Humor van over de
ffl
DE GRUTTO
DE KONING DER WEIDEN
DE GOUDSCHE COURANT
D« koning dor welden
Een „heibeltje" met een reiger
Ik maakte enkele foto's van hem
a&f-, .t»w «ata <is&
V/Ê*$ÊvL V:të$CH
Zesde jaargang
Not
In een ondiep kuiltje
De lange, een tikje naar voren gebogen'
snavel geelt hem geen onbeholpen uiter
lijk, integendeel, hij heeft zelfs een buiten
gewoon vriendelijk „gezicht" .^Rustig bleef
de broedende vogel tegenover den foto
graaf zitten. Zoo nu eu dan heek hij eens
naar een overvliegende collega, maar dat
Was dan ook alles (Eigen foto's)
(Vervolg op pagina 7)
Een prachtig stokje Hollandsch
polderland
4
ZOO NIET BEDOEL»!
OP DE GOLFLINKS
VERKEERD AANGESLOTEN
- ■w'Vdiuph
Hi daar! Het is hier geen plaats
om te gaan liggen slapen! Zeg me
liever eens, heb ie misschien een golf-
bal vesiénP Een ding begrijp ik met: waar-
om rijn de verkeerde nummers nóóit
in gesprek f
(Lektvr)
EIGENLIJK HETZELFDE
Frits, als ik swg: ,,Ik ben mooi", welk®
tijd is dat dan?
Verleden tijd, juffrouw!
(Sehweizer Jll.)
Weet u wel, welke straf er op
bigamie staat?
Jawel, twee schoonmoeders.
Neem me niet kwalijk, mejuf
frouw, ik kan niet walsen, maar mag
fk, zoolang als deze dans duurt, mijn
•rm om u heen leggenl
(Politiken)
Zie je schat, dat is Venus,
recht boven het hemd van je vader!
We hebben hem wel het ver
keerde been afgezet, maar als tege
moetkoming zullen me hem voor de
operatie meta rekenen.
EigehliJk had het een ruiter-standbeold
moeten woraen, maar per slot van rekening
was er voor het paard geen geld genoeg!
Vervolg van pagina 7)
lil recordtijd stond de heele zaak gereed en
het wachten was nu op de grutto. Ik wachtte
een kwartier; nog geen grutto. Een hall uur,
een uur en nóg was de vogel niet te zien.
Of eigenlijk te zien wel, want herhaaldelijk
zag ik het dier hoog in de lucht over mij
heen vliegen. Ik bemerkte al heeT gauw, dat
de vogel zich verder niet metons wenschte
in te laten en toen ik zoo een uur lang op
een stukje linoleum in de vochtigheid had ge
zeten, vond lk het om meer dan één réden
raadzaam om niet langer bij het nest te blij
ven.
Gelukkig hadaen we nog meer pijlen op
onzen boog. Fluks werd de tent bij het'eerst
gevonden nest geplaatst en wéér was afwach
ten de boodschap. Links en rechts daalden
successievelijk grutto's en kieviten op de nes
ten en dan zag je eigenlijk pas goed, wat een
groot aantal vogels op dit terrein huisden. Er
moesten stellig vier of vijfmaal zooveel nes
ten zijn als we gevonden hadden op het be
trekkelijk kleine perceeltje, dat we voor onze
waarnemingen hadden uitgezocht.
Hoog over wiekte onder ,,bt-bi-bi-bi"-geroep
een stelletje late regenwulpen over. In het
elzenhakhout riep een koekoek en zong een
rietgors zijn., eentonig deuntje. Een argeloos
voorbij vliegende reiger kreeg het opeens
met de grutto's aan den stok. Tien, twintig
grutto's en een paar kieviten gingen hem als
furies ta lijf. Da lobbes wist niet, boe hij
de felle snavelstooten der vogels kon ont
gaan. Van alle kanten werd hij aangevallen
en zijn rauwe angstkreten mengden zich met
het „grie-to" der aanvallers. Toch gelukte
het hem een weg te banen door den krjng
zijner belagers en nu was hij in minder dan
geen tijd uit het gezicht verdwenen.
Mijn marei (aldus wordt de grutto door de
boeren genoemd) liet nog steeds op zich wach
ten, doch lk had een ernstig vermoeden, dat
ook hij bij het heibeltje "met den reiger be
trokken was geweest. En ja, kort daarna
daalde de grut op ongeveer tien meter van
zijn nest.
Aanvankelijk simuleerde hij ter plaatse een
groote hoeveelheid voedsel te hebben gevonden,
doch het was duidelijk merkbaar, dat het
jA:ht» schijnbewegingen waren, welke hij uit
voerde. Voortdurend hield hij de tent in het oog
en&indelijk, toen zich niets verdachtt voordeed,
nam hij het koene besluit en stapte met afge
meten tred op het nest toe.
Nu zou hij gauw binnen het schootsveld van
de lens zijn. Opgelet dus! Als hij mooi recht
op achter het nest stond, hoopte ik hem te
nemen. Helaas, het dier sloop met den kop
naar beneden door het lange gras recht op
het nest aan. De lange sneb prikte bijna in
den veenbodem. Dat was geen fraaie houding
om te poseeren. Ik liet hem dus maar op het
nest komen en zou dan verder wel zien.
Spoedig zat hij nu stevig te broeden. Prach
tig liet hij zich bekijken en eerst als je een
vogel zoo dichtbij, op nog geen twee meter
afstand ziet, blijkt hoe prachtig hij eigenlijk
is. De lange snavel bezorgt hem heelemaal
geen onbeholpen uiterlijk. Hij heeft een buiten
gewoon vriendelijk „gezicht".
Nu hij en profil voor mij zit, acht ik het
oogenblik gekomen om af te drukken. Even
kijkt hij verbaasd op en is daSi op hetzelfde
oogenblik verdwenen.
Nauwelijks drie minuten later landt hij
weer; op hetzelfde plekje van voorheen.
Zeker zijn vaste landingsplaats. Nu draalt hij
'echter in het geheel niet. In één ren legt hij
den afstand tusschen landingsplaats en nest af
en zit dan weer rustig op de eieren. Nu kan
ik by wyze van spreken met hem doen wat
ik wil. Zonder d^t hij wegvliegt, maak ik en
kele foto's van hem. Roerloos blyft hü zitten.
Tenslotte hebben we zoo een uurtje tegen
over elkaar gezeten, maar ik wilde hem nu
ook nog wel eens van een anderen kant foto
graf eeren. Makkelijker gezegd dan gedaan.
De grut verroert zich niet..Zelfs het inschui-
.ven van nieuwe platen vermag hem niet uit
zyn evenwicht te brengen. Teneinde raad be
gon ik een deuntje te fluiten, later zelfs te
trommelen, maar niets hielp. Onverstoorbaar
bleef hy doorbroeden. Hy keek zoo nu en dan
eens naar een overvliegenden collega en dat
was dan ook precies alles wat hy deed.
Het geéolg was, dat ik my moest tevreden
stellen met bygaande foto's en gelukkig kan
ik daar by vermelden, dat we de daarop vol
gende week het genoegen mochten smaken een
viertal welgeschapen donsjongen in het nest
aan te treffen. Een buitenkansje, want binnen
de vier en twintig uur na de geboorte schuife
len ze reeds met htm ouders door het lange
gras en hen dan te vinden is even problema
tisch. als het vinden van de traditioneele
speld in den hooiberg!
DE J.
ZATERDAG 22 MAART 1941.
DE GRUTTO
Tegelijkertijd met kieviten en tureluurs
komen in de laatste decade van Maart de
grutto's op hun broedplaatsen in de HoU
landsche weiden terug. In Juli van het vorige
jaar hebben zij hun broedgebied verlateA in ge
zelschap van hun kroost, dat in weinige maan
den tijde van ei tot volwassen dier is gegroeid.
Als de jongen vliegvaardig zijn, veriaten ouden
en jon gen hun broed- en geboorteterrein en
trekken via strand, modderkreken en slibbanken
naar hun winterverblijven ergene aan de boor
den van de „vogelbewaarplaats", zooals er geen
tweede is, de Nijl.
Feitelijk zijn deze vogels en enkele verwante
soorten al is het nog midden in den zomer,
reeds op den herfst- of najaarstrek. Natuurlijk
vliegen zij niet in één ruk naar hun Afrikaansch
winterverblijf. Vermoedelijk doen ze er maan
den over. want overat, waar ze hun kostje kun
nen ophalen, blijven ze een tijdje hangen, al
naar gelang het hun goeddunkt.
Maar laat ik beginnen met den koning der
weidevogels, zooals de grutto door dr. Thijsse
zeer terecht wordt genoemd, even voor té
stellen. Het prachtkleed van het mannetje ziet
er als volgt uit: hals en borst zijn roestrood,
rug dito, doch bezaaid met donkerbruine vlek
jes, de slagpennen zijn bijna zwart, de stuit
(de plek aan den rug waar de staart begint)
wit, over de vleugels loopt'een witte band, de
buik is eveneens Wit, de staart is aan den wor
tel alleen wit en verder zwart.
De lange snavel, die het beste kenmerk van
den vogel in de lucht vormt, is een tikje naar
boven omgebogen en is lichtbruin van kleur
met een donkere punt. De lange dunne beenen
zijn bruingrijs gekleurd, ofschoon deze vaak
totaal bemodderd zijn door het waden aan
drassige slootkanten en dan eerder een don
kergrijze kleur vertoonen. Bij het wijfje ia het
roestrood belangrijk fletser, terwijl verdere
Verschillen hoegenaamd niet aanwezig zijn.
Reeds in April wordt, nadat tal van ceremo
niën er aan zijn voorafgegaan, met den nest-
bouw begonnen. In een drassig weiland wordt
een ondiep kuiltje gedraaid, waarin wat droge
grashalmen worden gedeponeerd, en daarmee
is het geboortehuis der toekomstige gruttertjes
gereed. Het wijfje legt vervolgens vier, zeer
zelden vyf langwerpige, olyfgroene eieren
met bruine stippen en vlekken. Slechts één
keer, en wel verleden jaar, is het mij gelukt
een nest met vijf eieren te vinden. Dat een
dergelyke vondst in myn vogeldagboek extra
wordt onderstreept, laat zich verstaan.
Twee jaar geleden vond ik eens een kievits
nest met vijf eieren, hetgeen ook al een groote
zeldzaamheid is, al is een grutto met vijf heel
wat zeldzamer. Men zegt, dat zulke groote leg-
sels het bewijs leveren, dat het betreffende
broedterrein den vogels het summum van be-
staansmogelykheid biedt.
Meermalen hebben we de grutto's in hun
doen en laten geobserveerd. Helaas is de heele
maand April voor ons, vogelaars, daarvoor
verloren. De raaptijd duurt n.L tot 19 April en
behalve, dat de vogels in dien tijd nerveus
zijn tot het uiterste, blijft zoo"*goed als geen
enkel legsel gespaard.
Bovendien zouden we eventueele eierzoekers
door onze waarnemingen, die uiteraard zooveel
mogelijk bij een en hetzelfde nest moeten wor
den verricht, gemakkelijk op de aanwezigheid
van een legsel attent kunnen maken. Het ge
volg is dan doorgaans dat, wanneer we ver-
dw.enen zijn, de eieren voor goeden prijs wor
den vefklaard. Als de vogels na den raaptijd,
dus na 19 April, wéér aan den leg tijgen, duurt
het toch nog wel tot begin Mei eer ze ander-
Wij genieten het groote voorrecht, dat we
van enkele bevriende boeren rpeds gedurende
een aantal jaren vergunning llebben voor een
terreintje midden in het Hollandache polder
land, dat een waar vogèlparadijs kan worden
genoemd.
Het is een typisch stuk laagveengebied, zoo»
als er helaas nog maar weinig ia ons goede
Vaderland zijn overgebleven. Met dé gezags
dragers, die ter plaatse streng toezicht hou
den en eventueele bezoekers zonder A>ardon
verbaliseeren,'staan wij op zeef vriendschap
pen j ken voet, omdat zij weten, dat wij, als
eenige houders van een vergunning, alleen
vreedzame doelen nastreven.
Behalve grutto's broeden op ons terrein, dat
eigenlijk uit een aantal eilandjes bestaat,
kemphaantjes, tureluurs, kieviten, slobeenden,
wilde eenden en verleden jaar waren we zelfs
zoo gelukkig het nest van een tjnzer kleinste
eendensoorten, de zomertaling, te vinden.
Bij toeval liepen we op een keer op een stuk
land, waar we heel weinig kwamen. Overigens
moet het loopen op dit terrein zooveel moge*
maal over een voltallig legsel beschikken en
wij met redelijke ka^s onze tenten in den wa
ren zin van het woord bij een gruttonest kun
nen opslaan.