Het paard van Raap
DAMMEN Het spook van Walesteyn
m m m i
mm mm
=2=
ff
ff
Het' was wit, evenals dat van
Sinterklaas, maar het stond
minder gunstig bekend
Een partij met slagspel
Q B
DE MAANDSTEEN.
en voorkomen. Naar ons weten was het de rieuze wetenschap behept, met perfecte zin
eerste maal, dat we dien wijn dronken, maar tuigen en een smaak voor den wijn, die nooit
bnze gastheer hlo1p Her, HmnmIwi»-tot hartstocht of misbruik mag leiden: gij
ooit Bordeaux dr ink", of Vermouth, of Chianti,
ol Rijnwijn ifteit al lang onbewust van dezen
Trani geproefd. Want het is onder vele an
dere soorten vooral deze wijn uit Bari, die
smaak, kleur en faam geeft- aan honderden
van nature zwakkere wijnen uit Frankrijk en
Duitschland. Bijna de heele productie, van
deze Zuid-Italiaansche provincie gaat over de
grenzen en maar betrekkelijk weinig okshoof
den blijven op den vaderlandschen bodem ach
ter, om ter plaatse, maar dan nog alleen bij
kleine teugjes, genoten te worden. Die kleine
teugjes vanwege de kracht, welke irï den Tra-
'ni schuilt 'en die hem heeft voorbestemd, om
over de heele wereld als onbekende „donor"
op te treden voor hoogadellijke, maar bloed-
arme collega's. En het, zijn de professoren^
der oenologische scholen, die deze bloedtrans
fusie wetenschappelijk leiden.
Nog zoo'n onbekende, maar edelaardige,
altruistische wijn in de Lambruaco, die op de
heuvels rond Modena groeit. Van dezen Lamb
brusco worden tienduizenden hectoliters an
dere wijnen gemaakt. -
Wie mef ttyn dtn mond tpoelen
Er is dus poëzie en industrie, natuur en
kunst in den wijn, en om het onderscheid
daartusschen te kennen en te bepalen of men
inplaats van poëzie en natuur slechts een "in,,
dustrieel product voorgezet krijgt, moet men
wel op het gebied van de wijnmengerij een
bijzonder geoefende tong bezitten, daar de we
tenschap het al even ver heeft gebracht als
op zoo menig ander terrein. In landen, waar
zelf geen wijn wordt geproduceerd, kan men
zich die moeite gevoeglijk besparen, want
daar is eike &ijn door de geheimzinnige la
boratoriumketels gepasseerd, nog voor hij
over de landsgrenzen kwam. In wijnprodu-
ceerpnde landen daarentegen vindt men overal
nog met bijna onaardsche kwaliteiten geze
gende proevers-, die hun diensten aan hun me
demenschen aanbieden om te beslissen of dt
wijn, dien zij kochten, echt en vrij van mani
pulaties is. Het zijn lieden met een myste-
moeten de verleiding om den slok, dien zij
proeven, ook ineens naar binnen te werken,
kunnen weeretaan; sij mogen er alleen den
mond mee spoelen en hem dan uitspuwen,
met de keel spelen zonder haar te bevredigen
en zoo nu en dan hun verhemelte met wat
zoute vruchten, zooals olijven, opfrisschen. Al
leen met zoo'n met zorg gecultiveerd smaak-
orgaan kunnen zij u zeggen wat voor wijn U
in het vat hebt,en mlaschien zelfs van walk
Jaar hij is.
Maar of iemafid het ooit zoover zal brengen
als die twee wijnproevers in Modena, waar
van men ons vertelde? Dat waren vader en
zoon en hun ambacht was hst proeven van
wijn bij deftige families; de vader was wijs
en een eerste klas vakman, de zoon jong,
maar al in de kunst bedreven. Ze waren bij
een familie geroepen om een vat wijn te keu
ren. Ze boorden het gebruikelijke gaatje in het
vat tn de zoon proefde. Hij zei niets, Ij)an
proefde hij weer eens en zei een beetje aarze
lend
Die wijn is best, uitstekend, maar...
Maar? vroegen de anderen.
Maar hij smaakt een ietsje naar ijzer.
Tosn wou de vader proeven. Hij zei niets.
Dan proefde hij weer eens, gorgelde, smakte
en zei:
Die wijn is best, je kunt hem gerust
drinken; maar hij smaakt werkelijk naar
ijzer. En er >is nog een ander smaakje ,aan
ook.
Nog een ander smaakje ook? vroegen de
- anderen.
Ja, ook een touwsmaakje.
Ze dronken den wijn, ondanks het door den
zoon ontdekte smaakje en ondanks het neven
smaakje, dat de oude proever er nog in had
ontdekt. Ze stuurden de twee zonder al te veel
complimenten naar huis, overtuigd dat die
competente, experts maar wat hadden staan
overdrijven. Maar toen het vat leeg was, zoo
besluit het verhaal, vonden zij onderin een
klein sleuteltje aan een heel klein eindje
touw...
namelijk maar zelden wijn meer gedronken,
of hij heeft een of ander proces achter den
rug. De wijn, zóó van den wijnberg, die ln
de wandeling landwün heet, krijgt men alleen
ln de wijncentra zelf voorgezet en dit- is
waarschijnlijk de wijn, waarmee het einde
van den zondvloed werd gevierd: frisch en
nog iets mousseerend, omdat de waard ieder
glas, dat hij voor u vult zóó uit het oorspron
kelijke vat in zijn koelen kelder gaat tappen.
Maar de consumptie „ter plaatse" is natuur
lijk onbeduidend in vergelijkiilg met de gewel
dige productie; de rest moet afzet vinden ln
de omliggende steden rat verder in het buiten
land, waar millioenen dorstige kelen openstaan
om het edele vocht de laatste eer te bewijzen.
In daar wijn in het algemeen slecht tegen
vervoer is bestand en zeker niet tegen wisse
ling van klimaat, heeft de wijnbouwer zich in
den loop der tijden een jekere wetenschap ver-
worvsn, hoe den stadamensch een product -aan
te bladen, dat zoo weinig mogelijk den invloed
van transport en klimaatsverandering in zijn
aroma verraadt. De wijnproduceerende staten
hebben tegen het einde der vorige eeuw zelfs
speciale wijnscholen geopend, ware leerstoelen
in de oenologie.
Op btxotk in een wijmchool
Een bezoek aan zoo'n oenologische school ia
een prettige gebeurtenis. Waar zal het u ge
beuren, dat ga, u bij den portier aanmeldend
om den directeur te spreken, te hooren krijgt,
dat hij in den kelder is? Daarna komt ge
tegenover den directeur te staan: in de meeste
gevallen een man met blozende jongenskoonen
en tintelende oogjes. Om hem heen de kring
der leeraren, blakend van gezondheid en goed
gemutst. De jongeren onder hen lijken ondeu
gende snaken en de ouderen dragen zware
snorren, die millioenen malen over den rand
van het glas hebben gehangen en millioenen
malan tegen de onderlip zijn uitgeperst om er
de laatste, kostbaarste druppels uit te
knijpen.
Men brengt u dan in het proeflokaal, of lie
ver de proefaula, waar voor de plaats van
eiken student massa's glazen staan en waar
kicjji aan het hoofd van de tafel een zetel be
vindt, de troon.voor den professor, met daar
voor al weer glazen en flesschen en bokalen.
Toen wfj eens, in Italië met een gezelschap
zoo'n school bezochten, was de les juist afge-
loopen. Maar te onzer eere werd de les nog
even voortgezet en wij kregen al« „examen op
gaaf" per man een flezch mousseerenden
muskaatwijn voorgezet.
Juiet wat u op dit uur noodig heeft, ver
duidelijkte de directeur, hij verjaagt de
overblijfselen van de lunch en prikkelt de
maag voor het diner.
Zuiver wetenschappelijk, zooals msn ziet.
Maar toen iemand van ona, heel onweten
schappelijk in dit milieu, een glas melk
vroeg, want het examen waa hem vrij zwaar
gevallen,.viel er een verstarring op de gezich
ten. Later verontschuldigde de directeur zich.
Wij hier, zoo zei hy, zyn twee maal ge
boren, toen we ter wereld kwamen en toen we
in plaats van melk wijn gingen "drinken.
Dan ben ik doodgeboren, zei een geheel
onthouder uit ons gezelschap.
Niettemin zyn deze wijnscholen een ern
stige zaak, want zy helpen by de oplossing
van het probleem, hoe den wyn van het land
een prettige ln de wereld te geven. Zooals een
Franachman etna zeide, heeft Frankryk met
zyn flesschen meer internationale successen
behaald dan met zyn diplomaten. Zijn Bor
deaux en Bourgogne vindt men op iedere
voorname tafel ter wereld. Dit komt; omdat
de Franschtn bijtijds hebben geleerd wyn te
maken en hem zóó te maken dat hy overal
wordt gerespecteerd. Daarnaast kent Frank
ryk al lang can vrU streng staatstoezicht op
dezen tak van productie. zodUat vervalschere
er weinig kans hebban. Weinig menschtti even
wel zullen weten, dat achter het .etiket Bor
deaux of Bourgogne op hun wijnflesschen een
product schuil gaat, dat maar voor een deel
uit den Franse hen druif ia gewonnen en zyn
houdbaarheid voor den export voornamelijk te
dankan heeft aan een byvoeging van een ster
keren Spaenschen of Italiaanschen wijn.
Ook kf wfa kont aten „Weedfre ai/at ie"
Zoo dronken wij eau in Barl, in den hak
vut de Italiaanache laars, een glas Trani, een
krachtige «rijn met lata plechtige ia smaak
NOG hooit van Daniël Raap gehoord?
Daniël Raap was een berucht man, een
Amsterdamsche volksmenner, dia op
10 Januari 1754 overleed. Daar het te voor
zien was, dat zijn begrafenis in verband met
syn reputatie niet ordelijk zou verloopen, had
den de burgemeesters de weduwe sangeraden
het lijk in alle stilte buiten Amsterdam en niet
ln de kerk te doen begraven. Maar hiervan
wilde vrouw Raap niet weten, zy wilde de eer
van haar man hoog houden. Hijjunpst en zou
in de' Nieuwe Kerk te Amsterdam ter ruste
worden gelegd en zij liet door de aansprekers
briefjes rondbrengen, dat de begrafenis 15 Ja
nuari zou plaats vinden om twee uur.
Op dit uur waren er echter zooveel men-
schen op de been, dat niet alleen de Vijgwi-
dam, maar ook de Warmoésstraat en de Dam
vol stonden. Het gerucht liep, dat het in de
bedoeling lag zich van de kistmeester te
maken, zoodra zy de deur werd uitgedragen
om het stoffelijk overschot van Daniël Raap
op het Galgenveld te begraven.
Steeds later werd het op den middag, doch
van de begrafenis was niets te bespeuren.
Toen .het donker werd, werd de menigte on
rustiger en zy begon de steenen uit de straat
te graven. Thans greep het ktadsbestuur in
en berichtte de weduwe Raap, dat het zich
verder met de' begrafenis zou belasten. Een
drietal schouten en een twintigtal dienders
werd voor het huis geposteerd en in dc na
burige wyken werd de trom geroerd om
eenige compagnieën schuttere op te roepen.
De hoop van het stadsbestuur was, dat het
gTauw tegen den nacht wel zou afzakken en
men liet den doodgraver van de Nieuwe Kerk
aanzeggen, dat hij zich gereed moest houden
en dat niemand de kerk mocht binnenkomen
dan met hat wachtwoord Amsterdam".
Eindelijk was het volksgedrang zoozeer
verminderd, dat man besloot tot de begrafe
nis over te gaan. Bet toeval wilde, dat men
op dat moment in de baast slechts een slee
met een wit paard kon krijgen. Ondertusschen
werden door de schutters de Vygendam en de
Warmoésstraat schoongeveegd en afgezet.
Zoo vlug als men maar kon, haalde mengde
lijkkist te voorschyn, plaatste deze op de
slee, vergat in de consternatie het lijkkleed
en voort ging het, in draf nhar de Nieuwe
Kerk. Daniël Raap Jr. en zijn oom Jan, zon
der rouwmantel, in vliegende vaart erachter
aan.
Men klopte aan de deur van ae Nieuwe
Kerk. De doódgraversknecht deed open en
vroeg om het wachtwoord.
Edam! was het antwoord.
De deur ging weer dicht.
Tijdens de woordenwisseling, welke ontl
stond, drong het volk op en nogmaals werd
op de kerkdeur gebeukt om open te doen.
Eindeiyk klonk het woord „Amsterdam", da
deur vloog ópen, paard en slee en allen, die
erbij behoorden renden naar binnen en tegen
de kerkdeur beukten de steenen van hen, dia
hen achtervolgden.
Toen de volksmenigte zag, dat de begrafe
nis was geschied, keerden de kalmte en de
rust weder en de schutters konden inrukken.
-1 "Ms er nog lang nadien werd gesproken
over „het paard van Raap", dan wist de ras
echte Amsterdammer, dat hiermede een wit
paard werd bedoeld. Niemand zou een voet
op een slee willen zetten, die door een wit
paard werd getrokken. Men wilde het zelfs
niet voor zijn deur hebben staan en als het
soms gebeurde, dat er een vraêhtslede voor
de deur SA.1 "hield, getrokken door een wit
paard, dan kwam de bewoner vlug naar bul
ten en zei:
Zeg, Je most 'n beetje opryen met dat
paard van Raap!
Onder dit opschrift werd In „Dulzeitd en Eén"
van 14 dezer de partij D. H. Möllenkamp '..Con
stant. A") met wit tegen J, y. d. Bergh ,,Het
Weiten") besproken. -
Bi) den 23sten zet van wit was daarin de vol
gende stand ontstaan
1
48 47 48 «9 60
Zwart speelde den foutzet 2—7 en verloor door
•en elaiiet, welkt wit een onmiddellijke winst-
etelling opleverde, na (2—7) 28 19 (14 23a) 27—22
(17:28) 28 17 (12:21) 34—29 (23:34) 32:1.
a) Ook op 13 24 zou een soortgelijke combina
tie door 27—22 mogelijk zijn.
BIJ 'bovenstaande stelling werd ^opgemerkt, dat
zwart 1319 of 39 had moeten spelen echter
blijkt bij nadere analyse, dat wit op 13—19 van
zwart een fraaien damzet op een bezette ruit kan
».ei door
"M -20! (15:24 gedw., want op
14:25 volgt 2822 enz.) 44—40 1! (35:44) 49:9
(3:14) 28—22 (17:28) 26:17 (12:21) 32:3
(21 41 of 43 (36 47 of 48 39, gewonnen
Behalve dezen verrasstnden slag blijkt de dia-
gramstelllng bij verdere beschouwing nog vele
andere interessant# mogelijkheden te bevatten.
'Vanzelfsprekend is 6-^-11 niet speelbaar, omdat
daarop altijd 2722 en 26 6 volgt.
Evenmin mag 1419, wegens 3429, 2822,
32 5 enz.
Zwart zou eventueel 39 kunnen spelen en daar
op volgt 28 19 Ü423b) 38—33 (2—7, c. d, e)
25—20 (15:24) 33—29 (24:33) 44—40 (35 44)
50 19 (13 24) 27—22 (18 38) 37—32 (38 27)
31 15, eveneens een vernietigende slag.
e) (13—19) 33—28, dreigt 34—29 en 28—22 met
32 5; (9—14 de beste) 34—29 (23 34) 28—22
(17 28) 26 i 17 (12 21) 32 3 (21 41) 3§ 47 (fi
ll) 3:20 (15:24) 44—40 (35:44) 49:20 (10—15)
met schijfwinst voor wit,^
d) (914) 33—28 belet 2—7 met 27—22, 37—32,
31 2 en 14—19 met 34—29, 28—22, 82 5, terwijl
op 13—19 volgt 3429, 28—22 enz., zie f* op IJ— 22*
volg\ 28 19 en wintop 15—20 en 13 24 is 34—30,
2429, 30—24 mogelijk, zoodat zwart na e) (914)
33—28 gedwongen is, tot (23—29) 34:23 (18:29)
over te gaan en wit antwoordt dan 4540
Nu ls 2—7 niet speelbaar wegens 28—23, 27—22,
37—32, 31 2voorts 15—20 niet wegens 44 -39
27 9 en 25 5 op 14—19 volgt 28—22 met 32 5
en op 1218 vervolgt wit met 2823. Zwart's ge
dwongen^ zet is dan ook 1319, waarna de com
binatiemogelijkheden vrijwel zijn verdwenen.
c) Zie diagram (3—9) 2819 (14 23b) 38—33
(10 -14) 3328 (2329, want voor 1319 zie f en
op- 14—19 volgt 34—29, 28—22 enz.) 34 23 (18 29)
en wit behoudt door 4440 met 49 40 in elk ge
val een zeer voordeelige stelling.
b) Zie diagram. (3—9) 28:19 (13:24) 38—33
verhindert fïu 27 met 33—29, 2722. 37—32 en
31 4belet 18—23 met 25—20 34—30, 44—40,
50:28: zwart dus (15—20 f, g. h) 34^30 (9—13
x gedw 30:19 (13:24 gedw.) 33—28. dreigt 28—22
enz (2429 gedw 2(^-23, wint een schijf* omdat
op 2933, dam door 23^—19 en 25 5 zou volgen.
f) Zie diagram. (3—9) 28 19 "(13 24) 38—33
(14—19^ h) 33—28 (18—23 gedw.) en wit heeft
wedeéom uitstekend spel.
g) (9—13) 3318 (2329) enz met gunstig spel
voor wit.
h) (813) 33—28, dreigt 28—22 en wint minsten»
een stuk, wsnt 2—8 taalt op 25—20, 3430, 44—40,
50 19, 28—22, 26 17, 32 5 en 5 46.
Het is tenslotte nog mogelijk, dat zwart ln den
diagramstand 1520 kon hebben, gespeeld, of an
ders 2329 direct. a
Op (1520) 28:19 (IS:24) zou wit mogen spe
len 34—30 (24—29) 30—24 '„wegens (29—33) 24 4
(33:42) 4:11 (16:7 1) 27Sl6 (42—47) 48—42 en
(Vervolg van pagina 3)
loving met Hendrik bij de jaarwisseling be
kend te maken. f
"En ik houd niet van hem, bekent het
meisje. Hij is zoo'n bruut!
Waarom zeg je het je vader dan niet?
Hij wil ar niet van hooren 't is zoo'n
oyélerwetsche m'an. Een beste paps, maar
aan traditie gehecht. -Hij wil nu eenmaal, dat
er een adellijke titel op het huls blijft. En
Hans
Verschrikt zwijgt zij. Daar heeft ze haar
geheim verraden.
Hans is een lieve jongen, zegt Henny be
grijpend.
Dan komt de spotlust weer boven.
Gunst, een zuster prijst haar broeder!
De meisjes lachen zacht en slaan de armen.
om elkaar heen.
Wéér klanken kreten uit de ruïne op, maar
het is geen vrouweitem. Verwonderd kijken
de achtergeblevenen elkaar aan. Wak gebeurt
daar? Steenen brokkelen af en rollen weg.
Soms licht de rosse gloed van de fakkel ach
ter een bjpk steen, spookachtig.
-üo/fR, fluistert Annemarie angstig.
Twee jongemannen loopen zwijgend door de
steenmassa, voorop Hans met de fakkel, ach
ter hem, Hendrik, die het nut van de expedi
tie nog steeds niet inziet. Achter een mas
sieve massa blijft Hans staan. Hendrik botst
tegen hem op.
En nu wil ik met jou eens afrekenen, sist
Hans woedend. Jij laat Annemarie met rust,
begrijp je?
Nee, zegt Hendrik langzaam, dat begrijp
ik niet. Haar vader
Een beste man, maar hy weet niet, aan
wien zijn dochter haar hart heeft geschonken.
Keurig gezegd, meesmuilt Hendrik, wer
kelijk ais in een roman. Zoo echt middtl-
eeuwsch.
En nu vraag ik je voor het laatit, je
terug te trekken, anders...
Nu, wat dan? sart Hendrik.
Anders sluit ik je hier op, jn. dezen ker
ker.
Wie breng je daarvoor mee? if de
school j on g eSléepHek
Myn eigen knuisten.
Onverwachts doet Hendrik, die ziét dat het
gemeend is, een uitval. Maar Hans, die tac
tisch het licht van de fakkel op het gelaat
van zijn tegenstander laat vallen, is hem te
vlug af. Hendrik zwaait met de handen in dè
lucht om steun te zoeken en ploft dan neer.
Onmiddellijk is hij weer overeind .en er ont
staat een hardnekkige worsteling. De fakkel
ligt tusschen de steenbrokken en verspreidt
meer walm dan licht. Gesmoorde kreten van
pijn klinken op als de vechtende jongemannen
zich aan een steen verwonden.
Dan wordt de strijd plotseling twee tegen
één: Hendrik krijgt versterking. Een witte ge
daante komt hem te hulp. Maar Hans vecht
in letterlijken zin voor twee en weet met een
goedgemikten kaakslag den jonker buiten ge
vecht te stellen. Dan rekent hij met het spook
af.
Zoo vriendje, zegt hü, wilde jy voor
spook spelen?
Ja, meneer, stottert de jongen. Msneer
Hendrik had het me gevraagd. Maar ik heb
alles gehoord. En ik dacht het wel. Juffrouw
Annemarie is veuls fe lief voor hem. En hy
wilde haar bang maken.
Die bom is verkeerd gebarsten, merkt
Hans op. Maar'laten we ferst eens kijken,
hoe het niet onzen knaap gaat. Hy ligt zoo
atil...
Gelukkig blijkt Hendrik niet ernstig gewond
te zjjn. Meer door den schrik dan door da
vechtpartij terneergesiagtn, zit hy met den
rug tegen den muur en veegt zich het gelaat
af.
Wel te rusten, grynst Hans hem meedoo-
genloos toe, slaap zacht, myn prinsje.
En jü, vooruit! commandeert hij den
verschrikten boerenjongen. Handen omhoog 1
Een zonderlinge optocht daalt uit de ruina
neer; voorop een witte gedaante, de handen
omhoog, daarachter Hana vroolijk met de
fakkel zwaaiend en tenslotte een ineengedoken
hinkende figuur.
Don Quichotte, gichelt Henny.
In de ridderzaal vlamt het houtvuur- hoog
op. De heer Van Bemmel lacht, dat de tra
nen hem over de wangen rollen.
Ridder zonder vreef of blaam, 2egt hy
tot Hans. Hoa heb je dat klaargespeeld?
Heel eenvoudig, zegt Hans, één voor één.
Maar hij vertelt niet, wat zich in de ruïne
heeft afgespeeld.
Waar is Hendrik? vraagt mevrouw Van
Bemmel en knipoogt tegen haar dochter.
Ja, warempel, waar ia myn gallefda?
roept Annemarie. 4
Naast je, zegt haar vriendin.
Verwonderd kykt heV meisje rond.
Met één oogopslag overziet da burchtheer
de situatie.
Wat is dat voor een complot?
Heusch, Paps, ik wist er niets Van, ver
ontschuldigt zijn dochter zich en haar blauw*
oogen kijken inderdaad onschuldig rond.
Mams knipoogt nogmaals; vrouwen begrij
pen elkaar onmiddellijk.
Luister Jij eens, Jongmensch, zegt de
heer Van Bemmel. Mijn bedoeling was, dat
myn dochter het nieuwe jaar zou ingaan in
een zeer gelukkige gemoedsstemming en ik
denk wel, dat ik in dit voornemen zal slagen.
Uit zyn zak haalt hy een étui te voorschijn,
dat de sporen van hoogen ouderdom draaft.
Hierin bevindt zich een ring uit zeer
ouda tijden, misschien wel uit den tijd der
Noormannen. Vermoedelijk ie hy de eenige
kostbaarheid, die uit het kasteel is gered. De
traditie wil, dat elke heer van Walesteyn
eigenaar van dezen ring is. Oorspronkelijk
was hy voor sen ander beatemd, dat wil ik
je eeriyk bekennen, maar nu da door my ge
dachte pretendent den aftocht heeft geblazen,
vraag ik jou, den rÜ4g van Walesteyn te aan
vaarden, met myn zegen, v,"
En de heer van Walesteyn schuift zi^p op
volger den ring aan den vinger.
Jij hebt er toch geen bezwaar tegen?
vraagt hü zijn dochter.
Onmondige dochters hebben geen recht
van spreken, wanneer een wyze vader een be-
sluit neemt, zegt Annemarie deemoedig en
buigt het hoofd.
Paps, je bent een schat! roept zij eens
klaps uit en vliegt haar vader zoo onstuimig
om den hals, dat hy achterover in zyn stoel
tuimelt. De spanning is gebroken en vroolijk
lachend, overgelukkig, gaat het meisje het
nieuwe jaar in. Met den held harer droomen,
die niet bang ia voor spoken.
ir<Mai»HiiiiaimiilllllaM|llatllll,nill
Vader, wat is moeders maandsteen?
Een diamant, myn jongen.
En de uwe?
Een keisteen.
komen. Zwart moet dus op 4439 van wit ofteren
met 35—40 of 14—20. Op(35—40) 45 34 (42—47)
wint wit echter weer "door 504'5 (4715)
39—33, 45 ;'34
Al» slotconclusie mag worden gezegd, dat zwart
den diagramstand het beste met 23—29 Ineens
had kunnen afruilen.
Wint
1) (8:17) 44—39, belet 42—47 met 48—42 en-
dreigt 48—41, waarna op 4»48 weer 39—M iou
Uit al deze variafaten blijkt, dat de diagramstel-
Unt veel dieper vin inhgud Is. dan men bij het
zien van de'vrij eerréoudige ontknooping (2—7)
28 19 (14 23) 27—22 enz., welke zich in de partij
zelf voordeed: .zou verwachten Gewoonlijk is men
jenêlgd, bij een dergelijk slot de overige zetten
niet al te nauwkeurig meer te ontleden, doch bier
1» daarvoor alle reden aanwezig.
Een analyse als de bovenstaande bewijst in elk
geval. da( de winst van wit veel meer is verdiend,
dan men oppervlakkig beschouwd zou meenen,
want dikwijls wordt ln gevallen als deze gemeend,
dat door een blunder (2—7) van de tegenpartij
werd gewonnen, zonder dat aan het daglicht treedt,
dat de winnaar zijn spel zoo fraai had opgebou-vd.
dat vrijwel elke andere zet voor de tegenpartif de
grootste moeilijkheden zou hebben opgeleverd.