DE WERELD VAM BOVEN GEZIEN
I
JfliJJIlfilllf
B^Ö"tC.SErL VAWï'
-tav
mi
DE GOUDSCHE COURANT
van over
tlJS'S' "■x££'ê' 'üx
Wj
Zesde jaargang
De Alkmaarsche Kaasmarkt, gezien van den toren van de Waag
Waarom is je vftjjvv toch zoo
jaloersch op de dames, die bij je
op kantoor zijn?
Dat is heel goed verklaarbaar.
Ze ls vroeggr steno-typiste bij me
geweest. (Eigen teekening).
En, Fritsje" hoe zou het staan,
als pappie de haren zoo liefegroeien?
(Pr. 111. Bur. Denemarken)
In de bioscoop.
(Politiken, Denemarken).
De leek:
keerd zijn?
Is dit nu het normale einde van een bokswedstrijd of zou er iets ver-
(Eigen teekening).
Zie je nu wel, vrouw,
we hadden net zoo goed
derde klas kunnen rei
zen, zooals ik ook al
door wilde!
(Pr. 111. Bur. Denemarkan)
Kom Jan, houthakken, we kunnen niet verder.
(Eigen teekening).
RUSTTIJD.
Marle! Wrijf vooral den vloer voor de canapé
goed! Straks komt 'n heer op bezoek die voor me zal
knielen. (Eigen teekening)
Ca hoe gaat het mat uw tooh. meneer?
O. dat gaat geweldig; ik kreeg gisteren een brief
van ham en dia was zelfs gefrankeerd!
(Eigen teekening).
Dokter: (tot bureauchef): U hebt meer rust noodig,
meneer! U moet msar eens 2 uur per dag langer op
kantoor blijven
Eigen teekening)
De man, die te laat opstond en toch nog op tijd en
aangekleed op zijn werk kwam.
(Verlag Deike, Duitschland)
'8
"V.*v
.2#
C 1
ZATERDAG 26 APRIL 1941,
No. 50
HET is merkwaardig, hoe graag de
jmensch de wereld van boven bekijkt:
hij klimt op uitzichttorens, maakt graag
een wandeling over platte daken, hij legt dak
tuinen aan en beklimtin zijn vacantie voor
zijn genoegen bergen.
De neiging om de wereld van boven te willen
zien, spruit waarschijnlijk niet alleen voort uit
louter nieuwsgierigheid, maar zou terug te
brengen zijn tot het oeroude verlangen van
den mensch de wereld te willen leeren kennen,
het verlangen door te dringen in de geheimen
der aarde, zoover als dit maar mogelijk is.
Ons oog, dat vrij scherp is vergeleken bij.
de meeste dieren, stoot bij het om zich heen
zien telkens op hindernissen. Als we een
ver uitzicht willen hebben, moeten we onze
kleinheid overwinnen door ergens op of in te
klimmen. Primitieve menschen en oek kinde
ren klauteren daarvoor ook nu nog in boomen.
In bijna alle Indianengeschiedenissen en reis-
d*
beschrijvingen uit verre landen speelt de hooge
boom een groote rol. En een schip sonder uit
kijk in den mast is geen schip.
In ieder van ons steekt nog iets van den
avonturier. We zouden, vooral als we jong zijn,
willen reizen, verre en vreemd* landen willen
zien, de wereld willen leeren kennen met onze
eigen oogen. En de meesten hebben daarvoor
geen of maar weinig gelegenheid. Daarom
klimmen we op uitzichttorens en op het dak,
om toch maar ver in het rond te kunnen zien.
Waarom zitten de menschen zoo grasg aan'
het venster? Waarom letten de meesten; als
ze een nieuwe woning huren, op het uitzicht?
Waarom reizen we zoo graag en waa het vóór
den oorlog, ons grootste verlangen dat ook eens
per vliegtuig te doen, om... de wereld van
boven te kunnen bezien?
De wereld ziet er, van boven bezisa, nu aan
maal anders" uit dan van beneden. Een land
schap is, als we het van een berg af beschou-
wen, heel anders dan wanneer we er ever
een vlakken straatweg doorheen trekken. Onze
eigen straat, door en door bekend, ia een ge
heel andere als we op hèt dak staan. Waaraan
dit ligt is moeilijk te zeggen, maar van hevea
af ziet de wereld er geheimzinniger, raadsel,
achtiger uit, het gewone, bekende ia er totaal
van verdwenen. En ia het leven niet hét
gelukkigst, als er aog raadelen zijn, hoe graag
de mensch xs ook wil doorvorschaof
(Foto I.P.Ö