r bijvoegsel van GEBREIDE BLÖUS^ f Verwijderen van vlekken OVER GELD VERDIENEN EN UITGEVEN t Spreekwoorden en gezegden Griesmeelballetjes t>B GOUDSCHE COURANT 20 AUGUSTUSW No. 504 Mel ingebrei'de en opgewerkte otieven. Hét rugpand. Het voorpand. De mouw. Het kraagje. Om uit te knippen en te bewaren. WIE ZELF GRAAG GELD VERDIENT EN WIE DOET DAT NIET? MOET OOK BEREID ZIJN EEN ANDER WAT TE LATEN VERDIENEN Grieskugeln uit de Ostmark De levensles. met betrekking op de vrouw Waar ligt mijn verantwoordelijkheid f Een manteltje met strooband MOOR, DÖ DPtTAU^ HEBT u nog wol om een blouse te breien? Is dit dan geen aardig idee? Men heeft er voor noodig 2M gr. lichtgroene, 25 gr. donkergroene est 25 gr. terraroode wol, verder 1 knoop en 2 breinaalden nr. 2). De kruismotieven worden er in gebreid in terrakleur, de spiralen van donkergroene wol gehaakt en er op bevestigd. Voor maat 42 is de lengte '40 c.m., de mouwlengte 30 c.m. Er konijn ongeveer 9 et en 12 naalden op 2J c,m. In tricot- steek (1 naald recht, 1 naald averecht). Voor het rugpand zet /men op 102 st. met donkergroene wol./Men breidt»23 naalden in gèrstekorrelsteek (1 recht, 1 averecht, volgende naald versprin gen). Dan breit men met de licht groene wol verder in' tricotsteek. In de 29e naald in eiken tienden steek 1 steek bijmaken dopr 1 recht, 1 recht verdraaid te breien Ill2 st.). In de 37e, 45e, 53f, 61e, 69e, 77e, 85e, 93e, 101e, 109e, ep 117e naald aan weerskanten 1 st. meerderen! 134 st.). Aan het begin van de 21e en 122e rtaald 3 st. afkanten (128 st.). Aan 't begin van de 123e126e naald 2 st. afkanten (120 st.). Aan het begin van' de 127134e naald 1 st. afkanten (112 st.). Doorbreien tot aan de 147e paald. 147e naald: 22 st. lichtgroen, 1 terra, 10 lichtgroen, 1 terra, 16 lichtgroen. 1 terra, 10 st. lichtgroen, 1 terra, 16 licht groen, 1 terra, 10 lichtgroen, 1 terra. 22 st. lichtgroen. 148e naald: 21 st. lichtgroen, 3 terra, 8 lichtgroen, 3 terra, 14 lichtgroen, 3 terra, 8 lichtgroen, 3 terra, 14 licht groen, 3 terra, 8 lichtgroen, 3 terra, 21 lichtgroen. 149e naald: 20 st. lichtgroen, 5 terra, 6 lichtgroen, 5 terra, 12 lichtgroen, 5 terra, 6 lichtgroen. 5 terra, 12 licht groen, 5 terra, 6 lichtgroen, 5 terra, 20 lichtgroen. 150e naald: 19 st. lichtgroen, 7 terra, 4 lichtgroen, 7 terra, 10 lichtgroen, 7 terra, '4 lichtgroen, 7 terra, 10 licht groen 7 terra, 4 lichtgroen, 7 terra, 19 lichtgroen. 151e naald: 18 st. lichtgroen, 9 terra, 8 lichtgroen, 20 terra, 8 lichtgroen, 20 terra; 2 lichtgroen, ft terra, 8 licht groen, 9 terra, 2 lichtgroen, 9 terra, 18 lichtgroen. 152e naald: 18 st. lichtgroen, 20 terra 8 lichtgroen, 20 terra, 8 lichtgroen, 20 terra, 18 lichtgroen. 153e naald: 19 st. lichtgroen, 18 terra- 10 lichtgroen, 18 terra, 10 lichtgroen. It terra, 19 lichtgroen. 154e naald: 20 st. lichtgroen,( 16 terra. 12 lichtgroen, 16 terra, 12 lichtgroen. 16 •terra, 20 lichtgroen. 155e naald: 21 st lichtgroen, 14 terra, 14 lichtgroen, 14 terra, 1*4 lichtgroen. 14 terra, 21 lichtgroen. 156e naald: 22 st. lichtgroen, 12 terra, 16 lichtgroen, 12 terra, 16 lichtgroen. 12 terra, 22 lichtgroen. 157e naald: 23 st. lichtgroen, 10 teértt, 1"8 lichtgroen, 10 terra, 18 lichtgroen 10 terra, 23 lichtgroen. 158e naald: 24 st. lfchtgroen, 8 terra, 20 lichtgroen, 8 terra, 20 lichtgroen, 8 terra. 24 lichtgroen. 159e naald: als 157e naald en zoo terugloopend het patroon breien, tot dc 169e als 147e naald is gebreid. 170e naald tot 174e naaldr lichtgroen. 175e naald als 147e naalfl, maar be ginnend met 8 lichtgroen eakeindigend met 8 lichtgroen. Zoodoende het pa troontje verder inbieien. In de 193e en ?00e naald aan het begin 9 st. afkanten. Op de 201e naald alle st. afkanten. Het voorpand wordt in hoofdzaak als het rugoand gebreid. In de 171e naald in het midden dee- len en elk apart verder breien. In het voorpand van de 175e paald af alleen de 2 patronen aan- bèt begin en het eind van de naald inbreien. Aan het begin van de 178e, 180e, 182e, 184e naald 3 st. afkanten. Aan het begin van de 186e, 188e, 190e en 192e naald 2 st. afkanten. Aan het begin van de 193e, 195e, 197e en 199e naajd 9 st. afkanteh. Opzetten 64 st. met donkergroene wol. Ie18e .naald in gerstekorrelsAÊek. Daarna in tneotsteek met de lichtgroe ne wol. 19e naald.: 17 st. breien, de volgende 30 st. verdubbelen, 17 st. breien. In de 25e, 30e, 35e, 40e, 45e, 50e, 55e, 60e, 65e, 70e, 75e, 80e naald aan weerszijden 1 st. meerderen. Aan het begin van de 81e en 82e naald 3 st. afkanten. Aan het begin van de 83e en 84e naald 2 st. afkan- ten. Aan het begin van de 85e128e naald 1 st. afkanten. Van de 97e naaljl af het patroontje jnbreien,beginnend met 32 st. licht groen en eindigend met 32 st. licht groen. De 125e naald beginnen met 11 st. lichtgroen en eindigen met 11 st. lichtgroen. 4 naalden boven deze patroontjes breièn en afkanten. Opzetten 92 st-, met donkergroene wol in gèrstekorrelsteek breien. Ie7e naald aan weerszijden 1 st. minderen. 8e— 12e naald aan weerszijden 1 st. meerderen. In de 16e en 20e naald aan weers zijden 1 st. meerderen. 21e26e naakhaan weerszijden 1 st. meerderen. Tenslotte de deelen onder een voch tigen doek licht persen en in elkaar zetten. De motieven met donkergroene wol van losse steken haken en volgens de afbeelding in spiraalvorm op den pullover naaien. Een knoop, Van don kergroene wol gebreid, als sluiting be vestigen. Langs het splitje 1 toer vaste steken haken. iting be K-r vast I VAAK gebeurt het, dat de huis vrouw niet weet, hoe zij be paalde vlekken uit kleeding stukken of waschgoed moet verwijde- en. Haar eerste ingeving volgend, grijpt zij meestal het eerst naar de lenzine of naar eer. „universeel vlek kenwater". Iedere vlek moet evenwel «ehandeld worden op grond van zijn mtstaan en daarom verdient het steeds lanbeveling, indien men een kleeding- -tuk, aan een chemische inrichting geeft om te ontvlekken. te vertellen, vaardoorde vlek is ontstaan. Zelf expe rimenteeren op kleedingstukken, waar van de aanschaffingsprijs hoog is, is dan ook niet aan te bevelen, vooral -iet, nu we gebonden zijn ten opzichte vin de aanschaffing van textielprodue» ten. Wij willen ons dan ook beperken In iet geven van wenken voor het ver- vaderen van vlekken en laten alleen enige bruikbare voorschriften volgen, die niet algemeen bekend zijn. Schroeivlekken, ontstaan door net gebruik van een te warm ijzer, erdwijnen na een behandeling niet -en borax-oplossing, indien althans de veefseldradeo niet beschadigd zijn. Een papje van benzine en magnesia doet botervlekken uit alle weef- -els verdwijnen. Als de benzine ver- tapipt is, borstelt of klopt men het •oeder van de stof afsoms blijkt het, ds' de vlek, omdat zij wellicht reeds •ud is, niet ls verdwenen, doch dan ie haalt men - de behandeling. Olieverf wordt door benzine op gelost, doch de vlekken verdwijnen er niet door. Men moet weefsels trou wen* nooit te veel doordrenken met benzine, want dit geeft kringen, als de behandelde pl^k droog is. Men maakt een plukje watten vochtig met benzine en ,tipt hiermede op de verf. Terpen tijn leent zich in de meeste gevallen het best om" verfvlekken te verwijde ren, doch ook hiermede moet men niet te kwistig omgaan, wil men voorko men, dat zich kringen vormen. Galzeep is een oud. bekend middel, dat vetvlekken zoowel uit linnen als woi en zijde doet verdwijnen. Zijde behandelt men evenwel meestal niet een magnesia-benzine papje. Mét na druk wijzen wij op het gevaar, dat aan het gebruik van benzine is verbonden Zelfs het vlammetje van een geyser of een brandende sigaret kunnen een explosie veroorzaken. Tetrachloorkool- stof vervangt benzine en is niet brand baar beide vloeistoffen moeten steeds met ópen ramen worden aangewend. Naarmate een vlek langer op de weefseldraden heeft ingewerkt is zij moeilijker le verwijderen en zoo zal een vetvlek op een zijden blouse of een garnituur zoo. gauw mogelijk met een laagje magnesia of bloem bedekt moeten worden. Men klopt het er na eenige uren at waarna de vlek in de meeste gevallen verdwenen zal zijn. Vliegenvlekken op glas en op' spiegels zullen, wanneer zij er reeds lang op zitten, niet geheel verdwijnen door een behandeling met water, doch voegf me/i c - een scheut ammoniak aan toe, dan zal men het gewenschte resultaat bereiken. G r a yV lekken verdwijnen uit Un met een oplossing van 50 gram water. 5 gram waterstof en 5 gram ammoniak. Nawasschen met schoen water. i Kopergroen wordt behahdeld met eea oplossing van 10 gram keuken zout. 5 gram azijn en 25 gram water, die men pl.m. 5 minuten op de stof laat inwerken, zoo noodig iets langer, daarna goed spoelen. 200 gr. griesmeel f 1 liter melk; een stukje boter; zout; noot. De melk aan de kook brengen met zout en noot en daarna de griesmeel erin strooien. Steeds blij ven roeren tot de massa eenige minuten heeft doorgekookt, daarna de pan van het vuur nemen en een stukje boter er door roeren. Men klopt de griesmeel flink op, zoodat ze luchtiger wordt. Koud laten worden, daarna vormt men er balletjes van, die rondom worden bruin- gebakken in vet, olie of boter. Warm opdienen. DÉ Waarheid komt vaak tot one uit den mond van kinderen en onnoozelen. Indien wij ooren hebben om te hooren, dan ontvangen wij soms onverwachts een levensles door het simpele woord van een een voudige ziel, die in haar zuivere on schuld de werkelijke waarden des le vens en de verhoudingen der menschen onderling helderder en juister zie^dan een zoogenaamd ontwikkeld intellect. Dit laatste heeft met veel moeite en na lange oefening geleerd zijn herse nen te gebruiken, maar het heeft on- dertusschen vaak verleerd de grond slagen der dingen waar het tenslot te op aankomt zuiver aan te voelen en te begrijpen. Zoo heeft een eenvoudig boerenmeis je bijna een kind nog mij eens een levensles gegeven, aldus een wer kende vrouw, die door den volkomen nieuwen kijk op het leven, welke hij mij gaf, een geweldige verandering in mijn wereldbeschouwing ten gevol ge had. Het gebeurde tijdens eén vacantie- reis naar de Meluwe. Ik had mijn lood zwaren koffer moeizaam langs het ein delooze perron gesleept en hem fensfpt te met een diepen zucht en een laatste krampachtige inspanning op het vloer tje van de „derde dames" geschoven. De coupé was nog leeg, de koffer kon dus op de bank blijven staan en ik kon het beste plaatsje uitzoeken. Dat was een hoekplaatsje vooruit, aan den schaduwkant, want het was een war me, zonnige Julidag. Als je een heelen tijd achter elkaar hard en ingespannen hebt gewerkt, dan zijn drie weken van vrijheid in heide ën bosch bij dierbare vrienden een verrukkelijk vooruitzicht. Ik was dan ook in een |ouden/humeur, toen „zij" naderde, mjjn eerstvolgende le vensles. Op het eerste gezicht zag zij er niet indrukwekkend uit en allerminst als iemand, die een ommekeer in mijn le vensbeschouwing teweeg zou brengen. Ze leek mij jong dienstmeisje, dat met vacantiffging net als ik. Ze had een frisc® rond gezichtje en de helder ste blauwe oogen, die men zich maar kan denken! Achter haar aan kwatji een witkiel, die een rieten koffertje droeg', dat zoo volgepakt was, dat het uitpuilde en gevaarlijk bol stond tus- schen de strak gesnoerde riemen. Het tweetal stevende regelrecht op mijn coupé af en stepte in. De koffer werd in het net tegenover mij ge plaatst en, terwiil zij met den -witkiel afrekende, vergeleek ik haar licijte rie ten mandjk, met mijn zwaren leeren handkoffer, sdien ik uit spaarzaam heidsoverwegingen eigenhandig tot in den coupé had gesleept en ik dacht: Hoe merkwaardig onzuinig voor iemand, die haar geld zeker niet ge makkelijk verdient. Een vrouw heeft lang haar en een kort geheugen, meendfe men vroeger. Zou met het korte haar het geheugen „langer" geworden zijn? Met huwelijksadvertenties had men blijkbaar niet veel op, want: Wie Zich een vrouw vraagt door de krant, heeft van het vrijen geen verstand. De raad Ga een trap lager bij het nemen van een vrouw, en een trap hooger bij het kiezen van een vriend, is niet bepaald vleiend. Van zelfkennis, althans als de oorsprong Bij een man ligt, getuigt het gezegde: - Een man zonder vrouw is een keuken zonder vuur. Of dit waar is: Bleeke zonnen en lachende vrouwen zijn niet te ver trouwen? Men rijmde vroeger graag: Snuivende mannen, Fluitende vrouwen, En loeiende koeien Zijn zeM-'n goeien. Liefde en erwtensoep met aard appelen verraden zichzelf, was vroe ger een bekend gezegde en: Een vrouw lieft of wel zy haat, Want zelden houdt zij middelmaat. Tenslotte: De mannen zouden een hemel op aarde hebben, indien de vrouwen geen ruzie maakten. Als we di- eens omdraaiden?... En zelfgenoegzaam stelde ik vast: Ik zou er niet over denken een witkiel te nenjen. Dan kan ik mijn geld beter besteden Alsof ze mjjn gedachten had gelezen, zei het meisje plotseling tegen me: Ik verdien zelf graag geld, en daarom laat ik het ook graag een an der verdienen. Het kwam er zoo lief en eenvoudig uit en toch was het voor mij een open baring, want hoe vreemd het ook voor velen moge klinken van dien kant had ik het geld uitgeven nog nooit bekeken. Ja, ook ik verdiende graag geld. Na tuurlijk, wie zou dat niet! Maar nu was er ineens die andere kant, en ik moest voor mij zelf bekennen, dat ik hgelemaal niet zoo willig was om mijn zuur verdiende geld door anderen te laten verdienen, dat ik het uitsluitend en alleen voor mijzelf ingesloten de enkele mensehen, die my lief waren zoo productief mogelijk wilde maken, en, dat ik daarbij nooit had gedacht aan die vele anderen, die ook mijn geld moesten verdienen om te kunnen leven. Het was een pijnlijke en beschamen de ervaring te ontdekken, hoe bekrom pen ik tot dusverre had gedacht, hoe zelfzuchtig ik had geleefd; maar het was een levensles, die ik broodnoodig had, en zoo heeft dat korte zinnetje: Ik verdien zelf graag geld, daarom laat ik het een ander ook graag ver dienen! uit den mond varf een achttien jarig kind my een volkomen nieuwen kijk gegeven op de goederen dezer aar de, op het bezit en op de waarde van het geld, maar bovendien heeft het mij voor het eerst helder bewust gemaakt van mijn verantwoordelijkheid tegen over mijn medemensehen. Ik laat een ander ook graag ver dienen...! Hoe weinigen kunnen dit zinnetje eerlijk uit den grond van hun liefheb bend hart nazeggen?! Voor ons zelf eischen wij minstens een behoorlijke, liefst een overvloedige betaling, maar zoodra wij zelf moeten gaan betalen, dan worden wij plotse ling zuinig, dan gaan we naar ons toe rekenen, en we loopen de halve stad af om een bepaald artikel zoo goedkoop mogelijk te krijgen. Meestal zullen wy dan tenslotte te recht komen in een zaak, waar de beidsvoorwaarden slecht zyn, waar arbeid onderbetaald wordt. Wjj hèbba inderdaad bezuinigd, maar... ten kon!! van een andèr. Wy zijn namelijk bereid geweest dien ander het geldt, laten verdienen, dat hem voor zyB beid toekomt. Wij hebben alleen tu ons kleine eigenbelang gedacht. Zoodra wij als volwassen memel*, zelfstandig het leven zijn ingegaan, dringt zich aan ieder van ons de vraag op: waar ligt mijn verantwoordelijk, heid, en hoe ver strekt deze zich uit? De meesten zullen deze vraag beaat, woorden met de erkenning, dat zy do verantwoordelijkheid dragen voor la. ven en welzijn van zichzelf en van de genen, die hun na staan. Meestal gaat het verantwoordelijkheidsbesef niet verder en eigenlijk draaien deze men schen rond in het bekrompen kringe- tje van hun meest directe eigenbaat Wil de menschelijke gemeenschap werkelijk een gezonde en gelukkige „gemeenschap' zijn, dan moeten wij allen ervan doordrongen worden, dat wij den kring van onze verantwoorde lijkheid véél en véél wijder moeten trekken. Ieder lid van deze gemeen- schap heeft recht op een plaatsje od der de zon, hy heeft recht op een menschwaardig bestaan, hij heeft recht op arbeid, brood en levensvreug de. Wie het belang van het algemeen ziet ais zijn eerste en grootste verant woordelijkheid, heeft begrepeiy dat het ingewikkelde bestel der gemeen schap alleen dan goed kan loopen, waftpeer ieder lid dier gemeenschap „een ander ook graag geld wil laten verdienen", met andere woorden: aan een ander ook arheidsmogelijkheid et levensruimte wil geven. Ieder mensch heeft het van God gegeven recht om te leven, maar hem is daarby de plicht opgelegd om dea medemensch te laten leveh. Gü zult Uwep naaste liefhebben gelijk U zelve! Een anderen keer over de hoogge roemde zuinigheid! van een ouden zomerhoed. De herfst met z'n frissche dagen komt weer aan. We gttan steeds minder 2onder maitel naar bui ten en toch, we kunnen den zomer nog zoo moei lijk loslaten. Daarom is het een aardig idee om nu een donker jasje te garneeren met stroo van een zomerhoed, dien we niet meer dragen. We halen den hoed uit elkaar en ihechten den lan gen strooband langs de voorpanden van het jasje, telkens een lus vormend, zooals de foto laat zien. Het staat heel apart en origineel! w-w—

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 8