In het Veluwsche bosch Klinkt thans da doordringende machtige roep van het edelhert Krachtig dreunt de roep can het edelhert door het Veluvosche bosch.... P. O-a-a-a! O-a-a-al zoo klinkt Je roep mm het edelhert Gladde, scherpe geweien kletteren op elkander, tlge boeven stampen en daar tusschen door klinkt telkens woest gesnuit, waardoor 'i nachtelijk tumult iets spookachtigs, iets geheimzinnigs krijgt Duizenden ziloerbeparelde spinnevoebben tooien de heide in den vroegen herftiachiend Zi®it dl© g©l® WadlVem vallena M©& dl©Eï 2©m©ir h godloon TT Pi Eigen foto) T T ERWONDERD staar je ln de \f zwarte duisternis van je kamer, als de wekkerbei je onbarmhartig uit de donkere diepten van den slaap ópra- telt Traag realiseer je, wat er gebeurt en wat dit alarm te beduiden heeft, dan gaat je ineens een licht op: het moet vjjf uur in den ochtend zijn en er is een afspraak gemaakt bij^. het reken van den dag in Otterlo té zijnl ITerraderljjk komt er wel even een flu- stem, die vleit: Och ltom, 't is nog meer dan tijd eg. Draai je nog maar eens om, want zoo pardoes er uit dat ia immers beuls werk... Ik overwin evenwel mijn traagheid, la veer ietwat wankel naar de Waschtafel, -waar de koude waterstraal een verhelde invloed uitoefent-6p mijn denkver- En als de ruige badhanddoek de huid dan maar droog en warm heeft gewreven, wel dan ben je blij, dat je óp bent... V ...Bulten, 't Is nog mistig, bladstil en langs de flanken der straatwegbeuken trekt het water glibberige glinsterstrepen. Een vaag-food wak ligt in de grijze sche mering van het Oosten, dus zal de zon over een half uur wel present zijn. Snel brengt mijn fiets me naar de oude herberg „Planken Wambuis", waar ik den binnenweg neem naar Mossel, op de Ne der Veluwe. Geen 'kraai is er nog wakker in het bosch en de leeuweriken, die in Septem ber evenals verschillende andere vogels een kortstondige opleving van hun zang te genieten geven, slapen nog met den kop tusaeben de veeren in de hooge, bijkans Uitgebloeide struikhei. Dat de wildstand hier terdege wordt be waakt, zeggen u de talrijke konijnen, die links en rechts de dekking inwippen. Bij den vervallen waterput in de heide zie ik van mijn fiets af iets wegduiken in het hooge heidekruid. Natuurlijk even pools hoogte nemen! Was het niet hier, bij dezen prachtig nog bloeienden calluna-pol? Ala ik buk om een paars takje mee tp ne- op en vlak voor mijn voe- i grijsbruine fazantenhen op de Tt den vogel nog verrast na klinkt er vlakbij een korte, schorre en nu is het de vlammend rood en gekleurde haan, die steil de lucht in om een veilig heenkomen te zoeken de Weaterbergen. sr nu ia bet zaak om snel verder te grijpt het morgenrood in ten wordt la< een prachtig schouwspel, dat helaas door te weinigen wordt genoten. De bossehen van den horizon staan scherp tegen dien gloed, die uit een reus- achtigen haard schijnt op te laaien en den hemel -overmeestert met steeds aanwak kerende felheid. Even rilt de ochtendwind in de berken van "het R'eemster Veld, de buntgraspol- len en de heidestruiken staan zilvergrijs van dauw en spinragweefsels, een oogen- blik is het huiverig, koud... Dan rijst, stralend rood, de zonneschijf boven den einder en spoelt een onmetelijke vloed Van heerlijk licht over het schoone Velu- welandt Het Hertenbosch staat met zijn bont verkleurend blad in dien vroegen zonne schijn of het in laaienden brand is geraakt en nu wij dit lage, oude eikenbosch nade ren, nemen we de uiterste voorzichtigheid in acht, want we willen eens trachten te weten te komen of het roodwild zich daar nog altijd ophoudt. De fiets wordt onder een den gedepo neerd en het smalle paadje volgend, dat regelrecht op den hoek van het Herten bosch toe gaat, nemen we alle voorzorgen om eventueel buiten de dekking toevend wild niet ontijdig te verjagen. Trap niet op dien dooden tak, hoest niet en Iaat uw pijp voorloopig in den zak! Nauwlettend speurend langs den zoom van het bosch en dekking vindend achter een breeden beuk, sta fk stil met bijna inge houden adem, want daar, op tweehonderd pas afstand, steken twee vosroode vlekken af tegen de paars-bruine heide. Er is slechts een oogenblik gelegenheid om met behulp van den prismakijker vast te stellen, dat er twee hinden staan (1). De waakzame, uiterst-fijn bezintuigde dieren hebben mijn verwaaiing (2) al in den neus gekregen: plotseling werpen zij zich om in een prachtlgen galop, waarbij het rossige duffel van hun vacht opglanst in de mor genzon, en zoo snellen zij naar het dichte bosch. ...Het is avond geworden en we zijn naar het Veltiwsche achterland terugge keerd, om thans de omgeving op te zoe ken van de oude schapenwasch, waar het roodwild graag op lavei gaat (3). De dikke 1) vrouwe!, edelherten 2) de lucht, die elk mensch en ook elk dier afgeeft. I) graast P lijke lichtstreep langs het firmament, .in de verte gaat het gegrom van een trein langs den onzichtbaren einder, de hond van Heemst blaft tegen een soortgenoot. die bij een hoeve, enkele kilometers ver der, in de ton onder den hooiberg ligt... Dan, plotseling, zit ik rechtop! Mijn zenuwen spannen zich tot het uiterste, mijn oogen trachten het donker te door boren en, begeerig, wacht ik op een nieuw gerucht. En ja, wat ik eerst onzeker nog 1 vermoedde, dient zich thans onmiskenbaar en met grooteren nadruk aan... Een huivering rilt langs m'n rug, als daar uit den rand van het inktzwarte bosch dat donkere, vreemde gebild komt, dat wegecho't tusschen de stammen en de duistere heideheuvels, dit diepe oergaluid, waarin hartstochtelijk verlangen en uit dagende heerschzucht verbonden zijn. „O-a-a-a! O-a-a-a!" zoo klinkt de roep van het edelhert! Dreunend gaat het ge luld over de lage, nevelige heide en daar vindt het weerklank! Ik kan het niet zien, maar ik wéét het: de hinden bewe- (Vervolg op pagina 6) loden cape omgeslagen, zit Ijt i dha onder de lage, primifie als een boed- tieve overkap ping, waar de jachtschut vorige week nog zijn bijenkorven had staan. Het wachten is op de dingen, die komen zullen. Eerstens zijn dat de konijnen, die hier bij honderden huizen, zich nu en dan vlak bij me wagen en voor kostelijk amusement zorgen door houding en spél. 't Wordt snel donker; enkele sterren bloeien open hoog boven de aarde, maar over de heide spant de voornacht een fij nen, witten nevel... En stil is het, een ge heimzinnige stilte, waarin allengs de be hoedzame geluiden der nachtdieren leven gaan... Ik merk nog steeds niets van de herten, maar 'als ik een kwartier later met den lichtsterken kijker het voorterrein afzoek, ontdek ik in den laagdrijvenden nevel en kele vage, donkere gedaanten. Herten! Natuurlijk is het in de duister nis onmogelijk vast te stellen, hoeveel herten er laveien en of er ook bokken tus schen loop^n, maar dat zal straks wel blijken. Het is frisch en rinsch in de lucht, tegen den ochtend kan het wel vriezen en de maan staat in het eerste kwartier. Zoo, onder den wind opgesteld, zit ik geduldig te wachten, nu eens, zonder re sultaat, spiedend door den kijker, dan weer de armen moe latende rusten en luisterende naar- de geluiden van den voor nacht. Een vallende ster trekt soms een schie- (Holland)

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 12