Watermannetj e en zijn nieuwe huis ZWERVERTJE HE Legpuzzle |enk en zijn strafsommen RAADSELS „De Valkenjacht" In de kajuit van een gezonken schip De zeeëgel Wat betekent Kangeroe van mevrouw In de nieuwe woning OPLOSSINGEN van de raadst* uit het vorige nummef Intrek" If**1* |n*<*d I Jfcderh (f>. ■de 1 I). EB wu In de storm een schip ver-1 Ze waren ondertussen erg moe ge gaan. Gelukkig waren alle men- worden en besloten even uit te rusten sen gered, maar het schip zeil I en tegelijkertijd een paar oesters naar zonk dieper en dieper. Eindelijk stoot- binnen te werken. In één van die bes te het tegen de bodem van de zee en ters vond het watermannetje een pa- bleel daar stil liggen. 1 rel, die hij met een vergenoegd ge- Een patrijspoort stond open, zodat I zicht by zich stak. Die zou hy als het water daar direct binnenstroom-1 huwelijksgeschenk aan het zeepaardje de. En wie nog meer naar binnen stroomde, dat was het Watermanne tje. Je hebt toch wel eens van water- nymfen gehoord. Nu, dit was een wa- geven Toen er een paar vissen langs kwa- - - I CCH t-arti vissen langs termannetje. Hij had de patryspoort I men, vroeg Watermannetje voor de open zien staan en had zich met hetl zekerheid nog eens precies waar het water laten meesleuren. zeepaardje woonde. De vissen waren f, de kaju,t Roomde, nog ai nieuwsgierig en na lang praten m i v'.ü i, sij" speciale ogen, kwamen ze er achter, dat Waterman die in het donker konden zien, alles netje de dochter van het zeepaardje kon onderscheiden, vond hy dat dit I ten huwelijk wilde vragen net een huiskamer voor hem was en hij besloot meteen maar alles in te richten. De langwerpige wasbak leek hem een fijn bed, hij sleepte allerlei waterplanten naar binnen en maakte een gerieflijke rustplaats. Aan de muur hing een bord, dat hem op een luisterrijk idee bracht. Hy hing er allemaal oesters aan, want Water- mannetje was dol op oesters en hy at ze dikwijls als hij lui in bed lag. De hangmat, waarin de matrozen hadden geslapen, werd als schommel geprobeerd. Ja, dat ging best, al was hij wel een beetje te groot voor zo'n klein lichaam als Watermannetje had. Maar alles bij elkaar was een te grote schommel beter dan een te kleine en de hoofdzaak was dat je fijn kon schommelen. Verder plantte hy 'n paar zee-ane monen voor de patrijspoort, zodat het er 'n beetje gezellig uitzag en hij riep een paar pollepen, met wie hy grote vrienden was. Die moesten voor de deur, dat was dus de patrijspoort, gaan liggen en oppassen, dat er geen ongewenste gasten naar binnen kwa men. Als er toch zo'n brutaal iemand mocht komen, mochten de poliepen hem dadelijk met hun lange vangar- Hij plantte een paar zeeanemonen voor de patrijspoort en riep een paar polie pen, met wie hij grote vrienden was men grijpen en als beloning opeten. Ja, op de bodem van de zee gaat het een beetje wild toe. Maar haaien en meer van die grote roofvissen kon den toch niet door de kleine patrijs poort en als ze hun kop er door zou den steken, zouden ze een flinke tik met de vangarmen van de poliepen op hun snuit krijgen en dan zouden ze wel maken dat ze weg kwamen. Een paar seconden keken ze dom voor zich uit, toen schudden ze hun hoofd en vertelden dat Watermannetje wel een harde dobber zou hebben, want, zeiden ze, meneer de zee-egel wou de dochter van het zeepaardje hebben en hij vertelde al overal rond, nnlienenj dat de Zaak in orde was' Nu moet vanvar r we'en> dat meneer de zee-egel een gevaarlijk heerschap is. Hij is eigen- - - ir -J v'Ov" lyk maar een ronde bal met allemaal stekels er op, zodat zelfs een poliep er met z'n vangarmen niets mee kan doen. Het watermannetje keek sip voor zich uit. Wat nu? Op zo'n gevaarlijke mededinger had hy niet gerekend. Maar de poliep, die overal raad op wist, sprak hem moed in eh zei, dat ze de dochter van het zeepaardje dan honger ge kregen van de tocht. Terwijl ze vergenoegd bij elkaar zaten, hoorden ze plotseling lawaai bij de patrijspoort en toen ze keken, zagen ze tot hun grote schrik de kop van de zee-egel voor de deur. Dat was een consternatie. Watermannetje verstop te zijn vrouw in de hangmat en liep daarna op de twee poliepen toe, die al het mogelijke deden om zich niet aan de stekels van de zee-egel te prik ken. Ik zal jullie leren bruiloft te vie ren! schreeuwde de zee-egel. Plotseling hoorde Watermannetje een daverend gelach. Hij keek op en ja, er was werkelijk reden om te la chen: de zee-dgel zat half in de pa trijspoort,.maar kon dpor zijn stekels niet meer voor- of achteruit! Nu was het de beurt van de poliepen. Ze bra ken al de stekels van de zee-egel af, duwden hem de patryspoort uit en lie ten hem zonder stekels vrij. Ze kon den nog juist horen, dat de zee-egel minder vriendelijke dingen aan het adres van Watermannetje riep. I Die vierde ondertussen al weef feest. EJn het jonge paar léefde nog lang en gelukkig met hun trouwe wachters, de poliepen, want als je in een schip, dat op de bodem van de zee ligt, woont, heb je een huis dat nooit verloren gaat. Klein poesje, wat loop je te mauwen, Zeg, weet jij je huisje niet meer Wat kijk je me aan Waar kom je vandaan Je wordt slikdoornat, in dit weer I Ik kan je zo niet laten lopen Je bent zo alleen en zo klein. Kom hier, in mijn arm Is het veilig en warm. Zeg, wil je mijn pleegkindje zijn Vooruit, dan maar samen naar huis Klein zwervertje, jij blijft bij mij I "k Heb poppen, een beer, Wel tien ongeveer En daar kun jij ook nog wel bij 1 Ik zal heus héél goed voor je zorgen, Je krijgt zoveel melk, als je lust. Je kijkt me voldaan Met je kraaloogjes aan.» Is nu je klein hartje gerust toe. Toen de eerste blanken in Australië kwamen, stelden zij veel belang in de grappige karlgeroes. Ze vroegen aan de inboorlingen, hoe ze heetten, maar dezen verstonden hen niet en zeiden: Kangeroe! wat in hun taal „Ik kan niét begrijpen? betekent. Zo kreeg het dier de naam kangeroe». wel door list zouden krijgen. Water- Hij zoekt een vrouw I mannetjc voelde zich door deze woor- den een beetje 'getroost, vroeg de vis- loen het watermannetje alles net- sen him mond te houden en reed ver- jes had ingericht, vond hij dat hij éenl der. •vrouw nodig had, maar in zijn kennis senkring was er maar één, die hij aardig vond. Vissen keken zo dom, oesters waren alleen maar goed om op te eten, zee-egels vond hy te steke lig en zeesterren te opvallend van uiterlijk, maar hij dacht graag, aan de dochter van het zeepaardje, die achter het koraalgebergte woonde. Na er nog een dag over nagedacht te hebben, stond Watermannetje's be sluit vast: hy zoude dochter van het zeepaardje ten huwelijk vragen. Hij zei tegen de ene poliep, dat hy zich Eindelijk kwamen ze bij het zee paardje, zonder de zee-egel gezien te hebben. Het watermannetje gaf di reet zijn parel, die de dochter van het zeepaardje blozend aannam en di reet opstak. Het was werkelijk een allerliefst schepseltje met haar tenge re figuurtje en slanke staartje en Wa termannetje vond haar dan ook zo lief, dat hy haar vader voorstelde, haar direct mee te nemen. Vader zeepaardje was wat blij, dat er zo'n aardige schoonzoon was ge komen en dat hy nu met goed fatsoen uMj Aicii I "tmrcu cu udi 11ij nu mei goea rai klaar moest maken- want Waterman-1 van die akelige zee-egel ai kwam. Hy netje wilde natuurlyk deftig aanko- gaf dus zyn toestemming en wees het mot en op de poliep rijden. Natuur- Paar een weg, waar ze de zee-egel lyk moest de andere poliep nu dub- waarschijnlijk niet zouden tegenko- bel goed opletten, dat er geen indrin-l men. Toen zeiden ze „tot ziens" en gers binnenkwamen. „góede reis" tegen elkaar en voort De poliep, die ook Inktvis heette, I gingen ze. kft!'».''!! nog genoeg inkt by Ondanks alle voorzorgen kwómenze zich had, want die had hy nodig voor tóch de zee-egel tegen, die grote ogen het geval dat ze aangevallen werden. I opzette en direct probeerde het zee- By zulke gelegenheden spoot hy na- paardje weer te veroveren. Malar de meiyk een vocht in 't water, waar- inktvis spoot een lading inkt uit en door dit zwart en troebel werd en hy weg waren de drie, terwijl de zee-egel er onbemerkt van rW.n I u..:_ er ongemerkt van door kon gaan Daar kwam Watermannetje. De inktvis vouwde z'n grijparmen dicht en maakte zich dun, zodat Water mannetje gemakkelijk kon opstijgen «n weg waren zei In het koraalgebergte waren ze haast verdwaald, maar gelukkig trof fen ze een kreeft, die hun de weg wees, zodat ze toch goed aankwamen scheldend naar huis ging. Toen het watermannetje zyn vrouw in zyn huis leidde, was ze verrukt over de woning en ze was nu dubbel bly, dat die zee-egel haar man niet was geworden. Ze aten een heerlijk oestermaal, want het zeepaardje had ET was heel stil in de kamof. Vader zat een boek te lezen, moeder breide aan een jasje voor Mieke, die boven in haar bedje lag en Henk zat diep gebogen over een schrift met allerlei cijfertjes. Ijverig, hè? Ja, maar Henk deed dat niet voor zyn genoegen! Op andere dagen speel de hij dolgraag met zijn trein of las hij één van de mooie boeken, die hy van tante Greet voor zyn verjaardag had gekregen. Maar vanavond was het anders. Want Henk zat pas in de vierde klas en de meester had hun verteld over brguken. Dat was erg moeilijk, maar Henk bad bovendien niet goed opgelet. Eigenlijk gezegd had hij maar naar buiten zitten staren en had hy gedacht over wat hij op zijn vrije Zaterdagmiddag zou gaan doen. Hoepelen, of met zijn autoped erop uit? Of bij Klaas gaan spelen? Hij wist het niet. Maar er was nog méér, dat hy niet wist! Hy wist óók niet, dat ale mees ter al lang in de gaten had, dat Henk niet oplette en toen mynheer vroeg: Henk Verdoorn, hoeveel is één half en één derde samen? toen wist Henk niet, wat hy zeggen moest en hy bloosde van schrik. Voor straf, en ook om te zorgen, dat hy niet ai te erg achter raakte want zó gemakkelijk zyn die sommetjes niet als je negen jaar bent had de meester Henk twee rijen sommen mee naar huis ge geven. En daar zat hy nu! Dat viel heus niet mee, hoor! Vader had hem wel uitgelegd, hoe de zaak in elkaar zat, maar moeilijk bleef het toch. Henk zuchtte diep. Eén rytje had hij af, maar het was net, of het twee-' de veel lastiger was. Vs plus Yt, dat was... even zien, o, ja, dan moest je van die 'A ook kwarten maken... dat wad eh... Jongen, zit toch niet zo te suffen! klonk ineens een fyn stemmetje. Henk schrok. Dat had de meester dit was Waar dat zaak appen! Henk. was. op school óók gezegd, toch een heel andere kwam die vandaan? Er is niets aan! Als je maar eens mocht opk: Ja, maar... aarzeld Toen zag hy ineens, die gesproken had: zyn/ pen, die nu ongeduldig heen en weel? schoof over het papier. Toe nu, piepte dé pen, schiet toch op! Ik ben doodmoe van al dat geschrijf! Als je eens/ wist, wat ik vandaag al allemaal heb moeten doen! Boodschappen heb ik moeten op schrijven voor den kruidenier, en een lange brief moeten schfyven aan tan te Greet, en één aan Opa, en. nog een heleboel meer! En nu nög breu kensommetjes maken! Ik wou, dat je maar wat doorwerkte.' ik verlang naar rust! Ik doe het toch heus zoo vlug mogelyk, Pen, zei Henk bedeesd. Kun je geen mevrouw Pen zeggen, onbeleefde jongen? Ja, mevrouw Pen, fluisterde Henk. Hy begon heus bang te worden.. Me vrouw Pen keek zó kwaadaardig en ze leek wel te trillen van woede. Henk probeerde nog een cyfertje te schrij ven, maar het ging niet: het werd een rare, scheve haal. Wat zou de mees ter daar nu wel van zeggen! Een vervelende jongen-ben je mopperde mevrouw PtM verder. Eerst let je niet op op sAool, en nu kun je voor straf my miabrujken voor die sommetjes. En way is daar nu eigenlijk aan? Honderdmaal heb ik dérgelyke sommetje! m rieten op schrijven. Ik ken ze<byna uit myn hoofd. Ik kan ze zélf weL verzinnen I En jy, jy zit maar/te draaien en na te denken, net of het heel wat is! Pf! Ik geloof, dat ik het nu wel een beetje begrijp, zei Henk, maar me vrouw Pen, als u die sommen zo goed kent, zou u me er dan niet even door willen helpen? me- eind Ja, hoe was het daarmee? Henk werkelijk geslapen en i maar gedroomd, dat de pa hem gesproken had? Hy keek naar zyn sommen, die waren allemaal af en het rytje was keurig geschreven. Hy greep er niets meer van. Vraa. keek hy naar mevrouw Pen. maari zag er heel onschuldig uit, net ui iedere andere pen... O, ja, Ook dat nog! stoof vrouw Pen op. Henk schoot van schrik een achteruit. Wat een boze stem was dat! De pen zwiepte Vervaarlijk heen en weer en Henk was doodsbang, dat er straks een grote, nikkel inktvlek op het blaadje zou vallen. En dan was hij nog niet gelukkig, want dan zou hy het vast en zeker helemaal over moeten maken. Hij keek sfchuin naar vader en moeder, of die i hem nu niet konden helpen, om vah die boze 'mevrouw Pen af te komen, maar va- der las rustig door en moeder breide W 3Rf IS het Vierde VArlrmM zonder ophouden. Vreemd, zij schenen C vdr""'l niets te horen. Tranen Er druppelde 'n traan uit, Henks oog. Hij schaamde zich- er wel voor, want anders was hy heus zo huilerig niet. Laatst was hij nog verschrikke lijk hard gevallen en toch had hij geen traan gelaten. Maar nu wist hy wer kelyk niet, wat' hy moest doen. Toen mevrouw Pen die traan over Henks wang zag glyden, kreeg zij toch medelijden met hem. Zó erg had zij het toch ook weer niet bedoeld. Weet je wat? vroeg zy, ik zal je helpen met die laatste paar somme tjes. Maar je moet me beloven, dat je voortaan een beetje beter oplet. Ik ben niet zo jong meer en ik wil wel eens wat vroeger rust hebben. Jullie denkt maar, dat een pen dat allemaal niet voelt, hè, als je haar zo veel ge bruikt. Maar dat 'heb je mis! Als ik zo laat nog moet werken, kan ik het vast er, zeker niet lang meer volhou den. Nu, hoe denk je erover? O ja, mevrouw Pen, ik zal heus beter opletten, beloofde Henk en hy knikte er heel nadrukkelijk by. En geen strafwerk meer mee naar huis brengen? Ik zal mijn best doen. Vooruit dan maar. Houd me ste vig vast, dan ben je in een wip klaar. Wat was dat? De pen vlóóg over het papier en vóór Henk er erg in had, was het hele rytje sommetjes af. Keurig netjes stonden de cijfers on der elkaar; er was werkelijk niets op aan te merken. Ziezo, zei de pen, toen de laatste som af was. Veeg me nu maar af en berg me op. Ja, dat vergeet je anders óók nog wel eens! Hè. hè, nu kan ik eindelijk eens gaan rusten! Dank u wel, mevrouw Pen, zei Henk nog, maar het leek wel of de pen al in slaap gevallen was, want zy zei niets meer en lag zó rustig op de inktlap te rusten, dat Henk niets meer durfde zeggen. Henk, Henk! klonk ineens moe ders stem. Wat is. er met je? Ben je in slaap gevallen? Henk keek verschrikt op. HU in slaap gevallen? N... neen, moeder, zei hij, maar hy wist het toch niet helemaal zeker. Ik zóu maar naar bed gaan, jon gen, zei vader. Hoe staat het met je sommen? uiooq »p una uaipj»! ap uadai uttz jatu ua ^opijay uaöat doij uftzps naijl».! jay af at| pop •tuoyCu lappa ap do afioajp, jap wojq thiissofio Ï.Anneke was met haar ouders W vacantie in Zwitserland. Ze schrei opgetogen naar haar tante, wat allemaal had gezien; maar ze wash onder de indruk van al het moois, ik ze van enkele dingen de namen 4» elkaar gooide. Dus had ze het «te- een WELVAART, een POERASBHX en een APENWIEL. Wat bedoelde ze daarmee? Dit is een aardige legpuzzle, die een tafreel uit een valkenjacht voorstelt. Knip de plaat uit, plak ze op niet te dik karton, knip dan de verschillende delen uit en probeer ze aan elkaar te leggen. Ata je een klein doosje hebt, doe ie de stukjes na gebruik daarin en op het deksel zet je: Legpuzzle „De Valkenjacht". Je kunt ze dan dadelijk vinden, als je het nog eens wilt pro beren of er een ander, een ziek vriend je of vriendinnetje bijvoorbeeld, een genoegen mee wilt doen. En er raakt op die manier nooit een stukje weg! is leuk. .ft- is een jongensnaam. is een plaatsje tuacb® Harderwijk en Putten. -f is een uiting van vroolijl- heid. is een heidesoort met Wk bloempjes. -f is openmaken. -)- is een strijd tussen land» -t- is plaats, leegte. -I- is hetzelfde doen, na-ap® De eerste letters van boven naar oode en de laatste dito vormen de namen r® twee plaatsen in ons land. 3. Waarin kén men een blanke niet r® een neger onderscheiden? 4. GSTLN GD GDT NT. Van dit spreekwoorrj zijn de kliaW weggevallen. Hoe luidt het? 5. Mijn eerste deel is een zeer hek®* dierentuin in ons landmijn tw®* is een ondeugd van kinderen, die h* niet nauw met de waarheid n®>® Mijn geheel is een groente. 1. Stoker, Asthma, Boston, Eed* Laatst. De beginletters vorm® SabeL 2. Raaf-Graaf. Vlo-Vlot. Os-Vos. Arend, Barend. Aal-ZaaL i 3. Een gat in het tafelkleedl 4. Staak-Taak-Aak. R A K e t KRAK R A K e n ba R A K op gierin grtike' i bet lldrekk |*epl |«t ■ine vei |meten i seen ut Ijikeep v (üe aan i Kietel in Iniewerl l®s of I). IpBoemd lui den ■daaruit 1 ■geheel of 1 lapgehevef" ■pao uit ■van het iTerheid Inns die I ■nrband 4). Ipn van| ■de veran Iten aanz tonische Iten. lambtsha I register de verpl. opgrond J lis geschil Artike h binne Ireehterlij (■gen torren, kt Europ lecht op i aandeel i üitoefene les oorlo, bewijzen bieden. TOlpdie Weenia «b, sti lens en Persoon VB), die a *he ge betel heb J). «iten die op beeft. nit I taslechl bezette lende I •orden, hen een *-1340 3). h de lede tigde 11 worde Hike l ulk zijn •terde, 'bn het i terheid fapalen. Artikel j »el fa Net. dbt de enhetve bootach, bechterü fang va ten *®tP Wen," «fin, i Jfading fahnjjn pj

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 6