EEN SPIONNE WORDT GEZOCHT w WILDE ROZEN WILDE ROZEN I Reken-Puzzle Oplossing van de Visitekaartjes - Puzzle, 6 De man stak een beschuldlgenden vinger uit. 3 Het «malle, vlezige steegje ls als uitgestor ven. Op het natte, modderige plaveisel, ligt een oude kapotte schoen, dien een kleine grauwe musch als badstoel gebruikt De® scheeve lantaarn werpt een spaarzaam licht schijnsel op den bierkelder „In de zwarte kat". Daarbinnen is het weldadig warm en een prik kelende geur van braadworst dringt in de neuzen der voorbijgangers. In het lokaal kan men den tabaksrook wel snijden, glazen rinkelen, men hoort praten en lachen. In een hoek zitten twee heeren, die men moeilijk tot de stamgasten van het lokaal kan rekenen. Dit kelderkroegje bevalt mij, zegt de groote, breedgeschouderde man, die een dikke sigaar in den mond heeft, en een gele das draagt. Iets origineels! Je weet Smits, ik houd van alles, dat origineel is. Kijk maar eens naar die scheeve trap. Ik vind het prachtig! De waard behoort ook zoo echt bij de omgeving. Wat een kop, zegl Als wij de spionne maar vast hadden! Wanneer ik vóór Woensdag geen spionne heb, ben ik geruïneerd! Wat een gemeene streek! Er zoo maar vandoor te gaan en oog wel op het laatste oogenblikl Wat denk je wel, dat mij dat kast? Waarom neemt u Mary Bronner niet, me neer? Een apart type. Die valt zeker in uw smaakt Laat mij nu eindelijk eens met rust met Je Bronner. Smits, je" begrijpt niets van de zaak. De vrouw, die ik zoek, moet een vurig tempera ment hebben, een kat zijn, waarvoor-de geheel» generale staf capituleert. Ze moet iets in zich hebben van Claudette Colbert, van Lil Dagover en ook een kleinigheid van' Mariene Dietrich. Maar laten wij nu gaan! Gijsberts riep den waard, wierp geld op d» tafel en trok zijn Jas aan: Nu baas, morgen word Je gefilmd Je wordt nog eens wereldberoemd! Wat een kop, zeg! - Ik moet naar de tram. meneer, zei Smits, toen zij den kelder hadden verlaten. Ik moet dien Bruins nog spreken. En ik wacht hier op mijn wagen. Tot kijk, Smits! Alleen achtergebleven stampvoette Gijsberts in "e natte sneeuw. Opeens hoorde hij haastige voetstappen achter zich. Een jonge, opvallend elegante darpe kwam opgewonden naderbij, zij werd achtervolgd door een werkman, die wat al te m»p in het glaasje had gekeken. Lakt mij gaan.ik verbied u. Maak kindlief.de beschonkene kwam dicht achter,haar aan. Laat mij met rust! Ik wacht hier op mijn man! Eer Gijsberts rkslst waarom het ging, voelde hij op zijn arm den druk van een bevende hand. Wilt u iftij niet helpen Ik word achter volgd! Wilt u een oogenblik voor mijn man door gaan? Haar eigenaardig buitenlandsch accent ver hoogde nog de aantrekkelijkheid van haar per soon Gi'sberts hield er wel van de rol van redder in den nood te spelen Maak dat je weg komt en laat mijn vrouw met rust! sdhreeuwde hij tegen den beschonkene ■n maakte een dreigend gebaar Alsof het afge sproken werk was, reed juist zijn auto voor Met een resoluut gehaar opende hij het portier Stap maar in, zei hij Zij aarzelde even, doch deed toen, wat haar gevraagd werd. Ik dank u wel, monsieur. Mag ik mij voorstellen, Gijsberts is mijn naam. Bent u een Francaise? Zij knikte bevestigend. Mijn naam is Manon Lefèvre. Bent u getrouwd? Neen. Zij keek hem met halfgesloten oogen aan. Gijsberts ging wat dichter bij haar zitten En u, monsieur? Getrouwd? Neen. zei hij lachend. Manon schoof met coquette schuchterheid een paar "centimeter naar den kant van de deur Plotseling haalde zij een kleine, zilveren revol ver te voorschijn en Gijsberts ging met een ruk een eind van haar af zitten. Voilé monsieur, zeide zij ondeugend, en zij bood den verschrikten Gijsberts met een ironisch glimlachje ffit den zoo gevaarlijk uitzienden siga rettenkoker een sigaret aan. Even later zaten zij samen in een Intieme bar. Het gelige licht der lampen tooverde bekoorlijk» glanzen op haar koperroode haren. Als een vlam zat zij tegenover hem. Als een vlam, die zijn lich ontvlambare hart in vuur dreigde te zetten. Gijsberts ledigde zijn glas en wilde het hare opnieuw vullen. Non, non, monsieur, ik kan zooveel cham pagne niet verdragen. Het is beter, dat ik nu maar weg ga, monsieur. En zij greep haar bandschoenen. U moogt niet gaan, madame! U moet bij mij blijven! U bent de vrouw, die ik zoek. De spionne! Welke'spionne? Ik begrijp u nletl De spionne in mijn film. U moet die rol spelen! U moogt niet neen zeggen. Morgen sluiten wij het contract Morgen bent u misschien alles ai lang weer vergeten, zeide zij glimlachend en gaf hem een tik op de vingers met de wijnkaart Gijsberts was een man van snelle besluiten. Hij greep de wijnkaart, draaide ze om en schreef. Zie gooi Alstublief, hier is uw contract Gaat u?aceoord met het honorarium? O, monsieur, ik zoo gelukkig! Nu zal ik u ook verklaren, waarom ik zoo snel het besluit heb genomen u die rol te geven. Mijn spionne ls namelijk een Pransche danseres en zij bevindt zich in een soortgelijke situatie als u, toen ik u bevrijdde. Zij wordt óók achter volgd. Maar niet door een werkman, maar... .door een officier van het koloniale leger, viel zij hem in de rede Hoe weet u dat? Van Smits!.U moet niet boos zijn, ik ben Mary Bronner en de rol van den werkman heeft één uwer figuranten gespeeld, voor een rijks daalder. (Vervolg van pagina 3) manier zijn brood verdienen. Maar steelt van honderden eigenaars. En die rozen zijn niet ver zekerd. En met het stelen van rozen voorziet u toch niet in uw dagelijksche behoeften? Weer wilde de inspecteur zeggen: Dó* niet zoo mal. Maar hij bedacht zich. De oude kerel werd zóó wild over die rozen, misschien zette hij het heel# stadje achter deze bloemengeschledenis aan Het was verstandiger hem zijn zin te geven. Je hebt gelijk, zed hij. Ik zal er voortaan aan denken. Uitstekend, zei de man en liep door, ln de tegenovergestelde richting van die van den in specteur. In gepeins verzonken keek deze het mannetje na, en toen hij uit het gezicht verdwenen was, zag Peter pas, dat hij het valiesje op het pad had laten staan HU zou het maar meenemen naar het bureau, dan kon de man het daar ko men halen. - De agent van politie Wilders stond voor het bureau. Goedenmorgen, inspecteur. Goedenmorgen, Wilders. Denk erom, dat je nooit meer een madeliefje plukt. Wilders keek hem stomverbaasd aan. De in specteur vertelde, wat hem overkomen was en beëindigde zijn verhaal met de opmerking: En toen vergat de ouwe Idioot dit en kon ik het nog voor hem meesleepen ook. Wilders trok zijn wenkbrauwen op. Eigenaardig Had hij een langen neus en een roode vlek op zijn wang? Ja, ken je hem? Ik denk, dat het Kleine Duns was. Vroeger heb ik wel eens met hem te maken gehad. Hij sjouwde altijd rond met een koffertje, van huis tot huis en als de vrouwen haar hielen gelicht hadden, sloop hij naar binnen en... Wat? schreeuwde de Inspecteur. Hij is al vaak gepakt voor het stelen van kleine dingen, zei Wilders. Zes of zeven keer. Laten we eens kijken. Hij opende het valiesje. Er lagen zilveren vischvorken in, een groene porseleinen vaas, een paar zijden kousen en een theezeefje. Voorkomend in Duizend en Eén van Zaterdag 13 Juli 1940 AAPJESKOETSIER. Een schrijver wil zelf zijn boek laten drukken en vraagt bij verschillende drukkerijen prtj» aan. Het papier ls echter nogal duur. Een der drukkers zendt twee begrootingen ln. Hij be paalt hoeveel regels er op elke bladzijde zullen komen en hoeveel letters op lederen regel. Ais men per bladzijde 3 regels meer zou zetten en op eiken regel 4 lettersmeer, dan zou Iedere bladzijde 224 letters meer bevatten. Zette men echter 2 regels per bladzijde minder en op eiken regel 3 letters minder, dan zou elke bladzijde 145 letters minder bevatten Hoeveel regels per bladzijde en boeveel letters per regel bad de drukker eerst berekend! DE inspecteur van politie had zijn ontbijt beëindigd. Hij vulde zijn pijp en strekte zijn arm uit naar zijn armbandhorloge, dat op den schoorsteenmantel lag. Zijn Vrouw keek op uit de courant. Die kerel van Kornelissen heeft drie jaar gekregen. Dat verdient hij ook. Ach, ja. dat weet ik wei, maar... De inspecteur lachte op de manier van per sonen, die de gerechtigheid dienen, Dat is nu weer echt iets voor een vrouw. Ik beg: ijp niet, waarom jullie altijd medelijden hebben met misdadigers. Ach, Peter, drie jaar opgesloten te zitten... Dat is toch zijn eigen schuld! Inbreken is Inbreken, of je er nu lang of kort over praat. Als i k er iets in te zeggen had, maakte ik die straffen nog véél strenger. Dat is de eenige ma nier om er een eind aan te maken. Nou, nou, zei ze, ga niet te ver. Als er nooit misdaden werden gepleegd, zou jij je baantje verliezen. Goed, lachte hij, maar dat heeft er tóch niets mee te maken. Als iemand, die voor het eerst van zijn leven een misdaad pleegde, welke ook. strenger gestraft werd, zouden er heel wat minder misdaden zijn. Als iemand een postzegel vah een stuiver steeit, is dat in principe even erg, als dat iemand vijftigduizend gulden achter over drukt of een aantal juweelen. Daar moet hij voor gestraft worden. Maar dat doen ze niet! Dus steelt hij den volgenden keer iets van meer waarde. Enzoovoorts. Peter ging naar buiten, haalde zijn flets uit het schuurtje en stond vervolgens stil om zijn tuin met welgevallen te bekijken. Zijn vrouw stond in .de open deur en keek naar hem met een glimlach. Peter was goed voor haar. Twee ons tabak en één biertje per dag was alles wat hij voor zichzelf noodig had. Hij liet haar mooie kleeren koopen, ging met haar naar de bioscoop en Zondags naar de kerk. Er was werkelijk niets op hem aan te merken. Alleen zou zij wel willen, dat hij niet zoo strikt was, zoo onverbiddelijk, zoo Styeng in zijn oor deel ovar verschillende dingen. Hij hield er zulk een nauwgezet plichtsgevoel op fra, dat hij in staat was om zijn eigen moeder te ■arresteeren, als zij van den honger een broodje zóu hebben gestolen. Dat was typisch Peter. Nooit "kon hij inzien, dn? er ergens een excuus voor bestond, of wat men zoo noemtverzachtende omstandig heden. De inspecteur stapte op zijn fiets en reed weg in een matig, waardig tempo. Hij moest vijf "kilometer fietsen naar zijn bureau, want hij hoonde in één van de verre en lieflijke buiten wijken van de kleine provinciestad. Het had al dagenlang niet geregend en de akkers en weiden waar hij langs reed, zagen er weelderig uit Hij bedacht, dat het misschien droog genoeg was. om rechtsaf te slaan en door de akkers over een smal paadje naar zijn bureau te fietsen. Daar het dwars door de velden ging, beteekende dit voor hem een besparing van minstens twee kilometer. Wat zijn vrouwen toch merkwaardige we zens. Zij willen altijd beredeneeren. dat zwart wit is. Daarom zijn er zeker zooveel winkel dieveggen onder haar. Zij vertellen zichzelf, dat het niet echt stelen is!» Hijj snoof ongeduldig, Hm, dié gapperlj is nog de ergste van alle. De bremstruiken aan den kant van het pad waren zoo goed als uitgebloeid, maar de jas mijnen geurden fantastisch. Peter was op het land geboren; aan de stad had hij nooit kunnen wennen, en hij merkte verscheidene details op. Hij herkende den roep van een vogel, het geluid van een wezel, die razend snel door het struik gewas schoot, en toen zag hij iets, dat hem deed remmen en van zijn fiets stappen. Een wilde roos slingerde haar ranken om het eikenhakhout heen, dat langs het pad groeide. Prikkelige groene blaadjes en groote rose ster ren van bloemen in overweldigende hoeveelheid. Hij zag ineens voor zich, hoe zij, zouden staan in de zwarte vaas. thuis, op de piano: een ge dicht van schoonheid en zpmer. Hij besloot er een paar takken af te snijden, ze op bureau zoolang ln een bus met wfffer te zetten en ze 's avonds voor zijn vrouw mee te nemen. Voorzichtig sneed hij met zijn zalcmee eenige wilde ranken al. Ineens hoordé hij een stem, die zei: Wel, Ja, ruineer den boel mtarl Het was een droge, boo ze stem. en de Inspec teur draaide zich verbaasd om. Tegenover hem stond een mager, klein mannetje, met een ab normaal langen neus. Hij was armoedig ge kleed en hij had een goedkoop vmlieeje bij zich. Hij zag er zoo volkomen onbeduidend uit, dat de inspecteur medelijdend zei: Kom, kom, vadertje, doe niet zoo mail Mai? Ik zeg Je... Hoor -eens even. Verdwijn en bemoei je met Je eigen zak'en. Dat doe 'ik juist, .snauwde het mannetje. M Ik bemoei me niet de zaken van het publiek^. van ons allemaal. En daar hoor ik ook bij, nlere* waar? Wie heeft jou het recht gegeven, de wiJde rozen, die aan ons allemaal toebehooren, af te snijden? De inspecteur keek hem doordringend aan. Wie bent u eigenlijk? Eén van het publiek. En dit ls "een publiek pad. De gemeente zorgt ervoor, 'd?t het begaan baar blijft. Ik heb er recht op te'-genleten van wat er langs groeit. Dat is de" wet én... Je behoeft mij niet te vertellen w»t de wet is! zei de inspecteur, die er genoeg van, begon te krijgen, Tut, tut %t mannetje werd vuurrood van woed», Als u zoo goed weet wat de wet zegt moest-, u u schamen, om de wet te overtreden, u, een inspecteur van politiel Nü ls het genoeg, waarschuwde de inspec teur. Hij begon zijn takken bij elkaar te binden, Het ls niet genoeg. Het ls nóóit genoeg. Door het heele lend de planten vernielen, dat kunnen jullie. De Inspecteur begon er den draalt me» te steken. Dus door die paar takken worden >11* planten in het land vernield? Dat zeggen ze allemaal, zei het mannetje woedend. Een dame gaat uit met haar suto én ziet Jasmijn, bij bossen. Het zal zoo erg niet zijn, als ik er een paar takken van meeneem, denkt 4j. En zoo gaat het door. tot er niet» meer van alles over ls, geen Jasmijn, geen rozen, geen sneeuwklokjes, geen anemonen. En bet volgende Jaar is er niets meer te vinden. Nu Ja. zei de Inspecteur. Ik weet wel, ln de buurt van de groote steden is het nogal kaal overal, omdat er zooveel menscben naar buiten gaan. Het mannetje snoof verachtelijk, Wat maakt dat voor verschil? vroeg hij. U plukt hier rozen, een ander doet het ook, en 't volgend Jaar ls er geen roos meer te vinden. Als jullie den boel lieten staan, zou er over een paar jaar een weelde van allerlei wilde plan ter: hier zijn. g> Behoort u soms tof een vereenlging tot be scherming van planten? vroeg de Inspecteur. Neen, maar ik kan niet zien, dat alle bloe men worden geroofd door dieven aia u. Wat zeg Je daar? gromde de Inspecteur. Dieven ais u, Ja! De man strekte *n beschuldlgenden vinger uit U Waarom moet u er alléén van genieten? Waarom niet ledereen, die hier wel eens laags komt? AcflC zei de Inspecteur. Er zit wel tets in... Er zit alles ln! Als u Iemand erop betrapte, dat hij het zilver uit een huis stal, zou u hem opsluiten, nietwaar? Maar uzelf... De beschul digende vinger schoot weer naar voren, O steelt rozen, welke aan het publiek toebehooren en u vindt het heelemaal niet erg. De inspecteur probeerde te lachen. Maar dat is toch niet hetzelfde. Ja, zeker, zei de man, er ls een verschil. De man, die zilver steelt, steelt tenminste maar van één mensch Bovendien Is het zilver mis schien verzekerd tegen diefstal. En misschien kan de arme stakker niet op een behoorlijke XVervolg op pagina 6X

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 11