HANS COLA, DE SLEDEHOND Timpie, de Terriër DE MAN-IN-DE-MAAN OPSTAP! WIE WIJ MAKEN NU EENS EEN HUISJE RAADSELS alleen op reis i Een dapper dier uit het hoge Noorden r~3 vond de post uit Eventjes Pret nil Koning Cyrus OPLOSSING SPREEKWOORDENREBUS OPLOSSINGEN RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER ZIJN AVONTUUR MET DE ZWANEN Ik kon zwemreep HOE komen dq konijntjes s in hun hol Wat een schrik i De Man-in-de-Maan wou uit wandelen gaan. De sterretjes stonden te kijken. Ze zagen, vol pret, hoe een hoedje, heel net, hein kwiek op zijn bol stond te prijken. Hij is toen voldaan langs de Melkweg gegaan en stapte langs neev'lge wegen. Door wolken heel dik, ging hij heen, in zijn schik. Hij kwam ook wat staartsterren tegen. Waarhéén hij wil, gaan heeft niemand verstaan, en 't staat er ook nergens in boeken. Maarhij is niet dom keert natuurlijk straks om en gaat weer zijn maan-woning zoeken 1 SilllllltllllllllltlllIjllllllllllllllllHlllllllllilllllltltlllllllllltlltllllllilliliilliiiiliiiiillllllllllllllllllllllllllllltllllillllll llllllr. Hans mocht alleen op reis. Hij zou een hele maand gaan logeren bij Oom Henk en tante Doortje, die aan zee woonden; Hans had zeelucht nodig Vader had hem naar de trein gebracht en nog allerlei goede raad gegeven. Als hij in Zeedorp aar,kwam, zou oom Henk hém van de trein halen. En toen had vader Hans vlak voor de trein vertrok, nog een klein pakje in zijn hand gestopt een cadeautje, zei vader. Het was een zakmes. Hans had altijd erg naar een zakmes ver langd, maar Moeder vond hem er eigenlijk nog te klein voor. En nu had hij er een. Het zat stevig in zijn zak, terwijl de trein voortdenderde. Toen de trein ergens stopte, kwa men een dame en' een klein meisje in de coupé. Hans keek haar een beetje spottend aan. Ze was minstens zo groot als hij, maar z ij mocht niet alleen reizen. En om te laten zien hoe groot en flink hij wel was, ging hij na een poosje met zijn nieuwe zakmes zitten spelen. Het kleine meisje keek er naar en kwam langzaam aan al dichter en dichter bij Hans zitten. Haar moeder was in een boek verdiept. Mooi mes heb je daar, zei ze eindelijk. Hans knikte maar eens. Ik wil 'het best van je koopen zei het meisje weer. Ik heb een nieuw kwartje in mijn beursje, dat kun je krijgen. Maar Hans schudde het hoofd. Stel je voor, zijn mooie nieuwe mes ver kopen. Neen, hoor, dat deed hij niet. Eindelijk en ten laatste waren ze in Zeedorp. De dame en het kleine meisje stapten uit, daarna verliet Hans met zijn koffertje de coupé. Hij zag hoe eengrote heer het kleine meisj^ Optilde en omhelsde. Zeker haar vader, dacht Hans en hij keek rond of hij oom Henk zag. Hij kreeg een beetje eenzaam gevoel, want niemand nam eigenlijk notitie van hem. Maar oom Henk was er niet en langzaam liep Henk met de andere mensen naar de uitgang van het sta tion en gaf zijn kaartje af. Misschien was oom buiten. Neen... buiten was hij ook niet. Dat begon akelig te worden en Hans' onderlip begon hin derlijk te béven. Hij wist, dat oom en tante een tamelijk eind buiten het dorp woonden, in een alleenstaand huis, dat Duindoornhuis heette. Hij rag, hoe de dame met het kleinê meisje en haar vader bij een auto stonden en hoe daarin een paar koffers werden' geladen. Zeg eens, ventje, ben je ver dwaald of iemand misgelopen? vroeg opeens een stemen Hans keek in het gezicht van een vrolijk uitzienden dikken taxi-chauffeur, die op klanten stond te wachten. Mijn... mijn oom zou mi afhalen, maar... ik zie hem nergens, begon Hans, beverig. Waar woont je oom? Buiten het dorp in Duindoornhuis "—O ja, dat weet ik wel. Zal ik je er heen brengen? Dat kpst je een kwartje. Een kwartje. Hans had geen geld hij zich, maar hij dacht aan 'het aan bod, dat het kleine meisje hem in den trein had gedaan en hij holde naar haar toe. I* 008 altijd mijn mes kopen yrooFfeen kwartje? fluisterde hij. kJartf" ^'v,haaWe ee° blinkend hem dat over. En zo veranderde het mes van eigenaar. Met het kwartje m zijn hand kwam Hans bij den taxichauffeur terug, maar ha... opeens verheldert» zijn gezichtje... daar had je oom Henk met zijn kleine autg'tje O Hansjeman, ik waa een beetje j t> w,t «put me dat, begon oom, «en kleinen jongen optillend. Opeens werd hij op zijn schouder getikt en Hans zag, dat dit gebeurde door den langen meneer, den vader van het kleine meisje. Hallo vriend Bruinsma! lachte 'aUge heer, ik kom je even dit V We vinden het hu heel gewoon om een brief naar de post te brengen; per dag wordt de brievenbus een paar keer geleegd; per dag krijgen we een paar keer post en onze brieven gaan naar de verste landen. Wat zouden we moeten 'beginnen als we de post niet Hadden? Maar door wie is de post eigenlijk uitgevonden? O Koning Cyrus van Perzië, die onge veer 550 jaar voor Christus leefde, wordt als de uitvinder van de post beschouwd. Je ziet, dat de post dus al heel lang bestaat. Maar natuurlijk was de post afhankelijk van het ver keer in die tijd. Koning Cyrus had een geweldig groot rijk en het was voor hem heel rs^^varji moeilijk om met de bestuurders zjjn provincies te onderhandelen. Toen kreeg hij een idee. dat de oorsprong van de post was. Hij liet de tijd, die een goed lopend paard in een bepaald aantal uren kon lopen, uitrekenen. Ver volgens liet hij stallen bouwen, die op een bepaalde afstand van elkaar la gen. In die stallen huisden paarden, berijders en een „postmeester". De laatste nam de postpakketten en brie ven van de boden in ontvangst en gaf ze door aan hun opvolgers. Deze post ging altijd door: overdag, 's nachts, door weer en wind. De post-verbinding ging zo goed en breidde zich zo uit, dat de betrekking van „postmeester" heel hoog en be langrijk werd. Voor de Franse kinder^] heeft de uitvinding van de post een groot voor deel gehad. Zij krijgen namelijk op school voor niets les. En dat hebben zij aan de briefpost te danken! De opbrengst van de post werd indertijd bestemd voor het geven van gratis les op Whool. Die opbrengst weTd zo enorm, dat koning Hendrik III haar voor de staat bestemde. Maar de instelling van het gratis lesgeven bleef bestaan'en dit is zéker niet één van de kleinste voordelen, die het postwezen voor een land heeft gehad. Cola, de sledehond van wie we jul lie hier iets gaan vertellen,, werd ge boren in Alaska, in Noord-Amerika. Het is daar geweldig koud. Cola's baas was een ontdekkingsrei ziger, Frans Moland genaamd. Hij had zjjn vaderland verlaten, om zich bij een NodIBpoolexpeditie aan te sluiten. Bedenk wel, dat zo'n expeditie erg gevaarlijk is. In het Noorden zjjn ervgeen treinen en met een auto kom je ook niet ver. Die onderzoekings tochten in het Noorden, worden per slee gedaan. En wie trekken die sle den? De honden! In het hoge Noorden leeft een spe ciaal soort honden, de zogenaarflde poolhonden. Zij zijn niet zo groot, maar geweldig sterk en ze zijn met Sweinig tevreden. Want in die koude smeken kunnen ze niet veel voedsel krijgen. Maar je kunt ze al tevreden stellen met gedröogde vis. Alle deelnemers aan de expeditie waren dol op de honden. Hing hun le ven niet van het uithoudingsvermogen van de dieren af? Maar het meest van allen hield Frans Moland van, de beestrii, want thuis in zijn eigen land, had hij ook een trouwe herder. Hij moest altijd aan zijn eigen hond den ken, als hij aan de honden eten gaf. Zijn gTootste vriendin was een grijs achtige hond, die Anja heette. -En An- ja was niet minder dol op Frans Mo land. En op een goede dag, verraste Anja de mensen met vier kleine mol lige hondjes. De kleine beestjes druk ten zich dicht tegen hun moeder aan, om een beetje warmte te hebben. Maar wat nu? De expeditie zou over enige dagen verder gaan. Wat moesten ze met Anja en haar vier kinderen doen? De kleintjes konden zover niet lopen Natuurlijk wist Frans er weer wat op. Handig maak te hij van een stuk jute twee zakken. Die verbond hij door een band met elkaar en zo had hij twee prachtige „draagzakken". Net als wü soms ach ter op de fiets hangen. Toen legden ze de tolletjes wol (dat leken de hond jes precies), twee aan twee, goed in stro gewikkeld, in de zakken. De kop jes staken er boven uit en met hun Veel kinderen vinden het leuk om zeff een aardig huisje te maken en we" geven jullie daarom hier een modelletje, dat met niet al te veel moeite kan pjor- den nagemaakt. Het is een gezellig 'land huisje met luikjes voor de vensters. Als materiaal heb je er karton voor nodig, teel stenig maar toch ook weer niet al te dik, anders kom je er; niet door met je schaar oj mes. Een schoe nendoos kan ook dienst doen. Breng eerst de tekening op het kar ton over. Het beste is als je de maat 2 a 3 maal zo groot neemt. Je hebt dan eenvoudig alle lijnen maar 2 of 3 maal zo lang te trekken. Als je alles hebt getekend, knip je de verschillende delen uit en vouwt het karton volgens de stippellijnen om. Dan ga je het huis nemen. Het dak rood, de deur en de sponningen nad.de ramen geel, en de luiken groen. De rechthoek op het plaatje stelt het dak s voor. Voorts plak je alle delen op el kaar en laat alles,goed drogen. De handigen onder jullie kunnen er zelf van alles bij verzinnen. Er kunnen balconnetjes, garages of schuren worden aangebouwd. Op die manier kun je een heel dorp in elkaar zetten. dak. Oók een antwoord. Een kleine jongen moest eens voor den meester neerschrijven wat de rug- gegraat precies was. En meester las: De ruggegraat is het ding, dat maakt, dat onze benen niet helemaal tot onze nek doorlopen Waar? Zeg Joop, zei Jaap, waar kun jij mist vinden, op een zonnige dag? Mistnergens natuurlijk, zei Joop. Wel waar, érgens is het altijd! Waar dan? 1 Ha, ba, in het woordenboek na tuurlijk, Jopiel mes terugbrengen, dat mijn kleine stoute dochter daarnet van dit ventje beeft gekocht Zij mag nog niet met messen spelen hoor... Oom begreep er niets vah en Hans, die vuurrood was geworden, moest aUeSiiitleggen. Maar gelukkig, weldra zat flefmes weer veilig in zijn broek zak en Had het meisje, dat Miep bleek te heten, haar kwartje weerom. En Hans, kom je morgen bij Miep spelen? vroeg haar vatte toen. -T Dat was een goed begin van Hans' vacantia, hè? Nr. 1: Welk spreekwoord van 4 den kun je vormen ooooaawwtttrrvh? w oor- uit Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, dat ook aan een ander Nr. 2: Welk klein- zoetruikend plantje 'in de wei wordt een ml instrument, als je tussen de 4de en (Je 5de letter een ker inschuift? Nr, 3: Drie mannen zeiden: Als je t letters van onze namen an plaatst, krijg je ons Ze heetten: J. Ruiten, H. Feisdom, B. bera. Wat waren ze van hun vak? Nr. 4: Welke mooie boom wordt kengerei, als je de 4 letter yerwisseltf Nr. 5:. Hoe kin je v*A een .w,^, van 4 letters, dat bet Vienrtee!; van Ja" betekent, één letter 4 afromen én één overhouden? Nr. 1: Een halve stuiver. Nr. 2: Vecht, specht, knecht, hecht. Nr. 3: Nacht-eg-aal. Nr. 4: Os - O. S Alles slaat op. Alles slaat opzuchtte juf frouw Pips tegen meneer Paps. Maar dip lachte: Ik weet toch wel iets, waarvan u er altijd nog vijf voor een stuiver krijgt, juffrouw Pips. —.Zoo, zei juffrouw Pips, en wat mag dat dan wel zijn? Centen, juffrouw, lachte 'meneer Paps toen. ronde oogjes keken ze verbaasd de wereld in. Anja, de moeder, stond netjes stil, toen Frans de zakken op haar rug hing. Ze wist wel, dat de dierenvriend het goed met haar meen de. Toen zette de lange sledenstoet, ge trokken door de blaffende poolhonden, zich in beweging. Maar Anjf behoef de dit keer niet zelf te lopen, ze zat naast Frans op een slee en had daar bij haar jongen bjj zich, wat kon ze meer wensen? Nu zul je wel begrijpen, wie Cola was. Een van de vier jonge hondjes. En hij moet wel de sterkste van de vier zijn geweest, want hij was de enige, die de 'koude en vermoeienis van de lange tocht overleefde. Zijn drie zusjes stierven, ofschoon Frans en de anderen alles deden om hen in leven te houden. Dus bleef Cola alleen over. Hij scheen van de kou geen last te heb ben, want hij groeide als kool. Een hele tijd voordat de expeditie ten ein- was, liepen Cola en zjjn moeder al voor de sleden. Cola was nooit moe. De beste sledehond, die je maar wen sen kon! En des avonds, als de ten ten voor de nacht werden opgezet, viel Cola als een wild dier op zijn voedsel Op een goede dag had Cola de ge legenheid om zijn meester een grote dienst te' bewijzen. Frans stond aan de oever van een meer, een tas met waardevolle instrumenten Sn zijn hand en hij keek door zijn verrekij ker. Plotseling viel de tas uit zijn hand en gleed in het meer. Toen had je Cola eens moeten zien) Binnen en kele seconden was hij in het ijskoude water, dook en kwam met de tas weer boven Water. Frans hielp hem naar de kant te komen, nam de tas uit zijn bek, klop te hem goedkeurend op zijn rug en zei: Dat was kranig van je, Cola, daarvoor krijg je vanavond een ex tra-portie visl Hallo, jongens en meisjes, daar ben ik, Timpie de terriër! Ik zal jullie weer eens wat van mijn avon turen vertellen. Zoals je weet ben ik een jong hondje, vol levenslust en erg nieuwsgierig. Daarom haal ik me wel eens allerlei lastige dingen op de hals, maar mijn moeder placht altijd te zeggen, dat ook een hondje door schade en schande wijs moet -worden. Nu dan, een poosje geleden heb ik met mijn baasje en vrouwtje ze heten Net en Jaap op een boer derij gelogeerd. Fijn was het daar en er viel heel wat rond te snuffelen voor een hond. Met Bas;de grote waakhond op het erf had ik al dade lijk vriendschap gesloten. Hij bekeek me eens goedig zoals een oude oom doet tegen een jong neefje, waar schuwde me voor Kootje, de kat, die haar pootjes nog wel eens vals kon uitslaan en ging slapen. Maar ook met Kootje viel het best mee! En buiten was hét eenvoudig héérlijk! Overal weilanden om in rond te dra ven en kleine slootjes, waar je op zoek kon gaan naar ratten. Vlakbij de boerderij liep een rivier tje en je moest een bruggetje over om op de hoeve te komen. Toen we er pas waren, moest ik van dat water niets hebben en ik liep altijd heel voorzichtig midden over dat brugge tje. Maar toen we, na een paar dagen, eens erge haast hadden en de kinderen het bruggetje overholden om toch maar gauw thuis te zijn, glibberde ik van de. planken af en... viel pardoes in het water. Dat was me een schrik, toen ik daar opeens in dat koude stromende water terecht kwam! Ik proestte en hijgde, spartelde met al mijn poten en begon die te bewegen en opeens..., daar merkte ik,,, dat ik keurig het water doorsneed: ik kon zwemmen! Dat had ik nooit geweten! Was dat even een verrassing! Van dat ogenblik af ik was er nu ook gairtv genoeg uitgekrabbeld had het riviertje een gewéldige aan trekkingskracht voor me. Jk wilde niets liever dan dat Jaap stokjes in het water gooide en dat ik ze er dan voor hem mocht uithalen. En soms zwom ik hele einden met het mee. Nu moet je weten, dat eindje verderop dat stroompje heètje breder werd en dat in midden ervan een eilandje lag. Naar dat eilandje wilde ik altijd graag toe, 'maar Jaap verbood het me, met die strenge stem, waaraan ik langzamer hand (eer gehoorzamen. Neen, Timpie, zei hij het is daar een beetje gevaarlijk voor Je. Je mag er niet heen! kleine konijntjes ver afgedwaald hol, je kunt het plaatje zien. Memr hoe/komen zij weer in dat hol kemp? Als je het twee- tgl bilt helpen, moet je een scherpgepunt potlood nemen en daarmee de testte weg getjes langs gaan. Hmmm, zo! Nu, ik deed het dan ook niet. Maar vergeten deed ik het aardige eilandje, dat zo vriendelijk groen midden in het water lag natuur lijk ook niet En toen kwam het toeval me te hulp. Op een morgen moesten Net en Jaap in het dorp boodschappen doen en ik mocht niet mee. Dat was dus net een mooie gelegenheid om in mijn eentje eens op avontuur uit. te gaan. Ach, jullie begrijpen het natuurlijk al wel: ik ging zwemmen! En juist zo ver zwemmen, tot ik bij het eilandje kwam. Het was niet ver en ik voelde me dus ook helemaal niet vermoeid, toen ik er aankwam. Waar om had Jaap het me eigenlijk ver boden. Er was niets gevaarlijks te bekennen en eerlijk gezegd ergerde ik me e$ een beetje aan, dat mijn baasje me nog altijd als een erg klein en onnozel hondje bleef beschou- wen. Bij het eilandje gekomen ging ik aan land, rustte wat, speelde een beetje en toen zag ik opeens in het gras aan de bever twee mooie witte stenen. Wat waren ze aardig rond! Ik had tóch niets te doen en daarom besloot ik er een spelletje van te maken en die stenen het water in te duwen. Dus begon ik met mijn neus en kop zo bard mogelijk tegen de ach terkant van één van die witte stenen aan te duwen, en toen,., toen kreeg ik de grootste schrik van mijn leven. Want opeens wapperden grote witte vlerken om mij heen, een felle gele snavel hapte naar me en heel die witte steen kwam tot leven. Ik na tuurlijk aan het rennen, rennen of mijn leven er van afhing. Maar het grote witte dier met de vleugels en de gele snavel nu weet ik, dat het een zwaan waal zat me na. Toen ik te water sprong en zwom zo hard ik maar kon, sprong hij ook te water en zwom eyeneens met een flink vaartje. En de andere „witte steen" -was óók tot leven- gekomen en bleek eveneens een zwaant te zijn, die op een nest met eieren" had gezeten. Woedend waren ze over de storing, allebei schreeuw den ze bees en boos, zodat mijn arme oortjes tuitten. Ik zwom en en zwom maar, zo hard ik kon en nu bemerkte ik, dat het eilandje toch een héél eind ver weg lag, hoor, en ook snapte ik thans waarom Jaap het me verboden had er heen te gaan. Was ik maar wijzer geweest I Wat werd ik moe van dat haastige zwemmen! En wat was ik bang, want ik hoorde de snuivende en sissen de zwaan aldoor vlak achter me. Het leek wel of hij. steeds dichterbij kwam, hij leek ook in het minst niet moe... Gelukkig! Daar zag ik Net en Jaap op de oever staan. Ze bolden de kant uit, waar ik /kwam aangezwommen en Jaap begon takjes in de richting^ van de zwaan te gooien, 4ie telkens vlak voor hem in het Water beland den. Daardoor werd het dier afge leid en ik kon hijgend eq doodftioe 'aan de kant klimmen. Natu urlijk kreeg ik een-ferm stand je, maar ik was zó moe en ontdaan, dat ik e? de helft niet van verstond. En één ding is wel zeker: naar dat eilandje zwem ik nooit meer! Nog voor geep dozijn lekkere beentjea y hoor! i T

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 5