoodat deze spelen lang zamerhand den naam kregen van „Mappae". t Ten tijde der volksverhuizing ver dween de mappa, want de zegevieren de Germanen vonden dergelijke din gen overdreven en zelfs Karei de Groote zat aan een houten tafel te middagmalen. Eerst in het begin der 99de eeuw, onder Lodewijk den Vrome, kwamen de tafellakens in gebruik; en Aange zien vorken nog onbekend waren, at men met een mes een lepelvormig ge sneden stukje brood. De vetgemaakte tgers werden afgelfftt of aan de eren afgeveegd In den beginne dekte men slechts een deel van de tafel met een looper van leer, die later vervangen werd door perkament, daarna door een weefsel dat zeer grof en ongeschikt was om de handen aan af te vegen. Door de kruistochten leerde Euro pa de levensgewoonten der bewoners aan het Morgenland kennen en uit Byzantium brachten de Kruisvaar ders kostbare tafelkleeden mede, die zóó groot waren, dat zy ver over het 'tafelblad afhingen. Over de roodwol len tafelkleeden legde men later, om streeks de dertiende eeuw, loopers. Een eigenaardig gebruik ontstond in de veertiende eeuw, dit wordt o.a. beschreven in Uhland's „Schlacht bei Reutlingen" in de volgende woorden „Da fasst der Greis ein Messer und spricht kein Wort dabei, und schnei- det zwischen beiden das Tafeltuch entzwei." Zooiets gebeurde in den re gel aan een open tafel wanneer een ridder in ongenade gevallen was bij zijn landheery Thans woi^lt een enkele maal nog wel eens de \uitdrukking gebruikt het tafellaken fo in tweeën gesneden. Hoe tmelloopers en servetten ontstonden. De tafelloopers, die omstreeks het begin van 1300 over het wollen tafel- 1 kleed gelegd werden, bestonden oor spronkelijk uit lange, kleurige reepen laken, doch in de yeertiende eeuw maakten ze plaats voor wit linnen loopers. Men beschouwde het als een teeken van hoogere beschaving om cje handen aan het kleed af te vegen in plaats van aan... de kleeren! Aangezien de mooie groote linnen kleedeh door deze „uiting van be schaving1'-al te spoedig vuil werden, ging men er toe over aan de aanzit- tenden kleine doekjes te geven en... het servet was ontstaan! Aan het einde van de 47de eeuw nam men vorken in gebruik en bezig de men de doekjes alleen om den mond mede af te vegen en tevens om de kleeren te beschermen. De eenvou digste methode was, de doeken om de hals te knoopen en deze methode vond dan ook ingang. De naam servet vindt zijn oorsprong in het Italiaans«he woord „Salvietta" van „Salvare", be schermen; want oorspronkelijk wer den de kleine doekjés gebruikt om l\et brood, de borden en de glazen af te dekken, totdat de gasten zich aan tafel zouden zetten. In dezen vorip kwam het servet reeds in de 15de eeuw voor, het was toen een waar pronkstuk, dat met goud en "zilver bestikt was. In de 19e eeuw gebruik te men linnen servetten, die vochtig gemaakt en tusschen de gangen door aan de gasten uitgereikt werden, om mond en handen af te vegen. In de achttiende eeuw werder^ de eenvoudige linnen fafellakens en ser vetten door een ander weefsel ver vangen, n.l. door linnen damast en van dat oogenblik af begon de mode steeds te wisselen. Wit linnen heeft echter steeds ge zegevierd over gekleurde motieven en*" zijden weefsels tot voor enkele tientallen jaren- Eerst hebben de bonte ontbjjtstellen in de tot dusverre ge bruikte witte tafelgarnituren een wijziging gebracht, die inderdaad aangenaam werkt en ook practisch genoemd mag worden. Thans ziet men ook „indanthren" geverfde tafellakens in zacht geel, rose, blauw en groen met bijpassen de servetten. Wellicht zullen ze in een modern milieu bewonderaars vinden, doch over het algemeen zal de huisvrouw zich toch bljjven hou3en aan het ha gelwitte tafelgoed voor den middag- disch.* Het dikke moltonkleed, dat menige ■huisvrouw over haar tafelkleed legt voor zjj er het tafellaken, over uit spreidt, herinnert nog aan het wollen kleed van weleer, doch heeft een an dere bestemming dan zijn voorgan gers. Het is n.l- geen pronkstuk meer, doch een nfcttig voorwerp, dat ou zichtbaar bl/jft en dient om te voor komen, dav warme schalen kringen geven op hdt geboende tafelblad, ter wijl het tevfts als een soort geluid demper werkt bij het plaatsen van borden en couverts. Met Koning Winter valt niet te spotten, dat hebben wij in de afge- loopen weken aan den lijve gevoeld en niemand weet, welke verrassingen hij nog zal brengen, want officieel heeft hij pas enkle weken zijn intrede Iets over Berliner bollen. De huisvrouw moet in de winter maanden alles in het werk stellen om te zorgen, dat haar gezinsleden het huis behaaglijk en warm vinden bij hun thuiskomst. De ervaren huisvrouw zal in den loop der jaren wel geleerd hebben, welk stookmateriaal het geschiktst is voor de kachels en op welke wijze zy dit niet alleen het zuinigst kan bran den, doch tevens het grootste profijt ervajj kan trekken. Een belangrijk probleem is het luchten, want slecht geluchte ver trekken worden v^el minder gauw warm, dan kamers die voldoende frissche lucht bevatten. Men kan het luchten bij strenge koude beperken tot vijf minuten per dag en degeen, die zich toch wenscht te houden aan het gebruikelijke half uur, behoeft zich niet te verwonderen indien de komer niet warm te krij gen is. Meermalen per dag gedurende vijf minuten zal men dus in deze maanden moeten luchten. In woningen met centrale verwar ming is luchten van nog meer belang dan in die, welke door kachels ver warmd worden. Deze laatste zuigen de verbruikte kamerlucht op en de meeste vensters zijn niet zóó herme tisch gesloten, dat er geen versche lucht door de kieren dringt. De bui zen der centrale, verwarming bieden echter geen enkele mogelijkheid om de verbruikte lucht af te voeren en daarom is grondig luchten dringend noodig. Van groot belang om de warmte door §token verkregen te bewaren is, dat er geen koude luchtstroom in dc kamers dringt door kieren van deu ren en tochtig ramen. De voerende „strips" van &iin metaal werker* in dit opzicht uitstekend, terwijl men kamerdeuren kan afsluiten met reep jes vilt of guihmi. Een bescherming tegen koude vindt men tevens in cou rantenpapier, dat men in enkele lagen onder het vloerkleed kan^ leggen. Verder kan men er een' dik pak van maken, dat met stof overtrokken als voetkussen dienst kan doen. Couran tenpapier in schoenen voorkomt het krijgen van koude vöeten, terwijl het onder de bovenkleeding gedragen een goed middel tegen de koude is voor menschen, die veel op straat moeten zijn. Mevrouw: Marie, wat een slecht stuk vleesch. is dat. Heb je daarover geen aanmerking 'gemaakt Marie: Zeker mevrouw, ik heb den slager gezegd het voor morgen te bewaren, dan ben ik uit! Confyten is ook een wyze van con- serveeren, omdat de vruchten omge ven worden door een suikerlaagje, dat bederven voorkomt. Op deze vyijze geconserveerde vruchten' tkan men echter niet als een soort winter voorraad beschouwen, doch meevals lekkernij. Men^kan de verschillende vruchten presenteèren in kleine papieren bak jes, zooals men in grooter formaat voor petit-fours gebruikt. In ieder geval vallen geconfyte vruchten steeds in den smaak; zij kunnen in combinatie met chpcolade, bonbons en anderé snoeperyen een aardig op gemaakt schaaltje vormen. (Het confyten is een zeer eenvoudig werk en. bestaat slechts hierin, dat men de goed schoongemaakte vruch ten in suikerglazuur dompelt. Welke vruchten kan men confijten? Allerlei verschillende naar gelang het jaargetijde geeft. Zoete peren wor den in partjes verdeeld, die men even tueel halveert, nadat ze eerst geschild en van het klokhuis ontdaan zyn. Pruimen, abrikozen, zelfs druiven worden geconfyt, verder partjes si naasappel, mandarijn, noten, kastan jes enz., terwyl schil'van sinaasap pel in zeer smalle reepen geconfijt wordt en voor het garneeren van al- Wie kent ze niet, de heeriy'ite Ber liner bollen, die gevuld met jam of room, zoo'n welkome tractaiie zyn op winteravonden en vooral ook op Oudejaarsavond tot het traditioneele gebak behooren. In Duitschland heeft men er ver schillende namen voor, p.a. „Berliner Pfannkuchen" of „Braunsehweiger Prillecken", terwyl men ze in Zuid- Uuitschland „Krapfen" noemt. Minder bekend is echter, dat dit gebak reeds uit de grijze oudheid stamt. Men zegt, dat 't reeds eeuwen geleden door huisvrouwen en „keu kenmeesters" gebakken werd. De naam „Krapfen" schijnt ontleend te zijn aan een waardin Cecilia Krap fen, die in het midden der zeventien de eeuw te Weenen leefde en de kunst om koeken te bakken uitstekend ver stond. Haar restaurant was een mid del pui\^voor allen, die op lekker eten gesteld waren, en toen zy eenmaal be gon rpet het bakken der smakelijke bollen, was haar naam tot zelfs over de grenzen gevestigd. In Weenen zelf noemde men het gebak „Cilli-kugeln" naar de bakster Frau Cecilia. Het door haar samengestelde recept wern na haar dood afgestaan aan het bak- kersgilde in Weenen en alleen de meester-bakkers kregen een afdruk van het origineel, een gewoonte, die zich handhaafde tot aan het einde van de achttiende eeuw. Waarschijnlijk is de naam „Krap fen" echter nog veel ouder en heeft zyn ontstaan te danken aan een zeker gebak, dat de oude Romeinen reeds bakten en dat zy „iglobliuk" noemden, hetgeen „balletje" beteekent. Uit het jaar 149 voor Christus moet er e^n recept zyn overgebleven, waarbij meel en melk gemengd werden en ge vormd worden tot de groote van „kin- de&uistjes", die in heet vet gebakken werden, waarna men ze „met .honing bestreken" at. Den naam Krapfen kreeg dit gebak in de middeleeuwen; het beteekent haak. Men bakte namelijk dergelijke bollen, doch van een eenigszins an deren vorm, meest langwerpig, met punten aan beide kanten, waarvan de een naar boven, de andere naar be neden wees. Deze „Krapfen" werden niet ge zoet omdat zy bij vleesch gegeten werden en tevens dienst deden als vorken, die in de 12de eeuw nog niet bekend waren. Met de punten werden de stukken vleesch naar den mond gebracht, zoodat dit baksel ii een tweeledig doel bezat, namete- als spijs en als utiliteitsvoorwe dienen Langzamerhand ontwikkelde gebak zich tot zyn tegenwooni vorm en in de achttiende eeuw men de bollen, mèt vruchtenmoei bestrooide den bovenkant met«j ïn de negentiende eeuw begu de bollen zeer populair te worda ging men zelfs zoover, dat er alt kleine gëschenkjes in 't deeg en meegebakken werdenIn Neu berg hebben de magistraten zelfj derty'd paal en perk moeten ste aan een groote overdrijving op punt en werd het „unmassige 1 S lern und Krapfen" bakken verbo f Op gastmalen werd namelijk p opgediend, dat kostbare kleinooj 1 in zich hield, waarmede de vereerd werden, hetgeen tot Mi- buitensporigheden leidde. lerlei gebak dienst kan doen. I Men prikt de smalle reepjes of I vruchten aan een breinaald, dompelt ze eenige malen in de suikerstroop, draait de naald vlug eenige malen in de lucht om totdat de suikerlaag iet* wat hard geworden is en laat ze op een vel papier volkomen koud en droog worden. Druiven moeten volkomen gaaf zijn en deze laat men in de suikeroplos sing glyden, schept ze daarna met een houten lepel uit en, laat ze dro gen. Bijzonder smakelijk zyn geconfyte noten. Okkernoten werden voorzich tig gepeld en de gehalveerde noten in de suikerstroop gedompeld, hetgeen het gemakkelijkst aan een naald ge stoken gaat. De eenvoudigste manier is om ge pelde noten te koopen, men betaalt wel is waar iets meer, doch spaart tijd. Kastanjes zijn eveneens geschikt^ om geconfijt te worden en nadat men deze ongeveer een kwartier op een warme haardplaat of bakblik heeft laten roosteren, neemt men de schil en het bruine velletje eraf en dompelt ze daarna in dö suikeroplossing. Voor het glazuur heeft men 2 pond suiker noodig, voegt er V2 L. water by, roert dit om en om met suiker en zet de pan op het vuur. Met een schuimspaan wordt de zich vormende schuim afgeschept en zoodra de stroop opbruist doet men er een wei nig kokend water bij, waarna men de pan even van het vuur neemt; de ker zet zich en het schuim stijgt Pan weer op het vuur en twee lo» klopte eiwitten met twee lepels wi bijvoegen, vervolgens suiker li koken, totdat zij lichtbruin is. Pan onmiddellijk in een teiltje Jtoud water plaatsen om den boi i af te laten koelen en daarnaM gaan confyten. Geen koffie op kosten van i gemeente. De Kroon heeft ongegrond het beroep ingesteld door den g raad van Noordwijk tegen het van Ged. Staten van Zuid-Holland J 4 Augustus jl. waarbij goedkeurinf onthouden aan de begrooting dier<~ voor 1938. Naar het oordeel Ged. Staten deze goedkeuring onthouden, nu de opbrengst plaatselijke keurloonheffing is 1 op een lager bedrag dan waartoe d meente ingevolge art. 9 der e pelijke regeling voor de ter uitvoering van de wm van de gemeenten Katwijk, 1 wijk, Rijnsburg en Valkenburg in d ten van den dienst heeft bij te en verder omdat op de begrootlng jx zijn uitgetrokken voor niet 1 uitgaven, te weten voor het ver van koffie aan het personeel op de# tarie en de bureaux van politie en openbare werkeh. Verhooging van de keurta in de gemeente Noordwijk tot het b dat aan de centrale gemeente moet worden afgedragen, beteekemj gens de Kroon voor Noordwijk efflj welke, gezien1 de financieele heden dezer gemeente, noode kW® den gemist en de kof fleverstrekt™ S hoort, ook al is daarmee slechte Wjj ring bedrag (n.l. 300 per jaar) niet uit de gemeentekas te word®| taald. vuur van de brandende stad drijft de bevolking, bet water tn Een beeld uit de 20th Century-Foxfiim „IN OUD CHICAGO**. Margaret Sullavan, Robert Taylor, Franchot Tone, Robert Young in "Three Comrades" „DRIE KAMERADEN". Thalia-Theater. Op het oogenblik, dat dc trompetter den wapenstilstand van den laatsten grooten wereldoorlog afkondigde, begon voor vele millloenen Jonge menschen een nieuwe strijd. Terug in de burgermaat schappij, gekweld door de vreeselijkste herinneringen, onmachtig vaak voor ge regeld werk en niet opgewassen tegen de kleinzielige intrigues, waren zij veelal als oud-frontsoldaten op nauwelijks 20- jarigen leeftijd op elkaar aangewezen. Zoo vestigen ook de drie kameraden Erich Lohkamp, Otto Koster en Gott fried Lenz zich in een klein Duitsch pro vinciestadje, hopende met een garage en reparatie-inrichting voor automobielen hun levensonderhoud te kunnen verdie nen. Gottfried, de felle idealist, heeft zich uit grievende teleurstelling ifigelaten met de politiek en het gevolg is, dat een aan tal aaneengesloten leden van een andere par,tij aan de eenige taxi, waarover de drie kameraden beschikken, groote scha de toebrengen. Om zijn kameraden hun broodwinning niet te ontnemen, verbreekt Gottfried de banden met zijn partij. Intusschen trouwen Erich en Patricia, een meisje van goeden huize maar geheel verarmd, die bovendien on geneeslijk ziek is. Zij bewaart het ge heim van haw ziekte, teneinde zich zoo lang mogelijk aan een klein beetje levens geluk te kunnen vastklampen. Maar tegen den winter moet Patricia naar een sanatorium gebracht worden en terug- keerend van den treip, zijn Otto en Gottfried er getuige van, dat de grijze leider van Gottfried's vroegere partij door de menigte wordt aangevallen. Gottfried snelt hem te hulp, doch een kogel velt hem en hij sterft op straat. Om de arme Patricia te helpen, die wellicht door een operatie nog gered kan worden, verkoopen de twee overgebleven vrienden hun kostbaarste bezit, „Baby", de kleln§ eigen gemaakte auto. Maar als de onbeweeglijk liggende Patricia dit ver- rieemt, weet zij, hoe zij voor Erich en Otto voor altijd een ondragelijke last zal gaan beteekenen. Staande op het balcon van haar ziekenkamer, ge^ft zij zich vrij willig over aan den dood en zij fluistert haar laatste woorden in Erich's armen: „Het is niet erg te sterven, als men zoo vol liefde is". In Zuid-Amerika trachten Erich en Otto een nieuw leven te beginnen... „IN OUD CHICAGO". Reunie-BioScoop. De groote Amerikaansche Fox film „In oud Chicago", welke vanaf heden tot en met Dinsdagavond in de Reunle-Bios- coop draait, brengt in beeld^de verwoes ting van het oude Chicago, een ware ge beurtenis uit de Amerikaansche bescha^- vingsgeschiedenis. Het verhaal vertelt van de familie O'Leary, een lersch gezin dat Chicago als einddoel heeft gekozen en alles ver wacht van het leven in deze nieuwe we reld. De man sterft nog voor hij op de plaats van bestemming is aangekomen, de vrouw en haar drie jongens vestigen zich tn een simpel huisje in Chicago. De drie zoons groeien geheel verschillend op, de eene, Jack, wordt een goed advocaat, Bob de jongste is de eenvoud zelve en werkt hard voor zijn brood, de oudste, Dion, zoekt zijn geluk in café's en droomt ervan zelf eens een groot café te hebben. Zijn broer Jack verafschuwt al de oude kroegen, waarvan er zoovele zijn van verdacht allooi. De strijd tusschen de beide broers wordt steeds grooter 'en eens komt het zelfs tot een vechtpartij. Dan ontstaat in de boerderij van moeder O'Leary brand. Het vuur breidt zich ge- weldig uit in dit stadsgedeelte, dat ge- i heel van hout is opgetrokken en de ca tastrophe is onafwendbaar. Het wordt een ramp van ongekenden omvang! En zij brengt een paniek met zich mee, die tot de vreeselijkste tooneelen leidt. De 1 bevolking moet vluchten, de brandweer staat machteloos en er is geen uitweg! De hitte van het verschrikkelijke vuur drijft iedereen het Michigan Meer tn, Gil Warren, een kroeghouder die droom de eens burgemeester van Chicago te worden, sterft een afgrijselijken dood; t onder den voet geloopen door hij wordt een kudde buffels, die net dond' geweld de vlucht neemt! Maar ook Jack. schiet er het leven hij in, in dezen on- heiisnacht, die zoo ontzaggelijk veel slachtoffers vraagt. Als de brand is uitgewoed en de rust is hersteld, weten de overige leden van de familie O'Leary zich te vereenigen en beseft men onderling, dat een band van saamhoorigheid dient te best&an. Het ge beurde is voor hen een vreeselijke les geweest, maar eeft nieuwe, schoonere toekomst rijst langzaam in een vèr ver schiet!... Tyrone Power en Alice Faye in de Darryl F. Zanuck-Productie der 20th Century-Foxfilm „IN OUD CHICAGO". Chocolade amandelen. 100 «ram amandelen, 3 reepen chocolade (6 cent), 1 eetlepel melk, hagelslag. We beginnen de -amandelen in -heet water te broeien en het huidje dat daarna gemak kelijk loslaat met duim en wijsvinger te verwijderen, waarna wij ze op een ibakplaat in een niet te heeten oven laten drogen. De reepen chocolade worden in kleine stukjes, gebroken en met de melk in een kommetje boven de atoom van een ketel gezet, totdat ze geheel opgelost zijn. Een gedeelte van de amandelen wordt geheel in de weeke chocolademassa gedompeld, hetgeen we het best doen door de amandelen even aan eé.n stopnaald te prikken, daarna bestrooien met chocolade hagelslag, de andere helft kan b.v. half in de chocolademassa gedom peld worden en daarna met hagelslag be strooid worden. Het effect hiervan is heel ken heerlijk. Hetzelfde ehocolademengsel kunnen we gebruiken om gepelde hazelno ten in te dompelen, die wel of niet met ha gelslag bedekt worden. Het is noodig, dat de bereiding van deze lekkernij daags te voren plaats vind, om de chocolade geheel en al te doen opstijven. Appelkrans. 200 gram bloem, 50 gram suiker, 125 gr. boter, 2 eierdooiers, weinig melk, zout, 3 1 «linke tafelappelen, 50 gram krenten, 50 tram suiker en kaneel. Deze krans is gemakkelijk en vlug te be- reiden en is tevens zeer voedzaam en sma kelijk. Men begin de boter, bloem, zout en suiker, tevens ook de eierdooiers^ tot een stevig deeg te kneden, waarbij men zoo noo dig eenige lepels melk voegt. Heeft n*en een goed samenhangeld geiheel verkregen, dan zet men dit, met een vochtig doekje bedekt, ongeveer een uur op een koele plaats. Onder de hand worden de appels op een grove rasp geraspt, hierdoor de gewas- schen krenten, suiker en kaneel gemengd en op een bordje weggezet, totdat men kan beginnen met het deeg dun uit te rollen en te bedekken met het mengsel, dat gereed staat, daarna oprollen en het uiteinde van het deeg met een weinig eiwit op de bo venste laag vastdrukken, daarna tot een krans vouwen en de uiteinden eveneens mèt eiwit vastkleven. 20 minuten bij tame lijk flinke hitte bakken en daarna be strooien met» poedersuiker en garneeren met reepjes geconfyte sinaasappel en roode vruchtjes. Citroenpudding. T Sap van 3 citroenen, 4 blaadjes witte ge latine, 60 gram griesmeel, ruim 1 ons sui ker. Citroenen uitpersen en zeven en zooveel water bijvoegen, totdat men V» L. vocht heeft, dat men met geraspte citroenschil aan de kook brengt, waarna men er de sui ker in oplost. Roerend strooien wy het griesmeel er in en lossen de gelatine er in op, die vooraf eey minuut of vijf in koud water geweekt en goed uitgeknepen wordt. Het mengsel wordt nu flink luchtig ge klopt met de garde en daarna overgebracht in $en glazen schotel en koud opgediend. Bonte vruchtencrême. 5 appels, witte bessenwijn, suiker, 9 blaadjes witte gelatine, 1 klein blikje aard beien of frambozen, 2 bananen, '1 sinaas appelen, 1 d.l. room, noten. Appelen zeer dun schillen en aan stukjes verdeelen, klokhuizen uitsnijden en met een kopje water gaar koken, daarna zeven ên deze massa aanvullen (tot men in het ge heel L. vloeistof heeft) met witte bessen of Meiwijn. Suiker naar sihaak. Gelatine 10 minuten in koud water weken, uitknij pen en in de warm gemaakte vloeistof op lossen. Laten afkoelen en af en toe roeren om zakken der gelatine te voorkomen.» Ijt een kom een laagje appelmoes doen, hierop.den inhoud van het blikje, zonder het vocht. Voorts appélmoes, partjes gesuikerde si naasappel en tenslotte weer appelmoes. Het geheel minstens zes uren op een koele plaats zetten, in ieder geval zóó lang, totdat men den vorm op een glazen schaal kan storten. Garneeren met geslagen room. Koffievla. d.L. melk, 1 'd.L. koffie-extract, 1 ei, 35 gr. vanille custardpoeder, 75 gr. suiker. De koffie wordt gemalen, b.v., lü 2 lood en hierop giet men/uim 1 d.L. kokend water, laat ze een minuut of tien trekken en zeeft ze door een doekje, opdat allf stukjes koffie achterblijven. Men neemt desnoods coffeïnevrye koffie, omdat de vla dan zoowel door kinderen, als door patiën ten of herstellenden heter verdragen kan worden, De melk wordt aan m kook gebracht met de suiker, het ei geklopt en vermengd met de custardpoeder en lepelsgewijze met de afgekoelde koffie,,daarna wordt met een dun. straaltje een dieel van de heete melk bijgevoegd en alles teruggedaan in de fcan, waarin men de vla zachtjes en roerende even door laat koken, daarna flink opklop pen met de garde, tot ze groótendeels af- „VERLOREN PARADIJS". Schouwburg-Bioscoop. De Schouwburg-Bioscoop vertoont van af heden Loet C. Barnstijn's Columbia iilm „Verloren Paradijs" met Ronald Colman in de hoofdrol. De film werd ge maakt naar den roman van James Hil ton en vertelt van de reis van leden der Engelsche kolonie te Baskul, die on der leiding van Robert Conway, een van England's meest gewaardeerde buiten- landsche consuls, die tezamen met zijn broer George de leiding van het evacu- eeringswerk op zich neemt. Vliegtuigen zijn ter hulp gezonden en terwijl de op standelingen meer en meer het vliegveld naderen, volbrengt Conway, kalm te midden der verwarring, zijn taak. Ma chine na machine vertrekt en juist als de situatie levensgevaarlijk begint te worden, komt de laatste Douglas los van den grond. Het gezelschap in dit, door den beken den piloot Fenner bestuurde vliegtuig, bestaat uit vijf menschen: Robert en George Conway, de ruige Amerikaan Barnard, die naar achteraf blijkt een oplichter is, vluchtend voor de justi tie, Alexander P. Lovett, een beroemd „paleontoloog" en Gloria Stone, een meisje, dat aan tb.c. lijdt ent volgens de doktoren al een half jaar dood had moe ten zijn. Dit vijftal komt na een nacht ge vlogen te hebben tot de ontdekking, dat zij niet naar Shanghai vliegen, doch in tegengestelde richting... naar de on herbergzame hoogvlakten van het onbe kende Tibet. Hun verbazing stijgt, als zij bemerken, dat niet de Engelschman Fen ner, maar een Mongoolsch piloot het vliegtuig bestuurt, die geen enkele In lichting wil geven en alleen maar met zijn revolver dreigt. De reis begint een nog mysterieuzer aspect te krijgen, als het vliegtuig aan de grens van de be woonde wereld een blijkbaar te voren gearrangeerde tusschenlanding maakt, benzine inneemt en de nu meer of min gealarmeerde passagiers meevoert naar het bergland, dat steeds dreigender vor men gaat aannemen. Plotseling houdt het geronk der mo toren op de machine daalt op ijzing wekkende wijze tusschen de bergen.en kele vreemde bewegingen... een val! In de cabine zijn geen persoonlijke onge lukken gebeurd, doch de piloot is dood, vermoedelijk gestorven door een hart aanval. Vijf menschen met een vernielde vliegmachine, ergens in het binnenland van Azië, dat op de landkaart blank, dus onbekend is. Na een kouden, hongerlgen nacht breekt een dag aan, die den vluch telingen alleen maar het troostelooze uitzicht geeft: langzaam te moeten ver hongeren. Hoe zij na langen tijd weer in de ge woonde wereld terugkeeren, de film zal het u verder vertellen. OLJVIA DE HAVILLAND, de vertolkster van de vrouwelijke hoofdrol in de historische Warner Bross-film „De avonturen van Robin Hood", een prachtige gekleurde romantische rolprent vol krijgs rumoer. De geschiedenis, die zich op het witte doek afspeelt, is uiterst boeiend en berust op vele oyde legenden rondom de figuur van Robin Hdod, een Engelfech edelmftn uit den tijd der Kruistochten, die zyn land verloste van den dwingelapd, aie zich hei» regentschap enf bijna de koningskroon van Richard Leeuwenhart toeëigende, toeh deze, vorst naar het Heilige Land ge^okken was. -gekoeld en luchtig is en in een glazen schaal overbrengen om geheel en al kond te wor den. r Presenteèren met virtgerfoiscuits. Abrikozentaart. 225 gram zelfrijzend bakmeel, 125 gram b^ter, e«t3epel suiker, 1 eierdooier, 1 eet lepel süiker (basterd), 2 eetlepels koud water, 1 ld. blikje abrikozen, eenige blaadjes gelatine, b.v. 3 op 2 d.L. vocht, tikje zout. Men kan den taartbodem gerust eenige dagen van te voren klaar maken en op een koele plaatS bewaren. De "bereiding is heel eenvoudig en kan gemakkelijk gevolgd wor den aan de hand onzer gegevens. Inplaats van ^abrikozen uit het blik, kan de vorm ook met geweekte abrikozen gevuld worden. Men begint met de bloem te zeven en in een kom té doen; voegt er wat zout en de lichte basterdsuiker by; daarna wordt de bloem met de vingertoppen vermengd met de jétër, totdat een fijn kruimelig geheel is verkregen. Men Voegt hierbij de eier-r dooier en 2 eetlepels water en kneedt alles tot een stevig samenhangende bal die men even laat rusten- Inmiddels maakt men een springvorm of 'een niet te kleinen vuurvas ten schotel met rechten rand, met boter vet en gaat nu het deeg uitrollen. Men strooi wat bloem op de aanrecht en over den deeg roller en rolt het zoo dun uit, dat men den bodem -en opstaanden rand kan bedekken. Het binnengedeelte wordt met een s'tuk be boterd vetvrij papier belegd, nadat' eerst in den deegbodem met een .vork 'een aantal„ gaatjes is geprikt en nu komt op het papier een laag boonen, waardoor de'vorm van de taart bewaard blijft. Zijn de zijkanten licht bruin, dan wordt het papier verwijderd, evenals de boonen en gaat het gebak nog een minuut of tien den oven in. Koud ge worden belegt men de taart met abrikozen, m terwyl het salp verwarmd en hierin de ge-* weekte gelatine wordt opgelost. Afgekoeld zynde, giet men het sap over de abrikozen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1939 | | pagina 4