FAMA het Rotterdamsch Nieuwsblad ?mfr k/uicktiae. k-cyftebWitCH EL UIT DE PERS DOUWEEGBERTS het aangewezen Orgaan Dagbladrsolam# Is sist Is ssrsaagsB TWEEDE BLAD VRIJDAG 20 JUNI 1941 CLANDESTIEN SLACHTEN EEN VOLKSGEVAAR. Kijkje in clandestiene slagerij. DE MOORD Gebrek aan geleerdé koppen. C ultuur uit wisseling. Vrij volk, vrije staat. KOFFIESURROGAAT Officieele publicatie van het Departement van Landbouw en Visscherij. Officieele Publicatie van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart Voor publiciteit in Groot-Rotterdam ii ieder gelezen Het Nieuwsblad T wordt door VOEDSELVOORZIENING WORDT ERNSTIG BENADEELD. Van het A.N.P. ontvangen wij bet volgende ter publicatie: De laatste weken zyn herhaaldelijk berichten in de dagbladen verschenen, waaruit op te maken viel, dat het euvel van clandestien slachten een groote omvang heeft aangenomen. Zonder publiek, zonder afnemen zou dit geheim slachten, dat uiteraard alleen door ongure elementen bedre ven wordt, niet bestaan. Een fatsoen lijk slager, die zieh van zijn plicht ten opzichte van zijn beroep en ten op zichte van de gemeenschap bewust is, blijft met zijn handen van dergelijke praktijken af. Het publiek, de afnemers van het clandestien geslacht- vleesch zijn in meer dan een opzichtte bedrogenen. In de eerste plaats moeten zij voor het clandestien geslacht vleesch heel wat meer betalen, dan 'normaal. En dit terwjjl het vleesch van lagere kwa liteit is en de slachtkosten geringer zijn. Voorts weet het publiek niet, onder welke onhygiënische en alle begrip pen van volksgezondheid tergende om standigheden zulk een geheime slagerij werkt. Een dezer dagen heeft men juist een ontstellend Inzicht in zulk een clande stiene slagerij gekregen. De politie ontdekte op een wagen clandestien vervoerd vee. Men kwam er achter, waar de plaats van bestemming was. De geheime slagerij bevond zich in een primitieve loods. Temidden van alle mogelijke vuiligheid, wagensmeer, poetskatoen enz. trof men versch ge slacht vleesch aan. De resten, beende ren en afval lagen overal in het rond op den grond, op een stuk boomstam en een hoopje steenen. De bedrijvers van dit misdadig spel, natuurlijk Jo den, bekenden, dat het de bedoeling Eet' smakelijk Dit verwerkt tot gghakt is een ernstig gevaar voor de t volksgezondheid. (Foto's Kok-Stapf) was, deze resten nog tot gehakt en worst te verwerken. Nergens was een kraan of een spoelbak in de buurt. De messen, waarmee men de dieren ge slacht had, waren nog bedekt met ge ronnen bloed, waarover tallooze vlie gen gonsden Doch dit was nog niet alles. Dat de clandestiene slagers niet meer tot het normale menschensoort behooren, doch een misdadige aanleg bezitten, bleek wel zeer duidelijk uit het feit, dat zij jong vee gestald hadden in de geheime slagerij. Een schaap at van hooi, dat met bloed besprenkeld was, terwijl een groot schouderstuk van een pasge slacht kalf op den grond naast het vuil van het etende schaap lag. In een an deren hoek van de loods stond een jong kalf. Beide dieren, die vroegtijdig het slachten ten offer vielen, hebben vele uren lang getuigen van de ergste soort van dierkwellerij moeten zijn. Het is een ieder duidelijk, dat van een slachten onder dergelijke technisch ongunstige omstandigheden nauwelijks sprake kan zijn. Het is geen slachten meer, het is een vermoorden en ter gend kwellen van jonge dieren door misdadigers. Fatsoen en afschuw verbieden het, nog meer in bijzonderheden af-te dalen. Wanneer men hoort en ziet, dat het juist vleesch uit zulk soortgeheime slagerijen is, 'dat zonder bons tegen hooge prijzen aan het publiek geleverd wordt, kan men een diep gevoel van onpasselijkheid en afschuw nauwelijks onderdrukken. Maar wat nqg veel erger is, door het drijven van handel in clandestien ge slacht vleesch, wordt de normale voed selvoorziening der bevolking ernstig in gevaar gebracht. Deze jonge dierèn, die misdadige handen van Joodsche zwendelaars onder hemeltergende kwellerijen in zulke met alle hygiëne spottende omstandigheden vroegtijdig van het leven berooven, worden aan de normale vleeschvoorziening ont trokken. Zulke clandestiene slagerijen zijn er schuld aan, dat de huisvrouwen uren in de rij moeten staan bü de bonafide handelaren in de sjeden. Zulke slagerijen zijn er schuld aan, dat vleesch vergiftiging en alle moge lijke ziekten optreden, zooals helaas reeds verschillende malen geconsta teerd werd. Ongekeurd wordt dit vleesch aan de markt gebracht. Het is duidelijk, dat de gevolgen niet uitblij ven. Het algemeen belang eischt, dat het euvel van dezen smokkelhandel in clandestien vleesch uitgeroeid wordt. Deze misdaad aan de gemeenschap mag nfet blijven bestaan. Een regelmatige voedselvoorziening wordt gesaboteerd. De volksgezondheid wordt ernstig ge schaad. Tuchtelooze misdadigers ver rijken zich ten koste der gemeenschap. Wanneer een ieder in den strijd te gen deze volksvijandelijke elementen meewerkt, helpt hij een rechtvaardige en afdoende verdeeilng van levensmid delen verzekeren. Wanneer men zijn gedachten over deze ongure praktijken laat gaan, moet het niet moeilijk zijn, medewerking te verleenen om hieraan paal en perk te stellen. Clandestien slachten is een volksge vaar. Agenten ontdekken een clandestien geslacht kalf op een vervoerwagen. Let op dé zindelijkheid 1 Heeft u dan nog trek in een stukje biefstuk zonder bon ONS KORT VERHAAL. door ABLOVA. Laat in den middag, juist toen ik het dorpje, waarvan de huizen als wat ach teloos neergezet speelgoed verspreid op de rotsen stonden, naderde» begon het te betrekken. Een zware, loodgrijze lucht kroop voor de zon en wierp daar bij een zwarte schaduw over de baai, die langzaam naderbij kwam. Verderop smolten de kleuren van den hemel en de zee in grauwe eentonigheid samen. Het water van de baai, dat eerst, rim pelloos en helder door de zon besche nen, tusschen de grillig begroeide rot sen lag, kwam in beroering. Witte schuimkoppen doken op en onder, sprongen over elkaar heen en spoelden daarna over de steenen op den oever. Het was een schouwspel dat mij on willekeurig beklemde. Haastig klom ik langs het uitgehouwen pad naar boven en trad juist de gelagkamer van een kleine herberg binnen toen de eerste dikke regendruppels uit den hemel vie len. Ik zette mij aan het raam, geboeid idoor het schouwspel van den storm, die over de baai joeg om daarna gierend aan ramen en deuren te rukken. Dan was het weer even stil; een stilt® waar. in het kletteren van den regen op het dak hoorbaar was, alsof de wind nieuwe krachten verzamelde voor een krach tiger stoot, die 't water tot hoog boven de rotsen zou doen opstuiven. Toen ik zoo korten tijd gezeten had, werd mijn aandacht eensklaps getrok ken door een ouden mageren man, die schuin tegenover mij bij het andere raam gezeten had. Hij was gaan staan en drukte zijn gezicht tegen de ruit alsof hij daar in de verte iets bijzonders waarnam. Ook ik keek naar zee, maar zag niets. Terwijl hij daar zoo stond, met een uitdrukking van hevige ont steltenis op zijn bleek, ingevallen ge laat, hoorde ik hem onverstaanbare woorden mompelen. „U bent een vreemdeling, Signor?" fluisterde een stem aan mijn oor. Het was de herbergier, die voorovergebo gen bij mijn tafeltje stond. HU keek veelbeteekenend naar den zonderling bU het andere raam. Ik knikte. „Dan kent V ook. niet de geschiede nis van Pedro, den visscher, die zijn verstand verloor op zoo'n middag als deze?" Ik schudde ontkennend mUn hoofd, waarop de man naast mij kwam zitten. „Het zal misschien een jaar of vijf geleden zUn, signor, en de oude Pedro had een zoon, Alfonso. Zijn Vrouw was al lang dood en de twee mannen woonden samen in een huisje, terwijl zij eiken dag op de' vischvangst gingen. De verstandhouding tusschen die twee was uitstekend. De vader hield van zijn toon met een diepe, warme genegen, heid, terwijl de zoon den vader allen eerbied en kinderlijke liefde betoonde, waarop deze recht had. Het waren nijvere menschen ,die al vroeg in den ochtend uitvoeren om pas laat in den avond door de baai weer binnen te val len. U weet signor, dat veel vreemdelin gen dit plaatsje bezoeken. Het haventje ligt vaak vol met zeilscheepjes. De baai wordt beschut door de rotsen en het is hier werkelijk ideaal voor de water sport. Alleen, je moet terdege oppassen met ruw weer, want dan is de baai ver raderlijk met haar door de branding bespoelde rotsen, die onzichtbaar wor den. DikwUls gaat er een van onze visschers met zoo'n bootje mee de zee op om als loods te dienen en laat zich daarvoor dan goed betalen. Zoo geschiedde het eens, dat Alfonso met twee jongelui de baai uitvoer. Er was een kleine oneenigheid met zijn vader aan voorafgegaan, daar het weer weinig goeds voorspelde. Daar echter de vischvangst de laatste dagen slecht geweest was, liet Alfonso zich door de twee waaghalzen bepraten en by het ochtendkrieken vertrokken zy voor hun tocht, nadat ook nog andere vis schers in de haven getracht hadden hen van hun besluit te doen terug komen. Tegen den middag stak de storm op. Als U uit het raam kykt, signor, kunt U zich wel voorstellen -wat het bgtee- kent voor een zeilsoheepje om met zulk weer binnen te vallen. Onder, bU het haventje, stond de oude Pedro, onbewegelijk, zwUgend, en tuurde over-het water. Zyn vrien den trachtten hem op te monteren maar hy balde de vuisten in zyn zak ken en gaf geen antwoord. Na een uur wachten zagen zU ein- delyk aan het einde van de baai door de striemende regenvlagen heen het scheepje naderen. Soms werd het hoog opgetild deor een golf om daarna als door het water verzwolgen te wordend Een stryd op leven en doocf want de verraderlyke stroomingen in de baai zouden hun prooi niet gemakkelyk prys geven. De oude Pedro stond daar yog steeds, zwygend, voorovergebogen turend naar dat zwarte stipje in de verte, waar zyn zoon vocht voor het eigen leven en dat van de twee vreemden. Langzaam, heel langzaam kwamen ze naderby. Soms werden zU een eind achteruit geslagen om kort daarna op een kop van hoogen golf voortgesme ten te worden. Geen van de toeschou wers gaf in zyn hart iets voor hun leven, want hoe dichter zy den oever naderden, hoe groote» de kans werd dat zy op de rotsen te pletter zouden slaan. Eindelyk gebeurde wat zU al lang gevreesd hadden Er klonk een gil van doodsangst over de baai, voortgedreven door den wind, het bootje tolde in het rond, de mast knapte af en hing over boord. Zy was lek gestooten.,.. Spoedig zou het hul peloos rondslingerende vaartuigje vol- loopen en de drie opvarenden hun graf in het water van de baai vinden. Op dat oogenblik zagen zjj den ouden Pedro naar zUn eigen boot hol len die dichtby gemeerd lag. HU hèesch een zeil en voor zU een hand hadden kunnen uitsteken om hem tegen te houden, voer hy er als de duivel vandoor. Rechtop stond hU achterin aan het roet; omhoog gegooid door een aanstormenden golf, neer ge smakt in een waterdal, zette hy koers naar het scheepje, dat daar in de verte langzaam in de diepte verdween. Enkele minuten, die uren schenen, verstreken. Pedro had zün zoon be reikt juist op het oogenblik, dat de storm als bij tooverslag ging liggen en een mat zonnetje haar schUnsel over de baai wierp. Toen zagen wy, dat Al fonso half in het water hing, met zUn arm zat hy bekneld tusschen de mast die gebroken over boord lag. Pedro trachtte hem los te krijgen, maar dat lukte niet. Langzaam zonk het scheepje weg en spoedig zou het Alfonso met zich in de diepte sleuren. Stel U voor, signor, wat er in dert ouden man omging. Hulp van den wal zou te laat komen. Zonder zich lang te bedenken greep hij een bijl uit de boot en hiew den rechterarm van zyn zoon af, waarna hij het bewustelooze lichaam bU zich aan boord heesch. De andere twee hadden zich, toen de elementen zoo plotseling tot bedaren gekomen waren, zwemmend In veiligheid kun nen brengen. Zoo bracht de oude Pedro zyn zoon aan wal, bloedend uit de vreeselyke wond. Dg dokter schudde zUn hoofd. Eenige uren later gaf de arme jongen den geest. Doodgebloed...." De herbergier zweeg.' ,In elk geval", merkte ik op, „heeft zich niets te verwyten. Er bleef em geen andere keus. Of hy moest :ijn zoon laten verdrinken of hy moest handelen zooals hy deed om daarmee dg kleinste kans te benutten": De .verteller boóg zich nog meer, voorover en fluisterde aan myn oor: „Zoo had 't kunnen zyn. Maar later bleek, dat de half volgeloopen boot niet verder zonkZe was vastgezet op een zich onder water bevindende rots. Achteraf had hulp van den wal dus nog op tyd kunnen komen om Alfonso te bévryden. Maar dat kon de oude Pedro, toeni hy zyn vreeselyke besluit nam, niet weten.." „Dus eigeniykhtiiverde ik. „Eigenlyk heeft hy zyn eenigen zoon vermoord, signor. Begrijpt U nu waar om hy zyn verstand verloor?" Storm, het weekblad van de Ne- derlandsche S.S. schryft o.a.: „Hoe dikwyls hooren wy het niet be weren: de nationaal-sociaUsten zullen „er" ondanks alle benoemingen toeh geen steek Van terecht brengen! Waar om niet? Wel man die lui hebben immers geen menschen! Daarvoor moet je immers menschen hebben van een „groote algameene ontwikkeling" om van de academisch gevormde vecialisten nog maar te zwygen. Hoe eerbiedig keken de „re- volutionnaire" marxisten en de sociaal democraten naar de speciaal voor hen uitgegeven boeken, die hun een „groote algemeCne ontwikkeling" by zouden brengen. Reeds tientallen jaren was de levens houding op wüze van opvoeding van de zoogenaamde „ontwikkelde stan den'' ontaard tot een overdreven ver- heerlyking van „geestelyke belangen" en, van „geleerde koppen" een vèr- heerlyking, die vanzelfsprekend een des te grootere minachting koèsterde voor alles wat handenarbeid was en voor de belangrijke levensvragen van een „onontwikkeld volk" en natuurlyk stonden fij ook minachtend tegenover het soldatendom. Want iemand, die zyn levensdoel al leen in een zoo groot mogelyke opeen, hoping van kennis ziet, kan noodzake- lykerwyze het oorspronkelyke instinct van een normaal levend wezen niet meer bewaren, het instinct voor het harnjonische evenwicht tusschen li, cliaam, wil en geest. Evenals van den enkeling was obk de blik van de maatschappy bijna uit sluitend gericht op de eenzydige ver zorging van „geestelUke belangen'' en als groote, maar moerassige delta van de meest uiteenloopende geestelyke stroomingen ontstond zoo de democra. tische staat. Van de verzorging van de „geestelyke belangen" tot aan het uitvechten van den stryd met „geestelyke wapens" was slechts één stap; de tweede stap was lafheid om ook maar geestelijk te worstelen,, m.a. w.: het verlangen naar dadenlooze neu traliteit." „Het is de tragiek van hem, die hoopt zijn wereldbeschouwing uit boeken te kunnen putten, dat de tegenstrydig- heden in de gedrukte meeningen op den duur de eigen meening dooden. En het is de eeuwen door wel duidelyk ge bleken, dat weifelende geesten niet in staat waren een staat op te bouwen. Verder wordt vaak de oppervlakkige, maar toch zoo belangryke fout ge maakt, dat men veronderstelt, dat hy, die veel geleefd heeft, ook veel weet! Als dat zoo was,' dan zou het logisch zyn, dat etaten geregeerd worden door professoren. In werkelykheid is het echter zoo, dat zy, die dan zooveel weten, niet het minste contact hebben met de actueele vraagstukken, juist omdat zy hun kennis byeengegaard hebben uit de gedachten van honder den anderen. Aan eigen gedachten komen zy niet eens meer toe. De neiging tot het geestelyke sepa ratisme zal pas verdwijnen als de nieuwe nationaal-sociafistische menseh en stryder ontstaan is: geschoold, maar niet vervormd, een erfgenaam van de traditie van ons geestelijk leven van duizenden jaren her, maar geen hope- looze herkauwer van dikke bybels. Hun geest zal het in de diepte zoeken en niet alleen in de breedte. Zij zullen het belangryke weten te scheiden van den ballast, zij zullen den moed hebben om te zeggen „Dat weet ik niet!" in plaats van phrasen te stamelen. En zy zullen tenminste een groot gedeelte van hun hersenen vrij houden voor eigen ideeën en inzichten. Zy zullen hun hoofd niet met allerlei verouderde opvattingen volproppen." Arnold. Meyer in D e W e g: „Aan de organisatie, de Neder- landschDuitsche kuituurgemeenschap zouden wy zeer gaarne willen mede werken. Maar juist omdat wy dit wil len, meenen wy verplicht te zijn, op te merken, dat er enkele omstandighe den zyn, welke 't van ganscher harte medewerken.niet mogelijk maken. Wy bedoelen daarbij in het byzonder, dat de NederlandschDuitsche kuituurge meenschap bij haai- manifestaties een plaats gunt aan Nederlanders, die de zelfstandigheid van de Nedejlandsche kuituur, ja de zelfstandigheid van den Nederlandschen volksaard ontkennen. Hoe kan er van kultuyruitwisselihg sprake zyn, wanneer een groeiend aan tal leden of aanhangers van de orga nisatie, die de kuituur-uitwisseling na streeft, voortdurend getuigt, ,dat er van kuituur-uitwisseling geen sprake is, maar dat er hoogstens slechts sprake kan ziin van een regionale verschei denheid van één kuituur?- Hoe kan verder deze kuituurgemeenschap ver antwoorden, dat haar voorzitter te Arnhem tezamen met zyn echtgenoote een ledenvergadering meemaakt van de N.S.N.A.P., gelijk het orgaan van deze beweging triomfantelijk mee deelt? Om tot kuituur-uitwisseling te komen, moet men toch minstens op den grondslag staan van de zelfstandigheid der betrokken kuituur der betrokken volkeren. Op dat standpunt zegt de Neder landschDuitsche kuituurgemeenschap te staan en wy willen dat gaarne aan vaarden, maar we mogen dan ook ho pen, dat dit tot uitdrukking zal komen in haar beleid ten opzichte van de ont kenners der Nederlandsche' kuituur, want anders zou haar basis ons te breed zijn." Storm, het blad der Nederlandsche S.S., schryft o.m.: „Wy stellen den levenden mensch boven het apparaat en daarom stellen wy ook het begrip volk boven het be grip staat Een vry volk is ons meer waard dan een onvrye staat, een staat zonder vrij volk in Onzen zin slechts een onvryen staat voortbren" gen en heeft dit dan ook in het ver leden voortgebracht. Maar een vry volk kan ook een vry en staat verdra gen, een staat die zich bewust is van zyn verantwoordelykheid tegenover zyn volk en tegenover de volken om hem heen. een staat, die als vrye part ner In al de gebondenheid van dit woord naast andere staten bestaan kan. Wy hebben niets aan een onvryen staat, want dan. beginnen wy het cir kelgangetje opnieuw -met alle leuzen, alle kleine kuiperyen, alle' beroerdig- heidjes, die wy in het verleden hebben meegemaakt. Dan zal de staat, zooals toen, opnieuw verstoppertje spelen- voor het volk, omdat het de gezonde critiek van een in beginsel gezond volk niet zal kunnen verdragen." ss; I9U «4 REGELING VROEGE AARDAPPELEN, OOGST 1941. De Nederlandsche Groenten- en Fruitoentrale maakt bekend, dat met ingang van 20 Juni 1911 het rooiverbod voor vroege aard appelen wordt opgeheven, voor zoover deze aardappelen geteeld zyn op een tuinbouwleeltvergunning of op een tydelyke tuinbouw- teeltvelgunning, zonder opdruk van hef woord: „Pootaardappelen- bedrijf'. De gerooide aardappelen zullen eerst Maandag 23 Juhi 1941 ter veiling mogen worden aangeboden. De veilplicht voor vroege aardappelen geldt voor alle telers, dus ook voor hen, die in het bezit zijn van een door de Centrale uitgegeven vergunning voor markttuinder of groot- of klein handelaar. Het vervoeren van vroege aardappelen van den" teler naar een veiling in de productiecentra kan vry geschieden. Bij vervoer naar een veiling in een consumptiegebied of wanneer de teelt plaats vindt in een consumptiegebied, moet het vervoer gedekt zyn door een vervoerbewys, afgegeven door den plaatse- lijken bureauhóuder, onder wien de teler ressorteert. Hiervoor zyn de provuicies verdeeld in productie- en ébnsumptiecentra. Voor inlichtingen hieromtrent kunnen de telers zich wenden tot de veilingen, waar zy hun vroege aardappelen moeten veilen. i 5196 54 VERKOOP VAN RESTANT-VOORRADEN MARGARINE EN VETTEN. De Secretaris-Generaal van het, departement van Landbouw en Visschery brengt ter kennis van kleinhandelaren in boter, marga rine en vetten, die nog over restant-voorraden -margarine en vetten beschikken en deze in verband met de regeling, dat de bonnen van de vetkaart uitsluitend recht geven op het koopen van boter momenteel niet aan hun klanten kunnen verkoopen, dat zy zich vanaf Maandag 23 Juni a.s. kunnen wenden tot 'den distributiedienst van hun woonplaats, ten einde aldaar te vernemen op welke wijze zy bedoelde voorraden van de hand kunnen doen. Grossiers, die nog over voorraden margarine of vet beschikken, kunnen zich schriftelijk wenden tot de Nederlandsche ZuiVel- centrale, afdeeiing M.V.P., Nassaulaan 6 te 's-Gravenhage. Deze instantie zal den betrokkenen dan mededeelen, aan welke marga rine- of vetverwerkende industrie zy den nog aanwezigen voorraad vet en/of margarine kunnen leveren. Ten slotte wordt er dé aandacht op gevestigd, dat met ingang van Zaterdag 21 Juni op eventueel nog in omloop zynde toewü- zingen voor margarine of voor vet, waarvan de geldigheidsduur nog niet is verstreken, uitsluitend boter mag worden afgeleverd. 5196 42 ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR HOTELS E.D. Het Rijksbureau voor het hotel-, café-, restaurant- en pension- bedryf vestigt de aandacht van belanghebbenden op het onder- volgende: De ontwerp regeling' inzake loonen, salarissen en andere arbeids voorwaarden voor het hotel-, restaurant-, café-, café-restaurant en cafetariabedryf ondervindt zeer groote belangstelling zoowel van de zyde van de werkgevers als van de werknemers. Het aantal aanvragen tot het verkrijgen van een exemplaar van deze ontwerp-regeling is dan ook zoo groot, dat de aanwezige voor raad op het Ryksbureau voor het hotel-, café, restaurant- en pen- sionbedryf niet groot genoeg blijkt te zyn om alle aanvragers te vreden te kunnen stellen. In verband hiermede is de ontwerp-regeling by de RyksuitgeverU Fluweelen Burgwal 18 te 's-Gravenhage in druk verschenen, Zij is verkrijgbaar gesteld tegen den prys van ƒ0.30 (franco huis). De aandacht wordt er op gevestigd, dat het voor georganiseerde werknemers en weikgevers aanbeveling verdient, dat - ril' alvorens zich met hun wenschen en bezwaren t.a.v. de ontwerp regeling tot het College van Ryksbemiddelaars te wenden zich verstaan met het bestuur van hun organisatie. 5197 54

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1941 | | pagina 6