Het paard van Raap DAMMEN Het spook van Walesteyn m m m i mm mm =2= ff ff Het' was wit, evenals dat van Sinterklaas, maar het stond minder gunstig bekend Een partij met slagspel Q B DE MAANDSTEEN. en voorkomen. Naar ons weten was het de rieuze wetenschap behept, met perfecte zin eerste maal, dat we dien wijn dronken, maar tuigen en een smaak voor den wijn, die nooit bnze gastheer hlo1p Her, HmnmIwi»-tot hartstocht of misbruik mag leiden: gij ooit Bordeaux dr ink", of Vermouth, of Chianti, ol Rijnwijn ifteit al lang onbewust van dezen Trani geproefd. Want het is onder vele an dere soorten vooral deze wijn uit Bari, die smaak, kleur en faam geeft- aan honderden van nature zwakkere wijnen uit Frankrijk en Duitschland. Bijna de heele productie, van deze Zuid-Italiaansche provincie gaat over de grenzen en maar betrekkelijk weinig okshoof den blijven op den vaderlandschen bodem ach ter, om ter plaatse, maar dan nog alleen bij kleine teugjes, genoten te worden. Die kleine teugjes vanwege de kracht, welke irï den Tra- 'ni schuilt 'en die hem heeft voorbestemd, om over de heele wereld als onbekende „donor" op te treden voor hoogadellijke, maar bloed- arme collega's. En het, zijn de professoren^ der oenologische scholen, die deze bloedtrans fusie wetenschappelijk leiden. Nog zoo'n onbekende, maar edelaardige, altruistische wijn in de Lambruaco, die op de heuvels rond Modena groeit. Van dezen Lamb brusco worden tienduizenden hectoliters an dere wijnen gemaakt. - Wie mef ttyn dtn mond tpoelen Er is dus poëzie en industrie, natuur en kunst in den wijn, en om het onderscheid daartusschen te kennen en te bepalen of men inplaats van poëzie en natuur slechts een "in,, dustrieel product voorgezet krijgt, moet men wel op het gebied van de wijnmengerij een bijzonder geoefende tong bezitten, daar de we tenschap het al even ver heeft gebracht als op zoo menig ander terrein. In landen, waar zelf geen wijn wordt geproduceerd, kan men zich die moeite gevoeglijk besparen, want daar is eike &ijn door de geheimzinnige la boratoriumketels gepasseerd, nog voor hij over de landsgrenzen kwam. In wijnprodu- ceerpnde landen daarentegen vindt men overal nog met bijna onaardsche kwaliteiten geze gende proevers-, die hun diensten aan hun me demenschen aanbieden om te beslissen of dt wijn, dien zij kochten, echt en vrij van mani pulaties is. Het zijn lieden met een myste- moeten de verleiding om den slok, dien zij proeven, ook ineens naar binnen te werken, kunnen weeretaan; sij mogen er alleen den mond mee spoelen en hem dan uitspuwen, met de keel spelen zonder haar te bevredigen en zoo nu en dan hun verhemelte met wat zoute vruchten, zooals olijven, opfrisschen. Al leen met zoo'n met zorg gecultiveerd smaak- orgaan kunnen zij u zeggen wat voor wijn U in het vat hebt,en mlaschien zelfs van walk Jaar hij is. Maar of iemafid het ooit zoover zal brengen als die twee wijnproevers in Modena, waar van men ons vertelde? Dat waren vader en zoon en hun ambacht was hst proeven van wijn bij deftige families; de vader was wijs en een eerste klas vakman, de zoon jong, maar al in de kunst bedreven. Ze waren bij een familie geroepen om een vat wijn te keu ren. Ze boorden het gebruikelijke gaatje in het vat tn de zoon proefde. Hij zei niets, Ij)an proefde hij weer eens en zei een beetje aarze lend Die wijn is best, uitstekend, maar... Maar? vroegen de anderen. Maar hij smaakt een ietsje naar ijzer. Tosn wou de vader proeven. Hij zei niets. Dan proefde hij weer eens, gorgelde, smakte en zei: Die wijn is best, je kunt hem gerust drinken; maar hij smaakt werkelijk naar ijzer. En er >is nog een ander smaakje ,aan ook. Nog een ander smaakje ook? vroegen de - anderen. Ja, ook een touwsmaakje. Ze dronken den wijn, ondanks het door den zoon ontdekte smaakje en ondanks het neven smaakje, dat de oude proever er nog in had ontdekt. Ze stuurden de twee zonder al te veel complimenten naar huis, overtuigd dat die competente, experts maar wat hadden staan overdrijven. Maar toen het vat leeg was, zoo besluit het verhaal, vonden zij onderin een klein sleuteltje aan een heel klein eindje touw... namelijk maar zelden wijn meer gedronken, of hij heeft een of ander proces achter den rug. De wijn, zóó van den wijnberg, die ln de wandeling landwün heet, krijgt men alleen ln de wijncentra zelf voorgezet en dit- is waarschijnlijk de wijn, waarmee het einde van den zondvloed werd gevierd: frisch en nog iets mousseerend, omdat de waard ieder glas, dat hij voor u vult zóó uit het oorspron kelijke vat in zijn koelen kelder gaat tappen. Maar de consumptie „ter plaatse" is natuur lijk onbeduidend in vergelijkiilg met de gewel dige productie; de rest moet afzet vinden ln de omliggende steden rat verder in het buiten land, waar millioenen dorstige kelen openstaan om het edele vocht de laatste eer te bewijzen. In daar wijn in het algemeen slecht tegen vervoer is bestand en zeker niet tegen wisse ling van klimaat, heeft de wijnbouwer zich in den loop der tijden een jekere wetenschap ver- worvsn, hoe den stadamensch een product -aan te bladen, dat zoo weinig mogelijk den invloed van transport en klimaatsverandering in zijn aroma verraadt. De wijnproduceerende staten hebben tegen het einde der vorige eeuw zelfs speciale wijnscholen geopend, ware leerstoelen in de oenologie. Op btxotk in een wijmchool Een bezoek aan zoo'n oenologische school ia een prettige gebeurtenis. Waar zal het u ge beuren, dat ga, u bij den portier aanmeldend om den directeur te spreken, te hooren krijgt, dat hij in den kelder is? Daarna komt ge tegenover den directeur te staan: in de meeste gevallen een man met blozende jongenskoonen en tintelende oogjes. Om hem heen de kring der leeraren, blakend van gezondheid en goed gemutst. De jongeren onder hen lijken ondeu gende snaken en de ouderen dragen zware snorren, die millioenen malen over den rand van het glas hebben gehangen en millioenen malan tegen de onderlip zijn uitgeperst om er de laatste, kostbaarste druppels uit te knijpen. Men brengt u dan in het proeflokaal, of lie ver de proefaula, waar voor de plaats van eiken student massa's glazen staan en waar kicjji aan het hoofd van de tafel een zetel be vindt, de troon.voor den professor, met daar voor al weer glazen en flesschen en bokalen. Toen wfj eens, in Italië met een gezelschap zoo'n school bezochten, was de les juist afge- loopen. Maar te onzer eere werd de les nog even voortgezet en wij kregen al« „examen op gaaf" per man een flezch mousseerenden muskaatwijn voorgezet. Juiet wat u op dit uur noodig heeft, ver duidelijkte de directeur, hij verjaagt de overblijfselen van de lunch en prikkelt de maag voor het diner. Zuiver wetenschappelijk, zooals msn ziet. Maar toen iemand van ona, heel onweten schappelijk in dit milieu, een glas melk vroeg, want het examen waa hem vrij zwaar gevallen,.viel er een verstarring op de gezich ten. Later verontschuldigde de directeur zich. Wij hier, zoo zei hy, zyn twee maal ge boren, toen we ter wereld kwamen en toen we in plaats van melk wijn gingen "drinken. Dan ben ik doodgeboren, zei een geheel onthouder uit ons gezelschap. Niettemin zyn deze wijnscholen een ern stige zaak, want zy helpen by de oplossing van het probleem, hoe den wyn van het land een prettige ln de wereld te geven. Zooals een Franachman etna zeide, heeft Frankryk met zyn flesschen meer internationale successen behaald dan met zyn diplomaten. Zijn Bor deaux en Bourgogne vindt men op iedere voorname tafel ter wereld. Dit komt; omdat de Franschtn bijtijds hebben geleerd wyn te maken en hem zóó te maken dat hy overal wordt gerespecteerd. Daarnaast kent Frank ryk al lang can vrU streng staatstoezicht op dezen tak van productie. zodUat vervalschere er weinig kans hebban. Weinig menschtti even wel zullen weten, dat achter het .etiket Bor deaux of Bourgogne op hun wijnflesschen een product schuil gaat, dat maar voor een deel uit den Franse hen druif ia gewonnen en zyn houdbaarheid voor den export voornamelijk te dankan heeft aan een byvoeging van een ster keren Spaenschen of Italiaanschen wijn. Ook kf wfa kont aten „Weedfre ai/at ie" Zoo dronken wij eau in Barl, in den hak vut de Italiaanache laars, een glas Trani, een krachtige «rijn met lata plechtige ia smaak NOG hooit van Daniël Raap gehoord? Daniël Raap was een berucht man, een Amsterdamsche volksmenner, dia op 10 Januari 1754 overleed. Daar het te voor zien was, dat zijn begrafenis in verband met syn reputatie niet ordelijk zou verloopen, had den de burgemeesters de weduwe sangeraden het lijk in alle stilte buiten Amsterdam en niet ln de kerk te doen begraven. Maar hiervan wilde vrouw Raap niet weten, zy wilde de eer van haar man hoog houden. Hijjunpst en zou in de' Nieuwe Kerk te Amsterdam ter ruste worden gelegd en zij liet door de aansprekers briefjes rondbrengen, dat de begrafenis 15 Ja nuari zou plaats vinden om twee uur. Op dit uur waren er echter zooveel men- schen op de been, dat niet alleen de Vijgwi- dam, maar ook de Warmoésstraat en de Dam vol stonden. Het gerucht liep, dat het in de bedoeling lag zich van de kistmeester te maken, zoodra zy de deur werd uitgedragen om het stoffelijk overschot van Daniël Raap op het Galgenveld te begraven. Steeds later werd het op den middag, doch van de begrafenis was niets te bespeuren. Toen .het donker werd, werd de menigte on rustiger en zy begon de steenen uit de straat te graven. Thans greep het ktadsbestuur in en berichtte de weduwe Raap, dat het zich verder met de' begrafenis zou belasten. Een drietal schouten en een twintigtal dienders werd voor het huis geposteerd en in dc na burige wyken werd de trom geroerd om eenige compagnieën schuttere op te roepen. De hoop van het stadsbestuur was, dat het gTauw tegen den nacht wel zou afzakken en men liet den doodgraver van de Nieuwe Kerk aanzeggen, dat hij zich gereed moest houden en dat niemand de kerk mocht binnenkomen dan met hat wachtwoord Amsterdam". Eindelijk was het volksgedrang zoozeer verminderd, dat man besloot tot de begrafe nis over te gaan. Bet toeval wilde, dat men op dat moment in de baast slechts een slee met een wit paard kon krijgen. Ondertusschen werden door de schutters de Vygendam en de Warmoésstraat schoongeveegd en afgezet. Zoo vlug als men maar kon, haalde mengde lijkkist te voorschyn, plaatste deze op de slee, vergat in de consternatie het lijkkleed en voort ging het, in draf nhar de Nieuwe Kerk. Daniël Raap Jr. en zijn oom Jan, zon der rouwmantel, in vliegende vaart erachter aan. Men klopte aan de deur van ae Nieuwe Kerk. De doódgraversknecht deed open en vroeg om het wachtwoord. Edam! was het antwoord. De deur ging weer dicht. Tijdens de woordenwisseling, welke ontl stond, drong het volk op en nogmaals werd op de kerkdeur gebeukt om open te doen. Eindeiyk klonk het woord „Amsterdam", da deur vloog ópen, paard en slee en allen, die erbij behoorden renden naar binnen en tegen de kerkdeur beukten de steenen van hen, dia hen achtervolgden. Toen de volksmenigte zag, dat de begrafe nis was geschied, keerden de kalmte en de rust weder en de schutters konden inrukken. -1 "Ms er nog lang nadien werd gesproken over „het paard van Raap", dan wist de ras echte Amsterdammer, dat hiermede een wit paard werd bedoeld. Niemand zou een voet op een slee willen zetten, die door een wit paard werd getrokken. Men wilde het zelfs niet voor zijn deur hebben staan en als het soms gebeurde, dat er een vraêhtslede voor de deur SA.1 "hield, getrokken door een wit paard, dan kwam de bewoner vlug naar bul ten en zei: Zeg, Je most 'n beetje opryen met dat paard van Raap! Onder dit opschrift werd In „Dulzeitd en Eén" van 14 dezer de partij D. H. Möllenkamp '..Con stant. A") met wit tegen J, y. d. Bergh ,,Het Weiten") besproken. - Bi) den 23sten zet van wit was daarin de vol gende stand ontstaan 1 48 47 48 «9 60 Zwart speelde den foutzet 2—7 en verloor door •en elaiiet, welkt wit een onmiddellijke winst- etelling opleverde, na (2—7) 28 19 (14 23a) 27—22 (17:28) 28 17 (12:21) 34—29 (23:34) 32:1. a) Ook op 13 24 zou een soortgelijke combina tie door 27—22 mogelijk zijn. BIJ 'bovenstaande stelling werd ^opgemerkt, dat zwart 1319 of 39 had moeten spelen echter blijkt bij nadere analyse, dat wit op 13—19 van zwart een fraaien damzet op een bezette ruit kan ».ei door "M -20! (15:24 gedw., want op 14:25 volgt 2822 enz.) 44—40 1! (35:44) 49:9 (3:14) 28—22 (17:28) 26:17 (12:21) 32:3 (21 41 of 43 (36 47 of 48 39, gewonnen Behalve dezen verrasstnden slag blijkt de dia- gramstelllng bij verdere beschouwing nog vele andere interessant# mogelijkheden te bevatten. 'Vanzelfsprekend is 6-^-11 niet speelbaar, omdat daarop altijd 2722 en 26 6 volgt. Evenmin mag 1419, wegens 3429, 2822, 32 5 enz. Zwart zou eventueel 39 kunnen spelen en daar op volgt 28 19 Ü423b) 38—33 (2—7, c. d, e) 25—20 (15:24) 33—29 (24:33) 44—40 (35 44) 50 19 (13 24) 27—22 (18 38) 37—32 (38 27) 31 15, eveneens een vernietigende slag. e) (13—19) 33—28, dreigt 34—29 en 28—22 met 32 5; (9—14 de beste) 34—29 (23 34) 28—22 (17 28) 26 i 17 (12 21) 32 3 (21 41) 3§ 47 (fi ll) 3:20 (15:24) 44—40 (35:44) 49:20 (10—15) met schijfwinst voor wit,^ d) (914) 33—28 belet 2—7 met 27—22, 37—32, 31 2 en 14—19 met 34—29, 28—22, 82 5, terwijl op 13—19 volgt 3429, 28—22 enz., zie f* op IJ— 22* volg\ 28 19 en wintop 15—20 en 13 24 is 34—30, 2429, 30—24 mogelijk, zoodat zwart na e) (914) 33—28 gedwongen is, tot (23—29) 34:23 (18:29) over te gaan en wit antwoordt dan 4540 Nu ls 2—7 niet speelbaar wegens 28—23, 27—22, 37—32, 31 2voorts 15—20 niet wegens 44 -39 27 9 en 25 5 op 14—19 volgt 28—22 met 32 5 en op 1218 vervolgt wit met 2823. Zwart's ge dwongen^ zet is dan ook 1319, waarna de com binatiemogelijkheden vrijwel zijn verdwenen. c) Zie diagram (3—9) 2819 (14 23b) 38—33 (10 -14) 3328 (2329, want voor 1319 zie f en op- 14—19 volgt 34—29, 28—22 enz.) 34 23 (18 29) en wit behoudt door 4440 met 49 40 in elk ge val een zeer voordeelige stelling. b) Zie diagram. (3—9) 28:19 (13:24) 38—33 verhindert fïu 27 met 33—29, 2722. 37—32 en 31 4belet 18—23 met 25—20 34—30, 44—40, 50:28: zwart dus (15—20 f, g. h) 34^30 (9—13 x gedw 30:19 (13:24 gedw.) 33—28. dreigt 28—22 enz (2429 gedw 2(^-23, wint een schijf* omdat op 2933, dam door 23^—19 en 25 5 zou volgen. f) Zie diagram. (3—9) 28 19 "(13 24) 38—33 (14—19^ h) 33—28 (18—23 gedw.) en wit heeft wedeéom uitstekend spel. g) (9—13) 3318 (2329) enz met gunstig spel voor wit. h) (813) 33—28, dreigt 28—22 en wint minsten» een stuk, wsnt 2—8 taalt op 25—20, 3430, 44—40, 50 19, 28—22, 26 17, 32 5 en 5 46. Het is tenslotte nog mogelijk, dat zwart ln den diagramstand 1520 kon hebben, gespeeld, of an ders 2329 direct. a Op (1520) 28:19 (IS:24) zou wit mogen spe len 34—30 (24—29) 30—24 '„wegens (29—33) 24 4 (33:42) 4:11 (16:7 1) 27Sl6 (42—47) 48—42 en (Vervolg van pagina 3) loving met Hendrik bij de jaarwisseling be kend te maken. f "En ik houd niet van hem, bekent het meisje. Hij is zoo'n bruut! Waarom zeg je het je vader dan niet? Hij wil ar niet van hooren 't is zoo'n oyélerwetsche m'an. Een beste paps, maar aan traditie gehecht. -Hij wil nu eenmaal, dat er een adellijke titel op het huls blijft. En Hans Verschrikt zwijgt zij. Daar heeft ze haar geheim verraden. Hans is een lieve jongen, zegt Henny be grijpend. Dan komt de spotlust weer boven. Gunst, een zuster prijst haar broeder! De meisjes lachen zacht en slaan de armen. om elkaar heen. Wéér klanken kreten uit de ruïne op, maar het is geen vrouweitem. Verwonderd kijken de achtergeblevenen elkaar aan. Wak gebeurt daar? Steenen brokkelen af en rollen weg. Soms licht de rosse gloed van de fakkel ach ter een bjpk steen, spookachtig. -üo/fR, fluistert Annemarie angstig. Twee jongemannen loopen zwijgend door de steenmassa, voorop Hans met de fakkel, ach ter hem, Hendrik, die het nut van de expedi tie nog steeds niet inziet. Achter een mas sieve massa blijft Hans staan. Hendrik botst tegen hem op. En nu wil ik met jou eens afrekenen, sist Hans woedend. Jij laat Annemarie met rust, begrijp je? Nee, zegt Hendrik langzaam, dat begrijp ik niet. Haar vader Een beste man, maar hy weet niet, aan wien zijn dochter haar hart heeft geschonken. Keurig gezegd, meesmuilt Hendrik, wer kelijk ais in een roman. Zoo echt middtl- eeuwsch. En nu vraag ik je voor het laatit, je terug te trekken, anders... Nu, wat dan? sart Hendrik. Anders sluit ik je hier op, jn. dezen ker ker. Wie breng je daarvoor mee? if de school j on g eSléepHek Myn eigen knuisten. Onverwachts doet Hendrik, die ziét dat het gemeend is, een uitval. Maar Hans, die tac tisch het licht van de fakkel op het gelaat van zijn tegenstander laat vallen, is hem te vlug af. Hendrik zwaait met de handen in dè lucht om steun te zoeken en ploft dan neer. Onmiddellijk is hij weer overeind .en er ont staat een hardnekkige worsteling. De fakkel ligt tusschen de steenbrokken en verspreidt meer walm dan licht. Gesmoorde kreten van pijn klinken op als de vechtende jongemannen zich aan een steen verwonden. Dan wordt de strijd plotseling twee tegen één: Hendrik krijgt versterking. Een witte ge daante komt hem te hulp. Maar Hans vecht in letterlijken zin voor twee en weet met een goedgemikten kaakslag den jonker buiten ge vecht te stellen. Dan rekent hij met het spook af. Zoo vriendje, zegt hü, wilde jy voor spook spelen? Ja, meneer, stottert de jongen. Msneer Hendrik had het me gevraagd. Maar ik heb alles gehoord. En ik dacht het wel. Juffrouw Annemarie is veuls fe lief voor hem. En hy wilde haar bang maken. Die bom is verkeerd gebarsten, merkt Hans op. Maar'laten we ferst eens kijken, hoe het niet onzen knaap gaat. Hy ligt zoo atil... Gelukkig blijkt Hendrik niet ernstig gewond te zjjn. Meer door den schrik dan door da vechtpartij terneergesiagtn, zit hy met den rug tegen den muur en veegt zich het gelaat af. Wel te rusten, grynst Hans hem meedoo- genloos toe, slaap zacht, myn prinsje. En jü, vooruit! commandeert hij den verschrikten boerenjongen. Handen omhoog 1 Een zonderlinge optocht daalt uit de ruina neer; voorop een witte gedaante, de handen omhoog, daarachter Hana vroolijk met de fakkel zwaaiend en tenslotte een ineengedoken hinkende figuur. Don Quichotte, gichelt Henny. In de ridderzaal vlamt het houtvuur- hoog op. De heer Van Bemmel lacht, dat de tra nen hem over de wangen rollen. Ridder zonder vreef of blaam, 2egt hy tot Hans. Hoa heb je dat klaargespeeld? Heel eenvoudig, zegt Hans, één voor één. Maar hij vertelt niet, wat zich in de ruïne heeft afgespeeld. Waar is Hendrik? vraagt mevrouw Van Bemmel en knipoogt tegen haar dochter. Ja, warempel, waar ia myn gallefda? roept Annemarie. 4 Naast je, zegt haar vriendin. Verwonderd kykt heV meisje rond. Met één oogopslag overziet da burchtheer de situatie. Wat is dat voor een complot? Heusch, Paps, ik wist er niets Van, ver ontschuldigt zijn dochter zich en haar blauw* oogen kijken inderdaad onschuldig rond. Mams knipoogt nogmaals; vrouwen begrij pen elkaar onmiddellijk. Luister Jij eens, Jongmensch, zegt de heer Van Bemmel. Mijn bedoeling was, dat myn dochter het nieuwe jaar zou ingaan in een zeer gelukkige gemoedsstemming en ik denk wel, dat ik in dit voornemen zal slagen. Uit zyn zak haalt hy een étui te voorschijn, dat de sporen van hoogen ouderdom draaft. Hierin bevindt zich een ring uit zeer ouda tijden, misschien wel uit den tijd der Noormannen. Vermoedelijk ie hy de eenige kostbaarheid, die uit het kasteel is gered. De traditie wil, dat elke heer van Walesteyn eigenaar van dezen ring is. Oorspronkelijk was hy voor sen ander beatemd, dat wil ik je eeriyk bekennen, maar nu da door my ge dachte pretendent den aftocht heeft geblazen, vraag ik jou, den rÜ4g van Walesteyn te aan vaarden, met myn zegen, v," En de heer van Walesteyn schuift zi^p op volger den ring aan den vinger. Jij hebt er toch geen bezwaar tegen? vraagt hü zijn dochter. Onmondige dochters hebben geen recht van spreken, wanneer een wyze vader een be- sluit neemt, zegt Annemarie deemoedig en buigt het hoofd. Paps, je bent een schat! roept zij eens klaps uit en vliegt haar vader zoo onstuimig om den hals, dat hy achterover in zyn stoel tuimelt. De spanning is gebroken en vroolijk lachend, overgelukkig, gaat het meisje het nieuwe jaar in. Met den held harer droomen, die niet bang ia voor spoken. ir<Mai»HiiiiaimiilllllaM|llatllll,nill Vader, wat is moeders maandsteen? Een diamant, myn jongen. En de uwe? Een keisteen. komen. Zwart moet dus op 4439 van wit ofteren met 35—40 of 14—20. Op(35—40) 45 34 (42—47) wint wit echter weer "door 504'5 (4715) 39—33, 45 ;'34 Al» slotconclusie mag worden gezegd, dat zwart den diagramstand het beste met 23—29 Ineens had kunnen afruilen. Wint 1) (8:17) 44—39, belet 42—47 met 48—42 en- dreigt 48—41, waarna op 4»48 weer 39—M iou Uit al deze variafaten blijkt, dat de diagramstel- Unt veel dieper vin inhgud Is. dan men bij het zien van de'vrij eerréoudige ontknooping (2—7) 28 19 (14 23) 27—22 enz., welke zich in de partij zelf voordeed: .zou verwachten Gewoonlijk is men jenêlgd, bij een dergelijk slot de overige zetten niet al te nauwkeurig meer te ontleden, doch bier 1» daarvoor alle reden aanwezig. Een analyse als de bovenstaande bewijst in elk geval. da( de winst van wit veel meer is verdiend, dan men oppervlakkig beschouwd zou meenen, want dikwijls wordt ln gevallen als deze gemeend, dat door een blunder (2—7) van de tegenpartij werd gewonnen, zonder dat aan het daglicht treedt, dat de winnaar zijn spel zoo fraai had opgebou-vd. dat vrijwel elke andere zet voor de tegenpartif de grootste moeilijkheden zou hebben opgeleverd.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 10