FAMA
het Rotterdamsch
Nieuwsblad
?mfr
k/uicktiae. k-cyftebWitCH
EL
UIT DE PERS
DOUWEEGBERTS
het aangewezen Orgaan
Dagbladrsolam# Is
sist Is ssrsaagsB
TWEEDE BLAD
VRIJDAG 20 JUNI 1941
CLANDESTIEN SLACHTEN
EEN VOLKSGEVAAR.
Kijkje in clandestiene
slagerij.
DE MOORD
Gebrek aan geleerdé
koppen.
C ultuur uit wisseling.
Vrij volk, vrije staat.
KOFFIESURROGAAT
Officieele publicatie van het Departement
van Landbouw en Visscherij.
Officieele Publicatie van het Departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart
Voor publiciteit in
Groot-Rotterdam ii
ieder
gelezen
Het Nieuwsblad
T wordt door
VOEDSELVOORZIENING WORDT
ERNSTIG BENADEELD.
Van het A.N.P. ontvangen wij bet
volgende ter publicatie:
De laatste weken zyn herhaaldelijk
berichten in de dagbladen verschenen,
waaruit op te maken viel, dat het
euvel van clandestien slachten een
groote omvang heeft aangenomen.
Zonder publiek, zonder afnemen
zou dit geheim slachten, dat uiteraard
alleen door ongure elementen bedre
ven wordt, niet bestaan. Een fatsoen
lijk slager, die zieh van zijn plicht ten
opzichte van zijn beroep en ten op
zichte van de gemeenschap bewust is,
blijft met zijn handen van dergelijke
praktijken af.
Het publiek, de afnemers van het
clandestien geslacht- vleesch zijn in
meer dan een opzichtte bedrogenen.
In de eerste plaats moeten zij voor
het clandestien geslacht vleesch heel
wat meer betalen, dan 'normaal. En
dit terwjjl het vleesch van lagere kwa
liteit is en de slachtkosten geringer
zijn.
Voorts weet het publiek niet, onder
welke onhygiënische en alle begrip
pen van volksgezondheid tergende om
standigheden zulk een geheime slagerij
werkt.
Een dezer dagen heeft men juist een
ontstellend Inzicht in zulk een clande
stiene slagerij gekregen. De politie
ontdekte op een wagen clandestien
vervoerd vee. Men kwam er achter,
waar de plaats van bestemming was.
De geheime slagerij bevond zich in
een primitieve loods. Temidden van
alle mogelijke vuiligheid, wagensmeer,
poetskatoen enz. trof men versch ge
slacht vleesch aan. De resten, beende
ren en afval lagen overal in het rond
op den grond, op een stuk boomstam
en een hoopje steenen. De bedrijvers
van dit misdadig spel, natuurlijk Jo
den, bekenden, dat het de bedoeling
Eet' smakelijk Dit verwerkt tot gghakt
is een ernstig gevaar voor de
t volksgezondheid.
(Foto's Kok-Stapf)
was, deze resten nog tot gehakt en
worst te verwerken. Nergens was een
kraan of een spoelbak in de buurt. De
messen, waarmee men de dieren ge
slacht had, waren nog bedekt met ge
ronnen bloed, waarover tallooze vlie
gen gonsden
Doch dit was nog niet alles. Dat de
clandestiene slagers niet meer tot het
normale menschensoort behooren,
doch een misdadige aanleg bezitten,
bleek wel zeer duidelijk uit het feit,
dat zij jong vee gestald hadden in de
geheime slagerij.
Een schaap at van hooi, dat met
bloed besprenkeld was, terwijl een
groot schouderstuk van een pasge
slacht kalf op den grond naast het vuil
van het etende schaap lag. In een an
deren hoek van de loods stond een
jong kalf. Beide dieren, die vroegtijdig
het slachten ten offer vielen, hebben
vele uren lang getuigen van de ergste
soort van dierkwellerij moeten zijn.
Het is een ieder duidelijk, dat van
een slachten onder dergelijke technisch
ongunstige omstandigheden nauwelijks
sprake kan zijn. Het is geen slachten
meer, het is een vermoorden en ter
gend kwellen van jonge dieren door
misdadigers.
Fatsoen en afschuw verbieden het,
nog meer in bijzonderheden af-te dalen.
Wanneer men hoort en ziet, dat het
juist vleesch uit zulk soortgeheime
slagerijen is, 'dat zonder bons tegen
hooge prijzen aan het publiek geleverd
wordt, kan men een diep gevoel van
onpasselijkheid en afschuw nauwelijks
onderdrukken.
Maar wat nqg veel erger is, door het
drijven van handel in clandestien ge
slacht vleesch, wordt de normale voed
selvoorziening der bevolking ernstig
in gevaar gebracht. Deze jonge dierèn,
die misdadige handen van Joodsche
zwendelaars onder hemeltergende
kwellerijen in zulke met alle hygiëne
spottende omstandigheden vroegtijdig
van het leven berooven, worden aan
de normale vleeschvoorziening ont
trokken.
Zulke clandestiene slagerijen zijn er
schuld aan, dat de huisvrouwen uren
in de rij moeten staan bü de bonafide
handelaren in de sjeden.
Zulke slagerijen zijn er schuld aan,
dat vleesch vergiftiging en alle moge
lijke ziekten optreden, zooals helaas
reeds verschillende malen geconsta
teerd werd. Ongekeurd wordt dit
vleesch aan de markt gebracht. Het is
duidelijk, dat de gevolgen niet uitblij
ven.
Het algemeen belang eischt, dat het
euvel van dezen smokkelhandel in
clandestien vleesch uitgeroeid wordt.
Deze misdaad aan de gemeenschap mag
nfet blijven bestaan. Een regelmatige
voedselvoorziening wordt gesaboteerd.
De volksgezondheid wordt ernstig ge
schaad. Tuchtelooze misdadigers ver
rijken zich ten koste der gemeenschap.
Wanneer een ieder in den strijd te
gen deze volksvijandelijke elementen
meewerkt, helpt hij een rechtvaardige
en afdoende verdeeilng van levensmid
delen verzekeren. Wanneer men zijn
gedachten over deze ongure praktijken
laat gaan, moet het niet moeilijk zijn,
medewerking te verleenen om hieraan
paal en perk te stellen.
Clandestien slachten is een volksge
vaar.
Agenten ontdekken een clandestien geslacht kalf
op een vervoerwagen.
Let op dé zindelijkheid 1 Heeft u dan nog trek
in een stukje biefstuk zonder bon
ONS KORT VERHAAL.
door ABLOVA.
Laat in den middag, juist toen ik het
dorpje, waarvan de huizen als wat ach
teloos neergezet speelgoed verspreid
op de rotsen stonden, naderde» begon
het te betrekken. Een zware, loodgrijze
lucht kroop voor de zon en wierp daar
bij een zwarte schaduw over de baai,
die langzaam naderbij kwam. Verderop
smolten de kleuren van den hemel en
de zee in grauwe eentonigheid samen.
Het water van de baai, dat eerst, rim
pelloos en helder door de zon besche
nen, tusschen de grillig begroeide rot
sen lag, kwam in beroering. Witte
schuimkoppen doken op en onder,
sprongen over elkaar heen en spoelden
daarna over de steenen op den oever.
Het was een schouwspel dat mij on
willekeurig beklemde. Haastig klom ik
langs het uitgehouwen pad naar boven
en trad juist de gelagkamer van een
kleine herberg binnen toen de eerste
dikke regendruppels uit den hemel vie
len.
Ik zette mij aan het raam, geboeid
idoor het schouwspel van den storm, die
over de baai joeg om daarna gierend
aan ramen en deuren te rukken. Dan
was het weer even stil; een stilt® waar.
in het kletteren van den regen op het
dak hoorbaar was, alsof de wind nieuwe
krachten verzamelde voor een krach
tiger stoot, die 't water tot hoog boven
de rotsen zou doen opstuiven.
Toen ik zoo korten tijd gezeten had,
werd mijn aandacht eensklaps getrok
ken door een ouden mageren man, die
schuin tegenover mij bij het andere
raam gezeten had. Hij was gaan staan
en drukte zijn gezicht tegen de ruit
alsof hij daar in de verte iets bijzonders
waarnam. Ook ik keek naar zee, maar
zag niets. Terwijl hij daar zoo stond,
met een uitdrukking van hevige ont
steltenis op zijn bleek, ingevallen ge
laat, hoorde ik hem onverstaanbare
woorden mompelen.
„U bent een vreemdeling, Signor?"
fluisterde een stem aan mijn oor. Het
was de herbergier, die voorovergebo
gen bij mijn tafeltje stond. HU keek
veelbeteekenend naar den zonderling
bU het andere raam.
Ik knikte.
„Dan kent V ook. niet de geschiede
nis van Pedro, den visscher, die zijn
verstand verloor op zoo'n middag als
deze?"
Ik schudde ontkennend mUn hoofd,
waarop de man naast mij kwam zitten.
„Het zal misschien een jaar of vijf
geleden zUn, signor, en de oude Pedro
had een zoon, Alfonso. Zijn Vrouw
was al lang dood en de twee mannen
woonden samen in een huisje, terwijl
zij eiken dag op de' vischvangst gingen.
De verstandhouding tusschen die twee
was uitstekend. De vader hield van zijn
toon met een diepe, warme genegen,
heid, terwijl de zoon den vader allen
eerbied en kinderlijke liefde betoonde,
waarop deze recht had. Het waren
nijvere menschen ,die al vroeg in den
ochtend uitvoeren om pas laat in den
avond door de baai weer binnen te val
len.
U weet signor, dat veel vreemdelin
gen dit plaatsje bezoeken. Het haventje
ligt vaak vol met zeilscheepjes. De baai
wordt beschut door de rotsen en het is
hier werkelijk ideaal voor de water
sport. Alleen, je moet terdege oppassen
met ruw weer, want dan is de baai ver
raderlijk met haar door de branding
bespoelde rotsen, die onzichtbaar wor
den. DikwUls gaat er een van onze
visschers met zoo'n bootje mee de zee
op om als loods te dienen en laat zich
daarvoor dan goed betalen.
Zoo geschiedde het eens, dat Alfonso
met twee jongelui de baai uitvoer. Er
was een kleine oneenigheid met zijn
vader aan voorafgegaan, daar het weer
weinig goeds voorspelde. Daar echter
de vischvangst de laatste dagen slecht
geweest was, liet Alfonso zich door de
twee waaghalzen bepraten en by het
ochtendkrieken vertrokken zy voor
hun tocht, nadat ook nog andere vis
schers in de haven getracht hadden
hen van hun besluit te doen terug
komen.
Tegen den middag stak de storm op.
Als U uit het raam kykt, signor, kunt
U zich wel voorstellen -wat het bgtee-
kent voor een zeilsoheepje om met
zulk weer binnen te vallen.
Onder, bU het haventje, stond de
oude Pedro, onbewegelijk, zwUgend,
en tuurde over-het water. Zyn vrien
den trachtten hem op te monteren
maar hy balde de vuisten in zyn zak
ken en gaf geen antwoord.
Na een uur wachten zagen zU ein-
delyk aan het einde van de baai door
de striemende regenvlagen heen het
scheepje naderen. Soms werd het hoog
opgetild deor een golf om daarna als
door het water verzwolgen te wordend
Een stryd op leven en doocf want de
verraderlyke stroomingen in de baai
zouden hun prooi niet gemakkelyk
prys geven.
De oude Pedro stond daar yog steeds,
zwygend, voorovergebogen turend
naar dat zwarte stipje in de verte,
waar zyn zoon vocht voor het eigen
leven en dat van de twee vreemden.
Langzaam, heel langzaam kwamen ze
naderby. Soms werden zU een eind
achteruit geslagen om kort daarna op
een kop van hoogen golf voortgesme
ten te worden. Geen van de toeschou
wers gaf in zyn hart iets voor hun
leven, want hoe dichter zy den oever
naderden, hoe groote» de kans werd
dat zy op de rotsen te pletter zouden
slaan.
Eindelyk gebeurde wat zU al lang
gevreesd hadden
Er klonk een gil van doodsangst over
de baai, voortgedreven door den wind,
het bootje tolde in het rond, de mast
knapte af en hing over boord. Zy was
lek gestooten.,.. Spoedig zou het hul
peloos rondslingerende vaartuigje vol-
loopen en de drie opvarenden hun graf
in het water van de baai vinden.
Op dat oogenblik zagen zjj den
ouden Pedro naar zUn eigen boot hol
len die dichtby gemeerd lag. HU
hèesch een zeil en voor zU een hand
hadden kunnen uitsteken om hem
tegen te houden, voer hy er als de
duivel vandoor. Rechtop stond hU
achterin aan het roet; omhoog gegooid
door een aanstormenden golf, neer ge
smakt in een waterdal, zette hy koers
naar het scheepje, dat daar in de verte
langzaam in de diepte verdween.
Enkele minuten, die uren schenen,
verstreken. Pedro had zün zoon be
reikt juist op het oogenblik, dat de
storm als bij tooverslag ging liggen en
een mat zonnetje haar schUnsel over
de baai wierp. Toen zagen wy, dat Al
fonso half in het water hing, met zUn
arm zat hy bekneld tusschen de mast
die gebroken over boord lag. Pedro
trachtte hem los te krijgen, maar dat
lukte niet. Langzaam zonk het scheepje
weg en spoedig zou het Alfonso met
zich in de diepte sleuren.
Stel U voor, signor, wat er in dert
ouden man omging. Hulp van den wal
zou te laat komen. Zonder zich lang te
bedenken greep hij een bijl uit de boot
en hiew den rechterarm van zyn zoon
af, waarna hij het bewustelooze lichaam
bU zich aan boord heesch. De andere
twee hadden zich, toen de elementen
zoo plotseling tot bedaren gekomen
waren, zwemmend In veiligheid kun
nen brengen.
Zoo bracht de oude Pedro zyn zoon
aan wal, bloedend uit de vreeselyke
wond. Dg dokter schudde zUn hoofd.
Eenige uren later gaf de arme jongen
den geest. Doodgebloed...."
De herbergier zweeg.'
,In elk geval", merkte ik op, „heeft
zich niets te verwyten. Er bleef
em geen andere keus. Of hy moest
:ijn zoon laten verdrinken of hy moest
handelen zooals hy deed om daarmee
dg kleinste kans te benutten":
De .verteller boóg zich nog meer,
voorover en fluisterde aan myn oor:
„Zoo had 't kunnen zyn. Maar later
bleek, dat de half volgeloopen boot niet
verder zonkZe was vastgezet op
een zich onder water bevindende rots.
Achteraf had hulp van den wal dus
nog op tyd kunnen komen om Alfonso
te bévryden. Maar dat kon de oude
Pedro, toeni hy zyn vreeselyke besluit
nam, niet weten.."
„Dus eigeniykhtiiverde ik.
„Eigenlyk heeft hy zyn eenigen zoon
vermoord, signor. Begrijpt U nu waar
om hy zyn verstand verloor?"
Storm, het weekblad van de Ne-
derlandsche S.S. schryft o.a.:
„Hoe dikwyls hooren wy het niet be
weren: de nationaal-sociaUsten zullen
„er" ondanks alle benoemingen toeh
geen steek Van terecht brengen! Waar
om niet? Wel man die lui hebben
immers geen menschen!
Daarvoor moet je immers menschen
hebben van een „groote algameene
ontwikkeling" om van de academisch
gevormde vecialisten nog maar te
zwygen. Hoe eerbiedig keken de „re-
volutionnaire" marxisten en de sociaal
democraten naar de speciaal voor hen
uitgegeven boeken, die hun een „groote
algemeCne ontwikkeling" by zouden
brengen.
Reeds tientallen jaren was de levens
houding op wüze van opvoeding van
de zoogenaamde „ontwikkelde stan
den'' ontaard tot een overdreven ver-
heerlyking van „geestelyke belangen"
en, van „geleerde koppen" een vèr-
heerlyking, die vanzelfsprekend een
des te grootere minachting koèsterde
voor alles wat handenarbeid was en
voor de belangrijke levensvragen van
een „onontwikkeld volk" en natuurlyk
stonden fij ook minachtend tegenover
het soldatendom.
Want iemand, die zyn levensdoel al
leen in een zoo groot mogelyke opeen,
hoping van kennis ziet, kan noodzake-
lykerwyze het oorspronkelyke instinct
van een normaal levend wezen niet
meer bewaren, het instinct voor het
harnjonische evenwicht tusschen li,
cliaam, wil en geest.
Evenals van den enkeling was obk
de blik van de maatschappy bijna uit
sluitend gericht op de eenzydige ver
zorging van „geestelUke belangen'' en
als groote, maar moerassige delta van
de meest uiteenloopende geestelyke
stroomingen ontstond zoo de democra.
tische staat. Van de verzorging van de
„geestelyke belangen" tot aan het
uitvechten van den stryd met
„geestelyke wapens" was slechts één
stap; de tweede stap was lafheid om
ook maar geestelijk te worstelen,, m.a.
w.: het verlangen naar dadenlooze neu
traliteit."
„Het is de tragiek van hem, die hoopt
zijn wereldbeschouwing uit boeken te
kunnen putten, dat de tegenstrydig-
heden in de gedrukte meeningen op
den duur de eigen meening dooden. En
het is de eeuwen door wel duidelyk ge
bleken, dat weifelende geesten niet in
staat waren een staat op te bouwen.
Verder wordt vaak de oppervlakkige,
maar toch zoo belangryke fout ge
maakt, dat men veronderstelt, dat hy,
die veel geleefd heeft, ook veel weet!
Als dat zoo was,' dan zou het logisch
zyn, dat etaten geregeerd worden door
professoren. In werkelykheid is het
echter zoo, dat zy, die dan zooveel
weten, niet het minste contact hebben
met de actueele vraagstukken, juist
omdat zy hun kennis byeengegaard
hebben uit de gedachten van honder
den anderen. Aan eigen gedachten
komen zy niet eens meer toe.
De neiging tot het geestelyke sepa
ratisme zal pas verdwijnen als de
nieuwe nationaal-sociafistische menseh
en stryder ontstaan is: geschoold, maar
niet vervormd, een erfgenaam van de
traditie van ons geestelijk leven van
duizenden jaren her, maar geen hope-
looze herkauwer van dikke bybels. Hun
geest zal het in de diepte zoeken en
niet alleen in de breedte. Zij zullen
het belangryke weten te scheiden van
den ballast, zij zullen den moed hebben
om te zeggen „Dat weet ik niet!" in
plaats van phrasen te stamelen. En zy
zullen tenminste een groot gedeelte
van hun hersenen vrij houden voor
eigen ideeën en inzichten. Zy zullen
hun hoofd niet met allerlei verouderde
opvattingen volproppen."
Arnold. Meyer in D e W e g:
„Aan de organisatie, de Neder-
landschDuitsche kuituurgemeenschap
zouden wy zeer gaarne willen mede
werken. Maar juist omdat wy dit wil
len, meenen wy verplicht te zijn, op
te merken, dat er enkele omstandighe
den zyn, welke 't van ganscher harte
medewerken.niet mogelijk maken. Wy
bedoelen daarbij in het byzonder, dat
de NederlandschDuitsche kuituurge
meenschap bij haai- manifestaties een
plaats gunt aan Nederlanders, die de
zelfstandigheid van de Nedejlandsche
kuituur, ja de zelfstandigheid van den
Nederlandschen volksaard ontkennen.
Hoe kan er van kultuyruitwisselihg
sprake zyn, wanneer een groeiend aan
tal leden of aanhangers van de orga
nisatie, die de kuituur-uitwisseling na
streeft, voortdurend getuigt, ,dat er van
kuituur-uitwisseling geen sprake is,
maar dat er hoogstens slechts sprake
kan ziin van een regionale verschei
denheid van één kuituur?- Hoe kan
verder deze kuituurgemeenschap ver
antwoorden, dat haar voorzitter te
Arnhem tezamen met zyn echtgenoote
een ledenvergadering meemaakt van
de N.S.N.A.P., gelijk het orgaan van
deze beweging triomfantelijk mee
deelt? Om tot kuituur-uitwisseling te
komen, moet men toch minstens op den
grondslag staan van de zelfstandigheid
der betrokken kuituur der betrokken
volkeren.
Op dat standpunt zegt de Neder
landschDuitsche kuituurgemeenschap
te staan en wy willen dat gaarne aan
vaarden, maar we mogen dan ook ho
pen, dat dit tot uitdrukking zal komen
in haar beleid ten opzichte van de ont
kenners der Nederlandsche' kuituur,
want anders zou haar basis ons te
breed zijn."
Storm, het blad der Nederlandsche
S.S., schryft o.m.:
„Wy stellen den levenden mensch
boven het apparaat en daarom stellen
wy ook het begrip volk boven het be
grip staat Een vry volk is ons meer
waard dan een onvrye staat, een staat
zonder vrij volk in Onzen zin
slechts een onvryen staat voortbren"
gen en heeft dit dan ook in het ver
leden voortgebracht. Maar een vry
volk kan ook een vry en staat verdra
gen, een staat die zich bewust is van
zyn verantwoordelykheid tegenover
zyn volk en tegenover de volken om
hem heen. een staat, die als vrye part
ner In al de gebondenheid van dit
woord naast andere staten bestaan
kan.
Wy hebben niets aan een onvryen
staat, want dan. beginnen wy het cir
kelgangetje opnieuw -met alle leuzen,
alle kleine kuiperyen, alle' beroerdig-
heidjes, die wy in het verleden hebben
meegemaakt. Dan zal de staat, zooals
toen, opnieuw verstoppertje spelen- voor
het volk, omdat het de gezonde critiek
van een in beginsel gezond volk niet
zal kunnen verdragen."
ss;
I9U «4
REGELING VROEGE AARDAPPELEN, OOGST 1941.
De Nederlandsche Groenten- en Fruitoentrale maakt bekend, dat
met ingang van 20 Juni 1911 het rooiverbod voor vroege aard
appelen wordt opgeheven, voor zoover deze aardappelen geteeld
zyn op een tuinbouwleeltvergunning of op een tydelyke tuinbouw-
teeltvelgunning, zonder opdruk van hef woord: „Pootaardappelen-
bedrijf'.
De gerooide aardappelen zullen eerst Maandag 23 Juhi 1941
ter veiling mogen worden aangeboden.
De veilplicht voor vroege aardappelen geldt voor alle telers,
dus ook voor hen, die in het bezit zijn van een door de Centrale
uitgegeven vergunning voor markttuinder of groot- of klein
handelaar. Het vervoeren van vroege aardappelen van den"
teler naar een veiling in de productiecentra kan vry geschieden.
Bij vervoer naar een veiling in een consumptiegebied of wanneer
de teelt plaats vindt in een consumptiegebied, moet het vervoer
gedekt zyn door een vervoerbewys, afgegeven door den plaatse-
lijken bureauhóuder, onder wien de teler ressorteert. Hiervoor zyn
de provuicies verdeeld in productie- en ébnsumptiecentra.
Voor inlichtingen hieromtrent kunnen de telers zich wenden tot
de veilingen, waar zy hun vroege aardappelen moeten veilen.
i 5196 54
VERKOOP VAN RESTANT-VOORRADEN
MARGARINE EN VETTEN.
De Secretaris-Generaal van het, departement van Landbouw en
Visschery brengt ter kennis van kleinhandelaren in boter, marga
rine en vetten, die nog over restant-voorraden -margarine en vetten
beschikken en deze in verband met de regeling, dat de bonnen van
de vetkaart uitsluitend recht geven op het koopen van boter
momenteel niet aan hun klanten kunnen verkoopen, dat zy zich
vanaf Maandag 23 Juni a.s. kunnen wenden tot 'den distributiedienst
van hun woonplaats, ten einde aldaar te vernemen op welke wijze
zy bedoelde voorraden van de hand kunnen doen.
Grossiers, die nog over voorraden margarine of vet beschikken,
kunnen zich schriftelijk wenden tot de Nederlandsche ZuiVel-
centrale, afdeeiing M.V.P., Nassaulaan 6 te 's-Gravenhage. Deze
instantie zal den betrokkenen dan mededeelen, aan welke marga
rine- of vetverwerkende industrie zy den nog aanwezigen voorraad
vet en/of margarine kunnen leveren.
Ten slotte wordt er dé aandacht op gevestigd, dat met ingang
van Zaterdag 21 Juni op eventueel nog in omloop zynde toewü-
zingen voor margarine of voor vet, waarvan de geldigheidsduur nog
niet is verstreken, uitsluitend boter mag worden afgeleverd.
5196 42
ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR HOTELS E.D.
Het Rijksbureau voor het hotel-, café-, restaurant- en pension-
bedryf vestigt de aandacht van belanghebbenden op het onder-
volgende:
De ontwerp regeling' inzake loonen, salarissen en andere arbeids
voorwaarden voor het hotel-, restaurant-, café-, café-restaurant en
cafetariabedryf ondervindt zeer groote belangstelling zoowel van
de zyde van de werkgevers als van de werknemers.
Het aantal aanvragen tot het verkrijgen van een exemplaar van
deze ontwerp-regeling is dan ook zoo groot, dat de aanwezige voor
raad op het Ryksbureau voor het hotel-, café, restaurant- en pen-
sionbedryf niet groot genoeg blijkt te zyn om alle aanvragers te
vreden te kunnen stellen.
In verband hiermede is de ontwerp-regeling by de RyksuitgeverU
Fluweelen Burgwal 18 te 's-Gravenhage in druk verschenen, Zij
is verkrijgbaar gesteld tegen den prys van ƒ0.30 (franco huis).
De aandacht wordt er op gevestigd, dat het voor georganiseerde
werknemers en weikgevers aanbeveling verdient, dat - ril'
alvorens zich met hun wenschen en bezwaren t.a.v. de ontwerp
regeling tot het College van Ryksbemiddelaars te wenden zich
verstaan met het bestuur van hun organisatie.
5197 54