4- r NIEUWJAARS-PUZZLE HET VERSCHEEP? DEN OUDEJAARSNACHT Toen Simon Badger, de kassier, ook eens wilde genieten van wat het geld, dat dagelijks door zijn handen ging. hem kon bieden Met een vreemden blik in zijn oogen beschouwde hij de dunne reepjes papier De Geheimzinnige Brief. acHI&n 'aller tijden BANKNOTEN... SIMON Badger keek peinzend neer op de netjes gerangschikte stapeltjes bank noten op zijn lessenaar. Met een vreem den blik in zijn oogen beschouwde hü de dun ne reepjes papier; floddertjes, die tezamen een vermogen vertegenwoordigden. Door hoe-, vele handen reeds waren ze gegaan, welk een zee van vreugd, smart, weelde en wanhoop hadden deze papiertjes tijdens hun grilligen loop verwekt? Simon wreef in zijn dorre handen en staar de voor zich uit. Drie-en-dertig jaar was hij hier op de bank in betrekking; voor millioe- nen aan geld waan door zijn vingers gegle den. Langzamerhand was hü opgeklommen tot een vertrouwenspositie, werd door ^ijn su perieuren waardig geacht, over sommen als deze te gaan. Stram waren zün oude vingers geworden door het schuivend tellen der waardevolle papiertjes; wat had hij ermee bereikt? Straks, als hij de schatten had - geteld en gerangschikt, kon hij naar huis gaan. Naar huis... een ongezellige pensionkamer,' nauwe lijks behaaglük verwarmd, spaarzaam pen sion-eten, opgediend door een ongezellige hos pita. Dat was zijn leven, dag aan dag. Een glinstering lichtte in zün oogen. Ja, dit hier, als hü daarover kon beschikken, dan openden zich voor hem andere deuren, zou zün leven kleur en warmte krügenl Dan .was hij niet meer Simon Badger, de penne- likker, de degeUjke oudgediende, dan... Er versprong iets in Simons hoofd. Als... maar waarom niet?! Hier, onder zün vin gers, lag een vermogen aan klein papier. Hü was alleen op de kamer. Wanneer hij de pak jes opnam en mét de Ujsten netjes in de groote kluis borg, was alles, zooals gewoon lijk. Deed hü dat niet, sloot hü de kluis en 'nam hü de bundels met zich mee, dan zou er vóór morgenochtend negen uur niemand z.. n, die er iets van wist. Dan... Simon voelde iets rillerigs langs zün rug gaan. Toen handelde hü- Met een greep van zün trillende hand nam hü de lüsten met nummers der biljetten en even later waren' ze tot een hoopje knisterende asch in het haardje vergaan. De bundels bankbiljetten verdwenen vlug, maar stelselmatig in de ver schillende zakken van zün colbert en overjas. Als een vreemde zag hü zichzelf loopen door de marmeren gangen, den portier in zün gla zen cel groetend, net als anders en de vrüe buitenlucht in gaan. Simon at niet in zün pension. Hü bleef slechts eenige oogenbükken op zün kamer, lang genoeg om zün beste, Zondagsche pak aan te trekken en in een citybag alle bundel tjes te pakken. En om haastig, zich een paar maal snüdend met koortsachtig trillende vin gers, zün snor en grgzend baardje af te sche ren. Hü at nog wel, dien avond, maar het eten werd niet opgediend door zijn slordige hospi ta, doch door een keurigen, witgejasten neger- kellner in den eerste klasse restauratie-wagen van den Pullman. Simons oogeh schitterden; hg dronk wün, iets, wat tot heden nooit in zün Eenvoudig hoofd was omgekomen. Hü voelde zich vreemd-behaaglijk; betaalde met een tip, die deh -zwarten bediende deed dubbel- knakken. Daarna verdween hü in zijn gereser veerd slaapcompartptneot, keek den inhoud van zün citybag na en zakte in een donzen bed, waarin het eentonig wiegelen van den trein hem in slaap dompelde. - Den volgenden morgen verliet Simon Badger om. negen uur den trein en-werd opgenomen in den stroom van reizigers, die het station uit- örong. Nu, op dit oogenblik, zou de Daad wor den ontdekt. Nu wist men het. Er veranderde iets in Badger, toen hü een hoèk was omgeslagen hü wandelde verder, lichtelük trekkend met één been, zwaar leu- nefid op zün wandelstok. Het leek hem veili ger, tegen alle mogelijkheden gewapend te zün. Meer dan één afwijking op zün signale ment kon nooit kwaad... K't lós dat signalement, rustig geleund in een stoel achter zgn kopje geurige mokka. Dg. vroege middag-edities bevatten het al, met een verslag van den bankroof. Er stond ook een belooning bü vermeld, voor het opsporen van den dader, Simon Badger, oud vier-en- vüftig jaar. Hg grgnsde pgnlük; het bedrag van de belooning bedroeg meer, dan hg ooit in een jaar had verdiend. Maar Simon Badger was er niet meer. Een ander zat hier, op een stoel in een restaurant, iemand zonder baard. Naar de maan met Simon Badger, den degelgken inktkoelie, den bankjes-teller op een burgermansloon. Als hü nu een papiertje tusschen zgn duim en wgs- vinger verschoof, bracht het hem alles, wat hg wenschte. Hg telde niet meer voor ande ren, fuf'telde nu alleen en enkel voor zichzelf! Soezend in het behaaglgk schgnsel van de middagzon leunde Simon in zijn zachten zetel. Er was één ding, dat hem hinderde, dat hem een raar gevoel in zijn ruggegraat gaf die heer met zgn donkere oogen, schuin tegen over hem, moest niet zoo onafgebroken en eentonig naar hem küken... Het was iets van loeren, van brutaal opnemen. Hg hield daar niet van, zeker niet in deze omstandigheden; Simon stond op, betaalde en verliet het restaurant. Hü vergat niet, met zün rechter been te trekken; hij deed dat zorgvuldig. Dat trekkende been immers stond niet in het signalement, zooals de snor en het baardje ar wél in stonden. Hij wandelde rustig een half uurtje en liet zün oogen weiden over de drukte ona he heen. Toen yoelde hü trek en hij nam ergert! een lunch. Het eten was goed en smakelijk, maar na enkele happen bleef het hem in de -keel steken... Tegenover hem zat 'alwéér die man en de doordringende oogen waren star op hem-gericht! Voor het eerst begon een paniekstemming zich van Simon Badger meester te maken. Hg legde mes en vork neer en trachtte na te denken. Dien vreemde moest hü tot eiken prijs kwgt raken, dat wak geen zuivere koffie. Hg moest, hij zou... Hü veegde eenige druppeltjes van zgn voor hoofd en trachtte zgn jagende gedachten te ordenen. Waar was nu zgn kalmte, zgn ver trouwen? Simon wenkte den waiter, bestelde een taxi. Na luttele minuten werd hü verwit tigd, dat de wagen wachtte. Hg liet zich in zgn jas heipen, nam zijn stok en trekkebeende weg, de zaal door, de vestibule uit. De stekende oogen brandden hem in zijn rug. Het portier werd open ge houden, de chauffeur tikte aan zün pet. Si mon hief het been, om in de auto te stappen. Een hand werd op zün schouder gedrukt. Meneer Badger! Een heete golf bloed steeg naar zgn hoofd, zgn knieën werden slap... Meneer Badger! Simon opende de oogen. Lachend klopte da portier hem op den schouder. Moet u niet naar huis? Het is al over zeven en u zit nog hier! Simon wreef zün stramme vingers, stond op en begon de bundels banknoten zorgvuldig in de kluis te stapelen. De deur zoefde dicht; de kruk omgedraaid en de sleutel eruit Toen stapte de oude bediende kuchend naar zgn pension, zooals alle dagen... Allereerst wordt gevraagd een heilwensch, welke uit 42 letters en 9 woorden bestaat. De letters van dezen heilwensch zgn genummerd en hieruit is de volgende brief samengesteld. De letters, welke niet in den wensch voorkomen, zgn er gewoon bggeschreven. Hoe luidde de heilwensch enJwe het briefje? Dit is het briefje: 4 7 2 1 3 13 42 9 16 40 9 29 F 42 28 18 24, 10 17 19 12 1 14 15 m 17 18 8 34 k 39 38 8 8 28 20 b 22 d 41 25 k 22 23 1 17 17 42 d 22 29 p 42 31 18 32 34 19 38 29 40 1 17 15 d 28 9 10 39 38 3 8 28 20 5 31 b 32 b 2 42 8 7 d 9 10 mg 28 k 11 40 8 d 34 32 1 2 42 10 12 26 38 29 d 35 19 42 17 17 16 18 25 26 27 40 p 37 40 41 39 36 8 8 28 20 b 8 k 21 2 8 1 17 17 42 mü 42 21 2 8 37 12 14 42 p 36 33 32 11 g 15 J 18 6 9 10 33 17 17 28 16 1 42 28 31 d- 1 40 23 13 41 1 38 33 24 27 35 18 "d 24 8 28 25 5 27- 1 42 28 31 29 d 34 33 23 17 15 40 ore belofte is Udel, waarop de daad niet zegel drukt. Is gemakkelijker één groot offer te bren gen op één oogenblik. dan duizend kleine offers in den loop der jaren. Wie de smart niet weet om te zetten tot een zegen, zal de beteekenis -van 'het leven nooit verstaan. Wg richten ons dikwüls voor dit leven in, alsof er nooit een einde aan za! komen en voor het volgend leven zorgen we dikwüls zoo slecht, alsof daar nooit een begin aan zal zün. t' f» Het spook van Walesteyn rn het vruchtbar/ machtige rivte! de landouwen omknellen, ligt tusschen de twee !ie in den winter aar ijzigen greep rotsche Walesteyn, de eeuwenoude burcht, bezit van de fa milie van Bemmel. Achter het kasteel verheft zich de ruige steenklomp van de ruïne, toelke een overblijfsel is van het oorspronkelijke kasteel, dat vol gens de overlevering in den tijd van de Noormannen is verwoest. -En uit den. zelfden tijd dateert het spook van Wa lesteyn, dat naar de geloofwaardige ge tuigenis van de bewoners van Malsen- bergeneiken Oudejaarsavond met zijn .rauwe kreten de stilte doorboort. Op het oogenblik van de wisseling des jaars kan men de schrille kreten hooren, die in den nacht wijd weerklinken. Maar geen van de dorpelingen waagt zich op Sylvesteravond in de nabijheid van de ruïne, want wie binnen het bereik van het spook komt, is reddeloos verloren, zoo heet het. En daarom is er niemand, die ooit het spook van aangezicht tot aangezicht heeft aanschouwd. Paps, vertel Hans nu eens de geschiede nis van het spook van oud Walesteyn, vraagt Annemarie van Bemmel aan haar vader. Och, zoo'n dorpsfabeltje, iegt de heer Van Bemmel afwerend. Wie gelooft daar nu nog aan? Al geloof ik er niet aan, ik zou het toch graag willen hooren, zegt Hans aanmoedigend, want hg weet wei, dat de heer Van Bemmel toch wel een beetje trotsch op het familie- spook is. Hans' zuster Henny, die op uitnoodiging. van Annemarie den Oudejaarsavond met haar broer op Walesteyn mag doorbrengen, omdat hun ouders in de tropen vertoeven en zü geen familie in het vaderland bezitten, valt haar broer bü en de pater familias laat zich ver murwen. In den ouderwetschen haard knetteren de groote houtblokken en een behaaglijke warmte verspreidt zich door de groote zaal, waar naar ouden trant kaarsen een flakkerend licht om zich heen werpen. Het gezelschap bestaat uit den heer en mevrouw Van Bemmel, hun dochter Annemarie, die haar studievriendin Henny en haar broer Hans, een student, heeft uitgenoodigd, en tenslotte Hendrik van den Velde Boogaerdt, eens de erfgenaam van een groot landgoed en aangewezen als waardig echtgenoot van de jonge vrouwe van Wale steyn, Annemarie. Maar de jongedame be moeit zich weinig yaet den ietwat boerschen -Hendrik, die zich bovendien weinig moeite geeft in haar gunst te komen. Haar vade( heeft het immers al beschikt, dat zü later,"" een paar zullen worden en bovendien hebben zijn ouders er ook hun sanctie aan gegeven. En zou hü bang zgn voor de attenties, die de student Hans aan het oneisje wüdt? Zoo'n stadsjonker mag zü toch niet hebben! Hans op zgn beurt ducht weinig „concurrentie" ven zgn rivael, dien hü In gevatheid verre de baas is. Dan vertelt de heer Van Bemmel de droeve geschiedenis van vrouwe Machteld, die in Syl- vesternacht van het jaar 912 aan de woeste Noormannen ten offer is gevallen. Haar echt- genoot was er op uit getrokken, toen de bewo ners van de rijke landstreek hem angstig kwamen mededeelen, dat de roovers uit het Noorden het op hun bezittingen hadden voor zien. Hü was niet weergekeerd en op den laat- sten avond van dat rampzalige jaar waren de woeste horden het kas teel binnendrongen, waar een angstige vrouw zich met haar dochtertje verscholen had. Er waren slights weinig bedienden, dié de twee konden verdedi gen; spoedig waren zü neergeslagen. Tierend trok de bende door de ruime zalen, kostbaar heden roovend en alles verwoestend, wat niet kon worden meegerfo- men. Eindelijk ont dekten de Noormannen vrouwe Machteld, die haar kind dicht tegen zich aangedrukt zich niet srist te verzetten. Eén van de ruwe mamten ontnam .haar de kleine en nam het 'kind mee als een kostbaren schat. Toen kwam er plotseling leven in de moeder; tg rende den roover achterna. Zij struikelde en viel voorover, juist in de punt van een lans van een Nootman, Sie de trap besteeg. Een sner pende gil weerklonk; denzelfden gil kan men in den nacht van de jaarwisseling uit de ruïne hooren opstijgen. Kort daarop kringelde een dichte rook om hoog en eeh vuurgloed verlichtte den geheelen nacht den fluweelen hemel, waarin dB sterren van den vorstnacht tintelden... Henny en Hans klappen in.de handen, als de heer Van Bemmel zijn verhaal heeft geëin digd; Hendrik grijnst minachtend. Welk modern mensch .gelooft er nu> nog aan spookgeschiedenissen? herhaalt hü de op merking van zgn aanstaanden schoonvader. Geen enkel, geeft Henny toe,-maar ze zgn toch altgd aangenaam om te "hooren, vooral wanneer het spook zoo dicht bg is. En ik zeg je, d%t er geen spook is, bromt Hendrik. Misschien dezen nacht wel, veronderstelt Hans en knipoogt tegen zgn zuster en ha,ar vriendin. Heb jü er soms één besteld? informeert mevrouw Van Bemmel. Spoken laten''zich niet bestellen en... Bovendien mag men niet den spot drijven met spoken, valt Henny in. Want dan doen ze je kwaad. Allen lachen om het kwasi-angstige gelaat van het meisje. Ben je al zeven? vraagt Hendrik haar. Al büna drie maal, antwoordt zü open hartig. Men zou h,pt niet aan je zeggen, weer kaatst Hendrik meer hatelijjc dan hoffelük. y Een voorstel, zegt Hans eensklaps.. Allen luisteren. jVe gaan tegen twaalf uur allen naar de ruïne; 't is een prachtige nacht, een heldere Sterrenhemel, een beetje koud, maar daar kunnen wü als jonge menschen wel tegen. Ik trouwens ook wel, zegt de heer van Bemmel bascYieiden. - Ik reken u ook nog tot de jonge- garde, verklaart Hans. De heer des huizes buigt en laat Hans zijn voorstel verder uiteenzetten. Heel eenvoudig, vervolgt de jongeman, dan wachten we den slag van twaalf uur af en verschgnt er geen spook, dan gelooven we er ook niet ,aan. Accoord! roept Hendrik uit. En dan gaan wg, mannen, het spook te igf! Wat zullen we veel gaten in het luchtledige prikken! - Tegen het middernachtelgk uur begeeft het kleine gezelsohap zich naar buiten. Hendrik herinnert zich zgn plichten tegenover zgn a.s. L4- 1K verloofde en zoekt haar om haar te begelei den, maar tot "zgn ergernis ziet hü. dat zü zich reeds aan den arm van Hans bevindt ea trotsch wendt Hendrik zich af, de andere Jon gedame aan haar lot overlatend. Wie het laatst lacht, lacht het best, grin nikt hü in zichzelf, tvant straks als de twaalf zware slagen zullm^jn weerklonken -» zal de heer Van BemrtSSl hem officieel als a.s. schoonzoon in den familiekring opnemen. Hendrik mag dat wel, zoo'n schoonvader van den ouden stempel, die zich niet door zün dochter de Wet laat voorschrgven. Wat zal die student strakst op zgn. neus küken, wan neer hg mocht meenen, dat Annemarie wel een plaatsje iri haar hart voor hem heeft ge reserveerd! 1 Baldadig een steen voortschoppend, slentert hg achteraan. Gewoonweg belachelü'k, zooals die knul zich aanstelt. Kgk hem daar eens loopen met een fakkel; hg lükt wel een gids, die toeristen de merkwaardigheden van de streek laat zien. Dan weerklinkt plotseling een doordringende gil. Het spook is te vroeg, roept Hendrik en lacht bulderend, 't Is nog geen kwart voor twaalf!- Zeker Noormannen-zomertüd! Doe niet zoo flauw! fluistert Henny. Ik vind het griezelig. Mal kind, dat was een nachtvogel, die opgejaagd is door ons lawaai en het licht. Dat was de roep van een vrouw in angst, meent het meisje. Hoorde je wel, hoe hart verscheurend ze riep? Onzin, zegt de jongeman, ben jü nu een modern rheisje? Dat heeft niets met modern te maken. Weer klinkt de gil, nog scherper, nog door dringender. A j Komaan, zegt Hans, wg mannen zullen .immers het spook verdrgven of het uit zün ellende helpen, zoodat zün ziel rust kan vin den. Meneer Van Bemmel mag ik u voor stellen bg de dames te blgven, dan gaan Hen drik en ik de ruïne in. Dank je feestelgk. Ga jü maar alleen; ik zal wel op de meisjes passen. Er gebeurt toch niets. Vooruit, jg moet mee! En Annemarie duwt hem naar voren. Je bent toch niet bang? Straks was je vol moed. O ja, maar ik vind het onzin. Vooruit, kom mee, zegt nu ook Hans en neèmt hem bg den arm. De twee jongemannen verdwgnen tusschen de steenklompen van de ruïne. De achterblg- venden zien de fakkel, die wonderlijke licht plekken in het rond werpt, tenslotte niet meer. Dan dreunen twaalf zware slagen; het oude jaar is in het nieuwe overgegaan. De twee meisjes fluisteren. Annemarie vertelt haar vriendin v'aft het plan haars vaders, haar ver- (Vervolg op pag. 7)

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1940 | | pagina 11