«Slofwottwe wn||ilU0<ni&ftor£e DAMMEN Dl GRUTTO j s mm mm *9 &JL De schaakmachine Verhaal uit het verre ver leden van Hillegersberg fii q m m E Q O Ei In de herberg van smid Joris Lothars dochter antwoordd* hem niet. 2 Kampioenschap van Nederland Dc fconing der weiden ijkpnlt Uitstekend verborgen Broedende vogel blijft kalm op nest T Op den landweg naar Leiden atond dicht bij den oever van den Ouden Rijn een eenzame herberg, aan wel ker voorgevel de smeèdijzeren figuur van een zwarten hond, in een ring ge vat, aan een korten, roestigen arm bengelde. Meester Joris, de waard, was smid van zijn vak en -had het matig bezochte logement, dat zijn vrouw bij hun huwelijk had inge bracht, paa nauwelijks een jaar gele den betrokken. Nu en dan logeerde er een voerman, wiena weg langs hun herberg leidde, of een reiziger, zoo dat hij met zijn jonge vrouw moeilijk van de Inkomsten van de herberg zou hebben kunnen rondkomen. Zijn smidse, die hij naast het huis had ingericht, bracht hem daarentegen genoeg op, om van de dagelijksche zorgen bevrijd te zijn. De heeren van Rijnsburg en van Roodenburg, wier kaateelen niet ver verwijderd lagen, waren zijn beste en vooral trouwe klanten, die meermalen in de week zijn diensten voor het beslaan van hun talrijke paarden opeischten en hem daarvoor rijkelijk beloonden. Sen paar maanden geleden had de heer van Roodenburg, een jonge rid- 'der nog, voor het eerst de herberg betreden, omdat het wachten voor de smidse hem te lang duurde, en hij had de jonge waardin, die hem bediende, nogal aantrekkelijk gevon den. Sedertdien was hij nimmer voor- bij gereden zonder er te vertoeven en de kruik flink aan te spreken. .Meester Joris was niet zoo onnoo- ael, dat hij zich illusies over de oor zaak van da Veelvuldige bezoeken van den voornamen gast zou hebben gemaakt; hij had echter volledig vertrouwen in zijn levenslustige vrouw, dié weliswaar graag lachte, maar het met de echtelijke trouw zeer ernstig nam. Hij liet haar zelf standig handelen en bekommerde zich weinig om de herberg, die hij als vrouw Anna's domein beschouw de. Zijn zware hamer zwaaiend stond de krachtig gebouwde man met de mouwen hoogopgestroopt voor het aambeeld en neuriede een vroolijk lied. Heer Kaaper van Rijnsburg had hem den vorigen dag een opdracht gegeven, waarmede hij vele weken bezig zou zijn en die hem een aardig sommetje zou opbrengen, Hij hield van zijn ambacht, dat hem niet al leen fai staat stelde de krachten, waarmede de natuur hem begiftigd had, te ontplooien, maar bovendien zijn gevoel voor deze kunst bevredig de. Hij ging dan ook zóó volkomen in zijn werk op, dat er in zulke oogenblikken niets anders voor hem bestond en hij ook het jonge paar, dat, gèzeten op twee vurige vossen, voor de smidse stil hield, niet op merkte. Pas toen de ruiter hem met luider stemme in een vreemdklinken- de taal aanriep, keek hij op en snel de gedienstig toe. Waarmee kan ik u van dienst zijn, heer ridder? vroeg hij, terwijl hij diep boog. De jonge edelman keek zijn knappe metgezellin glimlachend aan, voor hij den meester, zoo goed als hij kon, in diens landstaal antwoord de. Hoe ver is het nog naar de dichtstbijzijnde plaats, meester smid? Wij zijn moede en hongprig, weet u. Wanneer u scherp aanhoudt, heer ridder, zijt gij binnen een half uur in Leiden. Maar als u met min der tevreden wilt zijn, zal het mij een eer zijn, u beiden in „den Zwar ten Hond" te bedienen. O, hier is een herberg, ma dame, lichtte de vreemdeling de jonge dame in. Wenscht u, dat wij onder dit bescheiden dak een korte rustpoos houden en onzen honger en dorst stillen, of geeft u er de voor keur aan een uurtje door te rijden tot Leiden? Vermoedelijk vinden we daar wat beters dan hier. De man maakt geen slechten indruk, chevalier, gaf het jonge meisje zuchtend ten antwoord. La ten we hier afstappen en zien, wat het is. Als het mogelijk is, zou ik graag tot morgen rust willen nemen, om voor de laatste étappe in goede conditie te zijn. Of denkt u, dat we Aken vóór morgenavond niet meer bereiken? Ik ken de afstanden niet vol doende, madame, om dit te kunnen beoordeelen; uitgesloten lijkt het me niet. Laten we in ieder geval hier afstappen. Bevalt het u niet, dan rij den we wel verder. Als we een uurtje hier blijven, zouden we' de stad nog vóór zonsondergang kunnen bereiken. Met deze woorden sprong de jonge edelman van het paard en hielp zijn metgezellin bij het afstijgen. Wees zoo goed ons den weg te wijzen en voor onze paarden te zor gen, meester smid, vroeg hij dezen. De waard boog voor de VTeemde gasten, wier voornaamheid hem eenigszins beklemde, en ging hen voor. De' prettige gelagkamer, waar een vroolijk houtvuur vlamde en een aangename warmte hing, maakte zichtbaar een goeden indruk op de jonge dame. Zij lachte de waardin vriendelijk toe, die tegen haar ge woonte eenigszins verlegen ds binnen komenden aanstaarde. Ik ga naast den haard zitten, chevalier, babbelde het meisje opge wekt en liep naar de witgeschuurde tafel. Ik geloof, dat we het hier uitstekend hebben getroffen. Och, madame, het is niet on vriendelijk in dit huis; maar wat meer gerief zou ik toch wèl voor u gewenscht hebben. Maak u geen zorgen om mij, chevalier, glimlachte zij. Ik wist imrr^rs, wat ik ondernam, toen ik besloot te vluchten. U heeft er dus geen spijt van, wat u gedaan hebt, madame? Neen, chevalier. Liever wil ik alles verdragen dan den hertog tot echtgenoot krijgen. Ik zal u voor uw vriendendienst nimmer dankbaar ge noeg kunnen zijn, chevalier de Mo- rlllac, Och, spreek daar niet over, als ik u mag verzoeken, madame. Ik zal mij ruimschoots beloond achten, wanneer ik u onder de hoede van uw keizerlijke tante weet. Zij zwegen, nadat zij aan de tafel hadden plaatsgenomen. Vrouw Anna naderde hen en informeerde, al bui gende naar de wenschen van de vreemdelingen. Er waren eieren en gezouten spek in huis en daarmede schenen de hongerige reizigers ge heel genoegen te nemen. Eenige minuten later reeds stonden de heerlijk geurende schalen bene vens bruin brood eh een kan bier op de tafel en de beide jonge menschen tastten gretig toe. Tijdens den maal tijd, die de waardin alle eer aan deed, informeerde de chevalier naar de mogelijkheid van nachtverblijf. Vrouw Anna verklaarde zich gaarne bereid, voor twee kamertjes met goed logies te zorgen, zoodat de jonge dame niet langer talmde en besloot er tot den volgenden ochtend te blijven. Meester Joris, die zijn werk had hervat, kwam van tijd tot tijd in de gelagkamer om te zien, of hij de vreemde gasten, die hij sympathiek vond, met iets van dienst kon zijn. Hij was juist weer eens binnengeko men en bevond zich in gesprek met den heer, toen de deur van de her berg werd opengerukt en heer Ge- raard van Roodenburg driftig binnen trad. Wat moet dat. Meester \Toris? sprak hij dezen op' boozen toon aan. Heb je geen plaats meer voor mijn paard in je stal? Ik heb de twee knol len naar buiten gejaagd! Zie maar, dat je ze onder dak brengt. Ik zorg voor mijn paard! Bouw een nieuwen stal, als je andere dieren wilt onder brengen Vergeef mij, edele Heer, ant- wwbrdde de smid geschrokken. Er is plaats v%or meer dan drie paarden in mijn stal. De twee dieren, die u wegjoeg, behooren aan de vreemde gasten, die bij mij vertoeven. Sta mij toe, dat ik ze weer op stal breng; ik zal ze zoo vastbinden, dat zij niet in de nabijheid van uw paard kunnen komen. Chevalier de Moriilac had de korte samenspraak voldoende begrepen om daaruit op te maken, wat er met de paarden was gebeurd, die hij aan de zorgen van den waard had toever trouwd. Hij verhief zich van zijn setel om meester Joris, die naar de deur was gesneld, bij het vangen van de dieren behulpzaam te zijn. (Wordt vervolgd.! Hieronder volgt de partij G. E. Hartman, Nij megen 02 J. M. Bom, den Haag, gespeeld te den Haag op IS dezer. 1. 34—30, 20—25; 2. 32—28, 25:34; 3. 39:30, 18—21; 4. 37—32, 2J—26; 5. 44—39. Beter lijkt 4137, om den langen vleugel intact te laten en de zwarte randscbijf te laten staan. 326:37; 8. 42:31, 13—20. Zwart heeft nu de beide randstukken 15 en 16 reeds in het spel betrokken, terwijl bij*- wit de schijven 36 en 33 door andere stukken ge blokkeerd zijn. 7. 47—42, 19—23; 8. 28:J 10—14; 10. 30—25, 14—li" 33—28, 9—14; 13. 28:19, 14:23; 14. 39—33, 10—14; 15. 44—39, 5—10; 16. 41—<07, 17—21; 17. 31—26. Wit wil moeilijkheden aan den langen vleu gel voorkomen op 3127 en 2126 heeft zwart het centrum en kan wit den langen vleu gel voorloopig niet ontwikkelen en daarom wil wit de opsluiting met 2126 evenmin toelaten de textzet levert hem echter een randstuk op, waarop zwart eventueel later kan combineeren. 28b£ 14:23; 9^ 50—44, lïf^l. 25:14, 19:10; 12. 1721—27; 18. 32:21, 23—28; 19. ,33:22, 18:16; 20. 37—32, 12—18; 21. 46—41, 7—12; 2». 41—37, 1—7; 23. 39—33, 18—23; 24. 40—34, 13—19; 25. 49—44, 8—13; 26. 34—30, 14—20; 27. 4440. Hier zou flankspel met 3024 weinig zin hebban, doch door den textzet krijgt zwart on betwist positievoordeel, daar hij een klassieke stelling formeert, wsarbij de witte randschijf altijd lastig zal blijven voor den witspeler. 2720—24; 28. 37—31, 4—9; 29. 30—25, 10—14; 30. 3329, 34:33; 31. 38:18, 12:23. Hiermede is de stelling van wit positioneel sterk verzwakt. Aan beide zijden van het bord heeft hij veel stukken aan den rand, waarvan in het geheel géén kracht uitgaat, terwijl zwart op het centrum een terdege ontwikkelden stand bezit 32. 35—30, 14—20!; 33. 25:14, 9:20; 34. 42—38, 8—9; 35. 30—23, 9—14; 36. 43—39, 7—12; 37. 48—43, 20—24; 38. 40—33, 1—8; 39. 45—40, 11—17; 40. 39—33, 17—31. NU 1117 eenmaal is gespeeld, is toch geen combinatie meer op de witte randschijf moge lijk, zoodat zwart andere banen kiest om zijn stand te ontplooien. 41. 26:17, .12:2^; 42. 33—28, 21—28. Wit komt nu gedwongen in de moeilijkheden; op 42. 3126 was winnend 2127 gevolgd *n 42. 3227 zou eveneens zwak zijn geweest thans heeft hij geen tempo om te ruilen en moet zwart op 26 laten komen, waarbij het theoretische bezwaar van de achtergebleven witte schijf op 38 zich zal laten gelden. 43. 31—27, 8—12; 44. 88—33, 12—17; 45. 43—39. Gedwongen, want op 4338a volgt (2831) V—22b (31—37) en wint b) 27—21 (16:27) 32:21 (23:43) 36:27 (13-r- 18) 12:22 (19:39) wint a) 2722 ineens mag niet wegens (2329) 22:11 (29:49) 11—7 (49:21) en zwart wint op 71 door 2631 en 21:43, terwijl op 72 volgt 1420, 1319, 2117, 17:9 met winst. Wit zou dus moetan offeren, alvorens dam te nemen en zal dan vermoedelijk wegens over macht verliezen. Na den zwakken, doch gedwongen textzet kan zwart den langen vleugel van wit geheel omsingelen, om daarna tot aanval van schijf 27 over te gaan. 4513—18; 46. 40—34, 26—31. 47. 34—30, 31:22; 48. 39-34, 18—21; 49. 34— 89, 23:34; 50. 30:89, 18—13; 31. 39—34. -^er. Vervolg van pagina 1) lijk worden beperkt; het wordt alleen als hooiland gebruikt en wanneer het lange gras op het sompige terrein herhaaldelijk wordt neergetrapt, zal ér- van een goeden hooi oogst niet veel terecht komen. Het zachte laagveen veert letterlijk onder onze voeten en als we toevallig eens wat dicht aan den kant uit de boot stappen, zou het kun nen gebeuren, dat je tot over de knieën in de „prut" zakt, zooals de boeren zeggen. Met ge woon schoeisel kun je beter thuis blijven; het is geboden waterdichte knielaarzen aan te trekken. Als één der boeren ons eens verge zelt, doet hij dit eenvoudig op zijn „holleblok ken" en ik moet zeggen, met een beetje beleid gaat dat wel. Maar nu de grutto, de,vogel, die hier in het grootste aantal voorkomt. Zijn naam dankt de grutto aan zijn uit den treure herhaalden roep: „grle-to-grie-to". Sommige grappenmakera beweren, dat de vogels niets anders roepen dan een waarschuwing aan de een of andere argelooze boerendeern: „o Griet, o Griet". Op onze laatste grutto-excursie hadden we, 't was begin Mei van het vorige jaar, een stuk of drie nesten ontdekt, die voor ons doel in aanmerking kwamen, doch daar geen der nes ten nog een volledig leg&el bevatte, besloten we nog een week te wachten. Op eenigen af stand van de nesten werd een bosje gras langs een greppel gelegd, zoodat we ze spoedig kon den terugvinden. De volgende week trokken we er dus wéér op uit en spoedig hadden we twee der drie nesten gevonden, die beide vier eieren bevatten. Het derde was onvindbaar. Het was haast niet denkbaar, dat de eieren nu nog uitgehaald wa ren! We moesten dus nóg maar eens goed zoe ken. Behoedzaam liepen we voetje voor voetje door het lange gras en bleven op een oogenblik tegelijkertijd staan in de overtuiging, dat we vlak bij het nest moesten zijn. Van onze stand- 16 26 18 46 47 48 49 66 Op zwart 2126? zou nu 3227 en 3429 j kunnen volgen, en zwart wint niet. 316—11; 52. 36—31. Om op 2126 wederom te spelen 3227, 34—29, 29:9. 52 14—20; 53. 25:14, 19:10; 54. 28:30, 22—27; 55. 31:22, 17:37; 56. 30—24, 37—41; 57. 24—19, 41—47; 58. 33—28, 47—36; 59. 34—29, 21—27; 60. 28—23. Op 2923 volgt 3641 en op 1918 komt dan 41—^6, 2319, 46:14, wint door overmacht. 6027—32; 61. 29—24? 36—4; 62. 23—18, 4:36; 63. 24—20, 11—17. Op 2015 volgt nu eenvoudig 1722, 2227, 36:24 en wint. 84. 35—30. 32—37; 65. 30—25, 37—41. Wit geeft op. De variant 20—14 (1015) 19—13 (26:20) 25:14 verliest n.l. door (15—20) 14:25 (37—41) 25—20 (4146), gewonnen voor zwart Deze heeft in het middenspel uitstekend van de fouten van zijn tegenstander geprofiteerd en na behaalde schijfwinst de partij op kundige wijze tot winst geleid, niettegenstaande de po gingen, welke wit in het werk stelde, om remise kansen in het spel te vlechten. plaats af onderzochten wij bij wijze van spre ken sprietje voor sprietje, doch dank zij de. buitengewoon goede schutkleur der eieren, vallen ze in het veenland heelemaal niet op. Nadat we zoo eenigen tijd hadden gestaan, zag ik plotseling iets tusschen mijn beenen be wegen en op hetzelfde oogenblik vloog bet gruttowijfje van de eieren, waar ik gedurende misschien eenige minuten als het ware boven op had gestaan. Het komt wel meer voor, dat aen grutto, wanneer hij goed broedgch ia, in het geheel niet achuw ia. Zoo vertaldt da boar op wiena land we vaak toeven, hoe hij eens een grutto ontdekte bij het maaien eh dat de vogel heel rustig bleef zitten. Voor de aardigheid hadden hij en zijn knecht den vogel toen opgepakt en meegenomen naar de boerderij, ongeveer een kwartier gaana van het nest. Thuisgekomen lieten ze den vogel direct weer vliegen en dan volgenden mbr'gen zagen zij hem heel gemoedelijk op het nest zitten. Natuurlijk dachten we, dat de vogel, dia zelfs niet aan den haal ging als wa zóó dicht bij hem waren, een prachtobject waa om ver eeuwigd te worden. Zoodra wa de tent hadden opgezet, zou hij vanzelfsprekend weer terug komen om voor ons te poseeren. We zouden ons dus moeten haasten. (Vervolg op pagina 8) 8» (Vervolg van pagina 3) later Schlumberger. In ieder geval had dazs verklaring slechts betrekking op den tijd, dat Mëlzl met den automaat optrad, daar deza als een handige oplichter bekend stond, wien het slechts om geld verdienen te doen was. Of Von Kempelen dezelfde truc had gebruikt, kon Tournay niet zeggen, hü twijfelde daar achter aan. Milzl waz aen goochelaar en op lichter geweest, maar van Von Kampelen kon men dit niet zeggen. Het was een feit, dat het apparaat jaren lang vergelen in het slot te Berlijn had ge staan. Door louter toeval werd Napoleons kandaebt ar op gevestigd, waarna ds keizer in eigen persoon aan partij mat dan Turk apeelda. Het ia niet aan te nemen, dat toen de handige Maizl opeens beschikbaar was om zijn dwerg in de machine te verbergen. Waar zou hij bovendien zoo plotseling een schaken- den dwerg vandaan hebben gehaaid? Vast staat wel, dat Malt! den automaat slechts als een middel tot geld verdienen be schouwde, hü was in alle opzichten een be drieger. Tüdgenooten bewaren, dat Milzl ook nooit, zooalz Von Kempelen deed, da deur van het kastje opende. De raadsheer toonde een ieder, die er belang in stelde, de gecompli ceerde machinerie en het ia wel onmogelijk, dat achter deze raderen en hefboom» nog ar- gens een dwerg, boa klein ook, verborg» sou zijn geweest. Wat dus de schaakmachine van rlddar Von Kempelen géén bedrog? Het is ew fait, dat de Turk lederen tegenstander versloeg, wat ach ter in Milzla tijd niet meer het geval was. Het gaat echter boven het menscheljjk Ver atand, dat c» automaat in staat zou zijn uit te voeren, wat aan ge» enkel Anenachelük brein nog ia gelukt, namelijk ieder» tegen stander bij het schaakspel te slaan. Was het een onbetaalbare grap of e» geniale uitvin ding van dn raadsheer? Had hij werkelijk een machine geconstrueerd, die zonder fout» ■chaakzpeelds? Eén ding staat vast, da raadsheer Ton Kempelen heeft de menschheid ew raadsel op gegeven, dat noch door zijn tijdganootan. Boek door latere gneraU» la

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1941 | | pagina 7