HET KARAKTER
HOFMEESTER
VAN
K.
La béte humaine
U&nOt V6ETBN?
Getuigen vertellen
bijzonderheden.
NEDERLANDS ERFDEEL EN TAAK.
Nationale uitgave
op initiatief van
O. en O.
Behandeling wordt
Maandag voortgezet.
DERDE BLAD i~ PAQIRA 1
GOUaSGHE COURANT
VRIJDAG 26 APRIL 1940
HET LUK IN DEN KOFFER
HET EERSTE ONDERZOEK
DE ECHTELIJKE VERHOUDING
Indien 't publiek Uw naam niet kent,
Dan koopt het bij Uw concurrent.
DE MENTALITEIT VAN, HOFMEESTER K.
NOOlt TE LASTIG
Voorwoord van Prins Berahard.
Intendant jhr. J. A. de Jonge van
Zwjjnsbergen 80 jaar.
D« Amsterdauische rechtbank heeft glsteraud-
dag de paus de behandeling voortgezet van
de saak tegen hofmeeater K„ die er ran wordt
verdacht zijn vrouw ln hun woning aan de PU»-
acker.traat te Amsterdam van het leven te hebben
berooid. Daarna zon hy het lijk ln atdfcen
hebben deeneden en een deel er van ln een kofter
hebben geborjen, welke hy by Barneveld ln het
etrutkgewaa heeft geworpen.
Het verhoor van de veertig getalgen nam zoo
veel tUd ln beslag, dat de behandeling gistermid
dag ls verdaagd tot Maandagmorgen.
Na de pauje wórdt gehoord dr. C. J. ven Leg
den Hulsebosch, die dadelijk na de ontdekking
van het misdrijf een onderzoek ln de woning van
K. In de PIJnackerstraat heeft ing«3teld.
Op vele plaatsen ln de woning heeft deze des
kundige bloedsporen aangetroffen.
Politiemannen vertellen vervolgens, welke stap
pen zij ln het onderzoek hebben gedaan. Zoo deelt
hoofdinspecteur Bergsma mee, dat in het bagage
depot van het Centraal Station een koffer met
kleeren ln beslag. Is genomen.
Die koffer was daar na het misdrijf door K.
neergezet. Hij had Immers rondverteld, dat zijn
vrouw er vandoor was. De kleeren mochten dus
niet in de woning worden gevonden, want dat zou
argwaan kunnen wekken.
Rechercheur Van Dyk had het eerste verhoor
bygewoond, dat de officier van jnstltle, mr. De
Blécourt, aan verdachte afnam.
Op verzoek van. den officier vertelt Van Dyk,
hoe' dit verhoor verliep. Naarmate het verhoor
verder kwam en de officier dieper op byzonder-
heden inging, was K. sennwachtlger geworden
en tenslotte,* nadat mr. De Bléconrt verdachte
had verteld, dat de kleeren ln bet Centraal Sta
tion waren gevonden, had K. uitgeroepen: Ja! Ik
heb het gedaan 1
Officier: Juist, toen kregen wy den Indruk,
dat verdachtg den moord bekende.
Pas nadat K. een glas water bad gedronken,
kwam hy met het verhaal van het vallen tegen
de kachel voor den dag.
Verdediger mr. Kokosky: Uit deze kwestie
blijkt weer het verkeerde van het verhoor vóór
den officier. Want uit het verhaal blijkt niets van
een bekentenis.
Officier: Wat moet er dan gebeuren bij een
voorgeleiding? Moet de verdachte stommetje spe
len? Bovendien schrijft t» wet dit verhoor voor.
President mr. Dons: WJ) zullen op die verkla
ring van rechercheur Van Dyk het vonnis niet
•wMzen.
Mr. De Blécourt: Wij hebben eerlijkheidshalve
onzen indruk niet in het verbaal opgenomen.
Op voorstel van mr. Dons wordt het verbaal
Van het eerste verhoor voorgelezen.
Een caféhouder uit Amsterdam, in wiens café
verdachte na terugkomst ln het vaderland een
borrel had gedronken, vertelt dat hij vroeger wel
eens met K. had .gevaren. Er was toen een
detectiveroman aanboord, waarin een degelijke
geschiedenis werd 'bgiandeld als waarvoor K.'
thans terechtstaat.
Dan komt een Agplerdamsche huisvrouw voor
het hekje. Bij haar werkte de vrouw van ver
dachte. Een paar maal in de week.
-J Marie heeft nooit een kwaad woord over
Piet K. gezegd. Alleen kort voor haar verdwij
ning had zij erover gepraat, dat Piet teveel uit
gaf.
Getuige had op zekeren dag een getikten brief
gekregen, waarin de werkster meedeelde, dat zij
wegens zenuwen rust moest houden. Getuige had
dat We! vreemd gevonden. Marie werkte al tien
jaar bij haar en zij deed uitmuntend haar plicht.
Op die manier wegblijven was" niets voor haar.
Dan komt een kennis van K. voor het hekje. Hij
was in het gezelschap geweest, dat K. op dep dag,
nadat het drama zioh had afgespeeld, mee naar
huis h4d genomen.' Er was een borrel gedronken
en K, had zijn huis laten zien. Een deur was af
gesloten.
Den volgenden dag had getuige geholpen den
Bwaren hutkoffer naar beneden te dragei).
Mr. Kokosky: Was K. kalm, toen u met hhm
in het café zat vóór u met hem naar huis ging?
Getuige: Heel bedaard. We hebben samen nog
een spelletje gebiljart.
Mr. Dots: En geen gat ln het laken gestoken?
Wé hooren nog meer over het „gezellige
avondje" by K. thuis. Verdachte had tegen een'
van zUn vriendei^ gezegd: Wat jammer, dat Ma
rie niet thuis is, nu kan je niet met haar kennis
maken.
Waar is Je vrouw? had de vriend gevraagd.
Bi Nijmegen, had K. geantwpord.
Dan komen getuigen, die mededeelingen doen
over het transporteeren van den koffer met
kleeren naar het Centraal Station en over het
koopen van den hutkoffer.
Op bet podium staan de beruchte groene hut.
koffer en de leeren koffers en valiezeh van K.
en de getuigen wyzen aan: Die groote groene
was het, hy kocht hem op 24 Juni.
Eenstemmig verklaren de getuigen, dat de
hofmeester ln <Jie dagen deer niets opviel. Hy
was als gewoonlijk zeer kalm, zoowel b(j
het bezoek van zUn vrienden, als bi) het koopen
en vervoeren van den koffer.
Een zuster van de zoo tragisch om het leven
gekomen vrouw had de politie er attent op ge
maakt, dat de vrouw 'van K., die sedert eenigen
tijd verdwenen was, het gezochte waschnummer
273 op haar kleeren had. Vele ipededeelingen
deed deze getuige nog over de huiselijke omstan
digheden en de verhouding tusschen K. en zyn
vrouw. Over Marie hoort men van deze getuige
niets dap goeds.
Minde» gunstig luiden de verklaringen over K.
Fel is de zuster van het slachoffer in h^iar oor
deel over haar zwager.
De man, die de auto aan K. had verhuurd, ver
klaart, dat hy den wagen zwaar beschadigd had te-
De politie-deskundige, dr. C. J. v. Leiden Hulse
bosch, treedt het gebouw der rechtbank binnen.
ruggekregen. Het was een sohade van ƒ96 en K.
was 50 schuldig gebleven.
Ook de zuster van K. uit Deventer wordt ge
hoord. K. had haar op 24 Juni per auto een bezoek
gebracht. Hij had een aanrijding gehad en daar
om moest hij nog even naar een garage. De auto
had den geheelen nacht voor de dèur gestaan.
Pres.: En hebt-u een koffer gezien in de hu to?
Getuige (bljiM 'onverstaanbaar)Ja, die groote
groene.
Zij vertelde, dat haar broer steeds een vreemde
en moeilijke jongen is geweest. Hij kon geen
bloed zien. Wanneer hy in een bioscoop toevallig
een stuk zag, waarbij moorddadige scènes op het
witte doek die toeschouwers trachtten te boeien,
ging hy weg. Een ziekenJhuis wilde hij beslist niet
binnengaan. Bij had haar herhaaldelijk wonder
lijke brieven geschreven.
De zwager van K, zei o.a., dat de Verhouding tus
schen verdachte en zijn vrouw niet goed was. Zij
wantrouwden elkaar. Getuige beschouwde K. niet
als volkomen normaal
We hooren dan nog getuigen, die de meubels
van K. op de veiling hebben-gekocht en getuigen,
die K. hebben ontmoet aan boord» van de Johan
de Witt, toen hij na het misdrijf naar Indië ging.
Hij dronk vrij veel en van een meisje aan boord
nam hy vepl notitik Verdachte was een liefhebber
van detectiveroman
Het getuigenverhoo?Vs hiermede ten einde. De
behandeling zal Maandag om 10 uur worden voort
gezet.
lijk opgEHaald!^
Vanmorgen hebben de opvarenden van de Ier-
seke 94, schipper Zoetwey, bij het mosselenvis-
schen in de Ooster Schelde een lijk opgehaald,
dat in verren staat van ontbinding verkeerde.
Vermoedelijk ls het van den Belgischen schip
per De Roeck, wiens schip in dén storm van 19
November op de Ooster Schelde met man en
muis is 'vergaan.
Daar het lijk niet meer te herkennen was,
'werd de familie gewaarschuwd. Het is overge
bracht naar het lijkenhuisje op de algemeene
begraafplaats te Wemeldinge.
Twee deskundigen voor den ingang van de recht
bank: links dr. B. J. Mansens, psychiaterrechts
d/r. P. L. Hulst, politie-deskundige.
Het strafproces tegen den hofmeester TL, die
het lijk van zijn vrouw onherkenbaar uiteen sneed
en alleen bij het verdonkeremanen van den romp
een paar fouten beging, welke een Landru niet
zouden zijn overkomen, zullen allen, die erbij be
trokken werden, ook de president van de straf
kamer van de Amsterdamsche arrondissements
rechtbank, de rechters, de officier, de a&vocaten,
allen, zich blijven herinneren als één van de on
aangenaamste zaken, welke ooit op de rol van
een Nederlandsche reentbank heeft gestaan, want
de officieele karakterkunde schiet totnogtoe te
kort omi de gruwelijke aberratie, waartoe een me-
demens|h in staat blijkt te zijn geweest, te ver
klaren.
Het verhoor van de deskundigen en de getui
gen is achter dan rug, maar niemand, die bij het
eerste deel vaif het proces betrokken ls geweest,
kap over het resultaat van hst onderzoek tevre
den zijn, Integendeel, het kernprobleem ls onaan
geroerd gebleven. Aanvaardt men zonder eenige
restrictie het rapport van den psychiater en acht
men dem verdachte volkomen toerekeningsvat
baar, dan is een veroordeeling weliswaar niet
moeilijk meer (de aan het licht gekomen fei
ten kunnen gemakkelijk genoeg een juridische ba
sis vormen voor de portie, die mer den orunensch
toedenkt) maar het onverklaarbare is dan toch,
dat een man, die weliswaar niet dadelijk voor
zich inneemt als men hem ziet, doch in wiens
gekreukt, onaandoenlijk masker men al te grif
een misdadigerstronie herkent nu *men eenmaal
wéét wat hij deed, een man, die weliswaar één
maar
nooit moeite heeft gegeven, die als piccolo be
gonnen, zich opwerke tot hofmeester op de
groote vaart en correct zijn werk deed, een egoïst
weliswaar, die in ide&ele zaken weinig scrupu
les kende, die voor gevoelloos doorging, maar die
-aan boord van de „Johan cfe Witt" toch heusch
wel zijn amoureuze successen had, waaruit ,mag
afgeleid worden, dat zijn onaandoenlijkheid on
mogelijk absoluut kan zijn geweest, dat
een man tenslotte, "die toch ook „maar een man"
was, een gerenommeerd minnaar van vrouwelij
ke charme zelfs, een man dus met een constant
respect voor vrouwelijk schoon, iets zoo duivel
achtigs kon begaan, iets, dat zoo volkomen in
strijd kon zijn met zijn natuur.
We kunnen niet in details treden, maar zijn
thuiskomst, al was die dan door kroegbezoek ver
traagd, was van dien aard, dat eer^, totale om
keer van de natuur van dezen man, de omkeer
van „vegetariër" tot slager toch ook onmoge
lijk had kunnen worden voorspéld.
Neen, als men 'hem tbn volle toerekeningsvat
baar acht, gaapt er een put van onpeilbare beest
achtigheid. die niet dichtgeworpen kan worden
met de overweging, dat een nieuwe relatie, 'die
bestendiger dan zijn andere uitstapjes scheen te
kunnen worden, hem tot het besluit moet hebben
gébracht, zich op zoo'n wijze van zijn vrouw tê
ontdoen. Hij ha$ zijn huwelijk, dat in een periode
van wr-kloosheïd meer om den steun op stapel
was g- et dan uit liefde, weliswaar niet gemak
kelijk 'op een andere manier tot ontbinding kun
nen brengen, want de vrouw, op wie eertijds iets
aan te merken was geweest, maar die sinds haar
huwelijk haar geloften voor den burgerlijken
stand in acht nam, hield van den man,' ook al
deed hij haar geldelijk te kort, „^Jond" haar man
bovendien, want ze had een robuuste natuur, en
zou zich ook sterk tegen'een echtscheiding heb
ben verzet, omdat zij een stuk ouder was dan hij
en daarom bedacht moest blijven op de idee „ge
borgen te, lijn", maar ook dèn is deze daad van
totale vernietiging een raadsel van menschelljke
duivelachtigheid.
Gekrenkte geestvermogens?
Tenzij men aanneemt, dat zijn geestvermogens
gestoord waren.
Hy had drank op. In totaal misschien wel negen
borrels, maar daar had hij een middag en een
avond over gedaan, en niet alleen uit hoofde van
zijn beroep stond hij op goeden voet met den
drank, al was bij dan geen „drinker". In elk ge
val heeft hij de ontleedkunst technisch zoo per
fect bedreven, dat de prosector, die dein romp
heeft onderzocht, er verbaasd over heeft gestaan.
Nu is het waar, dat iemands zekerheid en vaar
digheid door een alcoholroes kan toenemen de
legende van het sleuteltje dat het slot niet kan
vinden geldt nooit voor iemand, die te veel op
heeft om nuchter te zyn en te weinig om stom
dronken te mogen heeten maar waar de ver
dachte in zijn „onbekwaamheid" dan de ba
kwaamheid van een prosector vandaan móet heb
ben gehaald, is een raadsel.
Een merkwaardige bijzonderheid ls, dat een
zwager wist te beweren, dat verdachte een keer
wit om den neus was geworden en bijna van
zijn stokje was gegaan toen hij een blik had ge
slagen in een anatomisch boek. Als het waar is,
wat die getuige beweerde de president vroeg
verdachte niet eens of hij zich dat geval herin
nerde, zoo weinig geloof hechtte hij blijkbaar
aan het verhaal dan schijnt verdachtes onge
voeligheid toch wel een grens te hebben gehad.
Trouwens, ook bij den officier heeft hij, over-
De wereldbibliotheek te Amsterdam legt op
bet oogenblik de laatste hand aan een nationaal
werk, dat tot titel draagt Nederlands Erfdeel en
Taak, welke uitgave is verzorgd door de profes-
«oren J. van Geldererf, dr. P. Geyl, dr. H. Krae-
mer,' dr. F. Sassen en dr. A. A. van Schelven.
1
Geheel links'; verdachte, hofmeester K. Achter de tafel mr. L. de Blécourt, officier
Justitie, /links) ett de pregiderif, mr. J. H. Dons (rechts). Voor de tafel dr. S. P
Tarhmenons Bakkerpsychiater
Z. K. H. Prins Bernhard heeft voor dit werk
een voorwoord geschreven.
Dit boek werd same'ngesteld op initiatief van
den Centrale Raad van Advies inzake Ontwik
keling 'en Ontspanning der gemobiliseerde mili
tairen. De vijf genoemde auteurs, bij uitstek
daartoe bevoegd, hebben in nauwe onderlinge sa
menwerking, elk op een ander gebied, op voor
ieder bevattelijke wijze uiteengezet, hoe de Ne
derlandsche cultuurgemeenschap is ontstaan en
gegroeid en wat zij in haar tegenwoordigen
vorm beteekent, kortom: wat Nederlands erfdeel
was van het voorgeslacht en wat Nederlands
taak is vóór de toekomst.
Prins Bernharjl, *eer^ voorzitter van den Cen
trale Raad, kenschetst in het uitvoerig voor
woord, waarmede hij deze uitgave heeft willen
verrijken, de bedoeling van het werk als ver
sterking der nationale gedachte en opwekking
en verlevendiging van het nationale gevoel en
hij beschouwt het als een verheugendeR uiting
van" Nederlandsche eensgezindheid, dat vijf ge
leerden van verschillende geestelijke of staat
kundige richting, zonder hun verschillend in
zicht te verdoezelen, het werk hebben kunnen
maken tot "een harmonische eenheid.
In zijn inleiding schrijft Prins Bernhard o.m.,
dat het doen «geven van voorlichting omtrent
tfnze nationale zaak noodig is. Immers, zoo gaat
de Prins voort, indien een mobilisatie langen
tijd duurt, gaat menig militair zich afvragen,
waarom hij nu eigenlijk gemobiliseerd is, waar
om hij zoo lang moet staan met het geweer
aan den voet, waarom hij die persoonlijke las
ten in gezin, werk en anderszins moet dragen.
He£ zou onluist zijn' hier te denken aan een ge
brek aan vaderlandsliefde» want het betreft een
normale geestelijke reactie op de'offers, die van
hem' worden gevorderd, welke h,em zoo duidelijk
en concreet voor oogen staan en waarvan hy.
dagelijks de moeilijkheden ondervindt.
Men kan zich voorstellen, dat daardoor by som
migen het groote doel op den achtergrond ver
dwijnt, omdat de begrippen over handhaving der
zelfstandigheid en behoud van eigen volkscultuur
slechts een vage beteeken i§ voor hen bezitten.
De Centrale Raad meende daarom, dat een goed
geschreven boek een middel zou kunnen zijn om
aan deze begrippen een dieperen §n levendiger
inhoud te geven. Hierdoor zou kunnen /worden be
reikt, dat de mensch leert inzien, hoe-hy in veler
lei'opzicht werkelijk gebonden is aan ?jjn land-
gAooten en hoe de kracht van het nationale be
sef ligt opgesloten in den wil om gemeenschappe.
ïyk samen te werken aan eep doel.
Öe nationale gedachte, aldus de PrinS, steunt
op het inzicht, dat in bet verleden Öpor voorgaan
de generaties in allerlei vorm een h^cht fundament
voor de eenheid is gelegd. Daarnaast moet ook
het nationale gevoel worden aangekweekt, even
Weet Wat II IJ Uccu, een ma ij, uic v. j i w
keer terecht heeft gestaan omdat hij een fiets ver-/ stelpt met aan het licht gebrachte feiten, een
duisterde, maar die de maatschappij overigens keer de koelbloedigheid verloren, die hij ook gis-
Meren ter rechtzitting bijna uitdagend, en toch
correct, demonstreerde, op den dag n.l., dat hij
bekende „het" te hebben gedaan. Hy zakte toen
ln elkaar. Maar na een glaasje water was hij
weer helder en vertroebelde hij zijn bekentenis
met de gewiekstheid van een berekenend Intel
lect
Mogelijk werd hij zich door het anatomieooeJc
plotseling bewust van een onbewusten drang, die
tenslotte slechts een motief noodig had om
zich te doen gelden. Maar in dat geval zou men
zeker van verminderde toerekeningsvatbaarheid
moeten spreken.
De psychiater heeft ln verdachtes drang om
te beminnen en bemind te worden een zekere
kwelzucht ontdekt, die echter niet van zoo groo
te beteekenis kan zijn geweest, dat daaruit de
moord en het ontleden van het lijk mag wor-
den verklaard.
Inderdaad, hoe dikwijls is K. aan boord niet
in de gelegenheid geweest, de teugels van zulk
een verniel-instinct te vieren, als die drang een
belangrijk deel van zijn karakter was geweest!
De verdediger, mr. Kokosky, heeft zich reeds
op het standpunt geplaatst, dat verdachte vol
strekt abnormaal is, zoodat hij in de termen zou
moeten !len voor eep bijzonder vonnis en niet
voor celstraf. Een tegen-deskundlge op psychia
trisch gebied heeft hij weliswaar niet in den
arm genomen, omdat verdachte er toch geen
geld voor heeft, maar het ligt in zijn bedoeling,
in zijn pleidooi, Maandag a.s., de rechtbank lef
verzoeken, een tweeden psychiater te benoemen,
hetgeen met alle respect voor het rapport van
dr. Bakker wel wenschelijk is, omdat het
denkbeeld, dat een* individu met een mateloos
cynisme als verdachte ten toon heeft gespreid in.
dien hij volkomen toerekeningsvatbaar zoti moe
ten worden geacht, een onbestaanbaarheid ïykt.
Deze man „moet toch wel zoover van den Idealen
norm afwijken, dat het een beleediging voor het
menschelijk ras zou zijn, wanneer hij niet als
een pathologisch geval zou kunnen worden ge
diskwalificeerd. Kon hier sprake zijn van een
dr. Clltterhouse- of een prof. Moriarty-geval, een
gruwzame'woekering van doelbewuste misdadig
heid in een complexloos intellect, dat geweten
loos en genadelQos een nihilistisch richtsnoer
heeft gekozen, dan zou men er „litterair" nog
voor kunnen voelen, zulk een fantastisch uni
cum voikomen toerekeningsvatbaar te achten,
maar deze man, dit schrale, ietwat infantiel en
pervers geteekende kereltje met zijn egoïstiich
élan in amoureuze zaken, had alleen maar de
bedoeling, zich vrij te maken van een knellen
de verhouding' en hij deed dit zóó absoluut (al
maakte hij fouten), zóó ongenadig wreed en
gruwzaam, dal. een niet als geestesziek te be
schouwen jpengsel van karakter-eigenschappen
tot zooiets menschonteerends niet ta staat mèg
worden geacht. Tenzij de put van onbegrijpe
lijkheid gedicht kan worden met psychiatrische
verklaringen, dh verantwoorden kunnen, dat
een mensch, niettegenstaande hij zichzelf volle
dig onder contróle heeft, zyn ras zoo ontstel
lend blameeren kan. En zulke inzichten kunnen
alleen verwacht worden, wanneer althans twee
deskundigen den degen der opinies kruisen.
Men heeft hier een probleem, dat op-ethische
gronden gesteld moet worden, op gevaar af,
dat K. tenslotte toch nog ontoerekenbaar of
slechs zeer ten dee.'e toerekenbaar moet wor
den verklaard, zoodat hij zijn levenslang ont
loopt en te eeniger tijd, misschien zelfs spoe
dig na de veroordecling, weer als- normaal op
de maatschappij zou .worden losgelaten.
,K. behoort langen tijd uit de maatschappij
verbannen te worden, maar men moet het ge
voel krijgen, dat hij dit aan zichzelf te wijten
heeft. Totnogtoe bestaat daaromtrent twijfel,
niet omdat men de academische waarschijnlijk-
heidshypothese van dr. Bakker zou wiüen wra
ken, maar omdat men zich den graad van ge
voelloosheid van verdachte, indien hij toereke
ningsvatbaar is geweest, niet kan indenken, ten
zij men zwichten moet voor biologische of
psycho-analytische of andere suggestieve rede
neeringen waarmee de wetenschap haar autoris
teit kan schragen.
Reel. 21348 30
onontbeerlijk als de nationale gedachte, omdat het
den gloed brengt, welke den soldaat leidt tot
dienstbaarheid voor zijn land en indien noodig
t<>t het grootste offer: dat van zyn leven.
Naar uit het voorwoord van den Prins verder
blijkt, was het doel van deiy Centrale Raad aller
eerst een handleiding te verkrijgen, welke de of
ficieren bij de voorlichting van den troep konden
gebruiken. De officier, wiens taak als verant
woordelijk leider uiteraard niet beperkt mag blij
ven bij het geven van militair onderricht, kan in
dit boek een schat van gegevens vinden, waaruit
hij kan putten, als hij zijn soldaten het „waarom"
van de mobilisatie en van hun offers in tastbaren
zin wil voorh
Prins Bernj*5rd eindigt zijn irvleiding als volgt:
Moge mijn aanbeveling gaan naar alle land-
genooten, die voorlichting behoeven omtrent ons
nationaal erfdeel en onze nationale taak. Als de
gedachten, in dit werk saafhgebracht, aldus ge
meengoed zouden worden van de geheele bevol
king, dan zou het loffelijk initiatief van*den Cen
trale Raad en het hoogst verdienstelijke werk van
de schrijvers in belangrijke mate bijdragen tot
eën versterking van onze nationale eensgezind
heid en tot de bijzondere bescherming van het
geen ons allen dierbaar is, n.l. de vrijheid en de
onafhankelijkheid van Nederland.
De hofmeester K. tijdens zijn, Verhoor,
Vandaag herdacht de Intendant van het Konink
lijk Paleis Soestdijk ih alle stilte zyn SOsten ge
boortedag.
Jhr! ^.-A.^de Jonge van Zwynsbergen, die vo
rig jaar per 1 September op eigen verzoek door
H.M. de Koningin werd ontheven van zyn functie,
is in die functie nog steeds werkzaam, daar de
afkondiging van de mobilisatie H.M, deed ver
zoeken aan den Intendant zyn functie weer te
vervullen.
De 80 jarige, die nog steeds zyn domeinen In
specteert, kwam in 1919 te Soestdyk na eerst als
rentmeester van het Kroondomein te Goes en als
rentmeester te Culemborg werkzaam te zijn ge
weest.
De naoorlogsomstandigheden waren niet gun
stig om zijn werkzaamheden vlot uit te voeren^
doch met kunde en beldid heeft de jubilaris den
'boschstand uitstekend verbeterd.