Izondoorstoofde velden
zon verlichte ,dagen
zonovergoten harten
Zon over Polder, Duinen, Hei en Bosch
i -
Langs zomecvelden
T
istrifcu-
n port-
Het hoogseizoen van zeis en
r_t1„ J iT-TI
fSKÊBÊ De Zomer in het lag<
1
43 j
Berends;
"bte Van 'i
•^htgenooj
Db. j.
't (etchii
fe laat
r ia te 17
**17 uui
klinkt het gekwinkeleer van vogels, op het
land huppelt het jonge leven uitgelaten
rond, ja zelfs de menschen zijn vroolijker
en opgeruimder gestemd, de toiletten fleu
riger én losser. k
Voor den boer en den landbouwer zijn
nu de dagen van hard* werken aangebro
ken, ook wanneer zwaar de drukkende
warmte over het wijde land ligt, gaat zijn
werk door, omdat de oogst immers binnen
moet zijn voor de eerste zware regenbuien
vallen; dat is echter de zomer op zijn felst;
meestal zorgt de nabijheid van de zee wel
voor een weldadig koeltje. En in die gema
tigde warme atmosfeer trekken tiendui
zenden er dagelijks op uit, te voet en per
fiets; dan ziet men de trek van de^tad naar
het land en des avonds komen zij terug
in lange, rijen met rood verbrande gezich
ten.
|ng var. h«t
Me verbod^
I '•er Motor,
Iten, verv^
|e onherken.
Langs zomervelden wil ik zwerven,
Waar hemelreine liederen zingen,
Die tot den grond des harten dringen,
Langs zomervelden, waar het koren
Goudglanzig deint in wijde golven
Vol kollen, in die zee verloren,
doodlachend nu, dan weer bedolven.
Langs zomervelden wil ik zwerven,
Oneindig breed als OceShen,
Waar noöit de blauwe sferen tanen,
Geen woud begrenst dh ven«,kimmen,
Waar, boven 't wereldsch kleine en booze
De ziel, in 't warme licht aan 't klimmen,
Gansch wegsmelt in het eindelooze.
Langs zomervelden wij ik zwerven,
Waar uit den hoogen, 't heimvol duister,
Doorzilverd van den starrenluister,
Neerzinkt als dauwvocht zoet en lavend;
Waar starren liefdevonken wekken,
En," in den weeldevollen avond.
Onze armen ten hemel strekken.
Prosper van I.anqendonck.
EREN.
LerschUJc,.^
I de vei :W|.
[doende wer,
[leiding hiW.
Bzondert ge.
b dier voor.
F. Bij geoun.
bnen ingnj.
pn verwacht
[boden licht,
r worden ge,
pardon pro.
naakt.
HET is weer volop zomer. Dat wil zeg
gen: warmte - letterlijk en figuur
lijk in de harten van velen. Want
ook in dezen tijd «taat ons hart
weer wijd open voor het onbekende, ma
ken wij het °P bescheidener wijze
dan in vorige jaren plannen om er op
uit U trekken, het wonder van de natuur
ln velerlei vorm te beleven, ergens an
ders te zijn, voor een of twee weken de zor
gen van het dagelijksche leven van ons af
te zetten, om ten slotte als een herboren
pierisch, met een frisschen (tijk op het le
ven, met een frisschen geest bovenal, huis
toe te keeren.
Talloos zijn de facetten van het zomer-
juweél. Tot die ontdekking moet een iedét
komen, die met volle o verga v'e op ontdek
king wil gaan ln de natuur. Men kan er
nog menig avontuur beleven. Op duizend
onverwachte opgenblikken zulllen kleine
en groote wonderen zich aan uw oogen vol
trekken, en keer op kèer zult ge zeggen:
ik wist niet dat een eenvoudige polder-
iloot, een effen groen weideveld, een stuk
hei of een polletje fluweelig groen mos
onder een boom in bet bosch zooveel
schoons te bieden had, dat daarin eigen
wereldje op zichzelf zoo'n bont vertier
en bedrijvigheid heerschte.
Alles is nu opengebloeid. De belofte, die
de lente ons had gedaan, met pril groen en
bloesems, is in vervulling gegaan; heel de
natuur is 'n voldragen weelde van vrucht
baarheid. Alles om ons heen is in een feest
gewaad gestoken; de rijzige stammen der
boomen torsen een enorme, dichtbezette
bladerkroon, de' heide geurt met haar
paars-violette bloemen, in de lucht weer-
.okHkcn
BVVK
■I -uansae'u!)i
Na hard zwoegea op het hooiland smaakt
een koele dronk.
het tot „halfwas," „drieling", of volwassen
knager. Lampe heeft vele belagers, die
door een Duitsch versje zijn saamgevat.
Menschen, honden, wolven, lossen,
Katten, marters, wezels, vossen,
Arend, ooruil, havik, wouwen,
EJke kraai, die wij aanschouwen,
Ekster, raaf niet te vergeten,
Ieder, ieder wil hem eten.
Vlinders dwarrelen over. Kriebêlmugjes
wolken omhoog. Bundel na.bundel gras
valt. Fel brandt de zon, fel steken de brem-
sen, waarboven de lucht trillend golft In
iedere blbém leeft wat, langs elke halm
kruipt wat. een stipje leven dat zoekt
naar voedsel en minne. Lieve Heersbeestjes
houden vrijage in een boterbloem, glan
zende kevertjes vinden elkaar onder 't
zilverschoon, bruine en blauwe libellen
hangen aan de zuringstelen, het bromt en
zoemt en danst alom als een afscheids
groet aan de kostelijke weelde van het
bloeiende maailand."
Ja, overal is wat te ontdekken. Neem
bijvoorbeeld de dauwbedruppelde grassen,
die er zoo onooglijk uitzien met hun bloemp
jes, maar neem de moeite eens er een loupe
boven te houden en ge doet de een ontdek
king na de andere Dan hebt ge eerbied voor
moeder natuur, die dit alles zoo kunstig
heeft gewrocht, dan beseft ge dat ook in
het nietig kleine de schoonheid opper
machtig aanwezig kan zijn. Met boven
staand citaat gaven wij tevens een van het
Irele, dat in het polderlandschap te zien
is waar ge wellicht dagelijks doorgefietst
zijt, maar waarvan ge de geheimen nim
mer hebt doorgrond, maar evenzoo is het
gesteld met elk willekeurig ander land
schap, met de venen, met de duinen, met
de bossehen en de heidevelden."
Een tocht door deze streken in den zo
mer is als een reeks van openbaringen. Ga
eens door een dicht woud van dennen of
sparren waar het licht van de zon nauwe
lijks tot op den bodem doordringt en waar
een mysterieuze sfeer hangt, waar de
grond van gevallen, half verveend loof zoo
zacht ep week is, datmen er nauwelijks
zijn eigen voetstappen hoort, en wanneer
■men dan onverwacht aan den rand van
zoo'n bosch komt, Welk een schitterend ver
gezicht ligt et dan dikwijls niet voor U?
Rijk aan diepe, brandende kleuren is de
zomer ongetwijfeld. Naast het diepe paars
van een geurend heideveld, heeft men de
pïachtige tinten der lupinen, het goudgeel
der korenvelden, waarvan de randen ge
markeerd zijn door het rood van klaprozen
en het diepe blauw van korenbloemen. En
zijn de boekweitvelden niet ware juweelen
in hét landschap? Helaas ziet men ze niet
zooveel meer als in den tijd van Bernard
ter Haar, die er van dichtte:
Vangt uw oor dat zoet gemommel
Bij de zilv'ren boekweitzee?
Ieder bijtje, ied're hommel
Draagt zijn vracht van honing mee
Deze velden zijn jammer genoeg ge
doemd geheel te verdwijnen al kan men
ze op de Veluwe hier en daar nog wel vin
den want de boekweit is al te gevoe
lig voor nachtvorsten, terwijl de oogst zeer
wisselvallig uitkomt.
Dergerlijke panorama's, tintelend van
leven, zijn dikwijls van een zoo overwel
digende, grootsche schoonheid, dat men het
beeld zou willen vasthouden, maar be
laas, zelfs de penseel van Van Gogh en an
dere begenadigde kunstenaars zou nimmer
in staat zyn dat warme trillende van een
zomerlandschap vast te leggen. Met de ca
mera kan men hier evenwel wonderen be
reiken, hetgeen overduidelijk blijkt uit het
boek ,3ei en Bosch", dat door Con
tact te Amsterdam enkele jaren geleden
in het licht werd gegeven en waarin men
een 'schat van dergelijke foto's gereprodu
ceerd kan vinden. Op deze practisch vol
maakte foto's is het schemerachtige waas,
dat tusschen dennen kan hangen, het bran
dende van een feilen hemel, het liefelijke
van een droomend boerderijtje, van een
muilen zandweg, is de pracht van vele in
het wild levende bloemen vastgelegd. Ze
bekijkende zal men herinnerd worden aan
de superieure genoegens van een zomervs-
cantie buiten, zal men sterker den drang
voelen er weer op uit te trekken.
volgbare wijze minutieus nagaan wat er
al zoo te zien is in de zomereche lage lan
den. Ziehier bijvoorbeeld een kleine be
schrijving van de zomersche wei:
„Pluk nu voor uw knoopsgat die mooie,
grillige, lila-purperen orchidee en ga mee
naar den slootkant; straks komen we* hier
wel eens terug, als de boer het land ge
maaid heeft. Zie nog even naar dien maai
er. Stap voor stap gaan de paarden met
knikkend^ koppen en krakende tuigen, met
lijven nat van zweet. Wit beschuimd zijn
de borsten. De lucht wuift trillend boven
het land, Hoog onder 't blauw van den he
mel hangt een leeuwerik te zingen. Ge
wis heeft hij het nestfe met het tweede
legsel tusschen de weelde van de bloeiende
grassen. Mogen paardepoot en machine het
sparen en geen wezeling het vinden!
Troepjes spreeuwen komen aangevlogen
om zich te verzadigen aan den overvloedi-
gen buit van blootgekomen wriemelend le
ven, dat opfladdert en opdanst achter de
machine, Dé dorpsooievaar zeilt er tus
schen neer, "beent al knikkend, over de
zwaden voori'n maaltje kikkerfrikadcl. Eep
heirleger van torretjes, kevertjes, vlinder
tjes, mugjes. Veelpootig, gestreept, geringd
kriebelt en kringelt op uit de vallende hal
men, elk een brokje leven met eigen tooi
en aard. Sissend en tikkend bliksemt het
stalen mes heen en weer. fn bread gelid
vallen de talmen. GeeJ' poeiert het stuif
meel de pooten der paarden. Vogels vliegeir
op. Een nest hazen rent in idollen loop
weg. Dit is wel de tweede of derde worp.
Het hazengeslacht zorgt goerf-voor de in
standhouding der soort. Zeker jvel een keer
of vier per jaar brengt de hazenmoeder
jongen ter wereld. Daar is een jagersgezeg
de, dat luidt: „In 't voorjaar met vier oogen
in 't veld, in 't najaar met hun zestienen
terug". Maar niet al die kleine, grijze,
kortoorige rennertjes der grekten brengen
Het is ondoenlijk in het kader van dit
korte "artikel allerlei goede raad uit te
deeien en te vertellen, wat mén in zijn.
zomervacanfie alles kan gaan zien in de
natuur. Wie er grondig over ingelicht wil
worden voor hij op stap gaat, raden wij
ten zeerste de lezing aan van het boek „Zo-
mer" (uitgave: Scheltema en Holkema,
Amsterdam), waarin schrijvers als Wig
man, Strijbos en de Stoppelaar op onna-
DE VRUCHTEN VAN DEN ZOMER
HET VOEDSEL VOOR DEN
WINTER. Wiegend en deinend ko
men de hoog opgetaste wagens met
hooi de schuur binnenrijden.
S ENZ.
oor de
ürurde-
Water-
Ie door
Onder: Het kostelijke koren staat
aan schoven gebundeld. Hier ligt
het begin van uw wittebrood van
morgen!
moeten
literblik
buiten
rallende
2J Juli
Istratie-
t 1 jaar
Vredig waakt het eeuwenoude zadeMaktorentje over de wijde, sondoorbfaakte velden
tul gen,
t tijdig
beding