KIT leert paardrijden
op bruinoog
Wie wel doett
wel ontmoet
Vrijdag 4 October 1040,
pEn
(«Hen
grind
zeOSchip
HERFSTASTER
brigAdier
beefiten
beTon
bXd
,it i« 't in de muizenwereld, F.n dat wordt ten fijne bruiloft!
nl vandaag ga at Miezemiep, Alia ««ten, bier bijeen,
/tUerlie/tte Muizenmtisje, Piepen jolig bruiloftsliedje.,
-uwen met bear Snorrepiep.' - Deneend om het bruidepaar heen
letemiepje draagt ten sluier 't Is een leven van je welsti
n het jijntte s pinner ag; Sn opeens loert, door het «at,
zetniep kijkt keel gelukkig, Naar het feestrumoer der Muizen
ant Ut is haar schoons te dag! 't Groene oog van KaterkeU!
óók keurig netjes. Mis, hoor, poesjeniets te halenl
aagt ten zwarte Hoge hoed Jij bent niet op 't feest genood
ten bloempje in lijn knoopsgat; Loer maar voor het hol; de vreugde
ést staat hem wondergoed! Is daarom niet minder groot!
Snorrepiep en Miezemiepje
Smullen pan de bruilojteteart,
Trekken spottend lange neuzen
Katerkat zwiept boot zijn ztearti
den. Hij nam zijn zware bijl van de
schouder, zwaaide het scherpe staal
door de lucht en bakte zólang in de
boomstam, tot die m tweeën viel; de
beer was bevrijd!
Het dier keek zijn bevrijder aan,
zette zich op de achterpoten en schudde
de kop. Kolossaal, wat een reusachtig
dier was het! Het stak een bral eind
bóven Joko's hoofd uit!
Dank je jóngen! Je hebt mij een
grote dienst bewezen en me het leven
gered! Ik zal het je vergelden, zo gauw
ik kan! bromde de beer.
Toen liet bij zich weer op vier poten
zakken en drentelde log tussen het
geboomte heen
In it stai
Joko vervolgde zijn weg. De zon was
bijna ter kimme gedaald, toen de hout-
hakkerszoon tot zijn vreugde de zoom
van het woud bereikteVóór hem
lag de vlakte, wijd in de laatste stralen
van de zon; en daarginds, op nog geen
half uur afstand, zag hij een grote stad!
t— Ha, daar zal ik wel een baantje
kunnen vinden! dacht hij verheugd. Hij
overwon zijn moeheid en snelde de weg
op naar de stad.
Maar jammer genoeg waren de
poorten van de stad juist gesloten, toen
hij er aankwam.
Nu, dan zal ik morgen wel verder
zien! trooste hij zich, zocht een holletje
in de zware stenen muur én ging sla
pen.
Zodra de volgende morgen bij het
opgaan van de zon de poorten werden
geopend, stapte Joko de stad binnen.
Hij keek zijn ogen uit, want hij was
nog nooit in een stad geweest! Telkens
zag hij nieuwe dingen en hij verbaasde
zich over de vele mensen, die daar lie
pen
Maar nu moest hij toch zien, dat hij
een baantje kreeg, want hij moest eten
verdienen! Joko raapte al zijn moed
bij elkaar en hij sprak een man aan.
Weet u misschien, waar ik een
baantje kan vinden, mijnheer?
De aangesprokene bekeek den have
lozen jongen van top tot teen; toen
antwoordde hij:
Probeer maar eens ginds, bij dat
grote huis; daar woont de burgemees
ter, die zoekt een knecht!
Bij iett burgemeester
Joko dankte beleefd eri begaf zich
naar het huis. Hij gaf daar zijn verlan
gen te kennen, en werd bij den burge
meester tbegelaten. Dat was een knor
rige oude heer.
Ik heb een flinken knecht nodig!
bromde hij. Maar het moet geen
luilak zijn en geen nietsnut!Ik kan
alleen iemand gebruiken, die sterk,
slim en ijverig is.
Joko zei, dat hij vol goede wil was
en sterk ook.
Hmdat wil ik eerst wel eens
zien!..,.,. Ik zal je drie proeven opleg-
Dank voor je brood, jongen! zei ie rat. Je bent tan goed mens. Als je ooit in
moeilijkheden komt, za( ik het je vergelden