De mandie den gemeenteraad versloeg i' - DAMMEN De vleermuis SPREEKWOORDEN W m 1 m m I qypm m 'm~m a mi®®* i m m m m m m mm l m m En het Salomo's oordeel van den burgemeester... Clubkampioenschap van Nederland ii M Zoo het volk is, zoo zijn de spreekwoorden Geen leugens Waarschuwingen DIT 1» niet (Je geschiedenis van een ver slaggever, die een gemeenteraadsverga dering versloeg op papier zooals dat heet in den zweepslagenstijl van een mishan delde taal noch het verhaal van een poli tieker, die den gemeenteraad overwon met woorden. Peer deed het met zijn handen en niet op papier, want hij was verslaggever noch politieker. 'Gewoon „bieboer" was hij en hij woonde midden op de hei, in een armelijk hoeveken, dat bescheiden wegdook achter een dennenbosch. In het bosch stonden wat ma gere sparren, lang en taai, die op den wind bewogen en zich lenig naar het huizeken bo gen, als brachten zij het een groet. En Peer zeil was even, taai als sparrenhout, lang en mager, maar pezig en sterk. Als zijn buur man, Gijs de smid, een zwaar karwei had, riep hij er Peer bij. Wat die in zijn groote handen had liet hiji niet los en er was in het dorp en de wijde omgeving geen mensch, die zich met hem in kracht kon meten. Zijn vuist was als een voorhamer en met zijn vlakke hand had hij, al stoeiende, den smid eens 'n oplawaai verkocht, dat Gijs een uur later nog niet wigt^waar hij was. 't Was toch maar „uit goed" geweest, zei Peer. V Eigenlijk leidde Peer een dubbel bestgan. Hij was paard en mensch te saam. Toen hij pas getrouwdywas, ging hij met een krui wagen naar den -akker. Enkele jaren later was hij zoover geboerd, dawiften hem met een groote kar zag gaan, maar hij trok ze zélf. Voor een paard had hij nog geen geld. Dus ging hij maar zelf in de kar staan, 'n ouderwetsche „hoogker", en trok den mest naar zijn akker en den oogst terug naar zijn schuur. Hij trok tegen het beste paard op en in den hooitijd was zijn kar zoo hoog gela den, dat het hooi tot tusschen de burries hing en men den zwoegenden Peer niet zag gaan. Dan was het, alsof het vreemde gespan zich van zelf voortbewoog, als een spookkar. Al had Peer geen paard, hij had toch veel vee: één hééle koe, twee varkens, vier geiten en wel honderd kippen. Maar 't meest van al had hij bijen, die had hij ontelbaar veel,^van daar zjjn bijnaam „Peer den Bieboer". Dat „bieboeren" leverde hem maar weinig op en zonder zijn paar bunders akker zou hij het zout in de pap voor zijn Mie en zijn zeven kinderen niet verdiend hebben. Op zijn land won hij wat noodig was om de negen monden van zijn gezin open te houden. Zijn bijen verdienden hun eigen kost op de heide en brachten er nog jwat honing van mée, waarvan Peer op gezette tijden centen maakte. Op een~ warmen zomerdag, toen zijn Mie dringend geld noodig had, zette Peer een kist vol schoone honingraten op zijn schouder' en stapte er mee naar de naburige stad, waar het bijenmarkt was. Nauwelijks echter had hij het deksel van de kist genomen om den marktbezoekers zijn schoóne koopwaar te la ten zien, of er streek ongevraagd een groote zwerm vliegen op de lekkernijen neer. Hoe Peer eek sloeg en tierde, de vliegen bleven van den honing snoepen en kropen in de gaatjes van de raten om onkwetsbaar te zijn. Weldra waren de honingraten met vliegen be plakt en bezaaid. De menschen gingen er hoofdschuddend voorbij en zeiden, dat het zonde was. Slechts een spotter bleef even stain en vroeg terloops, wat Peer eigenlijk verkocht, vliegen of honing? Peer antwoordde niet, maar hij keek den spotter zoo woest aan, dat hij hem, als 't ware, wegkeek. Geduldig wachtte Peer, maar geen kooper team opdagen; de honingraten krioelden van wiegen en zagen êr te vies uitomverkocht Ie kunnen worden. Het ging te^lr dèrï'Yvond, de markt liep leeg en Péer stond wéiêra al leen. Geen hopingraatje had hij verkocht. Dat was voor den '.armen bieboer" een bittere te leurstelling. Woedend stampte hjj^-op 'den grond, een teeken, dat hij met gbWeld een op lossing zocht. De oplossing kwam prompt, flitsend door "zijn brein met het reddende licht van een goed idee. Eensklaps sloeg hij het deksel van de kist omlaag, zoodat alle nog op of om den honing azende vliegen gevangen zaten Met een forscben zwaai wipte hij-de kist op zijn schou- der en stapte er mee naar het stadhuis. B\i den ingang gekomen botste hij op den dikken'x stadhuisbode, die hem trachtte te weerhou- I den met de mededeeling, dat de burgemees ter niet te spreken was, want het was raads vergadering. Zooveel te beter, bromde Peer, terwijl hij den zwaren bode op zij duwde en voort stapte naar de raadszaal, waar hij brutaal binnentrad, als ware hij zelf lid van de edel achtbare vroedschap. De raadsleden waren niet weinig verbaasd den ongenooden gast in hun midden te zien verschijnen en vooral de burgemeester, die juist een toespraak hield, bleef plotseling in zijn rede steken, als had hij van verwondering Me spraak verloren. Sommige raadsleden verhieven zich dreigend van hun zetels en riepen verontwaardigd om politie. De politie hoorde het niet, ook omdat Peer met een bons, die alle geluiden over stemde, zijn honingkist neerwierp op een ta- het midden van de raadszaal. Daarna vroeg hij de aandacht door een daverenden vuistslag," als ware hij de voorzitter zelf. Meteen werd het stil in de zaal. Sommige raadsleden keken plotseling vriendelijk en dachten, dat de geheimzinnige kist geschenken voor de vroede vaderen inhield. Een handge baar van Peer deed die illusie vervliegen, want hij opende de kist en er kwamen in- plaats van geschenken niets dan vliegen uit, een menigte vliegen, die weldra in zwermen door de raadszaal gonsden, zich neerzettend op de tafels voor de raadsleden en op de raadsleden zelf. Verbaasd en teleurgesteld keken de <yiel- achtbarep toe en de burgemeester, die einde lijk weerspreken kon, vroeg aan Peer, wat dat alles te beduiden had. Kijk èens, edelachtbare, antwoordde Peer, ik kwam hier met zuivere honingraten op de bijenmarkt, maar er waren meer vlie gen dan byen. De vliegen van uw stad hebben mijn honing bedorven, zoodat ik niets heb kunnen verkoopen. \lk vraag schadever goeding! De burgemeester haalde, de schouders op en sprak minachtend lachend Dat is een civiele ,zaajï, daarvoor moet u bij den rechter ziji. V Ja, zeker, beaamde Peer, (Be het niet goed verstaan had, zeker is dat 'n vieze zaak, maar om naar den rechter te gaan heb ik geen tijd, want thuis zit ons Mie te wachten op de centen van den honing. Ik zal u den honing leveren tegen den geidenden marktprijs en dan kunt u maar zien wat u er mee" doet. Weer lac.hte de burgemeester minachtend en opstaande van zijn zetel zei hij: U is wel naïef. Denkt u, dat we hier zitten om honing te koppen? Ma ar 't meest van al had hij bijen Eigen foto. Ik kom ook niet hier om vliegen te van gen en evenmin om jullie honing om den mond te smeren, klonk het antwoord van Peer. Dat merk ik, antwoordde de burgemees ter sarcastisch. m - De vliegen van uw stad..., begon Peer weer. Ik ben aan het woord, hernam de bur gemeester en met een knipoogje tot de raads leden, meenend een Salomonsoordeel uit te spreken, vervolgde hij plechtig: Uw honing koopen doe ik niet, maar ik wil wel trachten u op andere wijze genoegdoening te geven. De vliegen van mijn stad, zegt ge, hebben uw honing bedorven. Welnu, dan verklaar ik ze vogelvrij en geef u het recht iedere vlieg, die ge ziet, dood te slaan. W Het „Salomonsoordeel" had het gewenschte gevolg. Alle leden schaterden het uit van ple zier en meenden, dat hun voorzitter het toch maar weer goed gezegd had. De bieboer lachte echter het hardst, want juist streek een vlieg neer op den bourgogne-heus van den burgemeester en pats!... Peer sloeg ze mors dood. De met de vlieg getroffen neus werd met één slag van bourgogne-rood tot paars en blauw en de burgemeester huilde het uit van pijn. Ik sta in m'n recht, riep Peer, ge Jhebt me toestemming gegeven iedere vlieg, die ik zie, dood te slaan en ik sla! Hij sloeg inderdaad, ditmaal achter het oor - van een raadslid. De getroffen vlieg was dood en het raadslid ook bijna, want de man viel uit zijn zetel op den grond, waar hij hui lend liggen bleef. Een ander lid van de vroed schap kreeg ook een opstopper, wijl er een vlieg midden op zijn kale hoofd zat. De klap was zoo hard, dat het raadslid plotseling van zijn zetel wipte en van pijn begon te dansen, daarbij brullend als een aangeschoten beer. De edelachtbare danser kreeg gezelschap van «en niet edelachtbare, den dikken stad huisbode, die het gerucht van het pijnlijk krij- ten der gewonden had gehoord en kwam kij ken, wat er te doen was. Maar, och arme, hij was nauwelijks binnen of een vlieg nam igibi dubbele kin tot landingsterrein. Peer was fp vlug bij, de vlieg werd vernietigd en de dubbele kin danig bezeerd, want de bode maakte een walspas als een Weensche balle rina, draaide statig in het rond en viel toen in zijn volle lengte en dikte neer, vlak voor de deur der raadszaal, die aldus stevig ge barricadeerd werd. Een vroede vader, die den bode bij de deur weg wou sleepen, deed gauw wat anders. Hij begon als razend rond te springen, want hij had een klap gekregen tusschen zijn oogen, waar een vlieg gezeten had. Het bloed spoot den man uit zijn neus en nog altijd zocht Peer als een tijger naar prooi. Bij het zien van bloed in de raadsarena, waar tot nog toe slechts een woordenvloed had gestroomd, bon den de andere edelachtbaren het geen grap meer. Zij werden bang, dat ook zij een veeg om hun ooren zouden krijgen van den onbarm- hartigen vliegenmoordenaar, wiens groote handen erg los aan zijn lijf hingen en die toesloegen met reuzenkraqht. Juist wilde hij weer uithalen om een vlieg te dooden, die op \het hoofd van een wethouder zat, toen de met doodslag bedreigde vroede vader de handen iri^de hoogte stak en jammerend uitriep: —v Ik geef me over! \ja, we geven ons over, stemden, de raadsleden in, voor zoover zij nog spreken konden. Dan leg ik de wapens neer, zei Peer voldaan, terwijl hij zijn dreigende hand liet zakken. V Hij stond daar als een overwinnaar tegen over de nog \>an vrees bevende raadsleden, die schuw wegdoken in hun zetels, de handen omhoog en tot volledige capitulatie bereid. Eon witte vlag kw^n er niet bij, maar 'wel kwam er geld op tafel, juist wat Peer moest hebben. De raad besloot zonder eenige dis cussie, gewoon met knikken eikleglijke, ge zichten trekken, de heefe kist rtwr honing raten te koopen, op tkerwéarde, dat Peer op - staanden voet de raadszaal èpu verlaten. Peer vroeg niet beter en noemde' den hoogsten 'r# ÓF' Uit de wedstrijden om bovengenoemd kam pioenschap volgt hier de partij C. Kusters (Z.D. C., Rotterdam) met wit tegen T. Postma (Dam club IJmuiden) met zwart, gespeeld op 18 dezer te IJmuiden aan bord 4. (Ingezonden door den heer J. de Vuyst van Z.D.C.). 1. 33—28, 18—22; 2. 38—33, 12—18; 3. 31—26, 7—12; 4. 37—31, l-r-7; 5. 42—38, 19—24; 6. 31—27 Ook 3429 is goed, doch wit wil blijkbaar het flankspel vermijden, waartoe zwart dan met 2227 zou kunpen overgaan. In elk geval staat hij na den het sterkst op het centrum en heeft dus voorloopig een theoretisch positievoor deel uit de opening overgehouden. 622-. 31; 7. 26: 37, 18—22. Deze zet leidt tot door zwart opzettelijk op gezochte verwikkelingen, daar hij een opsluiting van zijn korten vleugel er-mede riskeert. 8. 37—31, 13—18; 9. 34—29, 14—19; 10. 47—42, 2025; 11. 29:20, 25:14; 12.32—27. Deze zet heeft op het oogenblik niet veel be- beteekenis, omdat zwart met 1923 kan afrui len. Wit kan dus wellicht beter met 4137 voort zetten. 129—13; 13. 41—37, 19—23 14. 28:19, 14:23; 15. 33—29, 23:34; 16. 40:29, 17—21; 17. 46—41, 21:32; 18. 37:17, 12:21. Agressiever is 11:22. waardoor zwart den witten aanval geheel heeft afgeslagen. Voorna melijk door den twaalfden zet van wit kon deze zijn voordeel niet behouden. 19. 31—26, 7—12; 20. 26:17, 12:21; 21. 41—37, 4—9; 22. '39—33, 21—26; 23. 44—39, 11—17; 24. 50—44, 17—22; 25. 35—30, 10—14; 26. 30—25,* 14—19; 27. 29—24, 19:30; 28. 25:34, 5—10; 29. 83—28. Wit verdrijft nu zwart weer van het centrum, hetgeen met 1823 als vongen zet ook niet te voorkomen zou zijn geweest, want daarop had wit met 4440 en 3429 hetzelfde kunnen be reiken. 2922:33; 30. 39:28, 16—21; 31. 44-39,- 10—14; 32. 39—33, 14—19; 33. 37—32. De textzet biedt zwart gelegenheid, schijf 26 te verwijderen, die als gevolg van den 18en en 20sten zet op dit veld is gekomen. Om voordeel op dit stuk te behalen, is 3631 sterker, en 1823 is dan zelfs verhinderd door het bekende typezetje 3732, 32:41, 38: 16 met stukwinst. 3321—27; 34, 32: 21, 26: 17; 35. 38—32, 2—7; 36. 43—38. 7—11; 37. 49—44, 18—23; 38. 44—40, 9—14 39. 34—30. marktprijs, die door den burgemeester on middellijk betaald werd. Zijn koopwaar ach terlatend groette Peer de heeren met een zwaai van zijn pet en ging toen fluitend heen. Hij moest bij de deur van de raadszaal over den stadhuisbode stappen, diei-etóar nog lag en waaraan hij het te danken had, dat de po litie niet geroepen was. Uit erkentelijkheid zette hij den man recht, die daardoor weer eenigszins bijkwam en uit macht der gewoon te een ,,Dank u wel, meneer" stamelde, waar na hij weer omviel. Peer had geen tijd meer om hem weer recht te zetten, want thuis zat zijn Mie te wachten op de centen van den honing en, eer lijk gezegd,'achtte hij het veiliger maar spoe dig te verdwijnen. Welgemoed stapte hij op zijn heidorp aan en thuisgekomen zei hij tot zijn vrouw: Hier zijn de centen van den honing, 'k heb 'm goed verkocht, maar met veel moeite; 't is beulenwerk geweest in de stad. Koezoo. beulenwerk?vroeg zijn vrouw, die het blijkbaar niet begreep. 'k Heb er den heelen gemeenteraad voor uit elkaar moeten slaan en toen ik wegging bedankten ze me nog ook, antwooidtfe Peer. 46 47 16 50 Hier zou 3429 schijnbaar sterker zijn, om dat zwart dan zijn tegenstander wel niet meer van het centrum zal kunnen verdrijven, waar de witte stelling degelijk is opgebouwd. Met den textzet leidt wit echter een aanval in. 3914—20; 40. 30—25, 11—16. De vorige zet van zwart was gedwongen en in plaats van U16 had alleen 1721 gespeeld kunnen worden. Steeds is dus het resuljaat van wit's voortzetting vanuit den diagramstand, dat zwart naar de randen wordt gedwongen en wit op het midden met groot posit ie voordeel een hechte stelling inneemt. 41. 25: 14, 19: 10; 42. 28: 19, 13: 24; 43. 40—34, 10—14; 44. 36—31, 9—13; 45. 31—27, 17—21; 46. 27—22, 14—19; 47. 32—28!, 13—18; 48. 22: 13, 19:8; 49. 45—40. Wit dringt steeds verder vooruit en plaatst zwart voor voortdurend grooter wordende moei lijkheden. 4921—27; 50. 40—35, 3—9; 51. =28—23!!, 6—11; 52. 23—18. Sterk is hier ook een voortzetting als 3329, 38: 28 en vervolgens 3530—24. Met den textzet komt echter het zwarte stuk op 24 in gevaar, dat met 2430 van wit bedreigd wordt. 5 216—21; 53. 42—37. Wit kan gerust het stuk winnen met 343o, "omdat op (11—17) 30; 19 (17—22) toch 19—13 (8:19) 1812 kan volgen. 5 321-1-26; 54. 34—30. 11—17; 55. 30:19, 9—14; 56. 19:10. 15: 4; 57. 18—12. Zwart geeft op. Bij oppervlakkige beschouwing geeft het slot dezer partij den indruk, dat wit door een blun der van zwart zou hebben gewonnen. Dit |s ech ter geenszins het geval, omdat bij andere voort-, zettingen van de zijde van. zwart de winst even eens vrij zeker door wit zou zijn behaald. Deze heeft overigens de geheele partij sterker behan deld dan zwart en vooral sedert den aanval, dien wit vanaf den diagramstand heeft ingezet, heeft hij het spel uitmuntend behandeld. (Vervolg van pagina 1) ginstadium, zoodat het niet mogelijk is, dat nog verrassingen komen. Indien het dan ge lukt de dieren te „emigreeren" openen zich groote perspectieven bij de bestrijding van de schadelijke insecten en ais zoodanig is1 het werk vaa den heer Bels van het hoogste belang. Als de oorlog is afgeloopen hoopt hij weer de medewerking te verkrijgen van de K.L.M. (voor het transporteeren) en van deskundigen in het buitenland, teneinde gezamenlijk de verdere mogelijkheden van de vleermuis na te gaan. Het is overigens te hopen, zoo besloot de heer Beis, dat men hier, evenals in Duitsch- land, de vleermuis gaat beschermen. Het moest, evenals ginds, ook hier verboden zijn vleermuizen te dooden of te verjagen. Het is met spreekwoorden eigenaardig ge steld. In de eerste plaats is het heel moeilijk om een zuivere definitie te geven van wat een spreekwoord eigenlijk is. Als iemand een snedige opmerking maakt, die een algemeen- erkende waarheid bevat, kan mjen nog niet van een spreekwoord spreken; daarvoor is het noodig. dat de uitdrukking algemeen gébruikt* wordt door het geheele of vrijwel het geheele volk. Hieruit kan men afleiden, dat spreek woorden dus geleidelijk groeien in een taai, d.w.z.: eerst worden ze zóó maar, te hooi en te gras gebruikt, maar later, om hun alge meen-erkende juistheid, opgenomen in hét taalgebruik en tót gemeengoed gepromoveerd. In verschillende talen komt het spreekwoord voor: zoo het volk is, zoo zijri de spreekwoor den. En dat zal in veel gevallen wel zoo zijp. Trouwens, meer dan één volk is niét vrij te noemen van een handig opportunisme. Om bij ons zelf te beginnen: de Hollanders vertel len, dat men het ijzer smeden moet, als het heet is; de Arabieren drukken zich minder duidelijk uit, maar zij bedoelen toch hetzelfde, als zij zeggpn, dat de dageraad maar ééns komt om een man ie wekken. nergens plaats voor hem. Met andere woor den: wie van nature al droefgeestig is; be hoeft niet te verwachten, dat hij ook maar ooit de kans krijgt, vreugde te vinden. Het noodlot speelt in de spreekwoorden een belangrijke rol. De Spanjaarden, die gewend zijn aan slechte wegen, zeggen bitter: "Welken weg men ook gaat, er is altijd een groot stuk slecht bij... Somberder nog zijn de Russen: Men gaat zóó vaak een kerkhof voorbij, dat men er tenslotte zelf invalt! Een Oostersch spreekwoord zegt, dat hij, die wijs is, op een gat in het tapijt gaat zitten... Ware beleefdheid, zeggen de Chineezen, is: niets kwalijk nemen. En de Japanners merken op, dat een goed woord'drie maanden winter kou yerdryft. Onder verscheidene volken komt ook het spreekwoord voor, dat als een vriend om hulp vraagt, er geen morgen bestaat, d.w.z. dat hulp geen uitstel kan lijden. Spreekwoorden bevatten vaak waarschuwin gen tegpn ongeluk: Japan kent een spreek woord, dat luidt: Het zwaarmoedige gelaat ttWdt door'de Bij gestoken... De Chineezen, en ^rnet hen vele anderen, zeggen: De_ dwaasheid van één oogenblik wordt het verdriet van een heel leven; een woord, dat wij ook, zij het eenigszins gevarieerd, kennen. De Ameri kanen merken nuchter op: De helft'van de moeilijkheden in de wereld ontstaat door te gauw „ja" en niet gauw genoeg „neen" te zeggen. De Egyptenaar zegt: De bedroefde Etond op om vroolijk te zijn, maar er was Uit deze enkele voorbeelden is wel af te leiden, dat waar moet zijn, wat in veel talen van spreekwoorden wordt gezegd, namelijk, (jat oude en goede gezegden geen leugens be vatten, want dat zij aan de ervaring ontsproten zijn. Een goed spreekwoord, zeggen de Fran- schen, is gemaakt om herinnerd te worden. En dat blijkt ook meestal het lot van veel spreekwoorden te zijn. Zoo zeggen' de Duit- schers, dat een spreekwoord zoo mik liegt, als dak de hemelen vallen. En zelfs de Maori- stammen in het verre Australië zeggen in hun taal: Houdt u aan de woorden van uw voor ouders. Het spreekt vanzelf, dat veel spreekwoorden gebaseerd zijn op menschelijke deugden en ondeugden, die zoo vaak aanleiding geven tot opmerkingen van anderen. Eén van de mise- rabelste menschelijke ondeugden is de ondank-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1941 | | pagina 6