SCHAAKRUBRIEK
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
8 m
m
m
m
te
8
A
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
mwmjL
8
818
AS
8 8
8
8
8
BUI AH
18
A
B
8
8
8
8
De gevangenen van het Witte Goud
Conflict
tusschen
theorie en
practyk
12
lotardag April 194»
ONDER LEIDING v. Dr. MAX EUWE - OUD-WERELDKAMPIOEN SCHAKEN
-*w» A
m
AICIEF8I
mm vmt
üi$ Jküsi
I C a E F 8
■palat' a.
2- - trr-te®
Door
Laurens
Torenktfker
Oplossing No. 12 A «Mr C.
«Weld, Itouerdam (eanu plootsiiig)
fccv^n punten.
WK: Kgfi, De7, Te», TM. Uk». LhS.
pgS. pi. vt. 06, a.
Kwart: KdS.TATM.IArM.Pe4.
tTgi. dreigt X Pgf4 Mt
PfS. 2. Pc7 MM.
FdCL 2. Pef 4 mt
MX X Td4 aK
"L Pe onv. 2. Lc4 ML
Lg3. 2. Pe3: nut.
Te€:, X Defi: mat.
ke Paard met oompiëx effect in 4e pa
Wiet plua nevenparade {.omacfwkelin-
tpr-AT tegen de secundaire dreiging 2.
mje*y op de aesde lijn- Na de vernuftig
gmnpliUW ontpenniagen ale toegiftje
Mie neven pa rode op <12 Wy vestigen
emug de aandacht op de ontpennfng bij
hrmirtiaat in den sleutel. Ook een twee
lmet. die er weara mag!
I Oplossing No. 12B door H. Brinkman,
Haag (eerafe plaatsing)drie pun-
Wit: Ka3. Da2, Th5, Le5. Pc4, Pf2.
Kwart: KdS. Tg4. Lf5.Pg3.pl.cfi.c3,
hex. d2, a ft.
ft Dbl! dreigt 2. Dd3t en kDhSenx.
Hc2, 2. Db2 enz.
dlD, 2. Ddl:t enz.
t Een 'aardige drieset! Een kleine ver-
'leiding is 1: Dc2, wat slechts faalt op
k;I». Deze verdediging maakt de tweede,
tl—ii lijk verborgen dreiging 2. DbS
moedig. Na X Ld3: ontslaat een eco-
Igaeoi web-rein mat.
A Probleem No. 14A
WK: KaS. 1X1, TdS. LfT. Lh4. P64.
TH (seven stukken).
Zwart: KA Te3. LhSi LhL I's3, Phfi,
fX cï (neven stukken).
;Wit geeft in twee set ten mat.
Probleem No. 14B.
WH: KgS. Dbl. Lal. Lad. Pd4. P(7,
ralie
lid,
Kwart: KdS. Let. pi. M. Ml O. gfi.
f». gl (octet stukken).
ZwtKt: N
L
,12—04
2.
C2—C4
eT—efi
3.
Phl—c3
dT—M
4.
X
Lel—gS
KM-tTT
Corresp. -adresRedactie Duizend em Beu. Roef tut 959. Rotterdam
Het is Ki het
tsen set te waakten.
wK Tel
Pgi—a
1. L/ld»
1 Ddl—cl
lieer gebruikelijk te 8. t
vena PdS.
te. PfS—efi
Ben sterke a—vateaet. we
eraigszms in moriHjkbedeo
omdat dan pi— h7 verloren gaat
te. Pd7—f»
10. O—te dóxct
1L Pe5 xc4 PfSdó
Alsnog voert zwart de bevrijdende
manoeuvre van deae variant tut. maar
thans Is deae niet zoo sterk meer als
onder gewone omstandigheden.
12. Lg5xe7 DdSxeT
13. e3—et
Staat zwart- toe, den sterken aanvala-
loofer d3 te ruilen. Beter wna 13. A
13. PdS—bt
14. Dc2dte Pbt x d3
13. Dd2xd3
Niettegenstaande zijn minder ster
ken dertienden Bet heeft wk toch be
langrijk overwicht beteouden, omdat hij
een groote meerderheid in het centrum
heeft. r
1 5PfS—gfi
16. f2—ft
Zwarvdrelg* zijn spel met 16. e5
te bewijdéw-teetgeeo wK met den tekst
zet verhindert.
1 6f7—
17. Pc3—e2 b7bfi
17. eS is minder sterk wegens 18.
0*5:, feö: 11. f5, PfS en wit staat over
wegend.
18. Pet—02
Wit wH de binding La6 niet toelaten.
18 .Lc8b7
19. Dd3et KgS—b8
20. Tal—el TaS—cte
21. b2bt
Wit manoeuvreert aeer goed. Met
den tekstset wordt de tegenstoot c6
«5 onschadelijk gemaakt. Daarop zou
namelijk dc5: benevens A volgen.
21Pg«—f8
22. Pe2g3 De7d7
23. Pd2—63 efie5?
Zwart acht het sngenbUk gekomen
om dezen opmat-acte door te zetten,
maar komt nu snel in een zeer slechte
stelling, omdat wk ztoh onmiddellijk
van de Mijn kan meester maken.
In plaats van den tekstzet had 23.
Te7 moeten geschieden.
24. f4 x e5 fCxeü
25. Tfl—f7
Dezen zet heeft de zwartspeler ver
moedelijk onderschat.
25TeS—e7
2a Tel—fl PfSgfi
27. dt x e5
Wit heeft nu een pkm gewonnen;
weliswaar is dit een dubbelpion. maar
het vervolg leert, dat deze van groote
beteekenis is.
27. bfi—b5
Vanzelfsprekend nte* 27. Pe5:
■wegens 28. TfSt. Met den tekstiet wordt
writ tot een afwikkeling gedwongen, die
eebter ki het geheel niet nadeellg voor
hem is. Een groot nzdeet van de gek er
ven voortzetting is, dat wk nu vekl
«6 verkrijgt.
28. Tf7 xe7 Dd7xe7
29. Dctf7
Aldus kan wK zijn ptuiptra handteb-
29.
38. DT7 x eT
31. Kglxft
32. F63—cï
33. eó—efi
Tcte—f8
TflSxflt
PgCxe7
Lb7—c«
Deze iet verooraeeH dra zwarten
ioapev lot non-aetivtteft daarmee ia
bet pleit beslecht. WK «zoet echter neg
■eer zorgvuldig veieo
3§L et—«te KitSg7
PB1et
Kfl—ft
Kg7—f8
PV7dö
ST.
Het ia weer LoB. welke zwart verhin
dert «(ja wieken uK te slaan.
De wHspeier beeft zeer nauwkeurig
RVxzew. dat het paanl-eindapel zijn te
genstander de minste kansen geeft.
88.PbfixcS
39. Kf2—O KfSe7
40. Kf3—gt h7—hfi
Belet de doortocht van den koning,
maar daar weet wK wel raad op.
«1. K2bt Pc*—bfi
42. htte5
De bekende manier om een pionnen-
barricade onschadelijk te maken.
42. gfi z h5t
43. KgtzbS Pb6—dö
44. KtaSkbS PdSxbt
«te. i2«3 Pbt—cï
82-84
Ben opwindende wedloop.
46. Pc2xa3
47. gt—gS Pa3—ct
44 gte—gfi Pctxeó
Pete—gtt
Zwart heelt het
•g juist kunnen
<Ut auooes is slechui van tijde lij
ken aard. aooals bet vervolg laat sunt.
89Pgt-f*
tel. Pete—d7 PfS—g«
52. Kgfi-%7 te).
52.
53- R4i7 z gS
54. KgS-kS
ST., g7—g8D
56 DgS—f7t
57. efi—e7
63—62
b2—blD
K*7—dfi
Zwart geeft het op, want bij kan niet
verhinderen, dat wK nog een tweede
dame haak.
Vervolg van pag. 6
De wwnd is net vokloende om de
molenwieken m beweging te brengen.
Er heerscht hier stiRe als op een afge
legen "kerkhof. Slechts het knarsen van
de door den wind in beweging gebrach
te pompen boort men en af en toe den
roep ran een der arbeiders. Anders
niets.
Boven de salinen hangt een zware,
«Hrte lucht. Men roek. er zich eenzaam
en verlaten.
Wij trokken met een der arbeiders
oren lang door het eentonige land
schap. Het water in de vele vijvertjes
was roerloos stil. Het is alsof hét wa
ter bi weerwil van de heete zonnestra
len is bevroren. Men krijgt bijna den
indruk, datdeze tallooze zout velden al
lemaal ktomeTjsJianen zijn. Slechts de
schaatsenrijders ontbreken. 1
Op plompe houten schoenen een j
plan je met een riem erover heen die,'
ook de arbeiders dragen, liepen/WT)
door bet zoutland. De bodem, die is be
zaaid met grove'glinsterende zoutkris
tallen. knerst bij eiken stap alsof men
over glassplinters loopt.
Daar wij aaa dit plompe schoeisel
niet gewoon waren, gleden wij herhaal
delijk uH. Wie ons had zien loopen,
had ons stellig uitgelachen. Wij vonden
het echter geen pretje zoo te moeten
loopen. Gelukkig'hebben wij geen ar
me t of beenen gebroken. WijJiadden
het gevoel alsof wij gepekeld «arértra.
Dagenlang hadden w(j nog zoutkristal
len in —ze kleeren en .een zoutsmaak
in onzen mond.
Tijdens onze urenlange wandeling
door dit rjjk der stilte hadden wij ruim
schoots gelegenheid het leven der salt-
nenaiteeiders te beetudeeren. Het leven
van deze bescheiden rustige menschen
is tragisch. Zij verdienen op geen ge
makkelijke wijae hun dagelijkzch
brood.
Het aout wordt gewonnen en vee
aorgd op een wijae alsof het een kost-
baar levend wezen ts. Aan hun eigen
kinderen besteden deze menschen nau
welijks meer zorg dan aan het zout.
Integendeel. De kinderen moeten vlijtig
meehelpen. Zij moeten het uit de zee
gewonnen rout in zware troggen doen
om het tegen bederf te vrijwaren. Hoe
veel meer kinderen een saltnenarbeider
heeft, des te beter voor hem. Elke
hulpkracht meer. waarover hij kan be
schikken. beteekent een verbooging
ran de routpremie. Mannen, vrouwen
en kinderen, allen werken in de sali
nen om een zoo hoog mogelijke zout-
premie te krijgen.
Wanneer bet zout „rijp" is. brengen
de kinderen het naar de opslagplaat
sen. In hun buizen stellen de bewoners
de beste plaats beschikbaar voor het
rouL Stapeias zout hopen zich in de
huizen van de deur tot in de woonru.m-
te op. Bij elke stap. dien men in deze
huize» doet. kraakt pe korrelige licht
grijze ma»sa.
Overal niets dan" wipt. Zout op de we
gen. Zout in de hulzen. Kout op de
drempels. Zout óp de stoepen. Overal
fukt het naar zout.
naar zout.
Zout is een teer product, dat moet
worden bewaakt als goud. Het is ook
goud: wk goud. De arbeiders, hun
vrouwen en kinderen leven er van
Het is hun brood. Als er geen teaut is,
te er ook geen 'brood. Zij krijgen een
germg weekloon, daarnaast échter In
vertioudmg hooge zout premies jylBe di
rectie der salinen voelt vrij sterk so
ciaal: Hoe meer je werkt, hoe meer je
verdjent, Hoe grooter de afgeleverde
hoeveelheid zout. des te h009er.de pre
mies. die per kilogram worden bere
kend.
De zoutwinning zelf Is zeer eenvou
dig. Vin oudsher wordt steeds dezelf
de methode toegepast. De oude primi
tieve pompen pompen het brakke wa
fer watt het eene zoutveld naar bet an
dere. dat hooger is gelegen. De wkfe
kristallen zetten zich m den krap van
den tijd af op den harden, vaat aange-
stampten bodem der bassins Het zout
•ahektt ZK-h af en vormt weldra era
compacte laag Zoodra het water ia
verdampt of met langgesteelde schep
pen uit de rijvers is verwijderd, wordt
met houten harken het zout bijeenge
bracht. in de troggen gedaan en in de
•opslagplaatsen gebracht. Later wordt
het zout dan met zeilschepen naar de
verschklende havens vervoerd.
Elke regendag teeen vertoren dag.
Elke regendag beteekent het verlies
van aoo'en zooveel lire als premie en
dus zorgen en kommer. Op regendagen
ligt het werk m de salinen stil. Hegen-
dagen- zijn noodge wongen rustdagen
voor deze menseben.
De kwaliteit van het zout hangt
nauw samen met bepaalde tempera
turen.
Bij 26 gratiën Celsius wordt goed
bruikbaar keukenzout gewonnen, hij
28 graden Celsius is het zout bitter.
Het stijgen en dalen van de tempera
tuur wordt dan ook met argusoogen-
gadegeslagen. Eerst als de ijskoude
hora over de sa liner, velden jaagd in
hi October of in November, worden de
pompen stopgezet en bergt men de
werktuigen op. Nog een laatteen blik
op de troostelooze Wereld van het zout
en dan heeft men rust tot het voorjaar.»
Gedurende den winter wordt er kt
de salinen niet gewerkt. Het langzame
verdampingsproces van 't water maakt
den arbeid niet loonend. In den winter
houden de arbeiders in de salinen zich
bezig met allerlei ander werk. Zij gaaa
visschen. verrichten huiselijk werk,
breien netten, repareeren de jiompen.
enz» ens.
Nauwelijks breekt echter het voor
jaarszomietje, door de wol-ken of het
wordt weer een en al bedrijvigheid in
de salinen. Het werk begint weer....
Jaar in jaar uit is het werk altijd pre
cies "t zelfde. Steeds blijft het landschap
grauw. De ware lente, den waren zo
mer. de bloeiende en geurende plan
ten vindt men elders. Hier is slecht»
het Witte Goud.
BonSfi
J
Heit mevrouw het at gecient
vraagt de oude Antjje aan
het piepjonge mevrouwtje,
dat onwennig ie haar nieuwe functie
van „meestere* in hols", bezig te mot
oen grondige inspectie der kleerkas
tender vlogen twee motten uk me
keer z"ii kleerekast
Ontstellende mededeeling. en doods-
henebt kon niet erger luiden.
Antje. de goede, trouwe, aoliede Ant-
je, is meegenomen aio een antiek meu
belstuk. om een oogje in bet zeil te
houden en toe te zien, dat alles «iet te
rigoureus op moderne leest geschoeid
ski worden.
1— Wei Aritje, zegt het jonge me-
adptiwtje. toten wij blij zijn. dat ae weg-
gnlugcn zijn. weg is weg zeg ik attfjd
ra de wereld ia ruim genoeg—
Weg is weg, mevrouw, meent u,
dat era mot weg is, als hij wegvliegt—
dm te voor mij juist het bewijs, dat bij
OK'óK
Mevrouw herinnert zich de wijze lea
sen over dierkunde op bet Lyceum en
de vérdere kennis, opgedaan op de teute-
'hv heurtaehool. completeerde haar entomo-
lugttejhe feitenmateriaal, n-1. dat een
vliegende mot geen kwaad meer doet.
Antje heeft zich tntussohen in een
prae neergezet, die beter in een deba
tingclub, dan in een kamer, die „grsiaan
■sort worden" van pas is.
Schuchter merkt mevrouw op, dot
bet speciaal de mannetjes zijn. die
«■Kvliegen en dat de „wijfje*" bij zoo'n
gelegenheid thuis blijven. waaruit te
oonciudeeren zou zijn, dat een fladde
rend motje geen „kwaad" meer stich
ten zal.
Antje zet een gezicht, alsof ae er hei
lig van overtu4gd ie, thans een phrase
•it een kinderboekje te vernemen. Ze
ziet tiet kind-mevrouwtje eenigszin*
medelijdend aan.... en denkt „ze is nog
net als vroeger".
De trouwe bedaagde maagd Leeft im
mers nooit nagedacht over de mogelijk
heid van een genus by de moteen
root is een mot. evenals een hevchuK
em beschuit is.
Mannetjes of wijfje* hel binnen
ellendelingen, mevrouw, zegt ze met
rotbomen negatie van dK zofiooue
hoofdstuk uit het insectenleven
Ik zou wel eens willen weten, waar
mik tuig voor geschapen is...
Hier komt Antje op theologisch ter
rein-.. zy kan zich Noaoh's teeivn ver-
zameting zeer goed zonder een twee-
tol motten denken....
Mevrouw herinnert zich inmiddels
een pas gehoorde lezing over Darwin
en zijn theorie over nuttige, scteijn-
hor Auuige en negatief nuttige we
zens in de natuur...
Wel Ant, zegt ze levendig. Ik
denk. dot die beestjes er voor zich
zelf zijn... om de soort In stand en op
pe.1 te houden.
Wij moeten tegen hen te velde trek
ken. omdat hun belangen strijdig zijn
met cfce onze, maar ze absoluut ver-
ftéet(#e<n zou zonde zijn...
Airtje's eerlijk maar dom gezicht hel-
éeofc» aanvankelijk op, toe* se van
•ferijd en strijdige belangen hoorde, de
tirade over het minder wenachelijke
ran totale vernietiging, nam echter
iedere glans weer weg.
Zoo iets gaat nou finaal hoven
mijn pet mevrouw, zegt ze. niettegen-
aUande het feit, dat, na het ouderwet*
wbe mutsje der dienstbaarheid, nim
mer eenf hoofdtooisel heur lokken
daags sierde
We moeten strijden, maar mogen
■set vernietigenen alleen op trage
motten jagen ^Aetje. zoo werken wij
■zede aan bet groote evenwicht In de
■■tuur, de vlugge exemplaren blijven
■nadoende leven en op deze wijze blijft
fie soort op peil
Mevrouw herinnert zicte blijkbaar
„ttv struggle for life" en den zegen en
den invloed, die daarvan uitgaat: voor
ai ie* wat leeft en beweegt.
Nu ia Antje één en al verbazing...
tert duizelt haar. We zullen moeten
strijden, maar niet vernietigentrage
netten doodslaan, opdat de vlugge al
le» overblijven, zoo blijven de goeden
leven en de kwaden sterven en de soort
op peil!
Trage motten bennen er «iet. me
vrouw... al dat tuig is zoo vlug ais wa
ter ra goeden en kwaaien bestaan er ia
ons land ook niet. misschien wet te de
Dote, waar mevrouw vandaan komt
■"•r daar is geen wol om pp te vreten
en de OostersdSfe menschen hebben van
een Hollandscbe huishouding nou een
maal geen kaas gegeten
Het jonge mevrouwtje, dat ka Antje'»
■woorden een tikje venijn meende te be
speuren, toont zich eenigszin* gepi
keerd. Ze dacht kt Antje een dankbare
leerling te vinden en is daarin aanvan
kelijk wreed teleurgesteld.
Ke geeft echter den moed niet op—
zelfs waagt /.ij het woordje „evolutie"
te noerten, maar nu krijgen Antje'»
oogen plotseling era vreemde uitdruk
king.
ZU 1*. par droit de Mwuznoe. altijd
by de streng behoudende party aange
sloten geweest en het woont „revolu
tie" heeft op haar een Caacinecrendra
Invloed.
Dat Is nou juist roet uw verlof
onze lamlendigheid mevrouw.as we
alleenig de halfdooie mottra Tangen,
den kommen wc der nooit af.... de mot
as dier het nooit gedongen en deugt
nog niet, en in een vurig pleidooi gaat
ze vérder; De mot Is der niet om z'n
eigen, maar alleenig om ons te pesten,
ze bennen er om oea lenig te houden
en te maken, dat we geea rimmeciek
krygen.
Jujst Ant!, met deze woorden
tracht mevrouw den stroom te Muiten,
nu kom je in mijn schuitje, alles in de
natuur houdt elkander in evenwicht-,
hier <zie je den stryd om het bestaan
weer opduiken.... zoo blijft aües lenig
en actief.
Antje begrijpt mevrouw weer ver
keerd en onwillekeurig denkt ze: Wat
w eet zoo'n lief wurrrai nou toch eigen
lijk van den ter(>d om tjet bestaan.
Het leven en haar luwde ervaringen
hebben oude Ant argwanend gemaakt.
Het gezegde „lenig en actief biyven".
krijgt plotseling voor haar een verdacht
neventlntje. Hier kon wel eens een ad
der ander het gras schuilen De bom
springt Inderdaad geheel verkeerd en
plotseling Is de volgzame Antje. dé
strijdvaardigheid In persoon.
Antje slaat inzulke gevallen „op
haar ponteneur". zooals ze zelve her
haalde malen zegt.
En as mevrouw nou denkt, dat Ik
niet lenig ben en niet akketiefdan
mot mevrouw dat maar duidelijk zeg
gen, barst ze los.
Hemel Antje, zegt het jonge me
vrouwtje nerveus, zoo bedoel ik het
heelemaal niet.dat heeft mets
met je activiteit of Je vlugheid te ma
ken!
Nieuwe desillusie voor Antjeze
wordt uitgeschakeld uit de groote
keten, ze ik quantité négtigeabie in den
strijd om het bestaan.
Om de dooie dood niet mevrouw.,
boekenw ijsheid is het.boekenwijsheid,
niks anders en dan nog niet eras uit
het kookboek, aagt ze hatelijk. „Uwe»
grootmoedei--was stijf vaa de rintme-
tiek en tot het laatst toe bet ze gevoch
ten tegen de motteen als Antje.
die toen nog een jongemeid was, met
haar scherpe oogen geen motgaatje ge-*
zien had, dan stak zij der haar spits
vingertje si deur, omdat de wol al was
aangevreten.....Nee. zeg me nou
niks van lenigheid of activiteitdat
is allegaar goed op het tennisveld of
op de wintersport, maar Iaat Antje
maar'achter de motten jagen.dan
ben ik op ski's, dan raak ik ze
Mevrouw ziet nu in. dat bare theo
rieën weinig ingang zullen vinden.
„We deën beter mevrouw, maar een»
duchtig te kyken vrat die smeerlappen
weer hebben gedaan, toen uwes met
mèbeer naar de wintersport wee en
toen het huis op riot sat
Mevrouw voelt het bittere verwyt in
al zijn diepte. Inderd^ii, het huis wam
toen op slot geweest en Antje was met
kostgeld zonder sleutel weggestuurd
om te voorkomen, dat niet alles in dien
tyd van rolder tot kelder nagenedsd
zou worden, want bescheidenheid sier
de de oude gedienstige nimmer. De
goede Antje had intusschen meermalen
als oifttrooode stedehoudster om het
gesloten huis geslopen.
Mevrouw besluit de „sleutelkwestie"
maar blauw blauw te laten. „Mijnheer
wilde het zoo Antje ra de nachtveillg-
heidsd lenst controleerde locL gere
geld."
„Zeker mevrouw.maar niet naar
motten. Dat bennen ook mannetjes, die
onnooze! wegfladderen en van géén
kwaad, weten, net as de motten, daar
mot uwes maar-op vertrouwen", klinkt
het venijnig.
Thans wordt met een verwijtenden
blik de kast geopendEr is geluk
kig niets te bespeuren. Alles hangt
keurig op volgorde en Antje speurt alt
een politiehond. Ieder pluisje wordt be
tast of bet niet een armoedig ragfyn
coconnetje van een mot U. Het jacht-
talent wordt trierby gestimuleerd door
uitroepén als ,,'t benne rakkers, ze ver
stoppen d'r eigen tn de voering".
Antje vindt nietsBijna vindt ae het
Jammer, dat er niet een aanduiding van
mottenvraat te ontdekken Is tn de
smoking vaa menheer, „die h'm zoo
beeldig staat". Het mevrouwtje gooit
zelfs een balletje op of het soms moge
lijk zou kunnen zijn. dat Antje zich
vergist zou hebben„er zijn im
mers zooveel vlindertjes, die op motton
lijken..maar Antje Is plotseling
weer era en al strijdlust.
.Ja as mevrouw nou ook motten met
vlindertjes gaat verwarren, dan bew ijst
dat dat se dat tuig niet kent" zegt ze
autoritair.
„Nee sofiigjp zal mij njet gebeuren,
dat ik era mot voor een vlinder anzic.
Ik ben d'r op as d* Duvel op een ziek-.*
Eindelijk neemt mevrouw om hiar
Mos te verbergen bukkend een wit woé
fen tap op. die otjjf ineengerold. Uro
achen de kleeren gestoken is.
„Hé. meidboe komt die nu ia do
kieerenkast", roept ze vol verwonde
ring uit. Maar Antje te baar reeds voor
geweest. Voorzichtig wordt het rolletje
in* bet licht gedragen en nauwkeurig
bekeken. Oude Ant speurt en staart als
een sperwer. Eindelijk wjjat ae trtoas-
fanteljjk era ragfijn coconnetje aaa.
„Ziet mevrouw nou dat Ikkes niet te
vergeefs gekeken heb" zeg*, ze terwijl
de voldoening op haar eerljfk gezicht te
lezen b. „Hier het de rakker ingezet**?,
„Maar Ant wat doe J* su -ucti act
zoo'n ouwe lap in mijn kast?"
„Wel allemachtig mevrouw ddt Ia
nou juist voor de mot." ,1
Nu duizelt het mevrouwae i^gcd
werkelijk niet meer wat „legen" of
wat „voor" de mot isAnt helpt haar
uit dit dilemna„Ik zal 't Uwe zeg*
gen roevrouw", zegt ze niet ronder era
meewarig hoofdschudden.
„Dat heb ik nou nog geleerd vaa do
ouwe mevrouw, uwe grootmoeder, zot
ik maar zeggenAnt zee ze. motte*
binnen snoepers, 't zijn fijnproevers.
Alle wol te niet hetzelfde. Ke herkraaaa
de woldraad en zoeken se uit net iraeir
era ouwe snoeper het lekkerste uit uw
hors doeversra daarom leg k era
afgeveasschen oud lor. dat ik" nog teute
hl mijn oven gelegd heb In de kast om
ae te lokkenIk geef ae wat so
graag lusten, je vangt nu eenmaal meer
vliegen met honing dan met azijn
Het jonge mevrouwtje ziel met oen-
bied tegen Antje ra nog meer tegen
haar practiaclie ervaringen op.
„Dat heb ik nu toch in gera rakel
boekje over vlinders kunnen vinden
Antje" zegt te vriendelijk tot haar
trouwe bulp.
„Nee mevrouw, dat staat ook met In
boekles over vlinders en de ware boe
kles over motten ra dergelijk ontaig,
die motten nog geschreven worden