KLEURIGE
FLADDEREN
VLINDERS
f»A V-
Humor van over de Grens
3
K
I
Lt
KZ/K ftZ
GOUDSCHE COURANT
Stonnr-z
I Ij.-I;I :j
a ivna 1 11 t
Zesde jaargang
No. 15
VAN ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1940,
Maar hun prachtige kleuren zijn
in vele gevallen een optisch bedrog
DE TENNIS-ENTHOUSLAST
DE VANGST
Ik ben gisteren met luitenant
Vrolijk wezen visschen.
En heb je wat gevangen?
Ja, hem zelf.
(Sontagsnisse)
GOEDE BEDIENING
ONDER I^ANDLOOPERS
Vanmorgen belde ik -ergens en zei, dat ik zes
schreiende kinderen thuis had. Toen kreeg ik het
boek van Sneeuwwitje om ze zoet te houden.
SPIJT
Hu, hu, ik had toch liever naar Parijs gewild!
Maakt u zich niet ongerust, wij hebben u ver
zekerd tegen inbraak.
HIJ KON LACHEN
Agent: Wat is er te. lachen, meneer?
Slachtoffer: Bij dien meneer heb ik gisteren
m'n auto verzekerd.
Maak je toch niet druk. vrouw! Je wilde <och 200 graag in alle ka- HET SUCCES VAtf DEN ZEESCHILDER Het effect op den matroos,
mer» atroomead water hebberif (Vart Hem) (Sontagsnisse).
znf«r
ER is zeker niemand, die niet geniet bij het
aanschouwen van de prachtige kleuren
en de sierlijke teekeningen op de vleu
gels van onze vlinders, vooral wanneer zij niet
lang geleden uit de poppehuid zijn gekropen en
nog niet zijn „afgevlogen". Juist die kleuren
pracht is het, welke bij menigeen de begeerte
naar deze bonte fladderaars opwekt, maar als
men er dan eindelijk één in zijn bezit heeft,
blijken heel vaak de kleuren bij het vangen be
schadigd te zijn, zoodat er niet veel moois meer
aan te zien is. En, mocht het diertje al onge
schonden in handen vallen, dan blijkt toch hoe
teer die kleurenpracht is.
Worden de vleugels wat stevig aangévat, dan
is de fraaie kleur meteen verdwenen en een
zonderlinge massa „stof" blijft aan de vingejs
hangen. Wat er is overgebleven, is tamelijk on
ooglijk geworden en wie het niet wist, zou stel
lig in zoo'n verminkt beestje niet de kleurige
kapel herkennen, welke daar zooeven in alle
pracht ronddartelde. Ook aan de zoogenaamde
„afgevlogen"' exemplaren is het heel goed te
zien. dat de fraaie kleurenpracht heeft geleden
en als 't ware is afgestoten.
Vleugels vol schubbetjes
Hieruit blijkt dus, dat de'mooie kleuren geen
onafscheidelijk deel uitmaken van de vlinder
vleugels. Heel wat wetenschappelijke onder
zoekingen zijn noodig geweest om uit te maken, v
waaruit de kleurenpracht bestaat. Beschouwt
men het „stof", dat de vlindervleugels afgeven,
onder een microscoop, dan bemerkt men, dat
het bestaat uit een menigte eigenaardig ge
vormde schubbetjes. De vleugels zijn met deze
schubben aan weerszijden geheel bekleed. Bij
de minste ruwe aanraking gaan zij echter los,
zoodat ieder, die een vlinder aanpakt, talrijke
schubbetjes als fijn vleugelstof aan zijn vingers
houdt. T
Deze schubbetjes in" oogsprong eigenlijk
haren zijn kleine, vlakke, dikwijls eenigs-
zins langwerpig of ovaal gevormde plaatjes,
welke bij de verschillende soorten onder en
boven vaak eigenaardige insnijdingen vertoonen.
Vooral de vleugelschubben van de nachtvlin
ders hebben aan den bovenrand eenige diepe in
snijdingen, terwijl de vleugelschubben van de
dagvlinders juist daardoor gekenmerkt zijn, dat
zij aan den benedenkant, naast het steeltje, dat
voor vasthechting dient, een paar van zulke
insnijdingen (sinus genaamd) bezitten. Op die
wijze onderscheidt men in de wetenschap schub
ben van dagvlinders van schubben van nacht
vlinders. ofschoon er ook onder de dagvlinder
schubben enkele zijn, die geen sinus vertoonen.
Voor de verschillende soorten van vlinders zijn
de schubvormen wel eenigszins kenmerkend,
maar daarnaast verschillen de schubben bij
ieder individu zeer veel in vorm, al naar de
plaats, waar zij zich bevinden. Vooral langs den
Atalanta of Nommervlinder met dichtgeklapte vleugels
rand der vleugels zijn zij veel langer, zelfs kun
nen zij daar geheel haarvormig zijn.
Soms zijn de schubben eenvoudig vlak op den
vleugel bevestigd, maar ook wel zijn zij met een
:ort steeltje in een soort van busje geplaatst,
waardoor de bevestif :ng eenigszins steviger is,
ofschoon nog altijd zoodanig, dat zij heel spoedig
loslaten Bij de bevestiging op den vleugel zijn
de schubben in eenigszins onregelmatige rijen
geplaatst en men bemerkt daarbij tevens, "dat
men met tweeërlei soort van schubben te doen
heefteen bijna alleen uit korte, haast ronde
schubben bestaande onderlaag, de zoogenaamde
grondschubben, en een daaroverheen geplaatste
laag van meer langwerpige schubben, de zoo
genaamde dekschubben. De verschillende schub
ben bedekken elkaar dakpansgewijze, zoodat de
geheele vleugel er door bekleed wordt. Een soort
gelijk verschijnsel als bij de vogels, waar de
dekveeren over de donsveeren heen liggen.
Ee zijn ook nog andere schubben, riek
schubben, sommige haarvormig, andere
vertoonen aan het uiteinde een soort van veder
bosje Bij dagvlinders zitten deze riekschubben
aan de bovenzijde der vleugels, bij nachtvlin
ders op het lichaam zelf of aan de pooten Soms
staan zij afzonderlijk, soms zitten ze In groepjes
bijeen en vormen dan viltachtige plekken, welke
met het bloote oog te zien zijn Deze ripkschub-
ben staan in verband met kleine klieren, welke
een aetherische olie een muskus vanille-,
ook wel aardbeiengeur afscheiden. Treden
deze klieren in werking, dan worden, om het
verdampen van de olie te bespoedigen, de schub
ben. waar zij in bosjes bij elkaar staan, naar
alle zijden uitgespreid Riekschubben komen
alleen bij de mannelijke vlinders voor, de geur
schijnt als lokmiddel voor de wijfjes te dienen,
ofschoon ook de wijfjes een eigenaardigen. door
de vlinders goed waarneembaren geur moeten
verspreiden.
De kleuren van de vleugels
Heeft een vlinder door ruwe aanraking zijn
schubben verloren dan zijn daarmede tevens de
mooie kleuren verdwenen. Het zijn vooral de
bovenste dekschubben. waaraan het dier zijn
kleuren te danken heeft de grondschubben zijn
meestal grauw van kleur.
Nd doet zich bij de kleur der vlinders en
bij die van insecten in 'i algemeen hei eigen
aardige verschijnsel voor. dat die kleuren niet
altijd berusten op bepaalde kleurstoffen, maar
dat zfj heel dikwijls worden te voorschijn ge
bracht door het op een bepaalds wijze terugga-