PE ZELDZAME SURINAAMSE POSTZEGEL e konijnenspel W pszu P~'J ML De konijnen en Kareis Hersen- Gymnastiek. 'm£ HOE KOOS BEROUW KREEG RAADSELS (U fkf iff Met grote ogen keek hij naar een postzegel èr h( Evi OPLOSSINGEN van^de raadsels uitte het vorige nummer Die van z'n autoped was losgeraakt. Probeer maar eens w uur. VERHUISD.... KUN JE DAMMEN? DAN KUN JE DIT OOK! .<#>'}- v. l KOOS verzamelde al jaren post zegels; hij had al een fijne verzameling bijeen, allemaal _«,ie exemplaren en ook zeldzame ^sen. Zo langzamerhand had hij Xardig verstand van gekregen en het ruilen liet hij zich heus nooit J^mne! in de handen stoppen, dat -rxeker ik jel goals ook de anderen deden, had ui een speciaal klein zakboekje inge- rifht voor het meenemen en tonen „0 dubbele exemplaren, die hij voor „ilere wilde ruilen; 's Woensdagmid dag was er „postzegelmarkt" op het plein voor het raadhuis. Daar kwa sten j°n8 en ou<* hijeen, allemaal lefhebbers en verzamelaars, om met elkaar te ruilen en' te verkopen. Koos (as daar strijk en zet te vinden met lijn boekje. ,Ook op school werd braaf handel «dreven in postzegels; vóór of na schooltijd. Daar deed hij natuurlijk aok mee met het ruilen en zo had hij in de loop der jaren een verza nding bijeengekregen, die er zijn ■ocht. Everts verzameling Er was een nieuweling op school gdrometf in Koos' klas. Evert heette kj; een geschikte jongen, die al spoe dig op goede voet stond met de an deren. Hjj woonde de kant uit van Kooi, dus gingen zij meestal samen nn en naar school. ■I Spaar jij ook postzegels? had Xfio. reeds één der eerste dagen aan ipn nieuwen kameraad gevraagd. - Och, sparen, sparen... nou ja, do's beetje heb ik er wel aan gedaan, uur erg doorgezet heb ik het niet, hoor. Jk heb geen geduld voor dat «ort dingen, zie je, had Evert geant- toord. Dat kon Koos, de verwoede verza- nelaar, zich bijna niet indenken. - Maar je hèbt er toch wel? infor- meerde hij. - O ja, dat wel. Maar om te zeggen, dat ik een goede verzameling heb ungelegd. dat niet. Ik denk, dat ik tr een paar honderd heb, van allerlei boden. - En heb je die In albums ge- Hakt? - Nee hoor, ze zitten in enveloppen neen deel heb ik in schriften geplakt. Koos zweeg verstomd. Hoe kon Iemand nou zo slordig omspringen Bet postzegels; dat was toch zonde! Toen kwam er een idee in hem op. Ik Evert dan toch niet zo ernstig wrzameide. zou hij hem misschien okele van zijn zegels willen verko pen of desnoods ruilen voor dubbele "ben hij het vroeg zei Evert, dat tijn zegels wel eens zou meebren- fen, zodat Koos ze kon bekijken en "batten. Werkelijk bracht hij op een goede enkele schriften en enveloppen Bee. - Hier, kijk maar eens, veel soeps öl het wel niet zijn! Koos nam de kleine verzameling "re naar huis en bekeek ze. Ver killende exemplaren had hij werke- "og niet en die zou hij wel graag ™en hebben. - Ik zal het hem morgen vragen, moet hij maar zeggen, welke ervoor terug wil hebben, dacht En Een ontdekking even later deed hij ppeens een ."«dekking ■Je' grote ogen keek hij neer op Postzegel, die hij tussen een mas- B andere had uitgevist. Zomaar itus- allerlei gewone zegels in een j smoezelig envelopje! Een blauwe post zegel was het, die voor een oninge wijde weinig "belangrijks zou hebben, maar Koos, die langzamerhand ver stand had gekregen van dit soort din gen, zag direct, dat het een waarde volle was. Het was een zeer zeldzame oude Surinamer»} een misdruk nogal liefst! jT Koos schrok, toen hij de zegel goed had bekeken. Hij haalde terstond zijn album voor de dag en vond daarin werkelijk het zegeltje aangegeven. Het had zeker een Waarde van meer dan honderd gulden... En dat waarde volle ding zat hier» maar achteloos tussen een massa gewone postzegels inHad die Evert dan helemaal geen verstand ervan? Het moest wel, want anders zou hij er niet zo slordig mee omspringen. Met een gevoel van afgunst bekeek hij de waardevolle 'zegel onder de loupe. Een mooi, gaaf exemplaar was het. Hè, wat zou .hij dat ding dol graag bezitten! Maar daar was voor hem immers geen aankomen aan... 's Avonds in bed, kwam plotseling een 'gedachte in hem op, waarvan hij later spijt zou hebben. Misschien weet Evert op geen stukken na, hoeveel die postzegel wel waard is; hij heeft er immers geen kijk op, dat heb ik allang gemerkt, dacht hij. En als ik hem vraag, hem te ruilen voor eeh ander, zal hij ér 'misschien geen erg in hebben, dat hij iets duurs wegdoet! Koos begreep best, dat hij daarmee iets heel leelijks zou doen, want hij was heus geen slechte jongen. Maar misschien kwam het, doordat hij zo dolgraag die Surinamer wilde hebben, dat hij zijn geweten in slaap suste. Heel lang lag hij die avond wak ker. maar toen hij insliep stond zijn plan vast. De koop wordt gesloten Wel, heb je nog iets tjraaglijks kunnen' opsnorren uit mijn rommel tje? vroeg Evert lachend de volgende morgen. Kops' hart klopte opgewonden en onrustig, toen hij met een onverschil lig gezicht antwoordde: Jawel, iets heb ik er wel bij gezien, dat ik zoJMfunnen gebruiken! Toen legde hij een vijftal zegels naast elkaar. Deze zou ik willen ruilen; wat wil je er voor hebben? Ik wil ze ook kopen als je dat liever hebt! Evert bekeek de postzegels en trpk lachend zijn -schouders op. Nou, wat moet ik daarvoor vra gen 'Ik weet 't heus niet hoorPak ze magr, je weet, dat ik er weinig om geef. Weet je wat? Breng Vanmiddag een ijsco voor me mee, dan vind ik het allang best! Koos snakte naar adem. Een ijsco vroeg Evert... Een ijsco in ruil voor die vijf zegels, waarbij die zeldzame Surinamer lag! Even scheen zijn beter ik boven te komen; hij aarzelde. Toen zei hij snel: Goed, jij krijgt een ijsco! Top! lachte Evert, terwijl hij argeloos en onverschillig keek, hoe Koos de postzegels in zijn boekje wegborg en de andere teruggaf. Maar hij zag niet, dat de handen van Koos daarbij beefden. Het was gebeurd; Koos had de kostbare'Surinamer in zijn bezit. Toen hij die avond de postzegel veilig weg borg, gingen er vele gedachten dóór hem heen en eigenlijk voelde hij zich niet zo blij, als hij had gemeend. Er zat iets, dat hem hinderde... Dat was zijn geweten, dat klopte! MaSr hij trachtte zichzelf gerust te stellen. Hij had toch eerlijk gevraagd, wat Evert moest hebben voor zijn zegels, waar de Surinamer bij lag? En als Evert nou eenmaal geen verstand ervan had, wat gaf het dan, of hij die zegel bezat of niet? Zo redeneerde hij met zichzelf en hij bracht zijn geweten tot zwijgen. Maar tqch helemaal prettig voelde hij zich niet... Berouw.... Ongeveer een maand later liep Evert stil en ernstig naast Koos naar school. Wat heb je? vroeg Koos. Je ziet helemaal niet vrolijk uit! Evert keek 'hem aan. Och, weet jet... er is narigheid thuis. Mijn vader is al een - paar weken ziek en nou moet hij naar het ziekenhuis, voor een operatie... Maar dat kost veel geld zie je. Koos luisterde en knikte. En zoveel geld hebben we thuis niet om je de waarheid te zeggen. Vader had al een tijd geen werk. En dus, zie je... Ze liepen even zwijgend naast el kaar voort, ieder met zijn eigen ge dachten. En die gedachten waren heel verschillend... Opeens bleef, Koos staan en hij trok Evert aan zijn mouw. Z£g, luister 'es, begon hij, met een schorre stem. Evert keek hem verwonderd aan, niet wetend, wat Koos wilde. En toen, in horten en stoten, gooide Koos alles er uit; hoe hfj toch eigen lijk gemeen had gehandeld en mis bruik had gemaakt van Everts on wetendheid. Alles bekende hij. Wat zeg je me daar? vroeg Evert verbaasd. Was dat ding zóveel waard? Ik ben er mee bij een postzegel- handelaar gèweest en die wilde er direct honderdtwintig gulden voor 'be talen! vertelde Koos. Het was een gemene streek van me... ik zal je de postzegel vanmiddag dadelijk terug geven! Ben je boos, nu je dit alles weet? Zie -je... ik wou dat ding zo dolgraag hebben! Toen Koos die avond in bed lag was er een heel, heel klein beetje spijt in hem, dat hij nu die zeldzame Surinamer niet meer zou hebben. Maar oneindig veel sterker was het gevoel, dat hij een lelijke daad had bekend en goedgemaakt en dat Everts vader nu in het ziekenhuis kon wor den opgenomen. Later, toen hij ouder was, keek hij nog wel eens met een gevoel van blijdschap naar het ledige vakje in Zijn oude postzegelalbum, waar bijna een zeer zeldzame Surinamer had gezeten. En als hij soms in tweestrijd was over eerlijk of oneerlijk, dan dacht hij aan dat lege vakje en dan wist hij, wat hij moest doen! 1. f?ollade, groente, barones, schroef, Dik Trom, Maestro. 2. Maaltijd, altijd, alt. 3. Paard, gaard, baard, haard. 4.. Piet Hein, Medemblik, petroleum, boterkoek. 5. Een pen. HET begon avond te worden. On der de zware "bomen in het bos was het al bijna donker, maar op het heideveld kon je nog wel wat zien, al werd het hoe langer hoe min der. Dat was de tijd voor de konijn tjes om uit hun holen te komen en wat te spelen en voedsel te zoeken. Want overdag was dat veel te gevaarlijk, weet je, want dan speelden er aller lei kinderen in het bos, en al waren kinderen niet zo vlug, dat ze je ge makkelijk de pakken konden krijgen, leuk was het toch niet, als ze joelend achter je aanholden. Neen hoor, dan was de hele rust in het bos weg, en daar hielden de konijnen nu juist zo veel van. 's Winters, dan vonden de konijnen het ook wel prettig. Dan waren er niet zoveel kinderen, want de méesten van hen kwamen alleen maar in de zo mer, als het vacantie was en ze tnet hun ouders mee mochten naar de bos sen, die zo gezond zijn en waar je zo heerlijk kunt spelen. Maar nu, neen hoor, de konijnen bleven maar liever in hun hol tot het avond begon te wor den. Flapoor en Wipstaart staken hun nieuwsgierige konijnesnuitjes om een hoekje van het hol. Moeder, vroegen ze, mogen we nu haast weg? Moeder, die bezig was de resten van de maaltijd op te ruimen, brom de i Ja, ga asjeblieft maar. Ik ben doodmoe van jullie gezeur. Niet te ver weg en op tijd terugkomen. Geen vergiftige bessen eten, denk erom! Ja moeder. Daar sprongen Flapoor en Wip staart weg. Hè, heerlijk, om even te kunnen spelen. Ver weg? Neen, zij dachten er niet aan. Zij gingen maar even paar de rand van het bos, nauwelijks onder de schaduw van de bomen vandaan, want er liep nog wel eens een hond en als die d'e konijntjes rook, dan wist je niet hoe hard je lopen moest om weer veilig bij moeder thuis te komen! Flapoor en Wipstaart wisten pre cies, wat ze gingen doen. Met voor zichtige, kleine sprongetjes waagden zij zich iedere avond vlak bij het huisje aan de bosrand. Bij de keuken deur vonden zij dan wel eens wat peenlof of koolstronken, die de mensen daar lieten liggen. Maar die bleven er niet lang, hoor, want konijnen zijn dol op die dingen en ze snoepten ze gauw op een rustig plaatsje op. Het was heel stil om het huisje. De kinderen zijn zeker naar bed, fluisterde Flapoor. En de vader en moeder zijn zeker een eindje gaan wandelen, fluis terde Wipstaart terug. Ze konden het nu wel wagen. Je hoorde geen enkel geluid. Met één, twee, drie, vier sprongetjes waren ze er, en ja hpor, daar lagen wat slabla den. Maar... er lag nóg iets: een vreemde lap, blauw en rood, met een touwtje eraan! De twee konijnen snapten niet, wat -dat was. Eten' kon je het niet, dat merkten ze al gauw. Maar mooi was het wél, vonden ze, zulke heldere kleuren. Waar hadden ze die toch al eens gezien? Aan alle kanten besnuffelden zij het lapje en ineens Zèi Wipstaart: Dat jongetje, weet je wel, Karei heet hij geloof ik. rijdt altijd op zo'n ding, hoe heet' het ook al weer? Auto... aarzelde Flapoor, auto ped, geloof ik'. Ja, ja, daar zit het altijd gan. Het wappert zo mooi in de wind. Het is een vlag, is het niet? vroeg Flapóor bedeesd, want zijn broertje wist altijd alles veel beter en het was zo raar als hij iets verkeerds zei. Ja-, ik neem hem mee. Mag dat dan? Ja, we hebben hem toch eerlijk gevonden? Ja, maar, hij is toch van Karei. Als we dat nu niet wisten... Ach joh, doe niet zo flauw. Ik wil dat vlaggetje hebben. Moeder vindt... Houd je mond! Houd jij je mond Daar kregen ze nu warempel ruzie 1. Een melkboer had zijn iiterkan- netje vergpten. Hij had wel een volle acht-litêr-kan. een lege vijf-iiter-kan en een lege drie-liter-kan. Hoe moest hij nu één liter melk afmeten 2. Oom zei tegen Jan, dat hij alle appels van de boom mocht halen. Jan ging de tuin in, schudde de appelboom, de helft viél er af. Die at hij op. Maar Jan was erg teleurgesteld, dat er nu> geen appels meer aan de boom waren." Hoe kan dat 3. Twee vaders en twee zoons gin gen inkopen doen. Ieder kocht één brood, maar tóch werden er alles bij elkaar maar drie broden gekocht. Hoe kan dat? 4. Welk getal is. met een ander heel getal vermenigvuldigd, zevenendertig Hier volgen de oplossingen 1. De melkboer goot uit de volle achter-liter-kan, de drie-liter-kan vol. De drie-liter-kan gooide hij in de lege vijf-liter-kan. Toen goot hij uit de aéht-liter-kan nog een keer de drie liter-kan vol en goot daaruit zoveel in de vijf-liter-kan, tot die vol was. Om dat daar nog maar twee liter bij kon den, moest er in de drie-liter-kan één liter overblijven. 2. Er waren maar twee appels aan de boom. De helft viel er af. datTs dus één. Er bleef nu nog maar één appel aan de boom, maar geen appels (meervoud). 3. Het waren gr, ttvader, vader en zoon, dat is twee vaders en twee zonen. 4. Het getal één natuurlijk, want 1 X 37 37. Kabouter Ptko zocht 1 een huis; Het zijne werd bouwvallig foen zag hij op eeh wandeling. Een huurbordheel toevallig.' I Een aardig paddenstoelenhuis Stond daar, gewit, bfhangen En met een keurigpuurrood dak; Wat kon hij meer verlangen? Kabouter Piko las het bord: 4 't Was dichtbij te bev\ragen. Tien beukenootjes deed de huur; Dat kon zijn beurs wel dragen! I Hij ging nac mèestet Ee ihoorn toen, (Dat iüos de huisbaas, weet je!) En zei, dat "t huis hein wel beviel, Maar pingelde een beetje Doch spoedig werden zij het eens Voor negen beukenotefi En heeft kabouter Pikp gauw Tot huren maar besloten. Nu woont hij in zijn rfieuwe huis En zit achter ae ruiten. Waar hij zijn ptjp rookt en geniet Van 'l mooie uitzicht, buiten om een vlaggetje. Ze vergaten hele maal, dat ze stil moesten zijn. Zij schreeuwden zo hard ze konden. - Wipstaart hapte met zijn scherpe tandjes in de vlag, en nam een grote sprong; net op tijd, want daar ver scheen het hoofd van Karei uit een ream, boven. tMoeder, moeder, riep hij. Moeder stapte de keukendeur uit en keek omhoog naar Kareis raam. De twee konijnen zaten bibberend aan de rand van het bos toe te kijken en te luisteren. Wat is er jongen Ga toch gauw slapen I Ja, maar mijn vlag! Wat is er met Je vlag? Hij is van mijn autoped afgeval len. Dóór lag hij, en nu zie ik hem niet meerl Ineens begoq Karei te huilen. Dat vonden de konijnen toch wel een naar geval. Ik zal nog wel eens goed kijken, probeerde moeder te troosten, maar' Karei snikte: Zoeven lag hij er nog. Ik heb et zélf naar gekeken. Hij was zo mooil De konijntjes hoorden moeder naar boven lopen en tegen Karei praten. Wat ze zei, konden zij niet verstaan, maar Karei snikte maar. Flapoor kreeg er zelf tranen van in de ogen. En Wipstaart? De brutale Wipstaart, die altijd alles durfde en praats had voor zes, vond het nu toch wel heel naar, dat dat jongetje zo'n verdriet had. Hij nam een kloek besluit en met twee grote sprongen was hij weer bij de keukendeur en legde er het vlagge tje neer. Toen een ren terug naar het bos! Waar dan? hoorden ze boven vra gen, en nu kwamen er twee hoofden uit het raam: moeder en Karei, met roodbehuilde ogen. Daar, bibberde Kareis stem. Maar jongen, je hebt gedroomd. Daar ligt het vlaggetje nogt Ik zal het dadelijk gaan halent En moeder kwam naar beneden en raapte het vlaggetje op. Zie je nu wel, malle jongen, lach te ze. Hier is het. Ga nu maar gauw slapen. Morgen maak ik het wel weer aan de autoped vast. En niet meer zo naar dromen, hoorl Flapoor veegde met zijn staart zijn tranen af. Gelukkig maar. Wipstaart, dat je het hebt terug gebracht, zei hij blij. Ja, mompelde Wipstaart een beetje beschaamd. Ik wist niet, dat hij er zo verdrietig om zou zjjnt Ik had dat vlaggetje wel graag willen hebben, maar zó ls het toch eigenlijk beter. En voldaan keerden zij naar him moeder en hun warme holletje terug. 1. A loopt alleen, toch stapt B mee; Waar A loopt, loopt meteen ook B. Zo zijn ze altijd met z'n twee Doch slechts, wanneer de derde C, Aanwezig ls. Want gaat die heen. Verdwijnt ook B, loopt A alleen! Vertel me nu eens, vlug en fijn. Wie A en B en C wel zijn? 2. Mijn eerste is een maand, mijn tweede is een scherp voorwerp; mijn - geheel ls een struik. Wie ben lk? 3. 9-14-3-4-5 is een bewoner van 15-8-9-2-1 4jn vader, moeder en kinderen; 11-6-16-18 is een vogel; 7-21-13-10-17 is hogeropt 12-19-20-22-13-6-23 zijn bundels koren. Wie kan uit deze enkele gegevens een spreekwoord van vier woorden en totaal 23 letters vormen? 4. Een grapje: hoe kun Je de rook wegen van een sigaar? 5. In onderstaande zinnen zijn enige namen van lengte- en Inhoudsmaten verborgen: Die jurk is niet goed; haal de spilt eruit, dat stoat beter. We maken dan met erbij passende stof wat knopen ook; als we allen helpen, zullen we het best klaren! Die knoop onderaan moet wat hoger, zo staat het mon sterlijk! •Pel is heel gemakkelijk te J*"1- J« neemt 'n stuk witkarton B tekeiu de vakjes, die je hier zonder konijnen, maar fhet 'en hok tl, er op. Daarna alle konijnen, die je hier op karton en knipt ze netjes "ie mooi kan tekenen, kan ^Ook zei/ maken. het spel met z'n tioeeén, "Orb zij„ precies eender als ""n het damspel. Het gaat er Bet eerst zijn konijnen tegenoverliggende hok heeft, dus de zwarte konijntjes in hok I en de witte in hok'II. Je mag net als bij dammen over een konijn van de andere partij heen springen als daarachter een leeg hokje is. Je mag hier ook voorwaarts, zijwaarts en schuin 'springen, maar niet achterwaarts. Als een konijn eenmaal in z'n hok zit, moet hij uitmeten en map hjj er niet toorden uitgehaald. Wie zijn troep het eerst in z'n hok heeft, h'eft gewonnen. •O H t c V "V u t 3L 1 1 d X

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 5