Monumentale eeuwen zien U aan vervlogen A DE STEENEN JUWEELEN DER OUDHEID Meer aandacht voor het onderwijs in bouwkunst gewenscht S an r Waar. de geest der voorouders tot ons spreekt Zoo hier en daar bezit Nederland nog van >lie schilderachtige oude gebouwtjes, als bijvoorbeeld de gildehuiieh. Hier ziet men het uit 1634 dateerende Korendragers buisje te Franeker; in den gevel het beeld van de Korendrager Tak en zijn koren meter; de korendragers moesten het huisje deelen met de turfdragers en de brand spuitgasten. Kunst is in het algemeen de spiegel van een tijdperk. De bouwkunst is dat wel in het bijzonder, want hier spreekt tot ons in groote duidelijke lijnen de'mentaliteit van een geslacht, dat een of meer generaties voor ons heeft geleefd en gewerkt en zijn opvattingen heeft neergelegd in duizend en één verschillende bouwwerken, van het kleinste poortje tot de machtigste kathe draal. Het merkwaardigste is dat vrijwel alle gebouwen uit eenzelfden tijd ook een zelfde opvatting naar stijl en structuur vertoonen. De vorm waarin men zijn zin voor het nuttige en het schoone vastlegde, was meer dan een modegril; hier ontwaart Roaaissattce gcvti, em gesloten ka- takler heeft. De gevel is als het ware door- broken met vensters. men een diepere beteekenis. Wanneer een stijl als Romaansch. Gothiek of Barok al gemeen verspreid toepassing vindt, dan komt het omdat dergelijke stijlen weer klank vonden bij de menschen van een bepaalden tijd. Daarin zagen zij hun idea- !en en levenshouding belichaamd en pasten derhalve geen willekeurige andere toe. die overleefd was. Wie de ontwikkeling van de bouwkunst vaft den vroegsten datum tot heden bekijkt, ziet dat het een Wisselend spel tusschen uitersten is, waarbij steeds weer gezocht ■vordt naar de blijvende waarden, die een generatie zullen overleven. Iedere men- ichengroep vindt vanzelfsprekend een an- tere oplossing. Het kan zijn belang heb ben in deze dagen, nu men met vacantie ;a«t er nog eens op te wijzen, ditmaal te etten op de tallooze bouwwerken, die ze omringen, sommige leelijk. andere schoon. Ons land bezit nog talloos vele schilder achtige gebouwen, welke waarlijk juwee- an genoemd verdienen te worden, de spre- ende getuigenissen van vorige genera- lies. Telkens weer wanneer wij op een van onze zwerftochten ergens in een vergeten gehucht, zoo'n kostelijk oud bouwwerk ontdekken, een schilderachtig poortje, of int domkerk, groot genoeg om tien maal het inwoneraantal van het plaatsje te herbergen, of van die prachtige kasteelen, waar men ais twintigste eeuwer nog het avontuur van de Middeleeuwen vermoedt, dan voelen wij het als een smaad en een gemis dat zoovele jongeren en ook ouderen daar langsheen jagen, omdat zij nu eenmaal niet geleerd hebben die schoonheid te zién. Hier ia een bescha mende lacune in het onderwijs. Een ruimere plaats voor hét onderricht In de geschiedenis van de bouwkunst zou een weldaad zijn in meer dan een opzicht. In onderstaand artikel een pleidooi voor de wijziging in dezen zin. Let op uw omgeving. Hebt ge nog nimmer de ontdekking ge daan in uw woonplaats of op een toertocht, dat steenen gebouwen als het ware bezield kunnen zijn? Dat zij u aanzien? Velen zijn in dit opzicht helaas ziende blind, of de schoonheid van vergrijsde, door de eeuwen bestoven en verweerde muren laat hen onverschillig. Zij maken het gezegde waar, dat men het theestal.maar ten onrechte zoo ver mogelijk van huis en haard dient te Zoeken. Helaas, want wie de schoon heid van zijn eigen land voorbijgaat, zal het nooit echt leeren kennen. En toch zijn we er aan gehecht, want terug gekeerd van een reis in den vreemde, doet het iederen Hollander weer prettig aan den voet 'op vaderlandschen bodem te zetten: dan voelt hij dat er tusschen die steenen gevaarten en hemzelf een onzichtbare band bestaat. Jam mer dat dit besef meestal slechts enkele dagen duurt. Dan is alles weer heel ge woon. Maar het is niet zoo gewoon! Er is in werkelijkheid zooveel bezienswaardigs, dat het van alle kanten op u aanstormt.. Rechts: Zoo zagen de steden er uit in den tijd varf onze voorouders. Gezicht op oud Bergen op Zoom. Om het even of ge nu staat voor Haar- zuylen. de Doorenburg, Doorvverth of tus schen moderne Amsterdamsche huizencom plexen als bijvoorbeeld op het Mercator plein, al deze gebouwen hebben naar ei gen trant u iets te zeggen. Er hangt een sfeer rondom, die specifiek eigen i^ voor een generatie, die is of was, er ligt het streven van een geslacht in besloten, meest &1 een streven naar schoonhei, oprecht heid, toonen .vnn wilskracht, maar f soms 'J la jitncht: Sint Servaaskerk ;Romaansche bouwstijl, be stichting gaat terug tot de igende eeuw, vergroot in de elfde eeuw. De Westbouw dateert uit de tweede helft de eeuw' het Zddportaal uit pl.m. 1240; de tegenwoori 'te gewelven ÏÜÏi5' JïuIl,fvlakkcn met Hieven en rondboogfriezen, In aansluiting op het Riin ndsehe kerktype. De middentoren I» van 1890. Links *tet mei d men de SW ook de karakterlooze teekenen van dom heid. Dat is het groote voordeel van den toerist, die zich op reis eens goed de oogen uitwrijft: hij ziet wat schoon cn goed, en daardoor ook wat leelijk en afgestompt is. Hij leert te onderscheiden. Wie hiervap eenmaal den smaak te pakken heeft, hp za] overal langs gaan met een critisch, be wonderend of afkeurend oog. Het begint ai met het onderscheiden van die verschillende bouwstijlen. Benamingen als Roroaanschj Gothiek, Renaissance zijn den meesten niet vreemd, maar zooals J. J. 'Vriend in zijn „Bouwkunst in Ons Land", (Uitgave: Scheltema en Holkema, A'dam) een buitengewoon interessant en populair geschreven boek, dat wij gaarne aanbeve len, tjiteenzet, wanneer het op onderschei den aankomt, beginnen de moeilijkheden. Wij nemen een deel van zijn betoog hiep over: ^.Anders wordt het echter wanneer het on onderscheiden aankomt. Dit wofdt te moeilijker naarmate men de bouwkunst uit de afgeloopen eeuw of die van onzen eigen tijd nadert. Zoo ergens, dan laten ons daar de verschillende etiketten, waaronder we alles gaarne onderbrengen in den stéék- Waarom moet de leek een gevel uit de Renaissance, met kolommen enz., hooselijk bewonderen en behoort hij prompt zijn af keuring uit te spreken over 19de eeuwsche bouwwerken, waafraan men toch. oogen- scbiinlijk dezelfde elementen vindt? Hier stokt iets. hier gaaot een kloof, die nauwe lijks door woorden Jhzjkiverbruggen lijkt. Slechts een aesthefwgljnL norm. die meh zich na veel moeite CTfPrgemaakt heeft, en een scherpe 'intuïtie kunnen hier uitkomst keven. Men moet als het ware beschikken over een toetssteen om het gehalte van de bouw- werken, elk in hun eigen specifieke uitin gen, op de juiste waarde te kunnen toet sen. En zulk een eisr^h is nu eenmaal aan het publiek niet te stellen. Verschillende middelbaren scholen geven eenig inzicht met een algémeen aesthetics, die echter overwegend wordt toegepast op schilder en beeldhouwkunst. De bo<twk""«t meet Links: Helaas heeft Middelburg, beroemd om zijn eerbiedwaardige gebouwen, schade gele den aan dif historisch schoon; de torens van de uit de twaalfde eeuw dateerende Abdij lijn gelukkig totaal onbeschadigd gebleven-, zich in den regel tevreden stellen met de behandeling van den Griekschen tempel en wat daaraan vast zit. Blijkens de ervaring is dit beproefde recept echter niet toerei kend om we-zenlijjgé schoonheid te leeren onderschéTcferrerrwerken uit eigen tijd.." Meer aandacht voor de bouwkunst op Middelbare scholen gewenscht Inderdaad het zou zeer gewenscht zijn dat op lagere en middelbare scholen, waar het kunsthistorisch onderwijs toch al zoo stiefmoederlijk bedeeld is den scholieren een of twee uur in de week onde, richt te geven in de verschillende bouwstijlen aan de hand vafn afbeeldingen van de represen tatieve gebouwen, welke men in ons land jkan vinden., Wat zou dit tot gevolg heb ben? In de eerste plaats een beter begrip van de architectuur en een "Warmere, spon tane belangstelling van hel opgroeiend ge- slacht. Wanneer de le'erling met vacantie ergens vertoeft, zal hij er behoefte toe ge voelen eens te gaan kijken naar dat en dat gebouw, waarover ze eens zoo'n interessante les met lichtbeelden hebben gehad. Om een Overzicht van de oude Ridderzaal ia feest dos te 's-Gravenhage. (Naar een plaat van Pothoven.) enkel voorbeeld te noemen; hij zal in Fra neker, behalve het vermaarde stadhuis, het kleine maar schilderachtige Korendragers- huisje weten te vinden; in Delft zal hij niet alleen het grachtenschoon in zich opnemen, maar behalve de kerken en hgt raadhuis gaan zien naar de kostelijke Oostpoort; hjj zal gaan letten op den vorm van gevelstee- nen, inscripties, de waarde van gevelstee- nen, hij zal kleurige wapenschilden ontdek ken (het Delftsche Gemeenlandshuis om een ander voorbeeld te noemen). Enfin, duizend ejn één groo(e en kleine dingen zul len hem onverwacht schoonheid openbaren. Daardoor kan hij( slechts te inniger de ver bondenheid gevoelen met het land waar hij geboren werd. Bovendien zou een dergelijke vorm van onderwijs zich uitstekend leenen voor aan schouwelijk onderricht: dat wil zeggen, de leeraar kan met zyn leerlingen liefst in kleine groepjes er op uit trekken om in eigen omgeving besprekingen te houden aan de hand van de gebouwen zelf. Dit soort onderwijs zou ongetwijfeld van blij vende waarde zijn, omdat hetgeen de kin deren hier leeren. leeft; het is van blijven de waarde. Hier ontvangen zij iets, waar mede hun geheele verdere leven verrijkt wordt. Bovendien komen nog vele andere gebieden, als de folklore, aan de beurt om zoo terloops te worden besproken, terwijl dit onderwijs zien uit den aard der zaak geheel zal aansluiten bij de vadeplandsche geschiedenis, die hierdoor ook al weer fleuriger wordt. Meer zakelijkheid en wer kelijkheidszin in het onderwijs, vooral in het middelbare, dat is on» inziens de rich ting waarin gestuurd dient te worden. Go this r he travee van een kloostergang t« Utrecht. Ons land zorgt voor zijn oude monumenten. Tal rijke kerkeu, kasteelen, monumentale gebouwen en poorten werden in de afgeloopen jaren geres taureerd, terwijl vele steenen getuigenissen van hei verleden in de komende jaren nog on der handen genomen tollen worden. r •lat deri eon Vo en ov rede wel de i zich len en het op ten punt de

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 8