EEN REUZENHUIS TE HUUR
Het Sneeuwklokje,
KEGELSPEL
100
Een groot qerdriet
dat te Iaat kwam
Het haasje en de
kikvors.
Wr
i.
Meer dan 9 en minder dan 10
RAADSELS.
Geen wonder,
dat hij te laat was!
A
Bijvo'egsel van .het Nieuwsblad van Vrijdag 24 Mei 1940.
No. 963
Op *en I avond stond In 't „Nieuwsblad
v»» Bejpfnbocjjland" een grote adver
tentie, die de aandicht van alle lexer»
en lezeressen trok. Ze luidde: „Te
huur reuzenhuis, door omatendighe-
d«n leeg gekomen. Te bevragen bij
notaris fcchaspjedroog!"
Een reuzenhuisDat zou wat
voor jóu zijn, Krommelijn! zuchtte
Krommelijn's moeder, terwijl ze de
krant dichtvouwde. Jij wordt met de
dak langer en breder; je bent eigenlijk
ai'te groot voor je bed, je neemt aan
tafel twéé plaatsen in, en als het zo
„doorgaat, zak je op een keer nog eens
door onze stoelen heen.
JCrommelijn luisterde schuldbewust,
rnet gebogen hoofd. Maarwat kon
hH er eigenlijk aan doen, dat hij een
stuk groter was dan zijn ouders, zijn
broers en zusters? Het was soms wei
lastig, maar anderzijds toch óok weer
gemakkelijk, w«it Krommelijn, die
verhuizerskneehtje was, kon gemakke
lijk grote vrachten versjouwen, on
danks het feit dat hij nog maar Jong
wa».
Toen hij die avond In zijn bed
lag 1- het bed dat hem veel te kort
was en maakte dat iedere avond zijn
voeten een heel stuk buiten boord
staken! peinsde hij na over de ad
vertentie. En hij daeht: „Waarom zou
ik morgen niet eens naar dat reuzen
huis gaan kijken? Er is tóch geen
verhuizing en l-k ben vrij!"
Duf', stak Krommelijn zich
de voigende morgen in zijn Zondagse
kleren en wandelde, met de uitgeknip
te advertentie netjes in zijn beurs
gevouwen,naar het huis van notaris
Sehaapjedroog. Hij was wei een beetje
verlegen, want hij wist dat notarissen
deftige heren waren. Zay déze notaris
hem willen ontvangenMaar ja,
hoor! De notaris ^as veel te blij, dat
zieh iemand op de advertentie aan
meldde. Krommelijn was de eerste en
de enigg!
Wat i s dat eigenlijk, met dat
reuzenhuis, meneer de notaris? vroeg
Krommelijn beleefd, toen hij eindelijk
tegenover hem stond, mijn moeder
daeht zo, dat het misschien iets voor
m ij zou zijn. Ik ben óok aan de grote
kant, ziet u
Dat zie ik, glimlachte de notaris,
tegen den groten jongen met zijn
schrandere, gezicht vol sproeten, en
wat het huis betrefttja...... dat
is een vreemde geschiedenis.
Het ligt op een eenzaam plekje en
hel werd sinds jaar en dag bewoond
door reus Mergelberg. van wien je
misschien wel eens hebt gehoord.
Maar opeens kreeg hij er genoeg van.
hij wilde naar een ver 'and verhuizen
en hij droeg mij op zijn huis te verhu
ren. Als je het eens 'wilt gaan bekij
ken...... hier is de sleutel
En de notaris nam uit een la een
reuzensleute! van blinkend staal, die'
hij nauwelijks met twee handen omvat
kon houden.
Ik wil wel, zei nu weer Kromme
lijn. een beetje verlegen.maar^ maar
zn'n huis zal wel geweldig veel huur
kosten en ik ben maar een arme ver
huizersknecht.
Daarover is te praten, zei de nota
ris haastig Ga eerst maar eens kij
ken.
En hij legde Krommelijn uit, hoe hij
het reuzenhuis kon bereiken.
honderd broden tegelijk! piepte het
bakkertje.
En dan moet je deze kaars eens
zien, lachte de kruidenier, op êen
armdikke kaars van eén paar meter
wijzend, die in een kandelaar stond
Die kan wel honderd nachten aan één
stuh branden
In de slaapkamer van den reus mat
de glazenwasser met passen na hoe
lang het bed van den reus wel moest
zijn geweest, want je kon de pootaf-
drukken nog op de vloer zien. En de
schoenmaker schaterde, toen hij een
oude slof vond. minstens vijfmaal zo
groot als de grootste maat sloffen, die
h ij ooit had gemaakt.
Een mooi huis! Een gróót huis!
prevelde Krommelijn bij zichzelf. Als
ik hier woonde, zou ik genoeg ruimte
hebben, ai werd ik nog driemaal zo
lang en zo breed als ik nd ben. Maar
hoe kan een arm verhuizersknechtje
ooit zoiets huren? Wacht, ik ga nu
eerst eens op zolder kijken,,....
Jn de zolderkamer...
Op zolder was één zolderkamer
Maar toen Krommelijn de deur daar
van wilde openen, merkte hij tot zijn
verwondering, dat die op slot zat. Ge
lukkig was het sleutelgat zó groot, dat
hij er met gemak doorheen kon kijken.
En wat denk je dat hij zag? Een poes,
die midden in het kamertje op een
kussen zat te slapen! Een beeldig-mooi
poesje.
Poes, poes, poeszei Kromme
lijn zacht door het sleutelgat.
De kat hief haar kopje op, keek
verbaasd naar de deur, blies even en
zette een hoge rug, Maar toen ze be
merkte, dat Krommelijn 'geen kwaad
in den zin had, begon ze te zingen!
Het duurde niet zolang of onze
vriend stond, met de sleutel als een
paraplu onder de arm geklemd, inder
daad voor het lege huis en éven ging
zijn mond open van verbazing, want
het was nog véél groter dan hij had
gedacht
Krommelijn was trouwens niet de
énige, dte ér voor stond: allerlei men
sen uit dp omgeving, die gehoord had
den. dat rgus Mergelberg, voor wien ze
heimelijk wel wat bang waren geweest
en dien ze dus liever uit de weg ble
ven, vertrokken Was. waren eens ko
men kijken. Onder hen bevond zich
ook de glazenwasser met zijn wagentje
met ladders.
Zet eens ëen ladder tegen deZe
stoepverzocht Krommelijn hem/ge
wichtig, Ik ga het huis bekijke
Graag l/l Als ik meemjtfc, ant
woordde de glazenwasser.
MÜ goéd. lachte Krofbmelijn.
Wij willen ook graag mee rie
pen nu een-slagesr een/bakker, een
kruidenier en een. schoenmaker, die
óók hadden staan kijken. En Krom
melijn lachte wederom: Mij best
Toen klom hij hét eerst langs de
glazenwaSsersladder/de hoge stoep op
en de anderen achter hem aan. Daarop
maakte hij, óók al op een ladder
staande^ met yéel moeite de voor
deur open met de reuxensleutel. knar
send week de/deur en daar stonden
2e in een reUzengang, waarin deuren,
uitkwamen, /die naar reuzepkamers
leidden; trappen, die naar omlaag voer
den 'waar/de reuzenkeukens waren en
naar omhoog waar de reuzenslaapver-
trekkeh zich bevonden I
/Tjonge, tjorjgewat een
fpénuis! zet de slager, in de keuken
-ee-tneuzend. Hierop kan wel een heil
varken worden gebraden!
En in dia oven «aan aaitutenz
Grole belangstelling
of
Krommelijn kon heel duidelijk horen.
wat ze zong:
Ach. als toch iemand maar zou weten
dat arme poes hit, was vergeten
Wie helpt, en mij in vrijheid stelt,
verdient méér dan een zakvel geld?
- Ik wil je wel helpen, poes, gei
Krommelijn na een paar seconden, en
om geld of zo is het me niet te doen. De
vraag is maar: hoe krijg ik dtze deur
open
Er is een sleutelantwoordde de
poes, maar die is zoek Die is al ja
renlang zoek Reus Mergelberg heeft
er zolang naar gezocht, tot hij het op
gaf en dat is de reden van zijn over
haast vertrek geweest fiij wilde me
wel bevrijden, maar hij kon niet en
daarom schaamde hij zich xo, dat hij
maar liever is weggegaan
Maar dat is verschrikkelijk, vond
Krommelijn, ontdaan. Kqrt en goed,
poesje, i k ga de sleutel zoeken en ik
zal niet rusten vóór ik hem heb.
Hij keerde terug paar dg anderen,
die nog nieuwsgierig aan het rondneu
zen waren, vertelde hun in korte woor
den wat hy Hap ontdekt en vroeg of xe
hem wilden helpen de sleutel te vin
den. Maar opeens had niemand langer
tijdDe glazenwasser zei dat hij nu
heus vensters moest gaan tappen; de
bakker achtte bet tijd om weer naar
zijn bakkerij terug te keren; de krui
denier moest naar zijn klanten, de
schoenmaker naar zijn werkplaats.
We hebben werkelijk geen tijd om
voor een poes zo'n onmogelijke zoek-
partij te beginnen, zeiden ze en ze lie
ten Krommelijn alleen.
En Krommelijn zocht en zochtIn
hoeken en gaten, in kasten en op plan
ken. Maar hij vond niets. Het,, begon
al donker te worden en hij besloot om
de hele pacht in hét huis te blijven
zoeken. Omdat hij daar toch licht, bij
moest hebben, stak hij de reuzenkaars
in de kandeiaar aan Hè, wat een
mooie, heldere vlam verspreidde die
pas
Maar de kaars bad nog maar
een half uurtje gebrand, in welke tijd
Krommelijn alle keukenlaadjes ver
geefs had doorgesnuffeld, toen opeens
iets vreemds gebeurde: onverwacht
knapte dt grote kaars in tweeen Ge
lukkig kon Krommelijn de bovenste
helft met de vlam met twee handen
beetpakken qp zolang in een emmer
zetten Hij snapte volstrekt niet hoe
het eigenlijk kwén[Maar toen hij
weer bij de kandelaar kwam om de on
derste helft er uit ,ta halen, gaf hij op
eens een gil van vreugdeWant in de
witte was van de dikke gebroken
kaars zag hij iets blinken. Een sleutel
Gevonden
Pe sleutel van de zolderkamerju
belde Krommelijn en hij priitriMe hem
met zijn zakmes uit de was. De sleutel.
die weg wasDie hebben ze natuurlijk
bij het kaarsengieten in de was laten
vallen. Wat een geluk, dat ik die kaars
aanstak, andera hadden we hem
nooit gevonden l
Hij rende met zijn vondst naar
boven.
Vijf minuten later had hij het poesje
bevrijd. Hij droeg het omlaag, bracht
het hij het lieht ip de keuken "en
zette het daar neer. Maar.,.,,, wat ge
beurde er nu? Voor Krommelijn's ogen
veranderde de poe» In een aller
liefst prinsesje, dat hem glimlachend
aanzag.
Schrik maar niet, Krommelijn, zei
ze vriendelijk, ik zal het je allemaal
Uitleggen.
Reus Mergelberg, die een beetje to
veren kop, hield me hier een poos ge
vangen orri mijn vader, den koping van
Ochtendnevelland, te plagen. Later
had hij me wel weer willen bevrijden,
maar toen was hij de sleutel van dc-
zolderkamerdeur kwijt en zijn tover
kunsten waren niéfmachtig genoeg om
de deur vanzelf te openen. Maar ge
lukkig ben jij nu gekomen! Mijn vader
zal je rijk belonen, zoals ik al in mijn
liedje zong:,met meer dan een
zakvol geld!"
En nu volgde het éne wonder op het
andere, voor Krommelijn! Want nota
ris Sehaapjedroog, die natuurlijk
ijlings gewaarschuwd werd, verklaarde
plechtig, dat hij, Krommelijn, voortaah
de eigenaar van het reuzenhuis zou
zijn'. Immers: reus Mergelberg "had
beslist dat hij, die de prinses bevrijdde,
het huis ais beloning zou krijgen! En de
vader van de prjnses wa^ zó dankbaar,
dat hij het hele huis voor Krorrynelijn
liet inrichten en bewoonbaar maken.
Krommelijn's familie trok er met
grote vreugde in, Maar dat was nóg
niet alles: de erkentelijke koning gaf
Krommelijn ook genoeg geld om in het
reuzenhuis een flinke verhuizerszaak
te vestigen, waar ook inboedels kónden
worden opgeborgen. En zo werd Krom
melijn een welgesteld r--n!
Toen de het ging sprak de
[Juffrouw:
„Alle kind'rep mogen «ean,
Uitgezonderd jullie tweeën,
Moor je. Jan en Adriaan?
Jullie zaten maar te draaien.
Luisterden maar njet naar mij-
leder schrijft als straf zijn naam
[dus
Vijftigmaal eens op zijn lei".
Beide jongens, boos en knorrig.
Heel gauw aan het schrijven
Igaan
Plots een snik! „Wel?" vraagt
[de juffrouw
„Wat is dat nu, Adrtaap?"
't Is niet eerlijk! snikt het ventje,
„Jan Smit is al bijna klaarl
Want zijn naam is kort, maar
[ik heet
Adriaan van Schouwelaar!"
—J
Wie- kan, door bij 91 nog twee cijfers
te plaatsen, er een getal van maken,
dat meer is dan 9 en minder is dan 10?
Schrijf maar eens op: 91, maar de 1
een klein beetje schuin. Als je dan
links aan de bovenzijde van de 1 een
kleine 1 zet en aan de onderzijde rechts
een kleine 2, dan krijg je 9 1/2.
En is 9 1/2 niet meer dan 9 en.mipder
dan 10?
Er was ^ens een sneeuwklokje, dat
bloeide een héle poos na alle andere
sneeuwklokjes! Het was te laat en hoe
dat gekomen was, wist niemand- Had
den de eerste zonnestraaltjes, die de
anderen wekten, zelfs terwijl de sneeuw
nog hier en daar lag, het -vergeten?
Was het met zijn bolletje za érg diep
in slaap geweest? Allemaal rnogelijk.
Maar nu kwam het dan eindelijk boven
de aarde uitkijken, klingelde met zijn
snoezige blanke klolfjes en zei schuch
ter:
Hier ben ik!
En een flinke poos te laat óók...!
bromde een lange statige gele tulp, die
het diehtstbij stond. Al je soortge-
nootjes zijn allang uitgebloeid! Zelfs
de crocussen hebben afgedaan en die'
zoete hyacinthengeur, die ons. tul pep
altijd ergert is ook al weer voorbij ge
dreven. Een enkele narcis zie je nog
hier en daar op zijn trompet blazen en
verder zijn wij, tulpen het, die thans
regeren In alle kleuren en hoog op de
stengel, zoals je ziet
^En daarbij rekte de tulp zich nog
eens extra uit, zodat het sneeuwklokje
zou zien, hoe groot hij wel was.
Het sneeuwklokje, in de diepte vlak
bij de aarde, voelde zich erg droevig
worden. Dus er waren geen andere
sneeuwklokjes meer om mee te praten
en te lachen, en zelfs dc aardige gele.
paarse en witte crocusjes, die altijd
bogen, de twee andere naar voren.
Qm beurten proheren de spelers met
een knikker één van de kegels om te
gooien.
Het aantal pupten wordt op een lijst
geschreven en wie het eerst 200 punten
heeft, is winner.
Dit is een aardig spelletje, dat door
een onbepaald aantal jongens en meis
jes'kan worden gespeeld.
Plak de vijf kegels op kartop, knip
ze uit en zet ze dan recht overeind, zo
als op het voorbeeld is aangegeven: de
middelste lip wordt naar achteren ge-
ér**»!
zulke grappige verhaaltjes wisten en
haar bloemblaadjes konden uitzetten
of het japonrokjes waren, waren ai
wegGeen ander gezelschap dan
die lange, trotse tulpen, die de hele dag
praatten over haar eigen deftigheid
Diep zuchtte het sneeuwklokje.
Troost je, fluisterde het jonge
groene gras, hier bij ons is het óók ge
zellig. De eerste madeliefjes, het eerste
boterbloempje zal je weldra gezelschap
houden
En daar moest het sneeuwklokje zich
dan ook inderdaad maar mee troosten.
Maar kijk, het was dat jaar pas laat
eeht lente geworden en omdat er nog
aldoor een gure wind woei, had de
Elfenkoningin ar Lentefeest nog niet
gegeven. Ze wachtte daarvoor op een
mooie, milde dag met een mooie milde
avond - en die kwam ook eindelijk.
Toentoen stuurde ze haar
kleine herauten, elfenjongetjes door
het land om aan ieder te vertellen, dat
op deze avond het Lentefeest zou wor
den gevierd en dat alles wat in veld,
wei en bos leefde, daarop werd uitge
nodigd.
Het sneeuwklokje wist van dat alles
nog niets af. Stilletjes stond het zich
in het gras te zonnen, toen het upeens
vlakbij, onderdrukt gesnik hoorde.
Haastig wendde het bloempje zich om
en zageen eifenjongetje, dat in
het gras zat en wanhopig huilde.
Wat is er? Wat scnee.t je? Vroeg
het kleine bloempje ontdaan.
Ikik b-bennn een herautje
van de Elfenk-koningin, zei het ventje
met een dik stemmetje, en nnnu ben
ik mmmmijn tr-tr-trompetje verloren!
Nu kan ik niet blazen, nu hoort
niemand me en weet niemand, dat ik
met de langverwachte uitnodiging voor
het Lentefeest kom!
En weer stroomden de tranen.
Het sneeuwklokje dacht na.
Ik heb geen trompetje voor je te
leen, fluisterde het, m'aarwacht
eens! Ik kan óók geluid maken! Niet
blazen, maar klingelen, ais je tegen
mijn bengelende klokjes aan tikt. Wil
je dat misschien doen? Dan hoort
iedereen je t o c hl
Haastig droogde het herautje zijn
ogen aan zijn -nauw af,
Graag, zei hij gretig, héél graag!
Zeg maar hoe ik het moet doenl
Toen wees het sneeuwklokje hem,
hpe hij met een grassprietje tegen de
blanke bloemblaadjes moest tikken,
maar niet te hard En daarop klonken
heel hoge, fijne toontjes, ver en ver
in bet rond! Wat was het herautje blij!
Het kon zijn boodschap nu verkon
digen aan het volkje uit bos, veld en
wei, dat kwam toerennep om tp horen
wat er 'aap de hand was en allen be
loofden, dat zij op het Lentefeest
zouden komen.
De tulpen vonden het niet deftig en
schudden afkeurend hun kleurige
hoofdjes, maar daar trok bet sneeuw
klokje zicji plets van aaplWat was
het nü blij, (Jat het een beetje later
was gekomen dan de anderen. En het
elXepjongptje was dólt blij pq feet
i/O-J
Uil I
Een jong haasje maakte op een mooie
voorjaarsdag een wandeling .langs een
sloot ep daar zag het een groote, groene
kikvors springen.
Ik zal die kikvors eens vangen,
zei het bij zichzelf en het nam de hoed
al vast van het hoofd.
wal ben i
iothUnap,
Vlug liep het haasje achter de kik
vors aan en toen de gelegenheid gunstig
was, gooide het zijn hoed over de kik
vors heen.
Wat ben ik toch knap! zei het
haasje en hijgende stond het even uit
te rusten van hét harde lopen.
.flfr- i Wol li
dol nuf
Maar de kikvors liet zifch zo me ar
niet vangen!
Toen hij bemerkte dat het haasje niet
probeerde hem onder de hoed vandaan
te halen, nam hij. eeti grote sprong en
kwam pardoes met hoed en al midaen
in de sloot terecht
Het haasje was één en al verbazing
toen het zijn hoed daar zo maar door
de lucht zag vlie'g'en!
En het voelde zich op dat ogenblik
niets knap meer!
No. 1
Er waren eens vier meisjes, die dikke
vriendinnen waren. Ze heetten Petro-
nella Meta, Hillegarda en Martha.
Alle vier waren dol op zoetigheid op
haar boterham. Wat zü het lekke. :e
vonden, weten jullie, als je uit ieders
naam een lettergreep neemt en d:e
samenvoegt. Wat was het, waar de
vriendinnetjes zoveel van hielden?
No.- 2.
Schrijf op: de negende letter van
het alphabet. Voeg er een ander
woord voor „nog eens" aan toe. Het
geheel is een steltlooper, die door Je
oude Egyptenaren heilig verklaard en
vereerd werd.
No. 3.
Welke gevaarlijke berg kun je ma
ken ujt 2x u, 1 x e, xs, 1 xl en 2 x v?
No. 4.
Bertha, Ida, Olga, Dina, Llze, Alida
en Ottilie waren op straat met Iets
aan het spelen. Als je de namen m
de goede volgorde onder elkander zet.
weet je, waarmee de meisjes aan hst
spelen waren, Wat was het?
No. 5.
Mijn eerste lettergreep is een andet
woord voor woest, mijn tweede hot
tegenoverèestelde van grof. Mijn ge
heel is een vlsch. Welke?
Frans mocht op een Woensdagmid
dag hu zijn vriendje gaan spelen.
Vijf uur thijis zijn, hoor! riep zon
moeder hem na.
- Het werd vijf uur, kwart over vul
halfzes, maar geen Frans was te zien
Zijn moeder was natuurlijk erg onge
rust,
Eindelijk om zeven uur kwam Fran,
thuis.
Waarom ben je niet op tijd naai
huis gekomen? vroeg zijn moeder.
Ik ben op tijd weggegaan, moeder,
om kwart voor vijf. Heus, het is waar
Maar 't is toch niet mogelijk om
rujm twee uur over dat eindje te doen,
zei moeder, anders loop je het in tien
minuten!
Ja, moeder, maar ziet u, Wim
heelt pie een schildpad meegegeven en
ik durfde hem n.et dragen. Toen heb
ik er de bele weg maar naast gefopcnl
nodigde bet sneeuwkjokje uit om met
hem mee naar het Lentefeest te gaaq,
dan zou bij alles aan de Elfenkoningin
vertellen, die het bloempje stellig zou
belonen. Was dat geen fijn vooruit,
alchtt