Toen de tijger
sprong
DE GOUDSCHE COURANT
/Mjlï&F WE^fc.LXRSCH
^ï-'CStL W&W
Een r-^mbinatierijke party
ZATEROAG 12 JULI 1941.
Uwhoest klinkt el heel wat beter I
Geen wonder, dokter, ik heb den heelen
nacht geoefend 1 Lekt Jr., Zweden (m.)
Ziezoo, die heb ik niet meer noodig
De chef heeft me zooeven ten huwelijk
gevraagd.
Hum. Mat. Dienst, Hongarije (m.)
IK had nu een rijk «man kun
nen zijn als ik niet1 zoo
vindingrijk was geweest. Dat
klinkt tegenstrijdig, ik weet het,
maar zoo is het. Helaas.
In de holte van mijn hand heb
ik een fortuin gehouden parels.
Zyarte parels, met mijn eigen
handen bijeengegaard, letterlijk
bijeengeschraapt, losgescheurd
van den bodenv der zee. Iedere
parelvisscher van de Tomor-zee
kan u vertellen, dat ginds lagunen
zijn, waar een man met een groota
duikvaardigheid en een nog groo-
ter dosis geluk, schatten aan de
zee kan ontrukken. Ik had dat ge
daan, en ik was trotsch op mijn
bezit. -
Toen ik met mijn oude, halfver
gane schuit en mijn.dwaasgeluk-
kige vangst in Soura Bedeyah te
rugkeerde,. bood men er mij al
dadeljjk 80.000 gulden voor. Maar
-ik wist, dat ik in Parijs of Londen
minstens een vierde méér zou
kunnen maken en dus besloot- ik
de in- en uitvoerrechten te ontdui
ken en door de rimboe mijn weg te
nemen naar de beschaving.
Bovendien: nog geen uur na
mijn terugkomst in de haven trof
ik irpnisch toeval in dien uit
hoek der wereld mijn ouden mak
ker George Tidden. En George
stond op het punt dezelfde reis te
ondernemen. Als een mislukkeling,
een gebroken man met slechts één
verlangen nog: naar huig te kee-
ren. Eén hoop, waar hü zich aan
Jvastklemde thuis te zijn.
Kerel, zei hij tegeh me, ik
ben dit alles zoo moe dit leven,
dat is niets voor mij. Ik heb ver
loren. En 't kan me. niet meer
schelen. Ik ga naar huis terug
als ik 't ooit haal. Thuis dit
is nu alles voor me. Mar/ je
herinnert je Mary? En de kleine...
ze is nu niet klein meer, denk ik.
Maar ze houden van me!
Ik keek hem aan en ik kon me
dat alles indenken, al had ik zelf
kind noch kraai ginds.
George trok zijn blik uit droom-
verten terug en een moedelooze
trek verstrakte zijn gezicht, Waar
op een oogenblik een gelukkige
glimlach had gelegen.
Ik had zoo graag willen zeg
gen: hier ben ik, Mary, ik ben ge
slaagd. Ik kan nu alles voor je
koopen, wat je maar hebben wilt
alles. Je weet hoe ze zijn,
kerel, die vrouwen. Jurken en zoo
meer, hoeden, sieraden. En dan
een goede opvoeding^ voor de
kleine Mary... maar ja, wat geeft
't? Ik ga tóch terug, al ben ik niet
geslaagd* Ze... ze houden tóch wel
van mij...
Een vreemd pijngevoel kreeg ik
even. Ze hielden tóch wel van
hem. Van George. En ik... ach
-
DE GOEDE RAAD
gestalte zich in de duisternis, die
Sklz een gordijn om ons was, ver
loor.
Want alles zou ik eerder verge
ten dan de veiligheid van mijn
schat. Met oneindige behoedzaam
heid verstopt# ik de parel* weer op
een nieuwe plaats een 'plaats
waar hij ze nooit zou vinden, nooit
zou zoeken en legde ten over
vloed* m'n geweer nog onder me,
voor het grijpen gereed.
Huiverend zakte fie in slaap...
Toen ik opschrok door een
vreemd-verstikten kreet van
George, was 't reeds bijna ge
schied. In zijn doodvermoeiden
toestand had hij zich door-den tij
ger, op weg naar zijn drinkplaats,
laten verrassen I
De situatie was ontzettend kri
tiek. Er was geen oogenblik te
verliezen; daar lag George achter
over gezakt tegen een boomstronk,
bijna bewusteloos van angst door
zijn weerloosheid en de tijger
was op 't punt zijn doodenden
sprong te nemen. Het dier had
slechts oog voor zijn slachtoffer.
Er was voor mij maar één ding
te doen. Behoedzaam, doch blik
semsnel hief ik mijn geweer op.
Ik was in een gunstige positie en
het zou niet de eerste keer zijn,
dat ik een tijger neerlegde...
Toen aarzelde ik. In die beslis
sende seconde aarzelde ikl
Het was een vrees#lijk oogen
blik. Met één beweging kon ik
mijn vriend redden an ik deed
het niet. Ik weifelde. Zou ik schie
ten... of zou ik...? Vreeselijk* se
conde. Vreeselijke eeuwigheid.
Maar toen...
Ik schoot.
Maar fit had het niet willen doen.
Ik zeg u: ik heb 't niet gewild.
Het was als iets buiten mij. Heet
't een ingeving, een impuls? Ik
weet,het niet Maar ik gelood, dat
ik er dan hemel voor dank nu.
Ik schoot. Twee, driemaal ach
ter elkaar, en nog in zijn sprong
trof ik het dier. Met een smak viel
het achter mijn vriend neer, dia
opstrompelde. Stervend klauwde
de tijger' nog om ziéh, doch
George bleef ongedeerd.
Maar toen hij bevend, doods
bleek zijn hand op mijn arm leg
de wendde fit mij al Strak Hack
ik in de duisternis, opdat hij mijn
blik niet zou zien.
Ouwe jongen, zai George en
hij probeerde mijn hand te grij
pen, wat dank ik ja...
Maar ik zei niets...
Ik dacht aan mijn parela. Die ik
dien nacht verstopt had in den
loop van mijn geweer,
wat, ik had mijn geld. En we gin
gen dus samen.
Alles bij elkaar trokken we vijf
dagen voort en sliepen we vijf
nachten met niets dan de wilder
nis om ons.
Gek maken kan ze je, die wil
dernis! i.
Den eersten dag spraken we
over weinig anders dan wat we
zouden gaan doen eenmaal vei
lig terug.- Hit vertelde mij óók,
wat hij zou doen, als hij mijn geld
had. En ik keek naar zijn gezicht,
als hij zoo praatte. Dan zei ik
„ja", en ik dacht: als jij mijn
parels had...
Ha, ik voelde mij rijg. Ik dacht,
dat hij er wel èlles voor over zou
hebben, om mijn parels te bezit
ten. Om mijn fortuin te bezitten
wat zou hij niet willen doen!
En wat... wat zou hij misschien
wél willen doen. Wie weet, wat hij
wél zou doen...
En van die gedachte groeide in
mij de achterdocht. Men zegt, dat
geld niet gelukkig maakt. Ik sliep
dien nacht geen «uur. Ik zag nijd
en afgunst en begeerte in George's
oogen. En lederen volgenden
nacht, als we ons hadden neerge
legd, haalde ik mijn kostbare
zwarte parels uit 't waslederen
zakje en verstopte ze, als George
niet keek, op de meest onmoge
lijke plaatsen. Oh, fit was heel
vindingrijk, héél vindingrijk...
Den vierden nacht gebeurde het.
We hadden, na een dag van uit
putting, ons nachtkamp vlak bQ
een waterplas gelegd. Aan de,
hoewel vage sporen rondom be
merkten wü, dat het mogelijk da
drinkplaats van een tijger kon
zijn, zoodat dubbele waakzaam
heid geboden was.
Ik nam de eerste wacht, George
de tweede. Toen ik hem ongeveer
twee uur na middernacht stilzwij
gend wekte, was er niets bijzon
ders gebeurd, zoodat we eenigs-
zins geruster konden zijn.
Ik viel dadelijk neer en trok
mijn muskietennet over mij heen.
Maar, hoezeer de slaap mij ook
overmande, ik bleef George ge
spannen nakijken, toen hij uit den
rossigen lichtschijn van ons smeu
lend gehouden vuur trad, tot zijn
Nu wacht ik al voor de zesde meel
tevergeefs op haar. Als ze morgen ook
niet komt, laat ik haar zitten.
(Tetkemng De Coninek)
Ik ril, ala ik aan m'n dertigsten ver
jaardag denk 1
Waarom Wat is er toen gebeurd
Politiken, Denemarken, (m.)
Hij: Zef, vrouwtje, hier staat iets over Je
In de krent. - - -
Zij. Over mij Dat is toch niet mogelijk!
HijJa, want ik lees hier in een statis
tiek. dat er te veel vrouwen op de wereld
zijn I (Teekentng K. Links)
Ja, voorloopig rechtuit en den
rechtsom
(Pr. BI. Bur., Kopenhagen) (m.)
C__Waarom ga- je nog steeds naar den
dokter? Hij had toch gezegd, dat je
Zij: Ach, liefste, ik zou zoo wel beter was
dagenlang bij je kunnen ziftenJawel, maar lk was begonnen aan
Hij: Maar lieveling, de boot kost een feuilleton in één der bladen van
twee kwartjes per uur zijn wachtkamertafel
Teekening Hann'Deike, Duitschl. (m.) (Teekening Backer)
En, hoe geef het Hoe.Is het met den
eetluet -
Slecht, ddkter. Zelfs datgene, wet u me
verboden hebt, emaakt me niet meer.
AftenbL, Zweden (m.)
Ben lk eens even afgevallen I
Nyheter, Zweden (m.)
kunnen spelen, hoewel hij den positioneel toch
een vrijwel verloren «telling- overhoudt. De pertij
werd echter door hem op de volgende wijze voort
gezet:
IS. 32—98, 23 31!!; 18. «—38, 31 20. 38 t47,
33 32 21. 29—23. 13 33 23. 38-33, 38 39; 33. 34 3,
32—38:4; 34. 43 32, 18—19!!; 23. 5 28,
Op 533 behaalt zwert een «hljf winst, d(Ar
24—30 en 2018 te spelen,
2511—1T; 18. 28 stï, 7 J8.
Wit kan nu met 48-43 een schijf terugwinnen,
doch blijft een «tuk 'Échter, zoodet hij ns «enige
onbelangrijke zetten de partij opgei Desa ls door
zwart zeer eterk gespeeld, terwijl wit vooral bij
den lOden zet een veel te groot risico heeft aan
gedurfd.
De gevolgen van wife damzet, dien deze natuur
lijk reeda bij den 18«n zet op h«t oog had, heeft
zwert uitstekend berekend;- want da aindslag 7 38
diende reeda vanutt d* diagram-telling overzien
te worden. Zou de combinatie n.L geen lokset blij
ken te zijn geweest van zwarts kant, dan had
deze in de dlagTamsteUlng op 38—28 met 2333
moeten antwoorden.
Bovendien had zwart bij den 19en zet nog, door
23 32 te slaan, den damslag van wit kunnen ver
mijden. aangezien dan gewoon 38:38 zou zijn
gevolgd.
Al met al tz dit een zeer traale combinatie-
partij van den zwartspeler, met een phenomenaal
slot
Het komt zelden voor, dat in een stand van 18 om
18 stukken door een zoo diepen lokzet een beslis
sing valt
Onderstaande partij werd gespeeld in den wed
strijd om het Persoonlijk Hoofdklasse-kampioen
schap van Rotterdam, tusschen P. Roozenburg met
wit en J H. Martin met zwart.
1 3429, 19—23 2. 40—34, 14—1»; 3 45—40, 10—14;
4. 50-45, 5—10, 5 31-28, 20-25; 6. 37-31, 14—20;
7 41—37. 10—14 8. 47—41. 4—10;
De beide laatste zetten doen «enigszins vreemd
aan, omdat wit en zwart beiden een stuk naar den
langen vleugel brengen, waartoe op dit moment
toch nog gaen noodzaak bestaat.
9 31-27, 19—24; 10 37—31?,
Wit mag hier toch tn geen geval het voltooien
van een kettfngstelling toelaten en zou dus ver
plicht zijn, met 34—30 af te ruilen. Het is vanzelf
sprekend, dat hij na den textzet in groote moeilijk
heden zai komen.
10.14-19, 11 41—37, 17—22, 12- 48-41, 11—17;
13 27—21 gedw. 18:27; 14 32 21, 8—11;
Wit houdt nu wel zeer weinig bewegingsvrijheid
over. Aangezien zwart echter tempi moet trachten
te winnen, zou 7—l\ wellicht beter zijn, om op 21—
16 met 2—7 te sluiten.
15. 31-27, 22:31; 10 38:27. 1-8; T
Zwart kon natuurlijk niet 17—22 spelen wegens
2117 eri 37 6 van wit, terwijl 1116 geen zin had,
omdat zwart hierop kan afruilen met 2722.
Wit mag hier niet 37—31 spelen, zooals de zwart
speler aantoonde. Deze voert dan n.1. een prachtige
combinatie uit door (23—28!!) 32 5 (24—30) 35 24
(18—23!!!> 5 17 (11 22!) 27 18 (12 23) 29 18
(20 16!!!) en wint schijf 18 van witl
Niet alleen door de inleiding, waarbij wit een
dam krijgt, en door den «neerslag, walkt mat den
zet 1823 wordt verkregen, maar speciaal door
den grooten ronds! a g aan het «lot ts dit een slag-
zet van origineele constructie.
JWit had dus in den diagramstand het besta 41—36