De kabouters en de draak
Voor 't eerst f en voor *t laatst
EEN VOUWBEKER
Die een visverkoper op
het zandpad kerloor....
Als het zomer is...
RAADSELS
X
h
GISTEREN WERD OP HET CORNEL1S TROOSTPLEIN TE AMSTERDAM EEN DEFILE GEHOUDEN TER GELEGENHEID TAN DE OPENING
VAN HET NIEUWE KAZERNEGEBOUW VAN HET POL1TIE-BATALJON. Tijdens de inspectie van de opgestelde manschappen. Van rechts naar
links de Regeerlngscommissaris-burgemeester van Amsterdams Mr. E. J. Voute en SJS.-Gruppen-Führer Rauter. /Polygoon)
Er gebeurde niet veel opwindend»
in Mosheuvel het aardige Ka
bouterdorpje in een van ónze
bossen. De Kabouters» werkten met ijver,
de Kaboutervrouwtjes zorgden voor het
eten en deden de was en de kinderen
gingen op school bij meester Uilebril.
Het leven van de ene dag en de volgende
verschilde niet veel, 's winters bleven de
Kabouters meer in de paddenstoelhuisjes,
omdat er dan sneeuw lag en de wind koud
en guur was. En het leven ging ook dan
rustig verder in Mosheuvel.
Doch eenmaal is het gebeurd, dat het
hele dorp overeind stond door een ge
beurtenis, waarover men nog jaren lang
sprak! Toen bracht een opzienbarend
voorval heel wat opschudding teweeg
Dicht langs het Kabouterdorpje liep
een pad door het bos, waarlangs de men
sen zich van het,ene dorp naar het andere
begaven. De Kabouters hadden daar geen
last van; de mensen kenden hun schuil
plaats niet en geen Kabouter waagde zich
op het pad overdag, wanneer hij gevaar
liep, door een voorbijgaand mens te wor
den ontdekt of vertrapt.
Nu gebeurde het op een zekere dag, dat
een viskoopman met zijn kar over het
bospad reed. Hij kwam van het ene dorp,
waar hij een doel van zijn koopwaar had
verkocht en nu wildij hij verderop de
rest van zijn waar trachten te slijten.
Het was een warme dag, de koopman was
moe en slaperig; hij zat op de zijkant van
kar en,, de hit sjokte zoetjes voort.
De vismaivzat maat zo'n beetje te doe-
aelon met zijn ogen half dicht de hit
wist toch het pad wel te volgen op eigen
boutje.
Doordat de koopman zo slaperig was,
merkte hij niet, dat een kreeft, die hij op
stjn wagen had, tegen de rand was opge
kropen en door het schokken van de wie-
ien over de hobbelige grond viel opeens dè
kreeft over den rand op het pad! De soeze-
«Ige koopman merkte er niets van Daar
lag de kreeft op het zandpad. De wagen
was doorgereden en uit het gezicht ver
dwenen. De kreeft was een beetje vér-
suft door d» val, keek eens rond en be-
I zijn zwarte sprieten
Wat riep hij toch? Een draak! Een vrese
lijke draak!!... Mannen, we worden be
dreigd! Een verschrikkelijk monster is
neergestreken op het bospad, hier vlak in
de buurt! Straks komt het ons overvallen
en zal ons allen verslinden met huid en
haar!
Zo brulde Kabouter Roodjas; -en alle
Kabouters stonden in een kring om hem
heen en hoorden de onheilsboodschap aan,
terwijl ze stonden te trillen op hun benen.
Toen Roodjas iets duidelijker het ver
slag van zijn ontmoeting had gegeven, was
de schrik algemeen. Stel je voor een
vervaarlijke draak bedreigde hun vredige
dorpje! Wat moesten ze daartegen doen?
Er werd snel beraad gehouden. De burge
meester riep zijn raadsleden bij elkaar
en men besloot, alle mannen gewapend
naaj- de plaats te sturen, waar Roodjas
het monster had ontdekt; daar zouden
ze verder zien.
Zo gezegd, zo gedaan. ARe kabouter
mannen zochten een wapen een houweel,
een hamer, een stokDe kabouter
vrouwtjes riepen haar kinderen bij elkaar,
gingen in huis en 'jrendelden de deurisn
stevig dichi. Tden trokken de kabouters
in een dichte drom naar het bospad,
dapper met de wapens zwaaiend.
Knipscheer durft
En ja hoor.... daar zagen ze de draak.
Precies, zoals Roodjas die had beschreven
In een wijde kring, op veilige afstand,
stonden de kabouters om het monster.
Ze zagen, hoe de ogen van het beest
fonkelden en hoe het de lange zwarte
sprieten bewoog. Wat nu
We moeten de draak allemaal tegelijk
aanvallen en afmaken riep kabouter
Knipscheer. Dat was de kleermaker van
Mosheuvel, een mager, maar brutaal,
kwiek kereltje.
Jazeker.... makkelijk gezegd! maar
het ondier kan ons allemaal in één hap
tussen zijn kaken vermorzelen! riep een
ander.
Poeh smaalde Knipscheer- Wat
'n helden zijn jullie Het beest beweegt
amperIk durf best dicht bij hem
komen, hoor J-
En werkelijk. Knipscheer trad naar
voren uit de kring en begon tartend vlak
voor de draak heen en weer te drentelen,
met een spottend lachje. De kabouters
sidderden bij jpveel roekeloosheid.
Maar plotseling stak de kreeft een
vervaarlijke schaar naar voren en
daar had hij den waaghals stevig te
pakken Een kreet ging op in de kring
der kabouters en ook met de moed van
Knipschaar was het gedaan. Tjonge, wat
brulde die
z Gelukkig had de kreeft hem slechts
bij zijn jasje te pakken, anders was het
arme kleermakertje zeker doodgeknepen
Maar inmiddels kon hij toch maar niet
loskomen, hoe hij zich ook trachtte te
bevrijden ed zich in allerlei bochten
kronkelde. De schaar van. de kreeft hield
vast als een ijzeren tang!
Help me dan toch! kreet het snij»
Schrik onder de kabouters
Op dat ogenblik kwam kabouter Rood
jas uit het bos. met een zak vol korstmos
•p zijn rug. Hij wilde de kortste weg ne
men naar het dorpje en stapte het zandphd
•ver. Plotseling stond Roodjas stokstijf
•til met grote ogen staarde hij naar 'n
geweldig. zwart ding. dat daar op enige
afstand op de weg lag. Het bewoog! Een
rr glinsterende ogen keken hem aan en
sprieten bewogen heen en weer
Roodjas stond aan de grond genageld
van schrik. Wat was dat voor een ver-
mhrikkelijk monster? Hoe kwam het hier,
•lak bij Mosheuvel, verzeild? Wéér be
woog de kreeft. Kabouter Roodjas liet van
■Bhrik zijn zak vallen en zette het gillend
■p een lopen, naar zijn woonplaats.
Ati# Kabouter» kwamen verbaasd uit
Rauien en ramen kijken. Wie maakte daar
m'n alarm? Ze zagen, hoe Roodjas
schreeuwend het dorp binnen rende, en
zijn armen boven het hoofd zwaaide.
Kis én Rietje hadden allebei een tuin,
of Kever, hun ouders hadden een tuin en
die stond vol met aardbéienpianten. maar
geen enkele bessenstruik was er, in. Els
én Rietje waren juist allebei dol op tres
sen en in de buurtuin stonden bessen in
overvloed. Els én Rietje moesten er alle
bei naar kijken en telkens gingen ze een
stapje dichter naar de buurtuin toe.
Dan keken ze elkaar eens aan en zeiden
dapper:
Neen-neen-neen, dat doen we niet.
Ze hadden wel niet tegen elkaar gezegd
wét ze niet zouden doen, maar ze begre
pen elkaar toch best! Daarvoor waren ze
ook dikke vriendinnen en allebei hadden
ze een klein, o zo nauwkeurig geweten,
dat tegen hen allebei zei: „Neen-neen-
neen!** En daardoor zeiden ze *t vanzelf
ook tegen elkaar.
Neen-neen-neen", zeiden ze dus
Maar de bessen leken wel „Ja-ja-ja" te
roepen. Dat kan best. Want bessen zijn
natuurlijk „geweten-loos!"
Neen-neen-neen
Ja-ja-ja!"
Wie zou 't winnen? De bessen of Els en
Riet? 't Waren de béssen, die wonnen.
Dat ze wonnen kwam zo: de bessen ston
den maar een paar meter van het hek,
dat de bessen-tuin van dé aardbeien-tuin
scheidde endat hek was zo laag, dat
je er gemakkelijk overheen kon klimmen.
En omdat het hek zo laag was, kon het
toch nooit zo verschrikkelOk erg zijn, als
ze over het tuinhek wipten.
Plotseling, ze wisten latei geen van
beiden te vertellen, hoe het eigenlijk ge
komen was, wéren ze al over het hek!
Ze proefden één besje en toen nog een
besje en nog één en nog één enhun
kleine geweten hield zich stil tothet
buurtuinpad kraakte. Daar kwam me wa
rempel een heel gezelschap aan!
Wat zullen ze doen? fluisterde Els
tegen Rietje. Wat zullen ze doenals
ze ons zien???
Ze hadden zich »rel zo klein willen
maken als de besjes en hun kleine gewe
ten spookte danig in hen rond. Aan dat
kleine, zich zo geducht roerende gewe
ten, beloofden ze 'allebei:
Nooit zullen we meer zo iets doen
als hetsis het.... nu maar goed af-
Moor plotseling stak de kreeft een vervaartgke schaar naar 1
hü den waaghals stevig te pakken.
s en.... daar had
tekening Backer.
dertje. Alles goed en wel, maar niemand
durfde het monster naderenToen
riep Roodjas:
Trek je jas uit!
Ja, dat was een goede raad. Knipscheer
wurmde zich uit zijn jasje en ja, toen
Wh» hij-gered. Zyn jas bleef in de schaar
van de kreeft achter Knipscheer maakte
gauw, dat hij op veilige afstand kwam,
bij zijn makkers.
Maar wat nu? Er moest toch iets ge
beuren, of het monster zou op hun dorp
afgaan en daar iedereen aanvallen en
misschien verslinden! Toen riep er een
opeens:
Weg. weg! Verstop Je! Daar komt
een mens aan!
Rrrrrrts!alle kabouters schoten
tussen de struiken weg. De man. die
naderde, was de visyerkoper. Die had zijn
kreeft gemist en kwam nu zoeken, zijn
ogen op het zandpad gericht
Ha, daar is-ie! mompelde hij, toen
hij de kreeft op het pad zag liggen.
Hij pakte de kreeft op en Hep weer te
rug naar zijn kar. Toen de man was ver
dwenen, kwamen de kabouters met blijde
ge?éiten uit het struikgewas tevoor
schijn. Ze waren gered; de draak was
weg. gelukkig!
Alleen kabouter Knipscheer zou een
nieuw jasje moeten hebben. Maar dat ws»
voor hem geen bezwaar; htj was Immers
zelf kleermaker?
En so liep het avontuur aaet de draak
loopt met deze éérsté en léétste keer van
be&sen-roof.
t Liep goed af. Want de gasten in de
tuin kwamen niet voorbij de bessenstrui-
ken. anders.... o! dan waren Els an Riet
je zeker, maar dan ook héél zeker ge
snapt. Toen de gasten weer in het huis
waren verdwenen, roetsj..., wipten F.ls
en Rietje over t hek. Ze draafden een
heel eind de weg op, wat eigenlijk hele
maal niet nodig was, want-niemand zat
hen na!
En 's avonds gebeurd# er iets grappigs
Dat zat zo: Els en Rietje hadden de bes
sen roof toch maar aan moeder verteld
Hun kleine geweten wilde dat. snap je?
En allebei hadden ze gevraagd of ze niet
met een schaaltje aardbeien naar me
vrouw-van-hiernaast mochten. En dat
mocht. Toen gebeurde het grappige: pre
cies tegelijk stonden ze op de buren-stoep
En toen vertelde de bessen-mevrouw, dat
ze hen allebeibest had gezien mid
dags. maar gauw met haar gasten weer
naar binnen was gegaan, omdat ze best
begreep, hoe Els en Rietje zich voelden
en omdat ze ook wel wist, dat de kleine
gewetens hun plicht zouden doen Dat
alles zei ze zo vriendelijk en zo vrolijk,
alsof Els en Riet niets lelijks hadden ge
daan.
En toen, ze konden er geen van beiden
iets aan doen begonnen hun ogen ta prik
ken en ik weet wel haast zeker, dat had
den jullie ogen ook gedaanl
tekening Backer.
1 Piet ging met zijn vader op reis. Hij
reisde" van ROEMAFROTS pver VISHEM-
RUL naar STARJMADER. Kun Je deze
plaatsen terugvinden?
2 Vul op onderstaande figuur ln:
x x zwaaien.
x jongensnaam.
x - x niet voor.
x x roeiboot varen.
x x weefstoel.
x x*. ergens anders
x x gedroogd gras vergaren.
x x talent
x x springende slootbewoner.
x x razen.
x x varm maken.
x x opVijken.
X xm vissecde vogel.
x x beesten.
schouwb.
O. wat is het vreselijk warml
Alles puft ervan.....
t Zonnetje brandt op Je rug;
Nu la 't zomer danl
Alles is je haast te veel.
Oef, het Is to heet!
Vreemd bet lijkt wet at da jeuj
Van geen warmte weetl
Alles springt en speelt gewoon.
Dartelt door elkaar!
Zie ze Juichen, buitelen.
Als een hoopje daar!
Ja. maarik vergat nog letsj
Weet je, waar se zijn?
In...... het zwembad, allemaal!
Dan is warmte fijn
Laat de zon maar branden, hoort
Hier heb je geen last
Van de grootste hitte moer.
Als Je in 't water plastl
x x' brugpilaar.
x x beschadiging (v. schip)
x x afwezig.
x x zitten aan ja vinger».
x x drempel.
x x onderzoek a.h. eind v.
leertijd.
x x 4 gesmolten vat
x xv wIndische rijstvelden.
Op de eerste r|j kruisjes van boven naar
onder komt een spreekwoord, op de twee
de rij eveneens. Dit is een vrij moeilijk
raadsel! Doe er Je best eens op!
X
windstoten.
1. slang
kreet
hard
1 trap-grap
X
niet samen.
slaag
kreek
hark
graaf-braaf
X
wartaal spreken.
plaag
kreuk
park
hak-dak
X
onwaarheid vertellen.
plaat
kreun
perk
t- 1 k
X
elkander.
praat
dreun
kerk
a v e a
X
nadoen.
kaap
X
zware zijdesoort
1 a a
Een vouwbeker Ie handt, ie tont
hebt. en ie hebt niet. b» Je om ntt te
drinken. Neem een eierfceet stuk popier
een 20 bij 20 e.m. ft fcn natuurlgk ook
groter zijn) e* vont» er een driehoek va.
(fig 1 en i). Don mw ie hoekje om. Zie
fig. I. Omdraaien en koekje b op dezelfde
manier vouwen (fig. 0 Nu worden de naar
boven etefcende punten nuae voren en ach
teren ta de »g e en b ontetane zakje, ge
.token en glad Qe.tr'ker, zodat ze goet
lek ui li.» Fr. Perth.
De beker te dom klaar ta aU Mi goed
gevouwen ie es toet de hand voorzichtig
tot een ovaal Ie gevormd. Mm Je er nlt
drinken. Dun perkament pa pier of boter
hampapier ie moor een vouwbeker het
beste. Maar elke andere «oor! pepier. dat
ntet poreus ie. zet zoor horte MM *e«d
kunnen doen.
Ale Je zorgt, dat ie aitgd een oei papier
bp Je hebt. alt Ie naar buiten «aal, heb
goed {e ook ettijd ieta om nil la drtahen, alt Ja
EEN VERNIELDE SOVJET-TANK.
NOG VOOR ZIJ HAAR GEVECHTSKRACHT KON ONTPLOOIEN.
STELDE HET PANTSERAFWEÈRGESCHUT HAAR BUITEN GEVECHT.
WeUbild-Polugoon)
DE STRIJD TEGEN DE SÓVJETS. EEN BRANDEND DORP
(Ho/fimooH)
TE WAALWIJK wordt de groote af Sint Jwiskerfc, welke
in laat Gothischen stijl is opgetrokken en dateert uit het
jaar 147#, onder leiding van Monumentenzorg en den archi
tect B. vu Bilderbeek, volledig gerestaureerd. (Mggeosj
V
HET PRACHTIG GELEGEN JEUGDZWEMBAD OF DEN HUIZERWEG
TE BUSSUM is, vernieuwd en vergroot, opengesteld. Dat er groote
behoefte is aan een zwemgelegenheid. bewijst de groote drukte
op den Openingsdag. (Polygoon)