Herinnering
aan den Gloriedag van ons Vorstelijk
mm
goudsche courant
lusteloos?
DE GEBOORTE VAN PRINSES BEATRIX
31 Januari 1938.
Zaterdag 5 Augustus 1939
Tweede blad
"AKKElltJIS
Het voormalige Goudsche Infanteriebataljon.
Vacantiegangers-Automobilisten rijdt veilig
De K.N.A.C. geeft wenken voor autobestuurders
en medepassagiers.
Herinneringen van een Goudschen Landweerman
uit de eerste dagen van Augustus 1914.
Brieven uit de Hofstad.
die evenals
Juliana he
H. K. H. PRINSES BEATRIX
ÖP HAAR EE1RSTEN VERJAARDAG.
iZ. K. H. PRINS BERNHARD MET PRINSESJE BEATRIX
IN HAAR STATIEKLEED, BIJ HET OPMAKEN VAN DE
GEBOORTEAKTE.
JHR. MR. F. BBELAERTS VAN BLOKLAND, DR. H. OOiLUN EN JHR. C. C. J. VAN
REEN EN BIJ HET TEEKENEN DER AKTE VAN GEBOORTEAANGIFTE VAN
PRINSES BEATRIX.
HUISELIJK TAFREELTJE IN HET PRINSELIJK GEZIN.
PRINSES BEATRIX, DE TROTS VAN HAAR- MOEDER
EN HAAR BEIDE GROOTMOEDERS.
ZUSTER TRIJNTJE BOONSTRA,
by de geboorte van Prinses Beatrix Prinses
heeft by gestaan by de geboorte van haat
dochtertje.
treden, Zaterdag van de feestweek, gaan
onze gedachten weer terug naar dien
besten" dag van de Goudsche kermis,
Zaterdag 1 Augustus 1914, dfen dag, waar
op Leger en Vloot werden gemobiliseerd.
Die dag is voor het Goudsche bataljon om
twee redenen belangrijk geweest. In de eer
ste plaats was de mobilisatie een vuurproef;
in de tweede plaats is zy het begin geweest
van de uiteindelijke opheffing van het
Goudsche garnizoen.
In deze dagen passen woorden gew\jd aan
de herdenking van dit garnizoen en aan den
dag van de mobilisatie.
Tusschen garnizoen en stad hebben ge
durende een langdurig tijdvak nauwe ban
den bestaan; de oudere stadgenooten, waar
van zeer velen in Gouda soldaat zijn ge
weest, herinneren zich het „vierde" en het
latere „vijftiende" nog als den dag van gis-
Gouda heeft na de stichting van het Ko
ninkrijk der Nederlanden pas tegen het ein
de van den Belgischen opstand garnizoen
gekregen; in 1837 is hier het depot-bataljon
gevestigd van de 14e Afdeeling Infanterie.
Afdeeling was toen, wat later Regiment
werd genoemd. Na den Belgischen opstand
in 1840, werd de naam 14e Afdeeling ver
anderd in 4e Afdeeling; in 1842 werd deze
naam gewijzigd in 4e Regiment Infanterie.
De oorzaak van de wijziging van He
in 4e Afdeeling was hierin gelegen, dat de
vroegere 4e Afdeeling naar de opstande
lingen was overgeloopen en dat er nu een
afdeelingsnummer vacant was gekomen. Na
den opstand, in 1840, werd toen aan een
van de hooger gehummerde afdeelingen, de
14e, het vacante nummer 4 gegeven. In dat
zelfde jaar werd de hoofdadministratie van
de 4e Afdeeling in Gouda gevestigd.
Het depot van de 14e afdeeling verbleef
hier slechts in de jaren 11837 en 1838; in
1841 kwamen hier echter opnieuw troepen
en wel het reserve-bataljon van de 4e af
deeling, dat hier tot 1344 verbleef. Uit dien
tijd dateert de bouw van de Goudsche ka
zerne; boven den eersten corridor pry kt het
jaartal 1841 en boven den tweeden het jaar
tal 1842. In 1844 werd het reserve-bataljon
depót-bataljon. Deze toestand bleef bestaan
tot 1 Mei 1882. Op dien datum vervielen de
depót-bataljons en werden vervangen door
de vjjfde bataljons. Het Goudsche bataljon
werd toen vyfde bataljon van het vierde
Regiment Infanterie; het bleef dit tot 1904.
Dit vyfde bataljon nam een zeer bijzondere
plaats in het Regiment in; het was vesting
bataljon, terwyl de vier andere bataljons
voor het veldleger bestemd waren. Het ves
tingbataljon moest in geval van oorlog op
treden in de Waterknie; het personeel van
dit bataljon was hierom met hooge faarzen
uitgerust. Alle Goüwenaars tusschen zeven
en zeventig en vijf en vijftig jaar, die by
het bataljon hebben gediend, zullen zonder
twyfel nooit het „excerceeren met laarzen
aan" op het schietterrein hebben vergeten.
Vlak voor de invoering van de vyfde batal
jons, in 1881, was de hoofdadministratie
naar Leiden verplaatst.
In het tydvak 1844 tot 1882 heeft Gouda
ook nog gedurende zeven jaar van 1861
tot 1868 de staf van het 4e Regiment
Infanterie geherberg. In dien tyd werd in
de manege aan het einde van den FJuwee-
lensingel paard gereden; de/naam manege
schijnt uit dat tydvak te stammen. In 1869
is bovendien nog het derde bataljon van
het 4e Regiment Infanterie hier in garni-
zien geweest en in 1870 een cqmpagnie van
dat bataljon.
In .1904 verdwenen de vestingbataljons;
het Goudsche vyfde bataljon werd vernum
merd en heette vanaf dat jaar derde batal
jon. Deze toestand bleef tot 1913. Bij de
groote legerreorganisatie werd het aantal
ataljons P01* regiment infanterie van vier
op drie teruggebacht twaalf nieuwe regi-
meuten «.enden opgericht. Het Goudsche
ataljon werd weer vernummerd en nu tot
tweede bataljon van het vijftiende regiment
infanterie.
En als zoodanig werd het op 1 Augus-
tus 1914 gemobiliseerd. Nooit zal deze dag
door hen, die hierbij rechtstreeks waren be-
rij. J6"' wor<*en vergeten. In de grootst mo-
gelyke orde en in volkomen kalmte betrok
ken de vier compagnieën hun mobilisatie-
azernes, de eerste compagnie in de school
van den heer van de Putte in den Groenen-
aa' tweede compagnie in de Burger
avondschool aan de Houtmansgracht, de
compagnie in de school van den heer
an Kersen in de Patersteeg en de vierde
compagnie in de R. K. sihool bp de Spie-
"ngstraat.
Voor zoover ik mij nog kan herinneren
«s de encadreering van het bataljon op
den eersten mobiligatiedag als volgt:
Majoor: Dorré.
Ie luitenant-adjudant: Kuypers.
e luitenant-kwartiermeester: Kuiper,
adjudant-onderofficier: Guyken.
meester-geweermaker: de Goede,
"""ter-kleermaker: Moerman,
meester-schoenmaker: Belonje.
korporaal-tamboer: Stilting,
korporaal: Jan Visscher.
le Compie.
Kapitein: de Quartel.
militie le luit.: Jansen Hutteman.
res. 2e luit.: Blanken,
sergeant-majoor-administrateur: Questro.
sergeant-majoor-instructeur: de Vink.
2e Compie.
Kapitein: Offerhaus.
reserve le luit.: Hillenius.
reserve 2e luit.: Holst,
sergeant-majoor-administrateur: van dér
Sluys.
sergeant-majoor-instructeur: Langeslag.
3e Compie.
Kapitein: Maler.
2e luit: van der Blom.
res. 2e luit.: de Bruin,
res. 2e luit: Zeeuw.
sergeant-majoor-administrateur: Wenne-
kens.
sergeant-majoor-instructeur: Waldvogel
4e Compie.
Kapitein: J. Reyers.
2e luit.: van der Burg.
res. le luit.: Smit.
res. 2e luit.: Steensma.
sergeant-majoor-administrateur: v. Hey-
ningen.
sergeant-majoor-instructeurBax.
Van het toenmalige beroepspersoneel, dat
op 1 Augustjus in Gouda mobiliseerde, zyn
alhier nog woonachtig de heeren Moerman,
Jan Visscher, Questro en van der Sluys.
Niet alleen voor de gemobiliseerden, maar
ook voor velen van het oudere beroepsper-
soneel beteekende de mobilisatie een groote
verandering in hun leven, dat tot dien dag
in het kleine garnizoen lag verankerd. Zoo
herinner ik mij nog een moment van Zater
dag een Augustus 1914. Ik stond op een van
de beide bruggen van de school aan de Spie
ringstraat; de compagnie was onder den
jongsten luitenant geweren gaan halen.
Plotseling stond de korporaal-tamboer, een
^Napoleontische figuur, die blijkbaar een
ronde langs de vier compagnieën maakte,
voor my en groette plechtstatig, waarna
hy met nadruk de navolgende opmerking
maakte: ,,'t Is toch wat te zeggen ludte-
nant en dat op de beste Zaterdag van de
Goudsche kermis". Voor hem is de mobili-
satie het einde van zyn carrière geweest. j
Op één en twee Augustus 1914 voltooide
het Goudsche batalpon zyn mobilisatie; in
den avond van twee Augustus 1914 vertrok
het naar Oegtgeest. Tot Januari 19H9 bleef
het in de nabijheid van Leiden en maakte
deel uit van de kustdivisie. Taen kwam het
in Gouda terug om in 1921 naar Delft te
vertrekken. In 1922 verdwenen de bataljons
in dè regimentsformatie; het voormalige
Goudsche bataljon had opgehouden te be-
staan.
In 1938 zyn de tweede bataljons opnieuw
opgericht; het herleefde tweede bataljon
van het 15e Regiment Infanterie heeft toen
tot garnizoen gekregen Grave.
'Voor ongeveer, twee maanden was ik in
Grave en zag de noodkazernes van de com
pagnieën van het tweede bataljon, die in
afwachting van de voltooiing van de nieuwe
kazernes waren betrokken. De opschriften
1-11-16 R.I. en 2-IMö R.I. brachten my den
glorietijd van het voormalige Goudsche ba
taljon weer in herinnering.
Wanneer komt ons Goudsche garnizoen
terug
Dr. Mr. J. SMIT.
De K.N.A.C. schrijft ons:
De auto staat gereed voor de deur.
Koffers en reisbenoodigdheden zijn er in
gepakt, nog even wordt snel nagegaan of
niets ls vergeten en dan valt de deur in
het slot. VacaJitie!
De vacantiegangers gaan met de auto
op reis. Zorg'
men het doel
slechts één is
zorgen bevrijd
stuurder van de'
de verantwoordelijke
van plaats tot pjaats
en welgemoed gaat
de reis tegemoet;
zich niet van alle
Die eene is de be-
hem toch rust
de auto veilig
loodsen, zoodat
p]EN Goudsch landweerman, die op den
Zaterdag van Goudsche kermis nu 25
jaar geleden, zijn burgerpak voor de mili
taire unjform moest verwisselen, daar de
landweer met spoed onder de wapenen was
geroepen in verband met de oorlogsomstan
digheden buiten ohze grenzen, heeft in de
Goudsche Courant van 12 Augustus 1911
zjjn indrukken weergegeven van dien dag,
dien hij en zijn kameraden zeker nooit heb
ben vergeten en nooit zullen vergeten.
Wij halen deze herinneringen op den
Goudschen kermis-Zaterdag 25 jaar later
eens op om deze te doen herleven bij de
ouderen, die de mobilisatie-periode hebbeo
meegemaakt en om de jongeren een indruk
te geven wat er in die dagen gebeurde.
Wij laten den Goudschen landweerman
hier aan het woord:
Een tiental dagen slechts zyn verloopen
sinds den Zaterdag der Goudsche Kerm's.
die niemand ooit uit het geheugen zal
gaan; een der meest bewogen dagen voor
de Gouwenaars in dezen kritieken tijd. Wil
zien nog de vele honderden paarden or ze
gemeente binnenkomen, als was het de <lag
van onze groote paardenmarkt; wy zien
nog de vele soldaten 0p boerenwagens naar
het station en de kazerne trekken, en den
ken aan de vele landweermannen, die met
spoed onder de wapenen kwamen.
Velen hebben in dat geroezemoes niets
anders gezien dan een geheel ongeordende
bende, waarmee bijna niet te handelen viel
en waarin onmogelijk orde te brengen was.
Degenen echter, die de zaak nader konden
beschouwen, zagen wel, dat alles goed ge
regeld was, dat alles klopte, en bovend'en
dat niemand der opgeroepenen achterbleef.
Toen het appèl by de verschillende afdee
lingen gehouden werd, bleek dat alles
prachtig geloopèn was. Binnen de 24
uur was een macht op de been gebracht, die
tot in alles goed was georganiseerd; waren
schikkingen voor het vervoer getroffen, en
wist ieder man, waarheen hij zou gaan.
De twee compagnieën Landweer, die in
de scholen Keizerstraat en Nieuwe Haven
waren verzameld, gingen den daaropvolgen-
den Zondagmiddag 2 uur op reis, naar de
plaats waar zy voorloopig hunne bestem
ming volgen.
Ter gezamenlijke sterkte van 500 man
werd van de scholen afgemarcheerd door
een dichte haag van menschen, in hoofd
zaak vrouwen en kinderen, die hunne man
nen en vaders een laatste afscheid toerie
pen. Die tocht door de stad, hoe kort ook,
zal ieder die haar meemaakte, steeds bij
blijven, en menig landweerman had moe'te
zich goed te houden bij het hartroerend af
scheid, dat men soms zag nemen.
We kregen een gevoel van opluchting,
toen we daaruit waren, en goed en wel in
de trein zaten, hoewel de gedachte aan hen,
die wij achterlieten, ons wel eenigszins
somber stemde. In den trein vele verhalen:
ieder had zijn eigen geschiedenis mede te
deelen, en werd geduldig aangehoord, hoe
wel de meesten aan hun eigen misère thuis
al meer dan genoeg hadden.
Na eenig gerangeer tusschen de vele mi
litaire treinen in het slation van bestem
ming, werd onder een dreigende onweers-
lucht uitgestapt aan het Lyngebouw. Pad
vinders hadden het daar druk met het aan
dragen van emmets drinkwater voor de
mannen, waarvan gretig gebruik werd ge
maakt. Ook de officieren versmaadden eep
dronk water niet. In eens hadden die pad
vinders ons aller sympathie, en die nam
rog toe, toen wy hen onzen soldaten aller
lei kleine diensten zagen bewijzen.
De marsch door de stad ving aan. Na
eenige minuten barstte de eerste bom, in
casu een geweldige onweershui, los, die ors
in een minimum van tijd tot op de huid toe
rat maakte; de regen liep ons langs den
rug.
Het was alweer droog, toen we de prach
tige nieuwe kazerne binnenrukten. Na een
poos op het plein gewacht te hebben, gin
gen twee compagnieën op voorpostenydeta
chement in de fortenlinie en werden de twee
overblijvende in de kazernegebouwen onder
gebracht.
Hoe geheel anders als in vredestijd. In
de kazerne l#g stroo uitgespreid; ieder
zocht zich een plaatsje uit en zette zijn
ransel tegen den muur; de" eetketels kwa.
men voor den dag, en elk trachtte wat te
eten te krijgen.
Het moet gezegd worden, dat alles ge
daan wordt om den soldaten zoo goed mo
gelijk te verzorgen; het eten is hier, dank
zij een modern ingerichte keuken, uitste
kend.
Na twee dagen op de voorposten te zyn
geweest, werden de beide eerste compag
nieën door de andere afgelost, zoodat de
compagnieën twee dagen achtereen in de
kazerne en dan weer twee dagen bij do
boeren op stroo slapen.
en afgeipat thuisgekomen f
n vlug een "AKKERTJE"!
GEZINNEN in de 15 gemeenten in de
omgeving van Gouda kan men bereiken
door de Weekbladen voor de Krimpener-
waard, Reeuwijk, Waddinxveen, de
Zuidpias en Boskoop.
DE BESTE RECLAME TOT ZEER LAGEN PRIJS.
VRAAG INLICHTINGEN AAN HET BUREAU: MARKT
31.
niet door een/klelhe onoplettendheid of
gevaarlijke nïanoeuvre het groote vacan-
tiegenot met één slag op ruwe wijze
wordt verstoord. Doch het is geen zorg,
die drukt op den rijder, want hij is voor
zijn taak berekend, hij beschouwt het
rijden als een sportief genoegen, waar
van ook zijn medepassagiers genieten.
Hoeveel hangt het genot van een auto-
mobielreis af van den bestuurder en hoe
volkomen veilig voelt zich de passagier,
wanneer de man aan het stuur 'n ideaal
chauffeur blijkt te zijn!
Een van de eigenschappen, welke zoo'n
ideale bestuurder bezit, is zijn volkomen
zwijgen over zaken, die zich voor hem op
den weg afspelen. Nimmer zal hij zeg
gen: „Zag je wel hoe raar die fietser
deed, het scheelde maar een haar". Zoo
iets is niet bevorderlijk om de juiste sfeer
van vertrouwen tusschen passagiers en
bestuurder te scheppen. Het moet zijn
alsof het den man aan het stuur hoege
naamd geen moeite kost, den wagen rus
tig te doen voortglijden, overal door
heen, rustig aan bij alle plotseling op
doemende hindernissen, paraat op elk
moment volkomen veilig! Graag geeft
men zich. over aan zoo'n idealen bestuur
der, zeker als men van zijn bekwaamheid
is, zeker als men is, dat hij niet door een
roekeloos ondernemen plotseling een
schrik aan zijn mederijders zal bezorgen.
Er is veel noodig om aanspraak te
kunnen maken op den titel van be
kwaam bestuurder. Vanzelfsprekend moet
een uitgebreide grondige kennis van de
verkeersregels en verkeersborden den
grondslag voor dien titel leggen, terwijl
het aangeboren gevoel voor veiligheid
bij den chauffeur in het bijzonder tot
een hooge perfectie moet zijn opgevoerd.
Want eerst dan is er sprake van be
kwame rijkunst. Zoo zal hij steeds de
parkeerplaatsen, die men tegenwoordig
op regelmatige afstand langs tal van
wegen kan aantreffen, benutten bij stil
houden onderweg. Nimmer zal het bij
hem opkomen den wagen zoo maar klak
keloos ergens op den weg neer te zetten,
al is het dan ook aan de rechterkant.
Het gevaar van botsing met een achter
op komende auto, waarvan de bestuur
der de overtuiging is toegedaan dat zijn
voorganger rijdt is lang niet denkbeeldig
's Avonds geldt dit natuurlijk in dubbele
mate, omdat het vooral bij duisternis
vaak uiterst moeilijk te beoordeelen is of
een auto, welke men achterop rijdt in
beweging is of stilstaat.
Voor het geval, het onmogelijk blijkt
de naastbij gelegen parkeerplaats te be
reiken, b.v. bij panne, dan zal men het
beste doen den wagen zoo ver mogelijk
rechts van den weg te plaatsen, zoo mo
gelijk op den berm. 's Avonds zal men
de veiligheid in zoo'n geval in hooge
mate dienen, door er zorg voor te dragen
nooit het achterlampje onzichtbaar te
maken door er voor te gaan staan of er
gereedschap tegen aan te zetten. De ge
volgen van zulk een ondoordachte daod
zijn vaak niet te overzien.
Er vallen, naast deze wenken nog tal-
looze te geven, die, indien zij worden
opgevolgd, het rijden voor de volle hon
derd procent tot een genoegen maken.
Zoo late men zich vooral niet verlei
den om van de vacantlerit een snelheids
wedstrijd met andere wagens te makep.
Wil een andere auto passeeren, laat hem
dan gerust zijn gang gaan en is hij een
maal voorbij, blijf er dan niet achter
hangen. Uw passagiers stellen zeker hoo
ger prijs op net uitzicht over een fraai
landschap dan op een trillende, bemod-
cierde nummerplaat aan de achterzijde
van een auto. Per slot van rekening is
het toch de bedoeling van een vacantle
rit, om de streken, waar men doorheen
rijdt beter te ieeren kennen en het
mooie er van in zich op te nemen. En
a at kan alleen geschieaen als men op
zyn gemak door net landschap toert!
De bekwame autorijder zal niet zoo
maar plotseling de richtingaanwijzer uit
steken en meteen links afslaan. Neen,
eerst wordt in de achteruitkijkspiegeltje
gekeken oi er naderend onraad is in den
vorm van een snel achteroprij dende
automobiel. Dan moet ook bedacht wor
den, dat een voorbijrijdende wagen zich
nog schuin achter de eigen auto kan be
vinden, onmerkbaar voor den bestuurder
bij het kijken in het spiegeltje, onmerk
baar ook bij het opzij kijken. Door even
vaart te minderen, kan men zich ver
gewissen of de weg achter inderdaad
vrij is. Valt er bovendien geen tegemoet
komend verkeer te bespeuren, (Jan pas is
het oogenblik aangebroken, waarop men
veilig en wel links af kan slaan. Dos het
dan vlug en bedaard.
Een bekwaam chauffeur zal ook niet
zoomaar domweg rechtsaf buigen, maai'
er zich terdege van overtuigen of de
situatie zich voor deze manoeuvre leent.
Het oprijden uit een onverharde weg of
erf naar den verharden weg eischt dub
bele zorg, omdat, zooals de verkeersregels
dit voorschrijven, het verkeer dat van
een onverharde weg of erf komt nimmer
de voorrang heeft.
Dan is er nog de kwestie der voor
rangswegen. De invoering hiervan heeft
reeds voor tot de veiligheid op den weg
bijgedragen, maar er zijn helaas nog
steeds menschen, die een voorrangsweg
oprijden alsof zij de eenige weggebrui
kers zijn. Welk een gevaar zulk een han
deling oplevert behoeft wel nauwelijks
betoog. Weest voorzichtig bij de nade
ring van een voorrangsweg. Zoodra men
de witte, omgekeerde driehoek met roo-
den rand ziet, zal men goed doen vaart
te minderen en pas den hoofdweg op te
rijden als deze volkomen vrij is. De uiter
ste voorzichtigheid is hier geboden!
Dat dit niet alleen geldt voor automo
bilisten, spreekt vanzelf. Ook het overige
wegverkeer zal bij het naderen van een
voorrangsweg de grootst mogelijke om
zichtigheid in acht moeten nemen. Als
de voorrangsweg een einde neemt is de
noodige oplettendheid eveneens een eer
ste vereischte.
En zoo is er zooveel dat den wegge
bruiker op het hart moet worden ge
drukt. Een bekwaam chauffeur zal men
nimmer midden op den weg maar steeds
zoo ver mogelijk rechts van den weg zien
rijden, waardoor het achterop komende
verkeer hem voorbij ke
veei signaalgeven en zonder
keersstreep, die den weg in tweeën splitst
te passeeren.
Het zou ons te ver voeren nog meer
wenken op te sommen, alleen zouden wij
nog willen opmerken, dat al zijn de auto
mobilisten ook nog zoo voorzichtig er
geen veiligheid op den weg kan bestaan,
indien de overige weggebruikers zich niet
stipt aan de verkeersregels houden.
„Veiligheid voor alles" is een motto,
waaronder alle weggebruikers tot voor
zichtigheid worden gemaand, want voor
zichtigheid is veiligheid. En deze ivoor
zichtigheid is reeds veel gediend/ wan
neer alle weggebruikers indachtig aan
het parool, dat de K.N.A.C. ter gelegen
heid van haar Veiligheidsweek uitgaf, nl.
„Paraat voor Wellevendheid op straat"
handelen naar de grondslagen waarop
het legioen der Wellevende Weggebrui
kers der K.N.A.C. is gebouwd, en zich
voornemen in het verkeer de wellevend
heid in hooge mate te betrachten.
Als men dit in gedachte houdt en er
naar handelt, kan men van'een onge
stoorde vacantievreugde verzekerd zijn.
MCDXC.
D- vacantie.
De jaarlyksche ellende met de vacanties
die duizenden kinderen dag in dag uit op de
straat dryven, is weer aangebroken. Dit
maal heeft de politie getracht eenigermate
preventief te handelen door op de scholen
een kruistocht tegen de straatschenderij te
houden. Het lijkt ons toch voor de onder
wijzers een eigenaardige gewaarwording
dat „geuniformde" en gehelmde" agenten
moeten komen om de jeugd de meest ele
mentaire inzichten in wellevendheid bij te
brengen. Het ethisch effect van het onder
wijs moet dus door de Hermandad worden
aangevuurd. Een fraai beeld van het onder
wijs krijgt' men hierdoor niet. Wanneer het
nog gaat om verkeersregelen enz., dan .is
het wat anders, maar tegen de straatschen
derij" aldus politioneel-paedagogisch-preven-
tief op te treden, is wel e<
Het is bekend dat de groote vacantie aan
de gemeentekas een lieve duit kost vanwege
de vernielingen die overal worden aange
richt. Ook de particulieren hebben er zeer
onder te lijden, maar daarvan hoprt men
natuurlijk niet veel.
Of deze kruistocht veel effect zal hebben
moeten wy al aanstonds betwijfeLen. Het
gaat alles het eene oor in en het andere
uit. Zoolang de oudars niet krachtig mee
werken en niet onmiddellijk aausprakelijk
worden gesteld voor de aangerichte schade,
komt er niet veel van al deze acties terecht,
Het lijkt nu eenmaal in den aard van ons
jeugdvolk te liggen, gelijk trouwens bekend
is. Eigenaardig is het dat het publiek het
altijd voor de boosdoeners opneemt. «Men
spreekt altijd graag van het natuurlijke
rechtsgevoel der menschen, maar in de prac-
tijk ontwaart men juist precies het tegen
overgestelde.
Het vacantie-probleem is een uiterst
moeilijk vraagstuk. Men heeft getracht door
vacantiebezigheid eenigermate aan het
euvel tegemoet te komen, doch dit is alles
betrekkelijk gering in vergelijking met het
euvel in zijn geheel. De ouders zijd er niet
meer op ingesteld dat hun kinderen overdag
thuis zijn en zy' weten er geen raad mee.
Dus: de kinderen gaan de straat maar op
en het euvel vangt daarmede aan. Er is
geen straat of ze wordt in de vacantie-
weken voortdurend op stelten gezet door
spelende en schreeuwende kinderen.
Enfin, het schijnt niet anders te kunnen.
Dezer dagen lazen wij in een der Haag-
sche bladen een wanhopige klacht over de
toenemende bedelarij, het venten en... de
straatmuziek. Werden we vroeger eens per
week getracteerd op een orgelconcert,
thans zyn er gansche orkesten en bands, die
concerten geven, soms twee, ja zelfs drie
op één dag in dezelfde wijk. Het valt te
vreezen, dat op die wijze de lust der be
woners om de noodlijdende musici te hel
pen, er niet sterker op wordt. De eenige ma
nier nu aan al deze euvelen een einde te
maken, is niets meer geven en het lijkt ons,
dat zeer velen tot dit uiterste middel hun