Waarom
oe komen Haarlemmers aan den bijnaam
Het uithangbord van den drogist
hingen de apothekers en drogisten
vroeger - tegenwoordig gebeurt dat
haast niet meer - een gaper buiten
Omdat de dokter zegt„Steek uw «tong
eens uit?" OS omdat gapen noodig is
om pillen en poeders te slikken en...
'n glaasje kruidenwijn oC maagbitter,
waarvoor men vroeger bij den apo
theker binnenging (fWs Slewnj'
Waarom een gaper
Een Haarlemsche drogldt
bracht er tientallen bijfeeni
Een unieke Verzameling
Het begin van de verzameling
Steeds schaarscher
el
99
AmttorJamtch* hoekatim
Haarlemmers kleii^van gestalte lijn geweest en
mei) zoo iemand ontmoette, du tel «au Mil»»
1 JHj te ran Haaiiacamar tahét".
aar hoe het ook a||, <te tejnaaca te ar. Mdu
maar hoort men een Haarlemmer ..mug" no»-
Bet dorp werd een sta&x de walton so poortec
iwencti en daarmede ook Niet htatesteadsch»
DE GAP
apen werkt aanstekelijk. Ge hebt dat zeker wel
Lt" eens ondervonden als uwk buurman de oogen
dichtkneep, de mond opensperde, steeds wijder
en wijder... Weldra zit ge mee te gapen... En zoo
vergaat het ook den bezoeker als hij in Haarlem ken
nis maakt met een verzameling, welke een drogist
hieft ingerichteen collectie oud-Hollandsche gapers
gapeja elkaar aan op een zolderkamertje. Zij worden
het gapen nooit moe, al doen sommigen van hen het al
honderd oj meer jaar achtereen
Haarlem is een stad met merkwaardige verzame
laars, Eenigen tijd geleden schreven wij over het
telefoonmuseum, dat door een inwoner van de
Spaarnestad is opgericht. Niet minder interessant
is achter da collectie gapers van den drogist.
Ook deze man zocht het niet in de alledaagsche
liefhebberijen als postzegels, vlinders, lucifersmer
ken, sigarenbandjes en wat dies meer zij, maar hij
koos een onderwerp, dat bij zijn beroep past. Op
het zolderkamertje (bijgenaamd Het Gapertje) van
dekirogisterij staan ze met tientallen bijeen, de gapers.
Er zijn er bij met markante koppen, er zijn on-
noozelen, er pijn er met tulbanden en met mutsen,
maar welk verschil in kop ar ook moge zijn, zij
doen allen hetzelfde: gapen...
Daar staat een narrenkop met roode muts en
kraag en gouden bellen. Een Amsterdamsche politie
agent uit de vorige eeuw, een kurassier in vol or
naat, een Duitsche Michel, een getulbande Muzel
man In allerlei vormen, geel, bruin, zwart, met een
lange, met een korte tong, en ook één met een
open mond, waarin geen tong te bespeuren is. Ginds
staat een kerel met open Schillerttemd, met zwaren
baard en ringsnor en een uitdrukking, of hij u met
zijn wijd open muil zoo direct met huid en haar
zal verslinden; een andere gaper mat een treurigs
uitdrukking op het gelaat, als verdroot hem het
gapen reeds lang, gapers met allerlei merkwaar
digheden, van allerlei typen, enkelen bieden vergjil-
de pillen aan, welke zü direct zullen doorslikken..
Gapers...
te
Zoo lang als men zich kan herinneren was""' de
gaper het symbool van den drogist. Uiteraard zijn
in den loop der tijden vele theorieën opgesteld,
welke de herkomst, het hoe en waarom van dit
blazoen moesten verklaren, maar het eenvoudigste
schijnt toch wel deze verklaring te zijn: gapen doet
de patient als de dokter zegt: „Steek uw tong eens
uit." Gapen itt noodig om poeders, pillen en likke
potjes te slikken, gapen deden ook zij, die vroeger
den apothekerswinkel binnen gingen om er een
glaasje kruidenwijn of maagbitter te verschalken.
Van gapers en gapen leefde de apotheker, geen
wonder, dat hij hem als zinnebeeld koosl
De geschiedschrijver Van Hasselt meent, dat de
gaper het portret, is van den schalknar of Willems
dwaas. De groote heeren hielden die er op na en
de apothekers zouden ze voor hun deuren geplaatst
hebban por de lieden uit te noodigen binnen te tre
den, een likeurtje te drinken «1 vroolyk te worden.
En sinds de eerste gaper verscheen is het thema
eindeloos gevarieerd.
In Amsterdam hing langen tijd een gaper met
een hoogen hoed, die nu in het Gemeentelijk Mu
seum een onderkomen heeft gevonden,
een aap waren er vroeger veel, maar nu
ze alleen nog maar in de musea bewonderen. Merk-
waa'rdig is overigens, dat men de gapers bijna uit
sluitend in Nederland en voor aan deel in—jVest-
Duitschland vindt.
Door toevallige omstandigheden kwam deze Haar
lemsche drogist op het idee, gapers te verzamelen*
De gaper, die aan den gevel van de zaak is beves
tigd, bewonderde hij al van jongs af. De beeldhou
wer en houtsnijder B. J. Bouwmeester heeft hem
in 1889, toen hij tachtig jaar oud was, gesneden.
De kop was echter allengs beschadigd geraakt, zoo
dat er eenige jaren geleden een copie van moest
worden gemaakt. Het oorspronkelijke exemplaar
werd daarop gerestaureerd en staat nu nog in den
winkel.
Op zekeren dag kwam een reiziger in de zaak,
die zich interesseerde voor den markanten kop. Het
gesprek kwam op gapers en de r»an deelde mede,
dat hij nog een bijzonderen kop te koop wist. Een
drogisterij werd opgeheven en de gaper zou voor
brandhout worden gebruikt. Het oude, verwaarloos
de exemplaar werd gekocht en Week in zeer bouw-
valligen staat te verkeeren. Een handige vakman
zorgde evenwel voor de restauratie, ihet hout wer
den de gebarsten deelen aan elkaar gevoegd, gipe
deed de rest en nadat de oorspronkelijke kleuren
waren gevonden, kwam de verfpot te voorschijn.
Het resultaat was verbluffend. Daar stond een
gapar, een Moor, met een forschen tulband, het pro
totype van al zijn collega'» uit da vorig# aeuw.
Kort daarna kwam dezelfde reiziger weer een kop
op het spoor en ook deze verhuisde naar Haarlem.
En thans zijn er gapers uit Amsterdam, Harder
wijk, Nunspeet, Arnhem, Nijmegen, Beverwijk, Wa-
geningen, Gorinchem, Rotterdam, Heemskerk,
Haarlem, Dordrecht, Gouda, Wijk bij Duurstede,
Vlaardingen enz. enz. Meer dan twintig verschillen
de typen zijn hier vertegenwoordigd.
Sinds 1900 zijn er, naar de meening van den ver
zamelaar, geen gapers meer bij gesneden. De kop
pen worden dan ook steeds schaarscher. Zij zijn
aan weer en wind blootgesteld en worden zelden
meer nagemaakt. De oudste gapers zijn van mas
sief eikenhout, er zijn er ook van vuren- of maho
niehout, een enkele is van metaal of uit steen ge
houwen, terwijl er tenslotte nog enkele gipsen exem-
s"
r*na
JE bent een leelijke mug, zegt de verbolgen
niet-Haarlemmer tegen den bewoner van de
Spaarnestad en beiden zijn er van overtuigd,
dat er een leelijk scheldwoord ia uitgesproken. Ala
(je eerste spreker uit St. Oedenrode komt, heeft hij
kans ten antwoord te krijgen: „En jij bent een
papbuik"... Hoe komen de Haarlemmers aan hun
bijnaam muggen? Een intereaeante vraag, welke al
dikwijls is gesteld, maar zelden werd beantwoord,
om'dat de oorsprong, evenals die "van andere namen,
in het duister van een ver verleden is verborgen.
Vermoedelijk is de naam reeds lang geleden ont
staan en door de Amsterdammers ingevoerd, dia op
hun beurt weer... koeketers werden genoemd.
Weinig welluidend zijn overigens de meeste bijna
men. De bewoners van St. Oedenrode worden, zooals
wij al Mixten, wal „papbuiken" genoemd, wat oog
maar een peuleschilletje is vergeleken bij namen als
skytstoelen voor geboren en getogen bewoners van
Akkrum, platpooten voor Purmerlander», kwallen
voor bewoners van Texel, enz.
Als het booee Jongetje zijn speeteameraadj# wil
uitschelden, zegt hij „Haarlemsche mug" en denkt
daarbij wellicht meer aan de dunne lange spillebee-
Tien van zijn msUtcrrlt, aan vral aan Yiev
insect, dat daa somera altijd si in uiterste baat (toet
ona bet leven te vergallen, door op het meeat onge
legen rnpment door do slaapkamer te gaan zoemen.
Inderdaad schijnt het insect niet geheel vrijuit te
gaan, als het gaat om den oorsprong van den bij
aam. Haarlem was vroeger namelijk gezegend mot
periodieke muggenplagen. In de omgeving was veel
water en boschgrond, de ideale teeMplaateen voeg
thet verraderlijke stekertje.
Maar ook waren de Haarlemmers vroeger bekend
of misschien wel berucht om hun kleinsteed-
sche hatelijkheid, om hun capaciteiten om overal
kwaad uit te zuigen, hortom: muggenzift ergZn den
-(J—4sns.terdammer, met rijn ronden humor, was dezo
burgier niet sympathiek. Hij kon niet goed opschie
ten met een kwaadsprekend, kleingeestig mensch.
En wanneer een Haarlemmer er dus op betrapt
werd, dat hij één Of meer dezer verfoeilijke eigen
schappen tot de zijne kon rekenen, dan werd hij een
mug genoemd.
De spotnaam dateert reeds van eeuwen her. Reeds
in de veertiende eeuw moet het weinig vleiende prae-
dicaat gebruikt zijn; evenals de spotnaam, welken
da Amaterdamacha „uitvinders" op hun beurt kre
gen Amsterdamsche koeketers. Warme SC da Am
sterdammers, zooals dit vroeger gebruikelijk was,
in den zomer naar Haarlem togen om den dag te
slijten in de lommerrijken Haarlemmer Hout, storste-
den zij na hat binnentreden van da Spaarnwouder-
poort mat bee le troepen den winkel binnen, waar
het blazoen „d'Amsterdamsolte Koek Keter* uit
hing. Hier sloeg men proviand in, welke al wande
lend in Den Hout werd verorberd.
Dé Amsterdammers werden ntet boos, als tel tem
bijnaam van Amsterdamsche boetestate hoor*»,
deden zelfs hun uiterste best om zich due titel waar
dig te maken, door koek kt steeds graetere hoeveel
heden naar binnen te werken.
Beter koeketers daa dssdstoua. waa haé aaé-
woord.
Ofschoon de Haarlemmers ap da hooMetedekngea
elkaar uitscholden en dezen den winkel ,,d'
damsche Koek Eeter" met hun
was er toch wel een verschil van
^bijnamen. Want geen Haarlemmer sou hét ooK te
zijn hoofd hebben gehaald in Amsterdam een kroeg
of een winkel binnen te gaan, waar op den luifel
een zwerm muggen was
Sovnmtea schrijver» nh
dat de Haarlemmer» hun bijnaam ook te
hebben aan hun formaat. Over het algemeen moeten
de Haarlemmers kleirwvan gestalte zijn geweest ea
als
lend
H
nog maar hoort men een
men. Bet dorp werd een
verdwenen en daarmede ook
acheldsp- Hoogstens kaa man
Sandvoort den naam „muggen"
ke dan beantwoord wordt met
nalen", een bijnaam, welke geen
plaren zijn. Een goede kop weegtjjwel dertig tot
veertig kilogram. Wanneer hij-hormerd jaar oud is,
door de zon geblakerd, door regerfjhsneeuw en wind
gestriemd en aangevreten, dan is er heel wat te
restaureeren. Soms moet men zeven of acht lagen
verf verwijderen om de oorspronkelijke kleur terug
te vinden.
Aldus is er een verzameling in Haarlem gekomen,
welke zeer afwisselend is. Veel verschil is er nog
tuaschen dezelfde typen. De nerven van het hout
geven soms precies de gezichtskringen. Gapers met
de vreemdsoortigste gezichten, dikwijls verweerd,
met het stempel van den niets sparenden tijd, an
dere gerestaureerd met fraai snijwerk en felle
kleuren getocid, men vindt ze alle in Haarlem."
En als men zoo langs de stellages- loopt, denkt
men, dat het toch eigenlijk jammer is, dat deze
koppen hoe langer hoe meer van de drogisterijen
verdwijnen. I» er een beter uithangbord denkbaar?
Men zou wel tegen alle drogisten willen zeggen: be
waart uw gaper. Het is te betreuren, dat de gaper
in discrediet raakt. Het is een sieraad, dat niet
mag verdwijnen.
Op het zolderkamertje te Haarlem staan de ga-
pers. Narren, boeren, fakirs, aartsvaders, negers,
muzelmannen, allen met open mond, mooie, leelijke
bizarre gapers, een verzameling', welke wellicht
geen kunstzinnige waarde heeft maar zeker uniek is.
Het is nu alleen maar te hopen, dat u niet, zoo-
als wij, na de rondwandeling door bet, kleine mu
seum, een niet te bevechten neiging heeft om mee
te gaan gapen™