Hét slimme snijdertje Dat den reus overwon I D' A LANG1 KlAA t Vogeltje de kooi baggermol* Eventjes pret RAADSELS JANTJE'S SCHIPBREUK r van de Snijdertje's voorstel M en verjoars- ideau voor leine zus Een vogel, die van honing leeft Hij had gelijk OPLOSSINGEN van de ra» uit het vorige nummef'] I r» een klein stadje, vele eeuwen ge- zat de raad der oude en wü- inwoners In zak en as. Er ge- i daar vervelende dingen... Niet ver van het stadje namelijk troonde een vervaarlijke reus. Grim' m-lsteyn geheten. Deze reus huisde in •cr groot hol, dat zich in het diepst van de berg uitstrekte en van dezen »*js» die eigenlijk een echte boeman w«s, ondervonden de bewoners van ket aardige stadje veel last. De grote tn was zich van zijn sterkte en wicht bewust en daar maakte hij sbruik van, door de arme, rustige ir voners op alle manieren te ringelo ren en te plagen. Hij werkte nimmer, die luilak; w «ar eten moest hij toch. En daarom e -te hij, dat de mensen hem van alles z aden verschaffen, waarin hij trek n»d. Het beste en lekkerste was nog b t goed genoeg voor hem! Dat was natuurlijk een hele belasting voor die nt nsen, want de reus kon wel net zo veel eten als dertig gewone mensen En ga daar nu maar eens voor zor- gcaf l'och, hoewel ze helemaal niet wa ren ingenomen met dien duren kost ganger, konden ze niet ontkomen aan die plaag; want als men het durfde ,i gen, niet op tijd aan zijn verlan gd s te voldoen, dan wist bij hen wel te dwingen! Me die meneer Grimmelsteyn Uw aad werd, kon men het geducht rken. Dan liep hij, stampend en -- iivend uit zijn hol tot vlakbij het id je en ging languit liggen. Hij zette z m wangen flink bol en dan blies hij uu alle macht Er woei dan een ge- d hte storm door de nauwe straten, .■dat men bijna niet op de been kon ven; dikwijls woeien de pannen van >r daken en de vensteïs vlogen wel '•tn scherven! Zoiets is natuurlijk re van prettig en daarom deed -ea maar het verstandigst, de wen- 'i van den reus terstond in te willi gen. Op den duur echter drukten die gro- e uitgaven zwaar op de bewoners. ,-eds vele mafen was de burgemees- 'i met zijn raad bijeen gekomen, om <»t vraagstuk te bespreken en vele ommat had men al geopperd, om an dien lastigen reus te worden ver- »t; maar nog nooit had iemand -»ns gezien, iets uit te vinden, dat af- *nde bleek. Nu had zich, nog niet zo lang gele ien, in de stad een vreemdeling ge- astigd, een klein, nietig manneke, "u was snijder van beroep en men i hem de ganse dag achter het ven- - er van zijn huisje zien zitten, lustig tgend en knippend en naaiend aan kleren, die hij maakte voor de «nsen. Het was een echte vrolijke aas, zo klein als hij was Groot was de verbazing, toen deze middag plotseling het snijdertje de deftige vergadering der wijze raads leden binnenstapte en zich familiaar op een zetel zette. Hij kwam ternau wernood met zijn korte beentjes op'de vloer! De achtenswaardige burge meester keek hem, over zijn bril, streng aan en vroeg, wat hij hier kwam doen. Toen maakte het snijdertje een bui ging en zei, dat hij een voorstel wilde doen. Niets meer en niets minder wil-" de hü, dan de stad voor altijd van reus Grimmelsteyn verlossen! Als be loning daarvoor vroeg hij de klandi zie van alle heren van de raad... De deftige oude heren keken elkaar eens verwonderd aan, ze kuchten en streken weifelend over hun lange, grijze baarden. Eigenlijk wisten ze niet goed, wat ze van dit rare man neke moesten denken. Eindelijk hum de de burgemeester en zei, dat het snijdertje dan maar eens moest uit leggen, op welke wijze hij dat waag stuk dacht uit te voeren! Maar neen, dat wilde het snijdertje niet; dat ge heim wilde hij voor zich houden. Maar, zei hij, het kwam er immers ook niet op aan... Als hij maar zorg de, dat het hem gelukte en als hij op de beloning mocht rekfenen, was het toch in orde! Weer keken de heren elkaar aan. Toen fluisterden zij wat onder elkan der en tenslotte zei de burgemeester plechtig, dat men het voorstel van het snijdertje aanvaardde. Ais hij kans zag, de stad van reus Grimmelsteyn te verlossen, mocht hij voor altijd de laken pakken der raadsheren maken en bovendien zou men hem nog een zak met- honderd zilveren daalders schenken! Jakko, het vrolijke snijdertje, maakte een buiging en beloofde ter stond aan de slag te gaan. Binnen een week zou men geen last meer onder vinden van den reus, beloofde hij. En toen verdween bij haastig, nagestaard door de raad... Jakko op stap Reeds de volgende dag ging Jakko op stap. Lustig fluitend liep hij de stadspoort uit; het zonnetje scheen vrolijk op het land. Hij sloeg de weg in naar de berg, waar reus Grimmel steyn nog in zijn hol te slapen lag; reeds op een half uur afstand kon je hem horen snurken! De blaadjes aan de bomen trilden ervan. Spoedig stond Jakko voor het hol en hij keek naar binnen. Hela luilak!... Kom er eens uit! brulde hij met een stem, zo zwaar, als hij kon. Het snurken hield op. Een luid ge dreun klonk in het duistere hol en daar verscheen, met een nijdig gezicht, dé vervaarlijke reus aan de ingang. Zo, ben je daar eindelijk, luiwam mes! bulderde het snijdertje. Het werd tijd... Heb je niets anders te MS O achtjarige Rolf zat met een mistroostig ge zichtje aan tafel. Hij had dan ook u>el reden om treurig te zijn. Stel je voor, de volgende dag zou zijn kleinste zusje, Mieke, jarig zijn en hij had niet eens een cadeautje voor haar. En het ergste was, de anderen wel. iMura, tn oudste zuster had een prachtige doos vol houten beesten gekocht. Evert had een poppenhuis voor haar gemaakt en Cora een-droom van een poppe- jurk Rolt stak daar wel erg bij of En hij zou en wilde niet met lege handen bij zijn zusje aankomen. Ze was de jongste en werd eigenlijk wel een beetje verwend door haar vier broers en zusjes, maar och. ze was ook zo lief Op tafel lagen een paar kinderkranten Wat stond daar „Een makkelijk knutselwerkje, dat je niets kost". Dat je niets kost. dte woorden maakten indruk op Rolf Vol ijver begon hij te lezen en al lezende klaarde zijn geacht op. Dit zou hij maken voor Mieke' Het kostte hem niets en met dit speelgoed zou ze vast dolblij zijn. Rolf was ineen* een en al ijver Heem een stuk karton, stond er in de'krant, en knip daarvan een ronde schijf, die driemaal zo groot moet zijn als de schijf van onze afbeelding. Rolf was al naar de kast gedraafdMooier kon het niet, daar lag een stuk wit karton. Met zijn passer trok h<j een cirkel en knipte die netje* uit. Gelukkig dot hij op school al een beetje knutselen had gehad. H(j wist tenminste dat alles heel netjes moest gebeuren. Teken op de.ene kant een vogelkooi en op de andere een vogeltje, echter omgekeerd ten opzichte van de koot, zei de krant. Ook dat was duidelijk Met een potlood, met een punt gewapend, ging Rolf aan het werk. Eer lijkgezegd trie! het hem niet mee. Hij was geen slecht tekenaar, maar het duurde toch enige tijd. Doordat hij een mooi kdoiije en een behoorlijk vogeltje had gete kend. Maar ja. als je maar goed naar het voorbeeld keek, ping het beet Maak vervolgens rechts en links van de schijf een touwtje mul Dst was gauw gebeurd. Draai je nu de schijf aan de touwtjes etug in 't «md. dan Ujkt het alsof da vogel in de kooi zit Ro|f probeerde het en hij wax verrukt over het resul taat HU vermaakte Mek wet een kwartier met het Hij had plezier van zijn werk. Mieke was zo blij dat ze haar andere cadeaux haart Ik daag je sdt voor een wedstrijd!Drie dingen zullen we allebei doen, waar moed en kracht voor nodig zijn doen dan hier je dag te verslapen? De reus keek zeer verstoord neer op het kleine kereltje en schudde wild zijn verwarde haardos. Wie ben jij, wurm Hoe durf je mij uit mijn slaap wekken? Het snijdertje sloeg zicb manhaftig op de borst en zei: Wie ik ben?... Ik ben de sterk ste man uit het landt Ik heb gehoord, dat jjj zo'n grote lummel bent es dé brave mensen uit ginds stadje lastig valt met je druktemakerij. Jij bent te lui om te werken en laat liever de mensen voor je zorgen, hè?... Maar daar kom ik eens even een eind aan maken, befrepen? 1 Reus GrimWielsteyn keek woedend en minachtenfl het kleine ventje aan dat hij wel met zijn pink zou kunnen vermorzelen en dat daar nu zo'n hoge toon tegen hem durfde aanslaan. Maar de zelfbewuste toon van bet snijdertje bracht den groten kerel eigenlijk wel een beetje van zijn stuk... Grimmelsteyn was wel sterk, maar in zijn hart laf. Zo, zo, bromde hü in z'n baard, besluiteloos neerkijkend. En wat wou je dan wel? Jakko nam rustig plaats op een boomstronk. Ik daag je uit voor een wed strijd!... Drie dingen zullen we allebei doen, waagstukken, waar moed en kracht voor nodig zijn. Als je ze alle drie tot een goed einde brengt, beter dan ik het dóe, mag je blijven; als je 't er niet goed afbrengt, verdwün je voorgoed uit dit land. Goed begrepen? Ongerust ging de reus van zijn ene been op het andere staan en hü krab belde in zijn baard. En wat zijn die dingen? vroeg hü benauwd. Het snijdertje wees op een meer, dat aan de voet van de berg lag. Kük, we stappen beiden in dat water en duiken onder. Wie het langst onder blgft, heeft gewonnen! De wedstrijd Ze gingen naar het meertje. De reus 'haalde zgn longen vol lucht en allebei tegelijk doken ze onder water. Twee minuten, drie minuten... toen kwam Grimmelsteyn met een paars hoofd, hügend en proestend, weer bo ven. Maar pas na een kwartier dook het hoofd van het snüdertje weer op. Vrolgk lachend zei hü: Wel, wel, grote kerel... Je was er al heel gauw weer uit, hè? Dat is ummer één verloren voor je, manne ke' Kwaad en beschaamd keek de reus voor zich. Hg had niet gezien, dat het slimme sngdertje qgn holle rietstengel in zijn mond had genomen en dié bo ven water had gehouden, zodoende lucht inademend... Ziezo, nu nummer twe: Je hebt daar een dik, lang touw liggen, zie ik. Wé zullen ieder een eind daarvan vasthouden en dan moet je maar pro beren, mg omver te trekken! Reus Grimmelsteyn lachte smalend. Nou, d&t zou hg wel beter klaarspe len! Hü nakte het ene eind van het dikke touw en liep vooruit, om het uit te rollen. Toen ging Jakko Voor een boomstronk staan en sloeg vlug een lus daar omheen. Klaar? riep hü. Trekken dan maar! 4 De reus trok en trok... hü werd vuurrood van inspanning, hü blies en snoof en trók uit al zijn macht aan het touw. Maar wat hü ook trok... het snüdertje lachte en bleef kalm staan! Nog -harder en weer harder rukte de reus aan het touw, tot hü eindelijk uitgeput was. Toen gaf het snüdertje opeens een flinke ruk aan bet touw de reus duikelde voorover op zün neus! Hahaha, lachte Jakko. Wat *n state vent ben je toch! Dat heb ik alweer gewonnen! -°us krabbelde hügend overeind. - Nou het laatste, zei Jakko. Kgk, deze berg heeft aan de zuidzgde een steile helling. We klimmen naar bo ven, gaan aan het uiterste randje van de rots staan en springen dan in de diepte Ontdaan staarde reus Grimmel steyn omhoog. Ben je nou helemaal mail hijgde hü. Dan breek ik m'n hals! Bah, wat 'n bangerd ben je toch! smaalde het sngdertje. Denk erom, als je dat ook verliest, moet je de benen nemen, dat is afspraak! Ten einde raad volgde de reus hem en samen beklommen ze de berg. Het sngdertje telde: een, twee... drie! Tegelijk sprongen ze van de steile rots. Maar Jakko ontplooide vlug een grote paraplu, die hü had meege bracht en daar zweefde hü lekkertjes mee naar omlaag... De reus echter plofte met een zware bons, die in het stadje als een soort aardbeving werd gevoeld, beoeden op de grondt Daar lag hü, kennend en lelük bezeerd. Even later stond het snüdertje naast hem, veilig geland. Dat' leek weer nergens op! hoon de hü. Nee, vadertje, pak jü maar gauw je biezen, je bent, met al je drukte, geer knip voor de neus waard! En ga maar gauw, vóór ik je een flink pak rammel verkoop!) En nog diezelfde dag vluchtte reus Grimmelsteyn het land uit. Tegen zo'n geweldenaar kon hü niet opf Maar het ffimme snijdertje kreeg zgn zak met zilveren daalders en de bestelling voor twaalf Zondagse pak ken voor alle raadsheren, den burge meester incluis. En je kon hem weer alle dagen zien zitten achter zgn raam, lustig de draad trekkend en vrolijk fluitend! In het Congogebied leeft een vogel, die büjkbaar alleen maar honing eet. De negers noemen hemSa ara, dat betekenthoningvogel. Om zijn voedsel te krijgen heeft hij de hulp van mensen nodig. Als de honingvogel schreeuwt, weten de negers, dat hij weer een honingnest heeft ontdekt. Dan vliegt hü de negers, die hem willen, helpen, vooruit en wijst hun de weg. Bij het uithalen van het bijennest valt er voor de honingvogel zoveel af, dat het de moeite van het weg wijzen best waard is. LS morgens in de vroegte de sirene over de steenbakkerij klinkt om de steenbakkers, die onderweg zün, tot spoed aan te manen, doet Lange Klaas de deur van zijn huisje in de wei open en gaat naar zün werk. Hij bedient al jaren de bagger machine van de steenbakkerij, die bü de leemgroeve, uit een vüver, kiezel en zand haalt. De baggermachine is al heel oud, maar Lange Klaas is nog ouder. Hij is zelfs zo lang niet meer als vroe ger, omdat bij zo krom loopt Toen Klaas op een morgen bü de vijver kwamS was de plank, die naar de baggermolen leidde, al weer in het water gegleden. Die lelijke kwajongens, mopperde hij, terwijl hij de plank opviste. Met de „kwajongens" bedoelde hij Peter en zijn vriend Frans. Elke avond slopen ze naar de vgver en pakten de plank, die ze als vlot gebruikten. Lange Klaas bad hen al een paar keer gesnapt en toen waren ze er niet zonder een pak slaag en draaien om bun oren afgeko men! Toen het die dag avond werd, ging Lange Klaas niet naar huis. Hij ver stopte zich achter 'n hoop stenen, rookte zijn pijpje en wachtte. Het duurde niet lang of Peter en Frans kwamen aange lopen. In een minimum van tijd stonden ze op het vlot en wilder wegvaren. Tot hun verbazing bemerkten ze, dat de plank met een ketting was vastge maakt Zou er onraad zün Voorzichtig keken ze rond en toen zagen ze plotseling Lange Klaas achter de hoop stenen verschijnen, met een dikke knuppel in de band. Peter rende over het vlot, sprong en kwam veilig op de oever terecht maar Frans gleed, toen hij op de oever wilde springen uit en viel pardoes in *t water. Dat was niet zo erg geweest als hij maar zwemmen kon. Dat kon hij niet en een paar secon den later was er van Frans niets meer te zien. Doodsbleek stond Peter aan de kant Hij. Peter kon ook niet zwemmenhij k In de trom In de tram kwam een jongetje binnen. Het was zo rol, dat hg moest staan en zich aan de hts moest vasthouden. Gelukkig kon hü er juist met zün hand bij. Even later kwam de conducteur om zijn kaartje te controleren. Het jongetje had name lijk een overstapkaartje. Terwijl hij één hand krampachtig aan de lus hield, doorzocht de jongen met de andere zijn zakken, maar hij vond niets. Daarna wisselde hij van hand, hield de andere aan de lus en doortocht met de eerste zijn zakken. Weer vónd hij niets. Toen scheen zijn geduld uitgeput. iConducteur! riep hij, houdt u die lus eens vast, dan kan ik ten minste met twee handen in mijn. zakken zoeken! Krimpen, zei de onderwijzeres, dat betekent kleiner worden. Wie kan me nu iets noemen, dat bg het was sen krimpt? Zeep, juffrouwl zei kleine Hans. Hij wist, het zeker Onderwijzer: „Piet, hoe laat is het als de klok zeven keer slaat Piet: „Half zeven, meester." Onderwijzer: „Weet je dat wel zeker?" Piet: „Ja meester, wartt moeder zet de klok altijd een half uur voor!" behoefde dus niet te proberen j vriend te redden. Maar Lange 1 greep het gevaar waarin de verkeerde. Als bü onder de raakte, was hü verloren. Zondeïj na te denken sprong hij gekleed L water en na veel moeite gelukte het*, ouden man, den jongen bij z'n kraJÏ! pakken en op het droge te trekkeoj dat al bad hij z'n geliefde pijp verlo: Lange Klaas heeft Frans maar pak slaag gegeven. Hü vond, dat I jongens al genoeg gestraft waren c de schrik, die ze hadden gehad. Drie dagen later werd Lange I tot zün verbazing opgewacht doer t jongens. Die twee jongens warm en Peter, die hem een nieuwe pijp men brengen. Van dat ogenblik af i ren Lange Klaas en de „kwajoi de beste vrienden. No. 1. Mijn eerste is een geurige dnatJ mijn tweede is een bolvormig voi Het geheel dient voor de bereiding ml het eerste. Wat ben ik? No. 2. Hiernaast staan woorden, alle gelijk a i i de beginletters na. ali kan, zonder verdere a duiding, deze w« i vinden? No. 3. Het beeft vier poten, maar kan niet 1 Het heeft vleugels maar kan niet vb Het heeft een oog, maar kan niet sta; Het heeft tanden, maar kan niet eteK Het heeft wen, maar kan niet luiitentl Het heeft een neus, maar kan niet ratel Het heeft een mond, maar kan niet I Wat zijn deze zeven dingen? No. 4. Meneer Jansen ging naar dé stad d| kocht daar een BLTMAEIOOU. Wat kocht Mj dus? No. 5. riiiinils een verlichtingsin*»! *x la: oplettendheid; [mtal la het hoofddekta Ml Is: voelbaar, ImsiM| z la aan Iets kooMK Is een werktuig: x Is een «nel rtjpsuè z Ie achteraf nog [pntal Vul bovenstaande woorden in; het ksM'J ste woord, kan, cp de ook geiesM den van boven naar beneden en i naar onder. 1. Een lucifer. 2. Paramaribo. 3. De gevr; naar Rib. maar. 4. De wijzers van de klok. 5. Oren, Nero. Ie woorden, van waren: Aap, Kip, van de stad is: "I Jantje ging van oude kranten. Scheepjes vouwen, keurig net En die beeft bij, fben het klaar was, In de afwasteil gezet. Al zgn schuitjes voeren lustig. Op dit kleine zeetje rond, Maar... 't papier werd nat en spoedig Gjng de vloot topn naar de grondt t Weer was warm, en Jan werd soezig, Op bet grasveld, naast de teil. Is Jan toen ln slaap gesukkeld. En hü droomde onderwijl Jantje was héél klein geworden. Ja, nog maar een vinger groot! En nu zat hij daar warempel. Zelf in zo'n papieren boot... Ha. wat zat bü fijn te staren, In bet teiMJe; heao '■laarde boot werd slap en zakte Verder steeds in t water neer! Jantje zag. dat bü tdng zinten Ml Help, riep Uj. Ik ga verdrinken! Maar zün schrik duurde Met lang. want opeens Mj teek beduusd in 1 stond da teü met hijzelf... zat a. m ja b. 4 Jss lüke j b.v.,

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 6