HET KARAKTER HOFMEESTER VAN K. La béte humaine U&nOt V6ETBN? Getuigen vertellen bijzonderheden. NEDERLANDS ERFDEEL EN TAAK. Nationale uitgave op initiatief van O. en O. Behandeling wordt Maandag voortgezet. DERDE BLAD i~ PAQIRA 1 GOUaSGHE COURANT VRIJDAG 26 APRIL 1940 HET LUK IN DEN KOFFER HET EERSTE ONDERZOEK DE ECHTELIJKE VERHOUDING Indien 't publiek Uw naam niet kent, Dan koopt het bij Uw concurrent. DE MENTALITEIT VAN, HOFMEESTER K. NOOlt TE LASTIG Voorwoord van Prins Berahard. Intendant jhr. J. A. de Jonge van Zwjjnsbergen 80 jaar. D« Amsterdauische rechtbank heeft glsteraud- dag de paus de behandeling voortgezet van de saak tegen hofmeeater K„ die er ran wordt verdacht zijn vrouw ln hun woning aan de PU»- acker.traat te Amsterdam van het leven te hebben berooid. Daarna zon hy het lijk ln atdfcen hebben deeneden en een deel er van ln een kofter hebben geborjen, welke hy by Barneveld ln het etrutkgewaa heeft geworpen. Het verhoor van de veertig getalgen nam zoo veel tUd ln beslag, dat de behandeling gistermid dag ls verdaagd tot Maandagmorgen. Na de pauje wórdt gehoord dr. C. J. ven Leg den Hulsebosch, die dadelijk na de ontdekking van het misdrijf een onderzoek ln de woning van K. In de PIJnackerstraat heeft ing«3teld. Op vele plaatsen ln de woning heeft deze des kundige bloedsporen aangetroffen. Politiemannen vertellen vervolgens, welke stap pen zij ln het onderzoek hebben gedaan. Zoo deelt hoofdinspecteur Bergsma mee, dat in het bagage depot van het Centraal Station een koffer met kleeren ln beslag. Is genomen. Die koffer was daar na het misdrijf door K. neergezet. Hij had Immers rondverteld, dat zijn vrouw er vandoor was. De kleeren mochten dus niet in de woning worden gevonden, want dat zou argwaan kunnen wekken. Rechercheur Van Dyk had het eerste verhoor bygewoond, dat de officier van jnstltle, mr. De Blécourt, aan verdachte afnam. Op verzoek van. den officier vertelt Van Dyk, hoe' dit verhoor verliep. Naarmate het verhoor verder kwam en de officier dieper op byzonder- heden inging, was K. sennwachtlger geworden en tenslotte,* nadat mr. De Bléconrt verdachte had verteld, dat de kleeren ln bet Centraal Sta tion waren gevonden, had K. uitgeroepen: Ja! Ik heb het gedaan 1 Officier: Juist, toen kregen wy den Indruk, dat verdachtg den moord bekende. Pas nadat K. een glas water bad gedronken, kwam hy met het verhaal van het vallen tegen de kachel voor den dag. Verdediger mr. Kokosky: Uit deze kwestie blijkt weer het verkeerde van het verhoor vóór den officier. Want uit het verhaal blijkt niets van een bekentenis. Officier: Wat moet er dan gebeuren bij een voorgeleiding? Moet de verdachte stommetje spe len? Bovendien schrijft t» wet dit verhoor voor. President mr. Dons: WJ) zullen op die verkla ring van rechercheur Van Dyk het vonnis niet •wMzen. Mr. De Blécourt: Wij hebben eerlijkheidshalve onzen indruk niet in het verbaal opgenomen. Op voorstel van mr. Dons wordt het verbaal Van het eerste verhoor voorgelezen. Een caféhouder uit Amsterdam, in wiens café verdachte na terugkomst ln het vaderland een borrel had gedronken, vertelt dat hij vroeger wel eens met K. had .gevaren. Er was toen een detectiveroman aanboord, waarin een degelijke geschiedenis werd 'bgiandeld als waarvoor K.' thans terechtstaat. Dan komt een Agplerdamsche huisvrouw voor het hekje. Bij haar werkte de vrouw van ver dachte. Een paar maal in de week. -J Marie heeft nooit een kwaad woord over Piet K. gezegd. Alleen kort voor haar verdwij ning had zij erover gepraat, dat Piet teveel uit gaf. Getuige had op zekeren dag een getikten brief gekregen, waarin de werkster meedeelde, dat zij wegens zenuwen rust moest houden. Getuige had dat We! vreemd gevonden. Marie werkte al tien jaar bij haar en zij deed uitmuntend haar plicht. Op die manier wegblijven was" niets voor haar. Dan komt een kennis van K. voor het hekje. Hij was in het gezelschap geweest, dat K. op dep dag, nadat het drama zioh had afgespeeld, mee naar huis h4d genomen.' Er was een borrel gedronken en K, had zijn huis laten zien. Een deur was af gesloten. Den volgenden dag had getuige geholpen den Bwaren hutkoffer naar beneden te dragei). Mr. Kokosky: Was K. kalm, toen u met hhm in het café zat vóór u met hem naar huis ging? Getuige: Heel bedaard. We hebben samen nog een spelletje gebiljart. Mr. Dots: En geen gat ln het laken gestoken? Wé hooren nog meer over het „gezellige avondje" by K. thuis. Verdachte had tegen een' van zUn vriendei^ gezegd: Wat jammer, dat Ma rie niet thuis is, nu kan je niet met haar kennis maken. Waar is Je vrouw? had de vriend gevraagd. Bi Nijmegen, had K. geantwpord. Dan komen getuigen, die mededeelingen doen over het transporteeren van den koffer met kleeren naar het Centraal Station en over het koopen van den hutkoffer. Op bet podium staan de beruchte groene hut. koffer en de leeren koffers en valiezeh van K. en de getuigen wyzen aan: Die groote groene was het, hy kocht hem op 24 Juni. Eenstemmig verklaren de getuigen, dat de hofmeester ln <Jie dagen deer niets opviel. Hy was als gewoonlijk zeer kalm, zoowel b(j het bezoek van zUn vrienden, als bi) het koopen en vervoeren van den koffer. Een zuster van de zoo tragisch om het leven gekomen vrouw had de politie er attent op ge maakt, dat de vrouw 'van K., die sedert eenigen tijd verdwenen was, het gezochte waschnummer 273 op haar kleeren had. Vele ipededeelingen deed deze getuige nog over de huiselijke omstan digheden en de verhouding tusschen K. en zyn vrouw. Over Marie hoort men van deze getuige niets dap goeds. Minde» gunstig luiden de verklaringen over K. Fel is de zuster van het slachoffer in h^iar oor deel over haar zwager. De man, die de auto aan K. had verhuurd, ver klaart, dat hy den wagen zwaar beschadigd had te- De politie-deskundige, dr. C. J. v. Leiden Hulse bosch, treedt het gebouw der rechtbank binnen. ruggekregen. Het was een sohade van ƒ96 en K. was 50 schuldig gebleven. Ook de zuster van K. uit Deventer wordt ge hoord. K. had haar op 24 Juni per auto een bezoek gebracht. Hij had een aanrijding gehad en daar om moest hij nog even naar een garage. De auto had den geheelen nacht voor de dèur gestaan. Pres.: En hebt-u een koffer gezien in de hu to? Getuige (bljiM 'onverstaanbaar)Ja, die groote groene. Zij vertelde, dat haar broer steeds een vreemde en moeilijke jongen is geweest. Hij kon geen bloed zien. Wanneer hy in een bioscoop toevallig een stuk zag, waarbij moorddadige scènes op het witte doek die toeschouwers trachtten te boeien, ging hy weg. Een ziekenJhuis wilde hij beslist niet binnengaan. Bij had haar herhaaldelijk wonder lijke brieven geschreven. De zwager van K, zei o.a., dat de Verhouding tus schen verdachte en zijn vrouw niet goed was. Zij wantrouwden elkaar. Getuige beschouwde K. niet als volkomen normaal We hooren dan nog getuigen, die de meubels van K. op de veiling hebben-gekocht en getuigen, die K. hebben ontmoet aan boord» van de Johan de Witt, toen hij na het misdrijf naar Indië ging. Hij dronk vrij veel en van een meisje aan boord nam hy vepl notitik Verdachte was een liefhebber van detectiveroman Het getuigenverhoo?Vs hiermede ten einde. De behandeling zal Maandag om 10 uur worden voort gezet. lijk opgEHaald!^ Vanmorgen hebben de opvarenden van de Ier- seke 94, schipper Zoetwey, bij het mosselenvis- schen in de Ooster Schelde een lijk opgehaald, dat in verren staat van ontbinding verkeerde. Vermoedelijk ls het van den Belgischen schip per De Roeck, wiens schip in dén storm van 19 November op de Ooster Schelde met man en muis is 'vergaan. Daar het lijk niet meer te herkennen was, 'werd de familie gewaarschuwd. Het is overge bracht naar het lijkenhuisje op de algemeene begraafplaats te Wemeldinge. Twee deskundigen voor den ingang van de recht bank: links dr. B. J. Mansens, psychiaterrechts d/r. P. L. Hulst, politie-deskundige. Het strafproces tegen den hofmeester TL, die het lijk van zijn vrouw onherkenbaar uiteen sneed en alleen bij het verdonkeremanen van den romp een paar fouten beging, welke een Landru niet zouden zijn overkomen, zullen allen, die erbij be trokken werden, ook de president van de straf kamer van de Amsterdamsche arrondissements rechtbank, de rechters, de officier, de a&vocaten, allen, zich blijven herinneren als één van de on aangenaamste zaken, welke ooit op de rol van een Nederlandsche reentbank heeft gestaan, want de officieele karakterkunde schiet totnogtoe te kort omi de gruwelijke aberratie, waartoe een me- demens|h in staat blijkt te zijn geweest, te ver klaren. Het verhoor van de deskundigen en de getui gen is achter dan rug, maar niemand, die bij het eerste deel vaif het proces betrokken ls geweest, kap over het resultaat van hst onderzoek tevre den zijn, Integendeel, het kernprobleem ls onaan geroerd gebleven. Aanvaardt men zonder eenige restrictie het rapport van den psychiater en acht men dem verdachte volkomen toerekeningsvat baar, dan is een veroordeeling weliswaar niet moeilijk meer (de aan het licht gekomen fei ten kunnen gemakkelijk genoeg een juridische ba sis vormen voor de portie, die mer den orunensch toedenkt) maar het onverklaarbare is dan toch, dat een man, die weliswaar niet dadelijk voor zich inneemt als men hem ziet, doch in wiens gekreukt, onaandoenlijk masker men al te grif een misdadigerstronie herkent nu *men eenmaal wéét wat hij deed, een man, die weliswaar één maar nooit moeite heeft gegeven, die als piccolo be gonnen, zich opwerke tot hofmeester op de groote vaart en correct zijn werk deed, een egoïst weliswaar, die in ide&ele zaken weinig scrupu les kende, die voor gevoelloos doorging, maar die -aan boord van de „Johan cfe Witt" toch heusch wel zijn amoureuze successen had, waaruit ,mag afgeleid worden, dat zijn onaandoenlijkheid on mogelijk absoluut kan zijn geweest, dat een man tenslotte, "die toch ook „maar een man" was, een gerenommeerd minnaar van vrouwelij ke charme zelfs, een man dus met een constant respect voor vrouwelijk schoon, iets zoo duivel achtigs kon begaan, iets, dat zoo volkomen in strijd kon zijn met zijn natuur. We kunnen niet in details treden, maar zijn thuiskomst, al was die dan door kroegbezoek ver traagd, was van dien aard, dat eer^, totale om keer van de natuur van dezen man, de omkeer van „vegetariër" tot slager toch ook onmoge lijk had kunnen worden voorspéld. Neen, als men 'hem tbn volle toerekeningsvat baar acht, gaapt er een put van onpeilbare beest achtigheid. die niet dichtgeworpen kan worden met de overweging, dat een nieuwe relatie, 'die bestendiger dan zijn andere uitstapjes scheen te kunnen worden, hem tot het besluit moet hebben gébracht, zich op zoo'n wijze van zijn vrouw tê ontdoen. Hij ha$ zijn huwelijk, dat in een periode van wr-kloosheïd meer om den steun op stapel was g- et dan uit liefde, weliswaar niet gemak kelijk 'op een andere manier tot ontbinding kun nen brengen, want de vrouw, op wie eertijds iets aan te merken was geweest, maar die sinds haar huwelijk haar geloften voor den burgerlijken stand in acht nam, hield van den man,' ook al deed hij haar geldelijk te kort, „^Jond" haar man bovendien, want ze had een robuuste natuur, en zou zich ook sterk tegen'een echtscheiding heb ben verzet, omdat zij een stuk ouder was dan hij en daarom bedacht moest blijven op de idee „ge borgen te, lijn", maar ook dèn is deze daad van totale vernietiging een raadsel van menschelljke duivelachtigheid. Gekrenkte geestvermogens? Tenzij men aanneemt, dat zijn geestvermogens gestoord waren. Hy had drank op. In totaal misschien wel negen borrels, maar daar had hij een middag en een avond over gedaan, en niet alleen uit hoofde van zijn beroep stond hij op goeden voet met den drank, al was bij dan geen „drinker". In elk ge val heeft hij de ontleedkunst technisch zoo per fect bedreven, dat de prosector, die dein romp heeft onderzocht, er verbaasd over heeft gestaan. Nu is het waar, dat iemands zekerheid en vaar digheid door een alcoholroes kan toenemen de legende van het sleuteltje dat het slot niet kan vinden geldt nooit voor iemand, die te veel op heeft om nuchter te zyn en te weinig om stom dronken te mogen heeten maar waar de ver dachte in zijn „onbekwaamheid" dan de ba kwaamheid van een prosector vandaan móet heb ben gehaald, is een raadsel. Een merkwaardige bijzonderheid ls, dat een zwager wist te beweren, dat verdachte een keer wit om den neus was geworden en bijna van zijn stokje was gegaan toen hij een blik had ge slagen in een anatomisch boek. Als het waar is, wat die getuige beweerde de president vroeg verdachte niet eens of hij zich dat geval herin nerde, zoo weinig geloof hechtte hij blijkbaar aan het verhaal dan schijnt verdachtes onge voeligheid toch wel een grens te hebben gehad. Trouwens, ook bij den officier heeft hij, over- De wereldbibliotheek te Amsterdam legt op bet oogenblik de laatste hand aan een nationaal werk, dat tot titel draagt Nederlands Erfdeel en Taak, welke uitgave is verzorgd door de profes- «oren J. van Geldererf, dr. P. Geyl, dr. H. Krae- mer,' dr. F. Sassen en dr. A. A. van Schelven. 1 Geheel links'; verdachte, hofmeester K. Achter de tafel mr. L. de Blécourt, officier Justitie, /links) ett de pregiderif, mr. J. H. Dons (rechts). Voor de tafel dr. S. P Tarhmenons Bakkerpsychiater Z. K. H. Prins Bernhard heeft voor dit werk een voorwoord geschreven. Dit boek werd same'ngesteld op initiatief van den Centrale Raad van Advies inzake Ontwik keling 'en Ontspanning der gemobiliseerde mili tairen. De vijf genoemde auteurs, bij uitstek daartoe bevoegd, hebben in nauwe onderlinge sa menwerking, elk op een ander gebied, op voor ieder bevattelijke wijze uiteengezet, hoe de Ne derlandsche cultuurgemeenschap is ontstaan en gegroeid en wat zij in haar tegenwoordigen vorm beteekent, kortom: wat Nederlands erfdeel was van het voorgeslacht en wat Nederlands taak is vóór de toekomst. Prins Bernharjl, *eer^ voorzitter van den Cen trale Raad, kenschetst in het uitvoerig voor woord, waarmede hij deze uitgave heeft willen verrijken, de bedoeling van het werk als ver sterking der nationale gedachte en opwekking en verlevendiging van het nationale gevoel en hij beschouwt het als een verheugendeR uiting van" Nederlandsche eensgezindheid, dat vijf ge leerden van verschillende geestelijke of staat kundige richting, zonder hun verschillend in zicht te verdoezelen, het werk hebben kunnen maken tot "een harmonische eenheid. In zijn inleiding schrijft Prins Bernhard o.m., dat het doen «geven van voorlichting omtrent tfnze nationale zaak noodig is. Immers, zoo gaat de Prins voort, indien een mobilisatie langen tijd duurt, gaat menig militair zich afvragen, waarom hij nu eigenlijk gemobiliseerd is, waar om hij zoo lang moet staan met het geweer aan den voet, waarom hij die persoonlijke las ten in gezin, werk en anderszins moet dragen. He£ zou onluist zijn' hier te denken aan een ge brek aan vaderlandsliefde» want het betreft een normale geestelijke reactie op de'offers, die van hem' worden gevorderd, welke h,em zoo duidelijk en concreet voor oogen staan en waarvan hy. dagelijks de moeilijkheden ondervindt. Men kan zich voorstellen, dat daardoor by som migen het groote doel op den achtergrond ver dwijnt, omdat de begrippen over handhaving der zelfstandigheid en behoud van eigen volkscultuur slechts een vage beteeken i§ voor hen bezitten. De Centrale Raad meende daarom, dat een goed geschreven boek een middel zou kunnen zijn om aan deze begrippen een dieperen §n levendiger inhoud te geven. Hierdoor zou kunnen /worden be reikt, dat de mensch leert inzien, hoe-hy in veler lei'opzicht werkelijk gebonden is aan ?jjn land- gAooten en hoe de kracht van het nationale be sef ligt opgesloten in den wil om gemeenschappe. ïyk samen te werken aan eep doel. Öe nationale gedachte, aldus de PrinS, steunt op het inzicht, dat in bet verleden Öpor voorgaan de generaties in allerlei vorm een h^cht fundament voor de eenheid is gelegd. Daarnaast moet ook het nationale gevoel worden aangekweekt, even Weet Wat II IJ Uccu, een ma ij, uic v. j i w keer terecht heeft gestaan omdat hij een fiets ver-/ stelpt met aan het licht gebrachte feiten, een duisterde, maar die de maatschappij overigens keer de koelbloedigheid verloren, die hij ook gis- Meren ter rechtzitting bijna uitdagend, en toch correct, demonstreerde, op den dag n.l., dat hij bekende „het" te hebben gedaan. Hy zakte toen ln elkaar. Maar na een glaasje water was hij weer helder en vertroebelde hij zijn bekentenis met de gewiekstheid van een berekenend Intel lect Mogelijk werd hij zich door het anatomieooeJc plotseling bewust van een onbewusten drang, die tenslotte slechts een motief noodig had om zich te doen gelden. Maar in dat geval zou men zeker van verminderde toerekeningsvatbaarheid moeten spreken. De psychiater heeft ln verdachtes drang om te beminnen en bemind te worden een zekere kwelzucht ontdekt, die echter niet van zoo groo te beteekenis kan zijn geweest, dat daaruit de moord en het ontleden van het lijk mag wor- den verklaard. Inderdaad, hoe dikwijls is K. aan boord niet in de gelegenheid geweest, de teugels van zulk een verniel-instinct te vieren, als die drang een belangrijk deel van zijn karakter was geweest! De verdediger, mr. Kokosky, heeft zich reeds op het standpunt geplaatst, dat verdachte vol strekt abnormaal is, zoodat hij in de termen zou moeten !len voor eep bijzonder vonnis en niet voor celstraf. Een tegen-deskundlge op psychia trisch gebied heeft hij weliswaar niet in den arm genomen, omdat verdachte er toch geen geld voor heeft, maar het ligt in zijn bedoeling, in zijn pleidooi, Maandag a.s., de rechtbank lef verzoeken, een tweeden psychiater te benoemen, hetgeen met alle respect voor het rapport van dr. Bakker wel wenschelijk is, omdat het denkbeeld, dat een* individu met een mateloos cynisme als verdachte ten toon heeft gespreid in. dien hij volkomen toerekeningsvatbaar zoti moe ten worden geacht, een onbestaanbaarheid ïykt. Deze man „moet toch wel zoover van den Idealen norm afwijken, dat het een beleediging voor het menschelijk ras zou zijn, wanneer hij niet als een pathologisch geval zou kunnen worden ge diskwalificeerd. Kon hier sprake zijn van een dr. Clltterhouse- of een prof. Moriarty-geval, een gruwzame'woekering van doelbewuste misdadig heid in een complexloos intellect, dat geweten loos en genadelQos een nihilistisch richtsnoer heeft gekozen, dan zou men er „litterair" nog voor kunnen voelen, zulk een fantastisch uni cum voikomen toerekeningsvatbaar te achten, maar deze man, dit schrale, ietwat infantiel en pervers geteekende kereltje met zijn egoïstiich élan in amoureuze zaken, had alleen maar de bedoeling, zich vrij te maken van een knellen de verhouding' en hij deed dit zóó absoluut (al maakte hij fouten), zóó ongenadig wreed en gruwzaam, dal. een niet als geestesziek te be schouwen jpengsel van karakter-eigenschappen tot zooiets menschonteerends niet ta staat mèg worden geacht. Tenzij de put van onbegrijpe lijkheid gedicht kan worden met psychiatrische verklaringen, dh verantwoorden kunnen, dat een mensch, niettegenstaande hij zichzelf volle dig onder contróle heeft, zyn ras zoo ontstel lend blameeren kan. En zulke inzichten kunnen alleen verwacht worden, wanneer althans twee deskundigen den degen der opinies kruisen. Men heeft hier een probleem, dat op-ethische gronden gesteld moet worden, op gevaar af, dat K. tenslotte toch nog ontoerekenbaar of slechs zeer ten dee.'e toerekenbaar moet wor den verklaard, zoodat hij zijn levenslang ont loopt en te eeniger tijd, misschien zelfs spoe dig na de veroordecling, weer als- normaal op de maatschappij zou .worden losgelaten. ,K. behoort langen tijd uit de maatschappij verbannen te worden, maar men moet het ge voel krijgen, dat hij dit aan zichzelf te wijten heeft. Totnogtoe bestaat daaromtrent twijfel, niet omdat men de academische waarschijnlijk- heidshypothese van dr. Bakker zou wiüen wra ken, maar omdat men zich den graad van ge voelloosheid van verdachte, indien hij toereke ningsvatbaar is geweest, niet kan indenken, ten zij men zwichten moet voor biologische of psycho-analytische of andere suggestieve rede neeringen waarmee de wetenschap haar autoris teit kan schragen. Reel. 21348 30 onontbeerlijk als de nationale gedachte, omdat het den gloed brengt, welke den soldaat leidt tot dienstbaarheid voor zijn land en indien noodig t<>t het grootste offer: dat van zyn leven. Naar uit het voorwoord van den Prins verder blijkt, was het doel van deiy Centrale Raad aller eerst een handleiding te verkrijgen, welke de of ficieren bij de voorlichting van den troep konden gebruiken. De officier, wiens taak als verant woordelijk leider uiteraard niet beperkt mag blij ven bij het geven van militair onderricht, kan in dit boek een schat van gegevens vinden, waaruit hij kan putten, als hij zijn soldaten het „waarom" van de mobilisatie en van hun offers in tastbaren zin wil voorh Prins Bernj*5rd eindigt zijn irvleiding als volgt: Moge mijn aanbeveling gaan naar alle land- genooten, die voorlichting behoeven omtrent ons nationaal erfdeel en onze nationale taak. Als de gedachten, in dit werk saafhgebracht, aldus ge meengoed zouden worden van de geheele bevol king, dan zou het loffelijk initiatief van*den Cen trale Raad en het hoogst verdienstelijke werk van de schrijvers in belangrijke mate bijdragen tot eën versterking van onze nationale eensgezind heid en tot de bijzondere bescherming van het geen ons allen dierbaar is, n.l. de vrijheid en de onafhankelijkheid van Nederland. De hofmeester K. tijdens zijn, Verhoor, Vandaag herdacht de Intendant van het Konink lijk Paleis Soestdijk ih alle stilte zyn SOsten ge boortedag. Jhr! ^.-A.^de Jonge van Zwynsbergen, die vo rig jaar per 1 September op eigen verzoek door H.M. de Koningin werd ontheven van zyn functie, is in die functie nog steeds werkzaam, daar de afkondiging van de mobilisatie H.M, deed ver zoeken aan den Intendant zyn functie weer te vervullen. De 80 jarige, die nog steeds zyn domeinen In specteert, kwam in 1919 te Soestdyk na eerst als rentmeester van het Kroondomein te Goes en als rentmeester te Culemborg werkzaam te zijn ge weest. De naoorlogsomstandigheden waren niet gun stig om zijn werkzaamheden vlot uit te voeren^ doch met kunde en beldid heeft de jubilaris den 'boschstand uitstekend verbeterd.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 4