De idee van een Kruisvaarders uit molen werd door de t Oosten meegebracht de molenwieken De zeilen van onze molen- j wieken en de zeilen van onze schepen hebben voor 'n goed i deel de economische geschie- j 5 nis van ons land gemaakt j Gewedteltfke verschillen De taal der molenwieken TiÈT is vreemd, maar waar. Onze Hollandsche Ê—M tóolen is eigenlijk van origine heelemaal niet LM. Hollandse hornaar uit het Oosten afkomstig. Vermoedelijk hebben de kruisvaarders de idee van een molen meegebracht en hebben de bewoners van de lage landen bij de zee, waar het bijna altijd woei, spoedig de groote mogelijkheden er van ingezien. Maar el is.de idee dan niet van Hollandschen oorsprong, de uitvoering, de uitwerkinp is zóó van den proctischen Hollandschen peest doortrokken, dat we met een ge rust hart kunnen blijven spreken van „ónzen HoV tandscHen molen". valschte Zuid-Hollandsche bovenkruier! Ooï. de vroegere DelfshaveniÉhe molen „De Dietilleerketel" was een bovenkruier. Voor het opvangen van den wind is aan de wie ken meestal een latwerk bevestigd van een eigen- aardigen scheluwen vorip. dat in den loop van den tijd het meest effectief is gebleken. Op dit latwerk worden de zeilen gespannen: bij weinig wind bedek ken zü het geheel, bij sterken wind minder, bij zeer sterken wind hebben de wieken de zeilen niet noodig. Ze worden dan opgerold aan de wieken be vestigd. Inplaats van zeilen gebruikt men hier en daar ook wel houten borden, die jaloeziesgewijze aan de wieken zijn verbonden en om de lengteas draaibaar zijn. Door verandering van stand vangen ze meer of minder wind. gaan voor'altijd van den molenaar, van een korte of een lange rust, die hun is toegedacht, van een aanstaand huwelijk in den molen. In den loop der tijden zijn er nog tal van an dere mededeelingen gedaan met behulp van de»wie ken, maar deze berustten dan meer op ondertmge afspraak. Zoo wordt in het boek „Onze Holjandsche molen", van C. Visser, A. ten Bruggencate en J. Schregardus verteld van een Zeeuwschen mole naar, die een bevrienden strooper met de wieken een sein gaf, als de koddebeier in aantocht was. Zelfs in politieke geschillen zijn de molens betrok ken geweest, o.a. door de kleur van de zeilen. Het is natuurlijk slechts een beperkt aantal be grippen, dat de wieken kunnen vertolken, maar het is wel aardig om deze te kennen. Moeilijk te oht- houden zijn ze niet. Staan twee wieken horizontaal en twee verticaal, dan heeft de molen zijn dagtaak volbracht. Den volgenden morgen kan de onderste wiek dan, zoo noodig, dadelijk met zeil worden be legd en de overige vervolgens. Staan dé wieken onder een hoek van 45 graden met den horizon, dan 'beteekent dit, dat de molen voor eenigen tijd zal stilstaan. Het is ook de stand van den molen, die, buiten gebruik gesteld, op den slooper wacht. Door dezen stand wordt de kans op blikseminslag minder, bij dezen zoogenaamden overhekstand reiken de wieken minder hoog in de lucht. In Friesland werden vroeger de molens des Zondags ook overhek gesteld, ten teeken van rust. Ook gebeurde dit, wanneer er kermis was. Vreugde vertolken de wieken, doordat zij iets „te kort" zijn gesteld. Dé molen wordt dan stilgehou den even vóór twee wieken den verticalen stand hebben bereikt. De onderste wiek is dan „komend" en volgens den molenaar is bij vreugde steeds iets „komend", in tegenstelling met rouw, wanneer er iets ,,gaat!'. Is het gezin van den molenaar ver meerderd, gaat zijn zqon of dochter trouwen, dan nemen de wieken den vreugde-stand aan, dat wil zeggen: als er niet gemalen behoeft te worden, want het werk gaat natuurlijk voor alles. Soms zet te de molenaar ook nog een vlag op het hoogste punt van de wiek of op de kap. Dl gemeente Hhenen kan bogen op een eerete Molentheehuis. Holland De hoogte van de molens hing vaak af van de omliggende gebouwen. Stonden er hooge, wmdvan- gende gebouwen in de omgeving, dan moest de mo len'nog hoogér zijn en dientengevolge was het niet meer mogelijk van den grond af de kap te doen draaien. Daarom werd om den molen een balie, eèn zoogenaamde zwichtsstellmg aangebracht. Vaak ook werd een molenaar „windrecht" verleend, het geen beduidde, dat binnen een bepaalden afstand geen hoog gebouw mocht worden opgetrokken, of hoog geboomte mocht worden geplant. Vooral in de Zaanstreek kon men vroeger bij het huwelijk van een zoon of een dochter van den mo lenaar molens in bruidstooi zien. De molenaar' nam dan geen genoegen nsc^ den vreugdestand, neen, hij versierde ook nog de Wieken en verbond ze on derling met kleurige slingers, vlaggen, kronen, kran sen, groen enz. Vaak ook zag men de voorletters van het bruidspaar tusschen dit alles. De molen stond echter alleen maar mooi op de, in den bruidstijd vallende Zondagen en op den trouwdag, 'a Maandagsmorgens werd al het moois weer ver wijderd, dan moest het dagelijksch wérk weer wor den verricht. Zooals gezegd, bij rouw staan de wieken „gaand". Dé molen wordt dan stilgehouden, even nadat dé wieken den verticalen stand hebben be reikt. Een molen rouwt een jaar en zes weken, echter wordt ook wel rekening gehouden met den ernst van het geleden verlies. Staat de molen aan den weg naar het kerkhof, dan zal de molenaar veelal bij het passeeren,van den lijkstoet den mo len stilhouden en in den rouwstand plaatsen. Elk deel van het land heeft echter weer zijn eigen gebruiken, wij noemden slechts de meest voor komende. Vooral in de Zaanstreek kende en kent men tal van variaties. Het oudste type molen, de standaard, wordt in Holland bijna niet meer aangetroffen, wel nog in Zeeland, Limburg, Gelderland en Brabant. In den Alblasserwaard bevinden zich nog eenige wipmo lens. In het eigenlijke molenland Holland overheer- schen de boven- en binnenkruters, al dan niet voor zien van een balie. Ook tusschen Noord-" en Zuid-Holland is er een kenmerkend verschil, waar het het type molen be treft. In Noord-Holland zien we de binnenkruiers het meest, in Zuid-Holland de bovenkruiers. Het verschik'tusschen beide? Bij den binnenkruier, die stoer en torsch van ge daante is, is er maar weinig, dat het strakke silhouet verlevendigt. Alles bevindt zich binnen, de staart en het geheele draaimechanisme. De Noord- Hollandsche molen is> ook meest in hout uitgevoerd en met riet gedekt, behalve het onderste 'deel.. De Zuid-Hollandsche molen heeft een veel leven diger silhouet. De kap heeft sierlijker contouren, de molen zelf is eenigszins getailleerd en het kruiwerk bevindt zich buiten, alle onderdeeien zijn dus zicht baar. Men zie er den molen op het Oostplein te Rotterdam maar eens op aan: een echte, onver- In den loop van den tijd zijn er verschillende typen molens ontstaan, waarmee de doorsnee-Hol lander helaas maar al te weinig bekend is. Een molen is voor de meesten een molem maar het heusch niet zoo moeilijk te constateren verschil tusschen een standaardmolen, een wipmolen, een bovenkruier en een binnenkruier is hun vreemd. We zullen trachten het uit te leggen. De oudste molens waren geheel vast en konden daardoor niet worden gesteld naar de richting van den meest heerschenden wind. Spoedig kwam hier in verbeteringbij den standaardmolen is het geheele molenhuis met werktuigen en al op een vast onderstel, den standaard, draaibaar om een verticale as. Bij de wipmolens is het draai bare bovendeel kleiner en het vaste onderdeel, waarin de werktuigen staan, grooter. Het draai baar bovendeel is vanzelfsprekend van hout. Nog een stap verder dan de wipmolens gaan de boven- en binnenkruiers, waarvan alleen het kleine allerbovenste gedeelte, de kap met de wieken, draaibaar is. Dit draaien van de kap heet kruien, vandaar de naam boven- en binnenkruiers. Deze typen komen het meest voor, daar zij groo- tendeels van steen kunnen worden gebouwd, het geen het brandgevaar natuurlijk aanmerkelijk ver mindert. De doorsnede van zoo'n kruier is gewoon lijk achtkantig of rond. gen, echte onvervalschte Zuid-Hollandsche boren kruier! Eigen foto.. En weet u wel, dst de molenwieken ieder, die hun taal verstaat, iets te zeggen hebben, enkel en alleen door hun stand? De wieken vertellen van vreugde en verdriet in het molenaarsgezin, van de komst van een nieuwen wereldburger, van het heen- Het is interessant zich in al deze molen-bijzon derheden te verdiepen. Als men het eenmaal heeft gedaan, zal men stellig geen molen meer voorbij gaan, zonder even bij zichzelf vast te stellen, welk type hij vertegenwoordigt en wat de stand van de wieken zégt. En men zal nóg meer- vreugde aan onze molens beleven, door het meer bewust in zich opnemen van vorm en lijn. Onze echt Hollandsche molen want we blijven hem Hollandsch noemen, ondanks zijn vermoedelijk Oostersche afkomst hij male nog lang ons echt-Hollandsche graan en hjj dra ge aldus bij tot een welvaart, die eveneens sinds eeuwen tot de glorie van ons land behoort. Te Zaandijk bevindt zich een molen zonder wieken, welke neg in pebhtik is. Hó werkt electriseh en wordt gebruikt voor het maken ban veevoeder. Holland.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1941 | | pagina 6