iefde tusschen de getouwen
I
De man met de ijzeren handen
Liefde tusschen.
de getouwen
En een goed jaar later
C
63 jaar
maar nog breekt hij hoefijzers
Brabantsche vertelling
t
Overdag ambtenaar,
's avonds athleet
Overigens was hij zoo verstandig na zijn dertigste jaar
een streep onder zijn carrière te zetten
Eenige krachttoeren
Uit een sterk geslacht
T ïesje de wever, een gierige
vrijgezel, leefde zuinig en al
leen in een laagdakig hui-
zeke, dat krap en krammel opge-
velde aan de kromming van het
Kreugenpad. Het stond daar een
zaam en verlaten in den „Kreu-
genekker", als een armtierig kind
van de vlakte. En verlaten en een
zaam verschrompelde er Tiesje, heb
zuchtig en vervreemd van de men-
schen, norsch van uiterlijk en schuw
als een vos, die alleen uitging om
voedsel te zoeken.
Den kost haalde hij in de stad, bij
Ledeboer, den fabrikant, die hem.
geld en garen gaf, als hij het de vo
rige week geleverde garen van sche
ring en inslag tot baai of dubbel ge
weven, weer terug bracht Geld voor
sten gaf Tiesje maar weinig uit Het
■paren was hem een hartstocht ge
worden. Nooit bezocht hij een her
berg. nimmer rookte hij een pijp,
och ontstak hij lamp of vuur, hij
zelfs te zuinig om lucifers te
koopen en als hij ging leveren, met
goed weer, trok hij onderweg zijn
klompen uit en voerde ze op den
kruiwagen mee, om ze niet te ver
slijten.
Een vrouw had hij nooit gewild,
die kostte te veel geld, zei hij altijd.
Toch was er een, die hij gaarne zag,
af liet hij het niet blijken; maar lief-
de roept liefde en Mijntje van Wij-
meren, zoo heette zijn uitverkorene,
kruiste meermalen zijn weg, als hij
leveren ging. Dan spraken hun oog en
de taal van hun hart
Mijntje was een wees en woonde
hij haar oom opcode „Lupkes", waar
ze behulpzaam was in het huishou
den en ook haar getouw had. Ze had
„haar tijd voorbij laten gaan", ge
lijk de mensehen het zeiden m Ties
je als vrijgezel van in de veertig, be
hoorde tot haar categorie. Sinds
Tieeje tot haar oom had gezegd, dat
bij pat een vrouw zou nonen „als
hij rijk" was, meende Mijntje, dat
de wever van den Kreugenekker
zoor haar bestemd was.
Als haar oom zijn middagdutje
deed, sloop zij het huis uit en ging
naar den Kreugenekker, om bij
Tietje plagend door de ruiten te glu
ren. Dan keek hij even en lachte
eens zuur, doch hij weefde maar
door alsof er geen Mijntje aan het
raam stond. Aldoor trekkend aan het
■poeltouw en stampend de kam trap
pen zwoegde hij, dat groote druppels
hem op -jïet voorhoofd parelden en
zijn schrale baren vochtig tegen de
beenige slapen -klamden. Teleurge
steld ging Mijntje dan heen en zette
zich thuis aan het getouw, dat rara-'
malend te klepperen sloeg onder
haar vaardige handen. De regelma
tige spoelslag was als de harteklop
ran de weefster, die aan haar weef-
■el dacht, maar meer nog aan den
wever van den Kreugenekker. En
peinzend en wevend beraamde zij
het middel om Tiesje voor zich te
winnen.
Op een stormachtigen herfstavond
was Tiesje laat naar boven gegaan.
Lang had hl] wakend liggen luiste
ren naar de gierende geluiden van
den wind, dié wild over de vlakte
rende en een tartend spel speelde
met de regenvlagen, welke bij op
nam en striemend tegen de gesloten
renj terluik en van het wevershuizeke
zwiepte. Tiesje had nog andere ge
luiden gehoordeen oogenblik had
hl) zelfs gemeend, dat ae beneden
uit de weefkamer kwamtei en dieper
was hij weggekropen ouder de de
kens om te slapen, maar het razend
tieren van den wind nam toe en dui
delijker klonk het gestommel bene
den in het huis. Plotseling hoorde
hij het klepperen van zijn getouw,
dat regelmatig dreunde, met nijdi-
gen spoelslag. Een kletterende echo
klonk, die krakend antwoordde op
het dreunend ladegebons van het
houten werktuig.
Sidderend richtte Tiesje zich op
en verliet zijn bed, doch hij durfde
niet naar beneden gaan; het zou hem
sok weinig geholpen hebben, want
hij kon geen licht ontsteken, omdat
"hij geen lucifers in huis had. Op den
rand van zijn bed gezeten wachtte
hij angstig de dingen af. Zijn getouw
bonsde en stamp-e als op klaarlich
ten dag. Door de plankenreten der
zoldering meende Tiesje een groot,
wit spook te zien, dat op zijn" ge
touw te weven zat Hij voelde zijn
bloed verstijven in een ijskoude ril
ling, die door zijn leden ging. Afge
mat van schrik viel hij neer op zijn
bed en sliep eindelijk in.
Het was morgen, toen hij ontwaak
te en Tiesje meende, dat hij ge
droomd had. Beneden komend zag
hij, dat de schering een heel eind
afgeloopen en zijn spinpijpen ver
geslonken waren. Het spook had
werkelijk geweven en er zet wel 'n
dozijn ellen meer op de rol. Nog
vleide Tiesje zich-met de illusie, dat
alles slechts zinsbegoocheling was en
hij zette zich bevend aan zijn weef
stoel. Hij trachtte de herinnering
aan de spookgeschiedenis te verban
nen en werkte gestaag lot den avond.
Toen het donker viel sloot hij de
vensterluiken en grendelde de deur.
Daarna nam hij een stuk krijt en
merkte het weefsel aan den „drom",
bij de schering. Na zich overtuigd te
hebben dat er, buiten hem, niemand
in huis was, ging hij naar boven en
wierp zich gekleed op bed. Hij trok
de dekens over het hoofd en wilde
niets meer zien en nergens meer aan
denken. Zoo viel hij in slaap
In het holle van den nacht werd
hij bruut gewekt door het razend
getouw, dat weer geheimzinnig te
klepperen geslagen was, evenals den
vorigen nacht. Moedeloos poogde hij
aan 't martelend geweld te ontkomen
en hij wikkelde zich geheel in de
dekens. Hij klemde zijn handen
krampachtig tegen de ooren, om het
pijnigend geluid niet meeT te ver
nemen. Onder de vaste drukking van
zijn handen gulpte het bloed naar
zijn hoofd, zoodat hij er duizelig van
werd. Urenlang worstelde hij tegen
het duivelsch rumoer
's Morgens zat het krijtmerk van
den vorigen'dag tien ellen verder op
het stuk stof. Van dien dag af had
Tiesje geen rust meer. Gelaten legde
hij 's avonds alles gereed voor het
nachtspook. Hij bevochtigde de
garenpij pen en besproeide de sche
ring als het noodig was. Na een volle
tuit op de spoel gezét te hebben
teekende hij de stof met een krijt-
schrap. om 's morgens te kunnen zien
hoeveel, het betooverde getouw
's nachts geweven had. v
In huis slapen durfde hij niet
meer. Als het donker werd ging hij
zich verschuilen, hier of daar in een
boerenschuur, of hij doolde als een
9 Foto Hollend.
zümeloozt over de hel, lot hij ergens
uitgeput neerzakte en in slaap viel.
Bij het ontwaken van den dag ging
bij, moe en overspannen, weer naar
zijn woning terug en hernam opge
wonden zijn werk, zwoegend om te
vergeten. Hopeloos beulde hij van
den ochtend tot den avond, werkend
als een bezetene.
Voortaan leverde hij geregeld twee
groote stukken stof per wedt, (tuk
ken van bij de honderd el, en nie
mand begreep hoe het mogelijk was.
Jaon, de meesterknecht van de firma
'Ledeboer, meende dat de wever van
den Kreugenekker „van de .kwade
hand" geraakt was en sprak er zijn
patroon over. Tiesje werd op het
kantoor ontboden. Op de vraag hoe
hij het klaar speelde twee groote
stukken per week te weven, terwijl
de beste buitenwevers, als „Sik van
Aasten" uit 't Laar en „Knóesje
JHommers", uit "t Cadent er maar
één klaar konden krijgen, antwoord
de Tiesje, zonder te liegen, maar ook
zonder het spook te noemen
Be heb iemes, die bij me komt
wèven, terwijl ik slaop
Op een morgen, na een slapeloozen
i nacht, toen hij heimelijk zijn schuil
plaats, de korenschuur van boer
Pulles, verliet en zich naar huis wil
de begeven, ontmoette hij Gert Tree
bus, den veldwachter, die hem goed
kende. Treebus, die gezien had hoe
Tiesje als een dief uit de schuur
kroop, verwonderde zich over de,
vreemde gedragingen en het ver
wilderde wezen van den buitenwever.
Deze, op heeterdaad betrapt, vertel
de bedroefd, waarom hij nachts
zijn huis ontvluchtte.
Treebus was een plichtsgetrouw
veldwachter en een goedaardig
mensch; maar hij was veldwachter
in den tijd, dat zoowat ledereen nog
aan spoken geloofde en Treebus ge
loofde ar eveneens aan. Hij wist ech
ter, dat er voor zijn burgemeester
Migeen spoken bestonden en dat hij
zich belachelijk zou maken, als hij
diens hulp Inriep om het raadsel yan
het spookgetouw te ontsluieren.
Daarom besloot de veldwachter er
maar alleen op uit te gaan en de
spoken eerbiedig te behafidelen.
Na een geduldige nachtwake voor
de woning van den wever, waar
het, spookgetouw» 's nachts weer .ge
rateld had tijdens Tiesje's nachte
lijke afwezigheid zag Trtfebe, mor
gens vroeg, dat de vensterluiken
van binnen wérden geopend. Hij
hurkte neer achter de haag van t
Kreugenpad en keek, wat er verder
bij de weverswoning gebeurde. Het
raam werd behoedzaam omhoog ge
schoven en een vrouwengelaat keek
voorzichtig spiedend naar buiten.
Het hoofd werd gevolgd door een
vrouwenlijf en een rokkenmassa
wipte over den raamdorpel. De ge
daante, nog onherkenbaar, slM>t
ijlings en zonder gerucht de venster
luiken weer en vluchtte daarna
dwars over de akkers, in de richting
van de „Lupkes".
Na veel inspanning wist de veld
wachter haar te achterhalen.
Goeien morrege, meiske, zei
Treebus, die in „het spook" Mijntje
van Wijmeren herkende.
Ook goeien morrege. antwoord
de Mijntje 'lachend alsof er niets
gebeurd, was.
'k Zal oe 'n proces moete»
maoken vur het loopen op verbojen
grond, hernam de veldwachter.
Ge doet mar, meensch, spotte
Mijntje.
Waor kom-de eigenlijk van-
daon?
Van m'n werk. zei het meisje
zonder dralen.
Van oe werk, stamelde de
veldwachter, gao-de gij 's yachts
«■erken? (Vervolg op pagina 3)
w>.5
ZOO heel toevallig ontmoetten
wij in de vriendelijke foren
sengemeente Laren, zittend
in de schaduw van zijn tuaschen
groen verstopt buitenhuis den heer
Scharp, alias „de man met de Ijzeren
handen". Wanneer men hem van den
weg af met een krant en een kop
thee in een tuinstoel temidden der
kleurige bloemen ziet, in zijn licht
zomercostuum, behaaglijk genietend
van het mooie weer, gelooft men
niets van de verhalen, die men zoo
ln Laren heeft hooren fluisteren
over hoefijzers, die met de hand
worden gebroken om over smeed
ijzeren kettingen nog niet eens te
spreken. En zou het ook waar zijn,
dat deze man met de bloote vuist een
draadnagel met een enkelen slag
door een dikke plank kan slaan?
Wij hebben reeds een en ander
van u gehoord, maar dat zal toch
wel overdreven zijn'leiden wij het
gesprek in, doch de heer Scharp wijst
terzijde.
Kijkt u maar eens in het tuin
huisje.
In het kleine bouwseltje van boom
stammetjes hangen rondom verschil
lende „stille getuigen"; hoefijzers,
gebogen' Ijzeren stavenOnze gast
heer heeft reeds een hoefijzer in de
handen genomen, dat onder zijn
machtigen greep nu valt het ons
op, hoe gespierd en krachtig zijn vin
gers zijn begint te buigen. Nu
vouwt hij het metaal op als een
•tukje bordkarton nog even wrin
gen en het hoefijzer Is ln twee
stukken.
■=fe,
Ik kan ook een spel kaarten
met één gheep doormidden scheuren.
Als het moet, ook twee spel boven
elkaar, verhaalt de heer Scherp en
wij beklagen In gedachten den man,
die zich ooit tot een handtastelijk
meeningsverschil met dezen Hereules
zou laten verleiden. Maar de man
met de Ijzeren handen heeft slechts
één keer ln zijn leven gevochten,
namelijk als jongen. Dadelijk na den
eersten klap dacht hij echter: „Dat
moet je nooit meer in je leven (toen,
want je niaakt anders ongelukken."
Öf dagen zijn reeds lang voorbij,
dat de naam van den athleet,
„Scarpia", als „het nummer" op ver
schillende programma's prijkte: hij
heeft voor tal van volle zalen groote
successen geoogst en prestaties ten
beste gegeven, die door weinig ande
ren tot nu toe ook maar eenigszins
zijn geëvenaard. Het merkwaardige
ls echter, dat de heer Scharp ook
nog op dezen leeftijd hij heeft
toch immers den drempel - over
schreden, die naar de zeventig leidt
welhaast nog geheel over zijn
oude kracht beschikt
Overigens was dit leven in menig
opzicht bewogen en interessant. Oor
spronkelijk lag het in de bedoeling,
dat de jonge Scharp de voetstappen
van zijn vader, die bet tot generaal-
majoor had gebracht, zou volgen en
officier zou worden. Maar door ver
schillende omstandigheden ging dat
niet door. Wij vinden hem later
terug als ambtenaar op de gemeente
secretarie te Amsterdam, die zich
's avonds ontpopt als een athleet, die
in het felle floodlight het 140 pond
zware wiel van een mallejan op zijn
kin balanceert, Ijzeren kettingen op
zijn biceps en deze door middel van
zijn borstkas breekt en zelfs een
fietser op zijn kin in evenwicht
houdt!
Steeds' vu hij in zijn pension aan
het oefenen en trainen: er bleef geen
uurtje vrije tijd over. Vooral het bij
slijpen van zijn sterk ontwikkeld
evenwichtsgevoel -maakte hem tot
een athleet, dien men zelden op de
planken ziet, namelijk tot kracht-
balanceur. Wat hij met dat wagen
wiel deed, kt>n hij ook met een Ijze
ren scheepsanker en met andere on
handelbare voorwerperi.
Ondertusschen was hij zoo ver
standig, na zijn dertigste jaar een
strpep te zetten onder deze bijzon
dere carrière, omdat deze kracht^1
toeren tenslotte ook van het sterkste
lichaam veel eischen. Het is overi
gens een algemeen bekend verschijn
sel, dat renners, boksers enz. na deze
leeftijdsgrens beginnen te tanen.
Tien jaar lang was Scarpia een lich
tende ster aan het tooneelfirmament
geweest, om daarna weer onder te
gaan ln het niets. Maar vermoedelijk
dankt hij aan dit vroege afscheid het
feit, dat hij nu in de wandeling nog
„de sterke man van Laren" wordt
genoemd. Want het staat zeer te be
zien, of èe heer Scharp de man ge
bleven zou zijn, die hij nü is, wan
neer hij niet de kunst had verstaan,
een grens te trekken.
Zoo is deze man 63 jaar geworden
en hij buigt nog een ijzeren staaf van
22 c.m. lengte en 1 c.m. doorsnede,
die eerst bij een gewicht van
1000 k.g. gaat buigen, geheel krom.
U moet zich dat niet voorstellen ln
den stijl van „een greep een druk
afgeloopen", want zoo is het niet.
Deze toer kost enorm veel krachts
inspanning. De uiteinden van de staaf
worden omwikkeld met lappen en
ook de knieën .worden te hulp ge
roepen. Het is bijna een worsteling,
maar de hoofdzaak is, dat het lukt
Mooi is ook de toer, dien ik van
"den athleet Samson heb afgekeken.
Eens kijkendat is nou ook alweer
40 jaar geleden. Deze zei tegen het
publiek nu zal ik u eens wat laten
zien, waarvoor nu eens geen Ijzeren
staven en zware gewichten noo
dig zijn. Brengt u mij maar eens een
volle flesch champagne.
Onder het spreken heeft de heer
Scharp een met water gevulde flesch
uit het tuinhuisje gehaald en hy ver
telt verder:
Hij nam de flesch zoo tusschen
duim en wijsvinger by den hals en
werkte vervolgens de flesch met de
vingertoppen naar boven, totdat de
ziel in de hand.staat. Ik zal het u
laten zien. Het lijkt erg eenvoudig,
maar er is een enorme vingerspier
kracht voor noodig!
Een der ijzeren handen legt zich
om het groene glas: langzaam gaat
de flesch met behulp van de vingers
omhoog. Het lykt inderdaad heel
simpel, maar de schijn bedriegt. De
flesch verdwijnt weer in een donker
hoekje en de heer Scharp zal ons
een nieuwen toer ten beste geven,
waaraan een dikke plank en een
groote draadnagel te pas komen. Het
blijkt inderdaad geen „gerucht" te*
zijn geweest, dat hy met een slag,
zoomaar met de hand een spijker
door hout van enkele centimeters
dikte heen kan slaan.
Als schooljongen trok Ik reeds
spijkers zonder tang met mijn vin
gers uit kisten en met het slaan van
spijker; op deze manier had ik by
mijn kameraden altijd veel succes.
Ik heb dat later geperfectionneerd
en tot een soort sport gemaakt
De heer Scharp omwikkelt den kop
van den draadnagel met een lap
de plank ligt tusschen twee stevige
tafeltjes gereed. Nu haalt hij ver uit
en duikt heelemaal in elkaarin
een wijden boog flitst het dunne me
talen voorwerp op het hout neer en
zie het wonder is gebeurd de
punt steekt er aan den anderen kant
door. Zal ef 'één 63-jarige elders
worden gevonden, die hem dat na
doet?
Overigens laat de heer Scharp
tegenwoordig zijn prestaties nog
maar by exceptie zien, want anders
zou het bezoek gan zijn huis geen
grenzen kennen, ^aziëf men er dan
ook uit als een vijftiger en beschikt
men over een uitstekende gezond
heid, tenslotte wil men ook wel eens
van zyn rust genieten en in de be-
D* heer Scharp breek» „even" een hoefijzer.
haaglijke sfeer1 van Laren zijn krant
lezen.
Het spreekt bijna vanzelf, dat hij
een afstammeling is vay een sterk
geslacht. Glimlachend verhaalt hij
ons, hoe zijn moeder eens een schaal
met vleesch over tafel aanreikte, die
door de andere partij werd ver
geten aan te nemen: geruimen tijd
bleef zij met den gestrekten arm de
schaal voor zich uithouden zonder
er erg in te hebben, welk een enorme
spierkracht hiervoor noodfg is?
Laten we ook niet verzuimen, te
vertellen, dat «je tandartsen den heer
Scharp den man met het „leeuwen
gebit" noemen: 'hy beeft al zyn tan
den en kiezen nog. Overigens heeft
hy met zijn tanden Vroeger heel wat
gewichten opgebeurd en tot voor
enkele jaren waagde hij het zelfs
nog een volwassen persoon met zijn
gebit van den grond te heffen.
Dat soort „ijzeren mannen"- als de
heer Scharp is slechts heel dun ge
zaaid en wanneer men hem op een
oude vergeelde foto op de planken in
actie ziet een breede gestalte met
imponeerende spierbundels en op
een vraag moet hooren, dat „dit ook
amper veranderd is", dan begrijpt
men nog beter, dat deze man tot de
topklasse der Nederlandsche athleten
heeft behoord. Jongeren zijn voor
hem in de plaats gekomen, maar wij
zouden hen wel eens willen spreken,
wanneer zij 63 jaar zijn.
(Vervolg van pagina 2)
Dè moet ik wel, 'k gao 's nachts
Stiekum Tiesje helpen, zonder dè ie
er erg in hef. 'k. Wil 'm rijk mao
ken, want as ie rijk is dan trouwt -
ie en as ie trouwt dan i# 't mee mij,
dè weet ik.
DuS ge spuit 's nachts vur
spook om Tiesje dubbel geld te lao-
ten verdienen: herwens Mijntje, as
'ge no nie meer spookt en ge zegt
niks, ook tegen Tiesje nie. dan zal
die trouwerij wel in orde komen en
maok ik geen proces.
Hoe zal die trouwerij dan in
orde komen? vroeg het meisje onge-
loovig.
Laot mij mar doen. "k zal Ties
je wel 'ns aonspreken, antwoordde
Treebus.
Nog dienzelfden dag vernam Ties
je van den veldwachter de simpele
openbaring yan het spookgeheim.
.Treebus vertelde hem. hoe Mijntje
's nachts heimelijk was komen we-
vln om Tiesje meer te laten verdie
nen, wijl hij gezegd had, dat hij
niet zou trouwen, vooraleer hij rijk
was. Toen ging Tiesje een licht op:
Dè *k daor nie eerder aon ge-
- docht heb, riep hij uit: Ik kan voort
iedere week twee stukken leveren
as ik Mijntje neem. Dus Tc trouw
ze en zet 'n getaauw bij; dan kan
z'hier overdag komen wèven en ver
dien ik dubbel!
Van de zijde van Tiesje werd het
een huwelijk „uit berekening", maar
tusschen de twee klabrtterende ge
touwen bloèide de liefde op. En een
goed jaar later weefde Mijntje
„'n baaike" voor "n miniatuur-
weverke, dat zij blij verwachtte!