wsii Dammen a b i 3 E3 Van rank gewiekte Vischdiefjes of Sterntjes FTf Verhaal uit het verre ver- .■I ai ip m m aja a i OPLOSSING, leden van Hölegersberg Kamploeniehap van Nederland van de Reken-F 7 P"~'" VI (Slot) Al spoedig had hij de polsen van het meisje bevrijd en nu hielp zij hem den tweeden knoop los maken van het touw, dat om haar enkels gewonden was en haar tot onbeweeg lijkheid had veroordeeld. Hy moest Jiaar echter by het opstaan behulp zaam zyn, daar zij ai uren lang in haar ongemakkelijke houding had vertoefd en haar knieën daardoor stijf waren geworden. Kunt ge my volgen, Lothars dochter? vroeg hy haar, met mede lijdende stem. Ik zal het probeeren, edele Heer. Myn knieën zyn pynlyk en myn oogen zyn het licht lang ont wend. Dan zal ik u helpen, arm kind. Steun op myn schouder, tot wy bene den op het voorhof zyn, waar onze paarden staan. Hillegonde'a ryzige gestalte sid derde van angst. Zy dacht aan den rit op Roodenburg's ros, die in de hel Vajn dit slot was geëindigd en zy vroeg zich vol onrust af, wat er nu met haar zou gebeuren. De graaf be- greep, wat er in het meisje omging. Vrees niets, Lothars dochter, stelde hy haar gerust. Diederik, Graaf van Holland, verpandt u zyn woord als edelman, dat gy vry zyt te gaan, waarheen gy wilt,, zoodra uw krachten het toelaten. Zyt gy de graaf, edele heer? Ik ben graaf Diederik, dien uw vader ter bescherming van u heeft aangewezen. Myn vader 1 £ch, Hy zal zeker vertoornd zyn en toch heeft myn on gehoorzaamheid my al veel leed ge bracht. Wy zullen ons daarover onder houden, wanneer wy op den Berg zyn. Daar moogt ge eerst wat rusten en met my besluiten, wat u dan ver der te doen staa* en waarheen ge u zult begeven. Zy waren in de gang gekomen, waar door de groen gekleurde, in lood gevatte ruitjes van de hooge -Mastera het daglicht, gedempt bin nenviel. Hillegonde bleef staan en be keek haar bewryder van top tot teen. Zyn open, edel gelaat, waaruit een paar gryze oogen haar ernstig aah- blikten, werkte zeldzaam kalmeerend op haar door argwaan en angst be klemd gemoed. Ik heb vertrouwen in u, heer graaf, bekende zit na een oogenbllk. y voig lk-zonder vrees, «aarheen gy my ook brengt. Een biy, lachje verhelderde de trekken van graaf Diederik. Ook hy had zyn oogen niet gesloten en goed gezien, hoe bekoorlyk Lothars dochf ter was, ondanks de sporen, die haar gelaat droeg door geestelijk eu lieha- me.lyk gedragen leed. Een vreemd gevoel, dat hy tot nu toe by den aan blik van een vrouwe Hik wezen nog niet kende, was in hem opgekomen, meer de gedachte, dat dit meisje haar bert al had weggeschonken en zich daardoor tot dwaasheden had laten verleiden, hield hem op een af stand. Niettemin verheugde het hem te hooren, dat zy hem vertrouwde en hy nam zich voor haar te bewyzen, dat hij haar vertrouwen waardig was. Op het voorhof wachtte Gysbert hen met zyn paard. Hy beval den schildknaap een mak rydier yoor Hillegonde te laten voorkomen, maar het meisje was niet in staat zich in het zadel te houden. Dan nam hy haar by zich op zyn paard en reed de brug over. Vóór de tent, waarin hy den Heer vpn Roodenburg had laten vervoeren, hield hy halt en liet zich op de hoog te brengen van den toestand van den gevangene. Geraard van Roodenburg was intusschen aan zyn verwondin gen bezweken en de strafexpeditie was daarmee vanzelf geëindigd. Graaf Diederik liet Heer Dirk bij zich ont bieden en belastte hem met de laatste regelingen aangaande de bezetting. van het slot en da ontbinding van het leger. Daarop reed hy, met Hillegon de voor zich in het zadel, naar den Berg. Op zyn burcht aangekomen, wjes hy Hillegonde het mooiste vertrek voor haar persoonlijk verblyf' aan en stond haar Elizabeth af, de dichter van den slotwachter Daniel, om haar te verplegen en te bedienen. Gij houdt ran dit slot f Verscheidene weken, gedurende welke de grhaf door middel van een bode koning Lothar van de gebeur tenissen in kennis stelde, verliepen, waarin hy Hillegonde niet* terugzag. Hy wist echter alles van haar, daar de oude' slotwachter hem van heel haar doen en laten op de hoogte hiefa, het was hem zelfs bekend, dat zy meermalen met leedwezen haaf verwondering over zyn gereser veerdheid tegenover haar had geuit. Toch had hij niet kunnen besluiten het meisje eens te gaan opzoeken of haar by zich te laten ontbieden. Hy was. zich wel bewust, welken invloed dit op hem zou hebben en hy vrees de een onbezonnen daad te begaan. Hij hield van het knappe meisje en hy 1 zou stellig alle middelen hebben aangewend om haar te veroveren, als haar genegenheid voor Jean de - v' Zij sloeg huur oo^en naar hem op (eigen teekemiig") Morillac rich niet als een onovarko xnel^jken hinderpaal tusschen heir bei den zou hebben gesteld. De boodschap van den Koning van Frankrijk, d^t hij over enkele dagen zijn dochter van den Berg zou laten afhalen, maakte aan zijn besluite loosheid een einde. Hij kon nu niet nalaten Hillegonde dienovereenkom stig te verwittigen, opdat zij de nood zakelijke voorbereidingen voor haar reis zou kunnen treffen. Hij zond haar dus zijn schildknaap om zijn bezoek aan haar te melden. Hillegonde ontving haar gastheer met alle teekenen van vreugde; toch ontging het dezen niet, dat de glans van haar oogen een droefheid uit straalde, die aan da oprechtheid van haar vroolijkheid deed twijfelen. Ik heb van uw vader een bood schap voor u, dochter van Lothar, begon hij zonder omwegen. Binnen enkele dagen zal hertog d'Ormécourt og den "Berg aankomen om u naar uw koninklijke ouders terug te ver gezellen. Een diepe zucht, die als een inge houden klacht over de bleeke lippen van het meisje kwam, antwoordde hem op zijn mededeeling. Ik kan mij volkomen in uw toe stand verplaatsen, verzekerde de graaf. Het is een treurige thuis komst, die u te wachten staat; met den uitverkorene van uw hart zijt gij in den vreemde getrokken, waar gij uw geluk moest zien vernietigen, om eenzaam naar uw land terug te kee- ren &ok het leven der grooten en ver- hevenen is niet zonder zorgen. Zij sloeg haar oogen naar hem op en het was hem, alsof hij in het hel dere blauw van een zonnigen hemel keek. GÜ vergist u, heer graaf, wierp zij hem tegen met haar zachte, wel luidende stem, waarvan de klank hem reeds in de torenkamer van Roodenburg zoo buitengewoon ont roerd had. Jean de Morillac, wiens dood ik oprecht betreur, was mijn geliefde niet. Hij was de trouw ste van alle edelen aan het hof van mijn vader en verkoos om mijnent wille de ballingschap.. Ik moest vol gens besluit van mjjn vader de ge malin worden van Prosper d'Ormé court, maar ik haat den valschen, eerzuchtigen man. Ik nam het be sluit, mij aanftnijns vaders wil door de vlucht te onttrekken en op voor spraak van Keizer Otto, mijn oom, het recjit van afwijzing te verkrijgen. Ik besprak mijn noodgeval met den Heer de Morillac, die uit onbaat zuchtigheid zijn eigen toekomst voor mij wilde opofferen. In de oogen van graaf Diederik lichtte iets, toen hy het meisje zoo hoorde spreken. Hij geloofde onvoor waardelijk haar woorden, die als by tooverslag alle beletselen ophieven, welke hem in den weg stonden am dé liefde van het meisje te winnen en hij- zag nu met/, groote droefheid tegen het uur van vertrek op. - Gy vreest voor Bfcrtog d'Ormé- courts vergelding? vorschte hy. Zeg het vry uit, dochter van Lo thar, en ik zal u niet met hem laten vertrekken. heer grjrófriep zy uit met betraande oogen,*— Sta mij de gunst toe nog een korten tyd in uw siot te blijven, waar ik my gelukkig voel als nimmer tevoren. Een ongekende trots deed de borst van den graaf zwellen. -Zyn Berge dat hij bovenal liefhad, beviel ook hèar zoozeer, dat zij het als een ge luk beschouwde er te mogen' ver- blyven. Gy houdt van dit oude slot Hil legonde? vroeg hij, terwijl hij moeite ontroering te verbergen. Maar haar ontging de" weekt klant- m zyn stem niet en het trof haar dat hij haar voor den eersten keer.bil' haar naam had genoemd: r (Vervolg op pagina 6) Hieronder volgt hte op 14 dezer te Amsterdam gespeelde partij tusschen. J. Blom, kampioen van Rotterdam, met wit en G. E. Hartman, Nymegen, kampioen van Gelderland, met zwart. 1. 34—29, 1923; 2. 40—34, 1419; 3. 45—40, 1014; 4. 5045, 20—25; 5. 33—28, 1722; 6 28:17, 11:22 7. 22—27, 14—20; 8. 37—32, 20—24. Deze zet is in het geheel niet nood» zakelijk en vergemakkelijkt het spel voor den tegenstander omdat zwart de witte schijf 29 verwydert, terwyi wit door dat stuk voorloopig de be- wegingsvrUheld aan zfl^korten vleu gel mist. 29:20, 25:14; 10. 31—28, 22:31; t»i.37, 6—11 .12. 34—30, 15—20; 13. 3025, 1117; 14. 3933, 1721; 15. 44—39, 21—28; 18. 32—27, 2024' 17. 37—31, 26:37; 18. 42:31. Geen der beide spelers heeft tot dusver iets bijzonders ondernomen, doch wit heeft zijn spel wat meer verbrokkelt, zoodat zwart theore tisch Iets beter staat. 18510; 19. 4742, 1015; 20. 41—37, 12—17; 21. 46-41, 7—12; 22. 31—26, 1—6; 23. 37—32, 2—7; 24. 41—37, 17—21; 25. 26:17, 12: 21;' 26. 3328, 1420; 27. 25: 14, 9: 20; 28. 3933, 49; 29. 4339, 712; 30. 49—13, 12—17; 31. 37—31. Om zwart- tot het kiezen van een bepaalde richting te dwingen, kan wit beter 27—22 (18: 27) 37—31 spe len. Op (6—11) 31:22 (8—12) 42—37 (1218 volgt dan b.v. 3934 (18: 27) 34—29 (23: 34) 40: 29 en ver volgens weer 37—31. Het witte spel wordt dan gunstig 'ontplooid. 3121—28; 32. 39—34, 26: 37; 33. 42:31, 2429; 34. 33:24. 19:39; 35. 43: 34, 611; 36. 28:19, 13: 24; 37. 31—28, 17—22; 38. 4843, 22:31; 39 36: 27, 20—25; 40. 32—28, 11—17; 41. 3832, 8—13; 42. 28—23!, 18: 29 43 34:23, 17—22; 44. 27:18, 13:22; 45 32—27, 22:31; 46. 26:37, 16—21; 47. 3732, 38; 48. 4339, 812; 49. 3933. 913; 150. 3329, 24:33' 51 32—28, 33: 22; 52#23—18, 12:23; 53.' 35: 34; 54. 40; 16, 1318; 55. 18—122; 56- II—?, 23—28; 57. E 2832; 58. 129, 3237. Remise. Het volgende fragment kwam voor in de partij Ph. J. Ham, Rotterdam, met wit tegen J. M. Bom, den Haag, zwart. Stand na zwart's 19en zet: Zwart sch. op 24, 68, 10 13, 15, 16, 18, 20, 25, 26. Wit 14 sch. op 27—29, 35, 3840 4245, 47—49. 20. 2823, 712; 21. 35=—30, 25: 34; 22. 39: 30, 20—24; 23. 30: 19, 13: 33; 24. 38:29, 611; 2.5. 4741, 1117* 26. 44—39. 10—14; 27. 40—34, 4—9: 28. 45—40. Om op 1419 en 9: 20 met 2923 en 34: 23 te kunnen vervolgen. 28813 (dreigt 1822); 29. 39—33, 14—20; 30. 42—38!. 3—9. Wit kan nu dpor 23—19, 27—22, 40 34, 34:3 een dam nemen, doch verliest dan wegens 1621, 813; 21: 12 van zwart. 31. 49—44, 2—7; 32. 44—39 (dreigt 27—22. 29—24, 34 3), 17—21; 33. 33—28 gedw., 21: 32; 34. 28: 37 gedw 7—11; 35. 37—32, 11 17; 36. 32—27, 20—24; 37. 29:20, 18:29; 38. 34:23' 15: 24. Stand na den 30sten zet van Zwart Wit kan nu spelen 2319, om op 24—30? te vervolgen met 1914, 27 22, 3933; 43:14 (1319) 14=23 (813) 4035 etc. of op 2429 met 39—34 (13:24) 34:23. Zwart kan evenwel op 2319 spe len (13—18) 19:30 (17—22) 41—36a '22:31) 36 27 (12—17 39—33 (1722) 4842 (22:31) 4237 (31:42) 38:47. a. 39—33 122:31) 42—37 (31:42) 48:37. 39. 41—37, 9—14; 40. 37—32, 14—20' 41. 32—28. 20—25; 42. 39—34, 13—18. Op 38—32 (18:29) 34:23 (8—13) 4339 kan zwart nu goed (26—31) 27:36 (12—18) 23:21 (f6:38) ant- woorden.. 43. 43—39, 18: 29; 44. 34: 23, 8—13; 45. 39—34. 2430; 46. 38—33, 30: 39; 47. 33:44, 1721; 48. 4034, 21:32' 49. 28:37, 16—21; 50. 44—39, 21—27; 51. 39—33, 2631;*52.' 37: 26, 27—32; 53. 4842, 3238. Remise. Inplaats van 53. 48—42 kan ook 33—29 (32:37) 29—24 (37—411 23—19 (13—18) 19—14 (4147) 24—20a 47:15 (149) en de party wordt eveneens remise a. 24—19 (47—41) 34—29 (25—30) (Vervol* van Daarna 2) (Vervolf van pagina 3) Nóg ingewikkelder wordt de zaak, wanneer de jongen bijna vliegvaar- dig zijn. Al kunnen ze nog maar zoo- zpo van de vleugels gebruik maken, Toopen kunnen ze als hazen. Een goede honderd hieter in één ren natuurlijk als er bezoekers in de kolonie zijn is geen zeldzaamheid en dientengevolge wordt het voor de Oude vogels eerst recht een puzzle. Toch geloof ik, dat deze tot volle tevredenheid van béide nartijen wordt opgelost. Verscheidene uren heb ik in mijn schuiltentje bij de vischdiefjes door gebracht. Het gebruik van een schuiltent is de methode om de vogels bij hun huiselijke bezigheden te bespieden. Wanneer de tent wordt gezet, gaan de vogels vanzelfspre kend aan den haal. Sommigen, die eig wantrouwend zijn, zullen het ge duld van den fotograaf op een groote proef stellen, andere gedragen zich net alsof er bij hun nest niets ver anderd is. Dat heb ik laatst verteld van twee verschillende paartjes scholeksters; het eerste paar wenschte in het geheel niet op het nest te komen, zoolang de tent er- Voor stond en van het andere ver scheen het wijfje reeds binnen het kwartier. "Maar sterntjes zijn niet erg achter dochtig van aard. Meestal zijn ze binnef. een half uur weer op het nest teruggekeerd; ze laten dus niet zoo heel lang op zich wachten. Zoo was het ook met het paartje, waarvan u één der vogels op pag. 3 'Ziet afgebeeld/Spoediger dan ik had verwacht, waren ze in de buurt van het nest gekomen, hoewel het nog wel eenigen tijd duurdp,. eer de Vogel op het nest zat. Beide vogels streken op een afstand van ongeveer vijf meter van het nest neer, nadat ze te voren eenige malen om de tent hadden gevlogen. Toen deze inspec tie niets verontrustends bleek op te leveren, kwamen ze aan de voorzijde van de tent, waar dus het nest lag. Natuurlijk hadden ze zich al lang overtuigd, dat de inhoud daarvan nog in ongeschonden toestand aan wezig was, namelijk drie eieren. Echtelijke oneenigheid Aanvankelijk stonden beide dierén wat te soezen, totdat eindelijk één der vogels, ik vermoed, dat het het mannetje was, tegen den anderen vogel begon te* schreeuwen. Duide lijk was te zien, hoe hij het wijfje in de richting van het nest poogde te dringen. Het wijfje liet zich intus schen niet onbetuigd, schreeuwde tenslotte nog harder dan haar ge maal en liet zich niet van haar plaats duwen. Het geharrewar duur de zoo een poosje, totdat het wijfje eindelijk een paar pasjes in de rich ting van het nest deed. Dat was ech ter een expeditie op zichzelf^» want de vischdiefjes hebben uiterst korte pootjes en het nestje lag midden ln de zeepostelein, stevige planten, die wel vijf of meer centimeters boven het zand stonden. Je zag duidelijk, dat het loopen met groote moeite gepaard ging. Links en rechts waren de buren al op hun nesten teruggekeerd en dat stimuleerde de vogels niet weinig om eveneens het broeden weer voort te zetten. Het mannetje (nog steeds veronderstelde ik, dat deze vogel het mannetje was) wenschte het ge geven voorbeeld te volgen, met dit verschil, dat niet hij, maar het wijfje naar het nest zou gaan. Ik had den indruk, dat hij zelf eigenlijk heele- maal niet durfde. Het gekrakeel be gon opnieuw en toen opeens vlogen beide vogels weg. Ik dacht, dat er onraad in aantocht was, maar gelukkig was er. niets te zien. Een oogenblik later vielen hun scha duwen weer op mijn tent en binnen enkele oogenblikken waren ze weer geland, ditmaal heel wat dichter bij het nest dan ue eerste maal. Evenals den eersten keer viel het mij op, dat wanneer de vogels neergestreken rijn, zij de fraaie lange vleugels eenige seconden lang omhoog ge heven houden, om ze daarna lang zaam op te vouwen. Op de eerste foto is dit duidelijk te zien. Dezelfde schreeuwceremonie her haalde zich en eindeiyk leek het, of het wijfje de stoute schoenen had aangetrokken. Zij waggelt, de zee- posteleinplanten ten spijt, energiek op het nest aan. Zij is bij het nest. Raakt de eieren even aan en floep, weg zijn 2e allebei. Jammer: ik zat net klaar om af te drukken. Zou er toch onraad zyn? Er is ech ter niets te ontdekken; ze zullen dus wel wel weer gauw terugkomen. - De lange vleugels blijven weer even omhoog Gelukkig, daar komen ze al weer. Het mannetje landt het eerst. Wat een waaghals. Maar nog altijd op de en wit moet 29—23 (18:29) 19—u «1:10) 13—9 spelen, met betere kan- sen voor zwart. De partij bevat een zeer spannend middenspel. A teen t B vat t d C ter t D zeil 1 E regen r t E Rijn r z G toon t ztje H jasje s nt I Jet t J - maag a K niets s L wijzer r n M mat a e N - jeu u O vinder d g ss P aar w Q - top t R kastje ks jn S kroeg k 4 v T vaas as U dier 1 V waas s r W het t b i Y hik h Z Daan a - AA been b BB wijk k s CC wringer DD oor v wr 4 v X Een vader zei tegen zijn zoon tje: Jantje, je mag niet wijzen met je vinger, waarop Jantje vroeg: Vader, waar heb ik dan een wysvinger voor? veilige vijf meter. Eensklaps ploft het wyfje neer, vlak bij het nest. De lange vleugels blijven weer even omhoog, worden over den rug ge legd en daar trippelt ze doelbewust naar haar kostbaar bezit. Zooals het steeds gaat, vóórdat ik er goed en wel op bedacht was, zit de vogel reeds op de eieren en ze is er, by wijze van Spreken, met geen stok meer af te slaan. Zonder verder een kik te geven en zonder zich nog maar iets van haar echtgenoot aan te trekken zit ze rustig te broeden. Het mannetje schynt tevreden te zijn, nu zijn wijfje de eieren weer bebroedt. Hij blijft nog even zitten, roept dan iets in de vischdieventaal, dat ik niet kan verstaan, en vliegt in de richting van de zee. Na een kwartiertje zie ik hem \y<4er aankomen, een vischje Tóengelt tus- sehen de snavelhelften. Reeds van J ver klinkt opgewekt zyn schel „pri-err-pri-err". Gek, dat de Vogel, terwijl hij roept, zijn vischje niet verliest! Dat komt, doordat het ge luid achter in de keel gemaakt wordt en de snavel daarvoor niet geopend behoeft te worden. Het wyfje heeft hem ook al opge- merkt, natuuriyk veel eerder dan ik. Hij is intusschen neergestreken, iets dichter dan hij gewoon was en dan vliegt het wijfje naar hem toe. Ver moedelijk had hij haar meegedeeld, dat hy op buit uitging. Met het noo- dige gekrijsch verwisselt de visch van eigenaar. Het wijfje keert heel gemoedelijk naar tiet nest- terug en het mannetje vliegt andermaal heen Als hy wederom met bult is terug gekeerd, is de tent verdwenen en het leven der vischdiefjes kan zijn gewonen gang gaan. A. dc J.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1941 | | pagina 6