De toestand in het boerenbedrijf PARIJS onder de Duitsche bezetting Zorg voor 't behoud van ons iandschapsschoon u>2& ÏHT. Oonderdag 25 Juii 1940 NIEUWSBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN De burgerij is nog ver doofd door den sldg n f>}« e,r£Z prPrk3 I»-» o(ij 7r12 45 fk Jure*"#' Tekort aan krachtvoer maakt afslachten van varkens en kippen niet noodzakelijk Ivitdveestap*' kan zonder bezwaar gedund worden D« «edele positie van den boer BRITSCH CONVOOI VERNIETIGD. Vijf schepen vernietigd, t een zesde in brand geraakt. Het opperbevel der Daitscbe weer macht deelde gisteravond aMdc* „Vanochtend hebben Duitsche gevechtsvliegtuigen een Britsch con vooi van vijl koopvaardijsche pen, tezamen metende 17.000 ton, vernietigd. Bovendien is een ander vijandelijk koopvaardijschip van 4000 ton in bratad gebombar deerd." 1 Zal de catastrophe op een revolutie uitloopen? Vóór den grooten aanval. In Verband met de houtproductie dreigen ernstige gevaren Oordeelkundige vernieuwing van den aanplant eerste vereischte b,j£ - 'ten F 14# Af r *.m vi \*M oS P Urrieh. I c£ r l,- 1 an P. Ichtan Em 1 Bandit— ■oh), it* c- II.» Be. fi'HUi, UZkk J* ten A NI», ■ten DuiUcfc Bericht*» p-15 Cram». 50 Gr* r-#it*ch #,u [5.55 Repot rif .10 Gram®, ■uifldifren la |$m dag (4 Bericht* Bericht* h. 9.00 b. richten Eng. Bericht* I.N.P 10.30» Bench tea «mach. LB pluf den bciB»- _.dt van 5a| J mag niet do It, dat de B* 1 betoont ■riet nog Wj ■nig opdractv- staataobliO»* iring zljn op- (deze fondsea n werd now* mts obligation I in de inartt openbaaroo koers geleid* friaar nog nj«* gisteren, j* JO. 2e lecnnjf ie soorten érorden «Fff Intettjke oMJ* [en in P»?» [ook niet W iweiwvi"* - ,u Lar de "»ar» beperkt is. E. Ameterd'ï l.„.r Va" BBPSBX BANK. acttA" No. 203P2 Bur. Markt 31. lei. «74S Postgiro «400 Directeur F. TIETER ft Ten eerste: By een goede organi se van het boerenbedrijf hoeft men niet dadelijk te vreezen, dat bet tekort aan krachtvoer noodlot tige gevolgen zal hebben. Ten tweede: Het zou van gemis «an inzicht getuigen, wanneer nten varkens en kippen maar lukraak mu afslachten ten einde zooveel mogelijk rundvee kt leven te kun nen houden. Te» derde: In tal van boerenbe drijven dient hoognoodig verbete- ring van de financieele positie te Itomen door een méér bevredigen de geldelijke belooning utfTte kee- Ten vierde: Eén machtige orga nisatie zou de gezamenlijke en in- dividueele belangen van den boer óp de juiste wijze kunnen behar tigen. Bit waren de vier conclusies van dr. J. Grashuis, die hij ons mededeelde tij dens een persgesprek, dat wij met hem bidden op het landgoed Schothorst bij Amersfoort. Daar is „sinds het laatst vin 1938 gevestigd het Instituut voor Moderne Veevoeding, het wetenschap pelijk landbouwkundig proefstation, dit behoort bij het Centraal Bureau uit bet Nederlandsch L'andbouw-Comité en onder directie siaat van dr. J. Gras huis. De professoren B. Sjollema en W. F, Donath verleenen aan deze in stelling hun'medewerking. Wie in aanmerking neemt, dat dit instituut de studie der moderne vee voeding tot arbeidsveld heeft gekozen, zil begrijpen, dat hier werk wordt ver richt, dat vooral in deze tijden van leer groot belang moet worden geacht. Dsar immers vele producten wegens gebrekkigen invoer schaarsch begin nen te worden, dient naar vervan gingsmogelijkheden te worden gezocht. In het boerenbedrijf richt men daar om met meer dan gewone belangstel ling zijn aandacht op het probleem: Krachtvoer. Dezen winter zal er een tekort aan krachtvoer zijn en hoe is dit te ondervangen? Dr. Grashuis wilde niet al te pessi mistisch zijn. Generaliseerend kan1 men van één ding in ieder geval overtuigd zijn: Beschikt een bedrijf over een vol doende hoeveelheid ingekuild voer en andere ruwvoeder-producten, dan kan des winters met zeer weinig krachtvoer worden volsta; t hebben wy bijvoorbeeld in u,i .gen winter al geleerd? Aanvankelijk was er ontevre denheid bij de boeren, omdat zij meen den een te geringe hoeveelheid kracht voer ter beschikking te hebben gekre gen. En achteraf bleken de finan cieele resultaten van het bedrijf er gunstig door te zijn beïnvloed, evenals de gezondheidstoestand van de fok- wen, die daar in vorige jaren met reime hand krachtvoer werd toe gediend destijds te vet waren ge worden. Sociale positie. met dr. Grashuis weeven van ons .eigenlijke Zoo sprekend dwaalden propos af naar de sociale poistie van boer. In vele opzichten is deze ™n goed te noemen. Van 1919 v»art ver'°efde dr. Grashuis als DaaVi 'e 'n den Achterhoek. eerde hij talrjjkp bedrijfjes en knm J,Ven, kernen, die per jaar aan in- mmsten hadden 200 of 300, swa®r Is er eer.ige verbetering bedril f° den steun voor kleine Jven, maar over het geheel geno- doge S|'" k snr!,ke van een te ge- winter de ifvan de faKP:_s_ n melk van hij .I. fe' o cent. Maar wanneer dag pr°ducfen zelf moest koopen, e® lk»amen fabricagekosten van vttr mLmeöt hem fe staan op onge- liet v nt' ®p d'C manier zou hij Wd hüf moeten werken, doch Wijnjt ai» moe'en geven. Weliswaar iet< in... ue'lies in den zomer weer "nomen if .doch over het geheel den geen nie' van inkomsten wor- "^Proken. de» t *,a' J* het resultaat nu van "«nsoo e n? Vele hoeren zitten «Ver i, .°°ge lasten en beschikken bedrijf aa„ln'? ^""Üfekapitaal om hun *wi tjjri te t ïischen yan den nieu- °"b, zo» kunnen aanpassen. Daar-* "noeg qq dn. Grashuis, kan er niet "°™*n aangedrongen, dat de boeren nu zoo spoedig mogelijk schadevergoeding ontvangen voor wo ningen, die moesten worden afgebro ken, voor vee, dat niet gerevacueerd werd, voor werktuigen, die verloren gingen, enz. Ook moet de rekening van tal van boeren, die vlak voor den oor log vee verkochten aan de Regeering, zoo snel mogelijk worden betaald. (In middels is met de uitbetaling een aan vang gemaakt). Dit geld immers moet den boer in staat stellen, zijn bedrijf te voeren volgens de eischen des tijds. En zoo goit dan geldt het nu: een volk wordt door zijn boeren gevoed. Belangwekkend experiment. Daarom ook is het vooral thans zoo belangrijk, dat het boerenbedrijf wordt uitgeoefend volgens de modernste én mees1 wetenschappelijke principes. En daarom doet het instituut De Schot horst ook werk, dat het geheele volk ten goede zal komen. Op het oogen- blik is professor Sjollema aan een zeer interessant experiment bezig: Hij on derzoekt in hoeverre de normale wei- degang bij koeien een verspilling van eiwit tengevolge heeft. De voorloopige uitkomsten zijn zeer belangwekkend: Het is gebleken, dat melkvee by goede bemesting van de weide te veel eiwit verzamelt, soms zelfs wel twee maal te veel. In econo- mischen zin is dit dus een verspilling, terwijl er tevens hygiënische bezwaren bestaan. Koeien of varkens? Er gaan tegenwoordig stemmen op, die de noodzaak, van een beperking van den vestapel besprekend alle kceien willen laten leven, maar bijna alle varkens en kippen naar de slacht bank willen verwijzen. Nu is het waar dat de laatste categorieën naar verhou ding meer krachtvoer noodig hebben. Maar is het daarom noodig alle var kens en kippen uit te roeien? Neen, zegt dr. Grashuis. We moeten in aanmerking nemen, dat wetenschappelijk geleide weide en gemengde bedrijven genoeg kuil en ruwvoeder kunnen p: oduceeren om daarmee het tekort aan krachtvoer vrij wel geheel te dekken. Dus: er komt dan krachtvoer vrij voor varkens pn kippen. Waarom dit zoo belangrijk is? Er zijn verschillende redenen. In de eerste plaats de volksvoeding. Het var ken levert ons met een bepaalde hoe veelheid krachtvoeder veel calorieën terug in den vorm van vet. Op dit ge bied kan het met glans wedijveren te gen de koe, zelfs wanneer men de melkproductie in de vergelijking be trekt. Nog een reden: tal van kleine boeren kunnen eenvoudig niet buiten varkens en kippen. Wanneer men hun de laat ste bestaansmogelijkheid ontnam, zou men toch zeker groot bedrijfsmoeiljjk- heden verwekken. Want wat moet bij voorbeeld het gemengde bedrijf, dat nogal veel ondermelk terugkrijgt'vrn de fabriek, 's zomers met al die onder- melk aanvangen? 's Winters is ze nog terug te geven aan de koeien. Ik ben van meening, ver klaarde dr Grashuis, dat zonder bezwaar 20 tot 25 pet van den rundveestapel kan worden geslacht. Het heeft geen zin, tuberculeus vee, vee met infectueuze uieraan doeningen e.d. in het leven te hou den en gezonde varkens af te maken. Men zegt, dat de rundvee stapel slechts langzaam weer op het normale peil zal komen, wan neer hij eenmaal gedund is. Inder daad, de teelt gaat slechts lang zaam. Maar die 20 pCt. of 25 pCt. heeft bijna geheel betrekking op vee, dat voor de voortplanting niet in aanmerking mag komen; de deu ren van het abattoir staan er wijd voor open. Het beste deel des volks. De boeren aldus dr Grashuis, heb ben recht op een dergelijke beharti ging van hun belangen. De boeren vormen het beste deel van ons vólk,- want zij leven en werken voor de voeding van hun land. Een half jaar lang heb ik op een rijksbureau te 's-Gravenhage kunnen vaststellen, dat de boer, van wien men zoo graag zegt, dat hij altijd klaggt, in werkelijkheid tot de minst klagen- den mag worden gerekend. Hij is een nuchter denker, past zich zeer ge makkelijk aan nieuwe situaties aan en is bereid met zeer weinig luxe ge noegen te nenjen. Wanneer de boeren gezamenlijk beschikten over één machtige organisatie, vrij van alle verkeerde invloeden, dan geloof ik, dat het algemeen belang maar ook het belang van iederen boer afzonder lijk daarmee ten zeerste zou zijn gediend. Ik beschouw het als een voorrecht, voor de boeren te mogen werken, besloot dr Grashuis. SHtTLAN AFSTANDEN IN KILOMETERS Ui HOOFD OORLOGSHAVENS NOOR WEGEN SCHOT NOORD IER LAND ENGELAND DUITSCHE onzen V.P.B.-correspondent). P a r ij s, Juli 194». DE betrekkingen, tusschen de Duitsche soldaten en de be volking 'zijn correct. Botsin gen komen niet voor ter nauwernood enkele kleine onaange naamheden. Toen eenmaal des mor gens bleek, dat men de banden had laten leegloopen van de auto's, die des nachts voor Hotel Scribe waren blij ven staan, dacht meiï eerst, dat dit aan sabotage van de Franschen toe te schrijven was. Doch later bleek, dat een Duitsche patrouille in den loop van den nacht de ventielen had ge opend, omdat dg wagens niet voorzien waren van het door de Kommandan- tur te verstrekken bewijs. Slechts af en toe vallen de militai ren op, wanneer zij door onwetëmr heid tegen een of ander verbod zon digen. Zoo hoorde ik een klein meisje verschrikt tegen haar moeder zeggen: „O, moeder, kijk eens: ze rooken in de Métro!" Op Je - Place St. Michel stappen drie Duitsche soldaten in en groeten met een luid: „Heil Hitier!" Deze zorge loosheid is een bewijs van ontspanning. Deze soldaten bekommeren zich met meer om hetgeen achter hen ligt het verleden, waarvan de Franschen zoo vast geloofden, dat het een ga rantie voor de toekomst was. In het Café de la Régence staat een klein tafeltje met koperen ponten. Niemand heeft er een blik voor over. Soldaten zitten aan eet/ tafeltje en proosten. „Nee, Richard, geen bier! Champagne die kost hier maar 15 Pfennig per glas!" Zij praten over de overwinning, over het nieuwe (rontkrantje. Zij slaan geen oog op het kleine bordje, dat den bezoeker verkondigt, dat luitenant Bonaparte hier in 1791 altijd zat te schaken. Het Heden ia te. belangrijk voor de Duitschers, om aandacht te schenken aan het Verleden. De Franschen leven in onzekerheid. Maar de Franschen denken er des te meen aan althans aan het ver leden van gisteren. Zij piekeren over hun familiebetrekkingen. Waar zijn zij gebleven? Reeds voor de bezetting waren de postverbindingen gestoord. Wie is gevallen? Wie heeft het onge luk overleefd? Men weet het niet. Het ongeluk van het vaderland staat nog achter bij de kwellende onzekerheid waarin men verkeert over het lot van zijn familieleden. Wanneer men een vrouw vraagt: „Hebt u iemand aan het front?" dan verliest zij dadelijk haar met moeite bewaarde zelfbeheersching en komen dji_water!anders voor flen dag, zooals 'bij dk lange, magere bakkersvrouw uit den Faubourg St. Honoré. „Mijn man is alles, wat ik nog op de wereld bezit! U geloqft toch ook wel, dat ik hem terug zal zien? Zeg mij toch, dat u het gelooft!" „En hebt u niemand anders?" „Neen. Ik had een zoon van twintig jaar als hij nog geleefd had." Mgn, zoon, vader, broeder wie zal terugkomen? Niemand weet het. Allen blijven hopen en eerst over weken zal men rouw gaan dragen. De soldaten, die in leven zijn ge bleven, vragen even angstig naar hun gezin. Zoo bijvoorbeeld de politieman, die op post- siund voor de Tuilerieën en mijn vragen op politiek gebied beant- wobrdde met de vraag naar zijn fa milie: of ik hem niet behulpzaam zou kunnen zijn, om een onderzoek in te stellen in Nantes. Hij slikte iets weg ;n bracht toen met bevende stem uit: Miin dochtertje is twee maanden oud, ik heb het nog nooit gezien en ik bezit niet eens een foto yan haar." Als de Duitschers Uw ■iet waren Neen, op dit oogenblik bekommert zich geen mensch om het vadetiand.. Ieder is te zeer vervuld van zijn eigen aangelegenheden. Men ontmoet slechts een grenzelooze, smartelijke verbazing niet eens toorn over hen, die voor deze catastrophe verantwoorde* lijk zijn. Over een paar maanden sat dat wel anders worden. A^isschien is het waar, wat men vaak' kan hooren verkondigen: „Als de Duitschers niet hier waren, hadden we al revolutie gehad". Waarom er geen haat bestaat? Om«' dat men er van overtuigd is. dat de krachten te ongelijk waren. Frankrijk is verdoofd door den ontzettenden stag ter aarde gestort. Het geeft er zicta^ geen rekenschap van hoe het zich heeft toegedragen. En toch gaat het leven verder. Du in eesten zijn blij, dat zjj het leven hebben behouden. Men kan het op du gezichten lezen. Het individualismu viert hoogtij. Goed gekleede menschen vullen de café's in de Champs Elysées» In hun toestand van herademing doen de merschen, wat hun het eerste in valt. Het teruggevonden leven heeft ongekende bekoring. Eigenaardig doet in deze omgeving het verschijnen aan van een groep ruiters, die de verpersoonlijking schij nen van Frankrijks mannelijke kracht. Het zijn de Gardes Républicaines met hun kurassiershelmen en de wappe rende paardestaarten. In hun unifor men van het Keizerrijk herinneren zjj aan de cavelerie-regimenten, die zich in alle stilte hier of daar verzamelett voor een massa-aanyhl. Zij zijn niet naar'het front gewetj Dat is niet hun schuld, want zij hooren tot de bewakingstroepen. Ve wonderd staren hen de Duitsche daten en officieren na. Het leven gaat verder. De agente»" paradeeren nog evenals vroeger met hun plerines, waarmede zij, als deze zijn opger ld, gevoelige slagen kunnen toebrengen. De fconcierges zitten weer voor de huisdeuren met haar breikou». Langs de trottoirs zitten de groenten- en fruitkoopvrouwen met haar volge laden wagens. De kinderen zien er weer vroolijl: en onbezorgd uit en in den tuin. van het Luxemburg laten gij weer hun scheepjes varen. Natuurlijk de menschen zulle» weder tot zichzelf komen. Zij branden van verlangen naar een verklaring. E» die zal men hun moeten geven vu» den eeren kant of van den anderen.M Bovenstaand kaartje geeft Engelands positie aan ten opzichte van het Europee- sche vasteland van waaruit straks de aanval op het eilandenrijk moet beginnen. De lijnen geven de afstanden in kilometers aan van de Duitsche steunpunten naar de Engelsche aanvaUobjecten. Het werkcomité van de Geldersche Landschapscommissie verzoekt ofis op name van het volgende: Door het oorlogsgeweld, het aanleg gen van verdedigingswerken en het treffen van maatregelen voor onzen afweer is er van ons Iandschapsschoon nog al wat verdwenen en geschonden. Er valt ook jn dit opzicht veel te herstellen en weer op te bouwen. Nu is het helaas te vreezen. dat door dep' oorlogstoestand in de naaste toekomst nog meer offers aan ohs Iandschapsschoon zullen moeten wor den gebracht. Immers zullen wij, als de voorteekenen niet bedriegen, ten aanzien van verschillende onderdeelen van onze behoefte aan hout voorshands uit eigen productie moeten, voorzien. Dit beteekent, dat in het komende veilingseizoen waarschijnlijk veel meer hout aan den bijl ten offer zal moeten vallen, dan gewoonlijk. Met het oog op onze houtproductie in latere tijden behopren van zelfspre kend in de eerste plaats de slechte bosschen, die weinig bijgroei hebben, te worden opgeruimd en op oordeel kundige wijze door nieuwe te worden vervangen. Ook moeten uitgegroeide lanen en boomgroepen het eerst voor veiling in aanmerking worden gebracht om voor krachtig groeiende boomen plaats te maken. Waar geveld is, moet her plant worden. De regeering heeft zich terecht op het standpunt gesteld en dienovereen komstig voorgeschreven, dat, waar ge veld wordt, behoudens in bijzondere gevallen, weer moet worden herplant, maar het gaat hierbij niet alleen om onze toekomstige houtproductie. Door de helaas zoo geringe uit gestrektheid onzer bosschen en de «note be teekenis die zjj en vooral onze lanen cn boomgroepen ook voor het Iandschapsschoon hebben, zal dit door de verhoogde kap tern- stig gevaar loopen. Daarom is aller inspanning noodig om in het alge meen belang landelijk schoon op deskundige wijzê te bewaren, te herstellen of nieuw te scheppen. Wij zien dit naaSt de zorg voor onze toekomstige houtproductie als een nationale plicht voor alle hout producenten. In de eerste plaats wordt hierbij ge dacht aan het herstellen van geschon den en het aanbrengen van nieuwe beplantingen langs straten en wegen, bij gebouwen, op particuliere terrei nen e.d. in de geteisterde steden en dorpen met hun onmiddellijke om geving. Hier kan door gebrek aan kennis en inzicht veel worden ver knoeid, maar daar tegenover ook veyl worden bereikt en kunnen veel on gedachte mogelijkheden worden be nut, indien daarbij volgens deskundig advies wordt gehandeld wat betreft de keuze van het te gebruiken mate riaal of omtrent de wijze, waarop door middel van beplantingen een nieuwe aankleeding van weg, gebouw of terrein kan worden verkregen of een geschonden beplanting kan worden hersteld. Deskundig advies noodig. Het scheppen, van een beplanting, die in haar omgeving tot in dar verre toekomst fraai aandoet, is echter geen werk voor een leek, docy vereischt groote ervaring en kenrj/s van het karakter van het landschap. Daarom worden vooral de kleinere gemeenten welke gewoonlijk niet over deskundig personeel beschikken, dringend aan geraden advies in te winnen en wel vooral tijdig, reeds bij het ontwerpen der. plannen, van personen of lichtte men, die ter zake op de hoogte zij» van wat i*i elk byzonder geval aestho- thisch wenschelyk en in verband mol bodem en standplaats mogelijk is. Dit geldt niet alleen voor omvangrijke werken, doch ook voor kleine, want behooren wij niet ook in het kleine groot te zijh? Een tweede belangryk punt is hel herstellen van terreinen, waarop ver dedigingswerken werden aangelegd Laat hien dit vooral op onze woeste gronden en in bosschen op zoodanige wijze doen, dat geen wonde plekken blij ven in een mooie omgeving. Juist waar het landschap uit zich zelf veel schoonheid biedt dient er' groote zorg aan te worden besteed om iedere her innering aan zulke storende werken volkomen te doen verdwijnen. In de derde plaats onze lanen en boomgroepen in het vrije veld, dez« voor de schoonheid van" ons land zoo belangrijk eobjecten. Wij moeten er zpinig op zyn en voor al hier is het oordeel van een deskun- digf op zijn plaats om bij vernieuwing iets tot stand te brengen, dat de toets der kritiek gedurende het lange ieven van zoo'n laan of groep kan doorstaan. Juist bij het aanleggen van een laan- beplanting y^immert men aan den weg" en hoe vaak ziet men in .dit op zicht niet uit onkunde of misplaatst» zuinigheid zondigen tegen de meest elementaire eischen van techniek en aesthetica. Laat men er zich van bewust zijn. dat op hem, die door het bezit va» boomen of bosschen bijdraagt aan ons Iandschapsschoon, in het algemeen ba- lang de plicht rust dit zoo goed, en zoo lang mogelyk in stand te-houden e» wanneer het door oogst van het hout of door welke oorzaak ook, verloren gaat, het op oordeelkundige wijze ta herstellen of te vernieuwen. In veel gevallen zal hierby zoowel het per soonlijke als het algemeene belang het beste zijn gediend door het daartoe inwinnen van deskundig advies. Aan gezien wij reeds zooveel landscnapu- schoon moesten verliezen en waar schijnlijk nog veel verloren zal gaa» is het onze plicht om elke mogelijk heid tot herstel of verhooging daar van op de beste wijze te benutten. Het werkcomité van de Geldergch» Landschapscommissie (secretaris ml H. L. 's Jacob te Herveld) zal gaarne zijn bemiddeling verleenen voor het verkrijgen van deskundig advies..

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 1