ROND EEN AFSLAG
DE GOUDSCHE COURANT
Zevende jaargang
No. 16
f 7
iLachspiêgel r
Even peehoortig pis de schepen en tuigen, is de
hleedg der boetende, visch-sjouwende of praatjes
makende varensgasten. Daar staan ie, breeduit, de
wijdbroekige „schilderden" van Urkers, ernevens
de veelkleurige klanten uit de Uselméer-
thuishavens
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1941.
Geen enkelen wentch heb ik meer. En jij?
Vergeet niet, dat ik over acht dagen jarig
- Moeder! Kom gauw! Hier kun Je allea goed zien!
Verlag Deike, Duitachland (m.)
(«HIWMMMMHt
Werner/Deike, Dultschland (m.)
Zoo, nu zul Je het -wel uit je hoofd laten me
voortdurend voor de voeten te loopen!
Aftenbl., Zweden (m.)
Waarom kocht Je 'atalen .meubelen?
Ik kóeht ze niet! Ik liet de gas
leiding losbreken, m'n auto uit elkaar
nemen en dat allea bij elkaar leverde
dit op!
Hum. Mat. Dienst, Hongarije (m.)
Mijnheer de inspecteur, neem me
gevangen!*Ik heb m'n vrouw geslagen.
Is ze gewond? Dood?
Nee, maar ze kan over tw^a?
minuten hier zijn!
Hum. Mat. Dienst, Hongarije (m.)
U kunt dus den eerste, van de vol
gende maand als mijn particuliere
steno-typiste hier in dienst treden.
A propos, künt u stenografeeren?
(Teekenlng De Coninck)
En hoeveel weegt dia ham zonder
uw arm?
Hum. Mat. Dienst, Hongarije (m.)
E R ligt een. machtige „kluit" schepen voor den kant!
i* Van her en der afkomstig, hierheen gekomen om te markten.
I Schepen met bruine en schepen met blanke zeilen, met spitse
kotterkogagaygn ronde botterstevens. De vrouwen moeten een groote
plaats iE|g|& Jiart van haar- mannen innemen; Ge leest ér al
langs glaBÖ|||h fraaiè letters uitgeschilderd: Johanna Francina,
Maartje, Pinfcrrnella enz. Voorts'op de boegen: SCH* (Scheveningen),
VL (Vlaardingen), KW (Katwijk), IJM (IJmuiden), RO (Rotterdam),
UK (Urk) en nog. vele andere.
En even veelsoortig als de schepen en tuigen, is de Heedij der
boetende, visjhsjouwende of praatjesmakende varensgasten, f ier. Daar
staan -ze, breeduit, de wijSbroekige „schilderijen" van Urkecs, erne-
pen, zijn de bezoekers op dezen afslag; vrou
wen met kanten mutsen en zilveren „ijzers",
torsend jukken met manden; mhnnen op
klompen,' schoenen, laarzen, in lust're jasjes,
zomercostumes en dikke lakensche pakken
met op den buik groote koperen knoopen;
lül, die doen alsof ze hun heele bezit in
den vestzak hebben en anderen, om wier
hals een ketting bungelt, waaraan, bij ver
moeden, de geldbuidel is gekluisterd...
Die lui kennen elkaar allemaal, doen al
thans alsof; redekavelen een ieder op de
wijze, «waarop hij gebekt werd. Men hoort er
den zoeten zangerigen klank van het Sche-
veningsche dialect,- vangt de taal op van den
Vlaardingschen vischhandelaar, die over
ieeaantjes speeekt en de Noordelijke kustbe
woners, die van iedere ch een' k maken:
skol, skellevisch, skipper-
Maar ze verstaan elkaar en méér. Ze ver-
Staan ook de afslagers, die, ongekend snel,
cijfersopdreunen,cijfers-cijfera-cijfers,tot-
men er tureluursch van dreigt te worden.
En- om die afslagers dringen ze heen, ver-
drlhgen elkaar, sommigen kijken de woorden
(liever: de getallen) uit den mond van den
afslager en mijnen met een enkel gebaar ai
„Main", „Moin", hoort men gedurig en
gezichten glunderen, omdat ze handel heb
ben. Maar wie zijn teenen lief heeft, moet
niet te dicht in dat gezelschap verkeeren of
„op-de-klomp" gaan... -
De vischverkoop gaat hier soort voor soort,
partij voor partij, schipvangst voor schip
vangst. Er waren vanmorgen ruim honderd
scheepjes 'binnen, maar het ging verbazend
snel. Wie twee, drie uur na het begin komt,
vindt zéker een half leege hal.
Met allerlei vervoermiddelen gaat de vjsch
weg. Wel toegedekt, onder een dik ijsbed,
opdat een koele verzending gewaarborgd is.
En wie dat allemaal ziet, dat gehol en ge
draaf, het geschrijf en gekrabbel, dat ge
schreeuw van:
Hier, voor Leeuwarden.
B&ar, voor Almelo.
Ginds, voor Maastricht,
doet goed het hoofd eens om te wenden;
naar den kant, waarvoor een „kluit" sche
pen ligt, rpet volk, dat als de kans even
schoop is, het wiagt om nu Nederland van
versehe zeevisch te voorzien... Eenvoudig
volk, ook in zijn bonte veelkleurigheid, zooals
het daar staaH, met vanmorgen de heerlijke
blijheid in dé oogen van: een faine staive
mairt!...
De oude varensgast, die onze gids was,
herhaalt temidden van deze drukte:
Nederland is nu dol op visch, alleman
springt op naar een graatje...
Hij heeft' gelijk!
Weer gaan onze oógen langs den kant, nog
even kunnen Wij ons verlustigen in dit
schoone, simpele schouwspel van échte Hol-
landsche schoonheid. Reeds tjoekeren de mo
toren en worden de zeilen geheschen, hier
en daar en ginds vliegen trossen om meer
palen en bolders vandaan. Zes, zeven sche
pen tegelijk tuffen zü-aan-zij het gat uit,
Weg gaan ze, vol .spanning en verlangen,
voor de markt van morgen weer, wanneer
onder „visscherijnieuws" met twee, drie re
gels wordt vermeld, dat vijftig of zeventig of
honderd en meer kustvisschersschepen aan
den afslag waren; vijftig of zeventig of hon-
dei/i maal drie, vier ploAeraars, die Neder
land meehelpen te zorgen voor brood en
visch! Daar is moed voor moodig. Bravo 1
(Vervolg van pagina 1)
Maar de „mairt" is de spanning, de „mairt"
is nu nog alles. Ze kunnen veel vangen en toch
een slechte reif- maken, ze kunnen weinig
vangen en toch een goede reis maken. Dat lijkt
visscherslatijn, maar 't is het niet. De „mairt"
is de prijs, de prijs waarvoor de visch weggaat,
die bepaalt voor den visscher alles...
Nederland is nu dol op visch, zei ons
daareven een oudgediepde en hij nam ons
mee naar het grodte afslaglokaal. Eén
vreemde, roezemoezige ruimte, met naast
elkaar, afgescheiden door een „greppel", kis
ten versehe zeevisch: schol, schar, bot, tong,
tarbot, griet enz. En boven op iedere partij
een briefje: SCH 258...; VL 26...; IJM. 208-,
hetgeen zooveel wil zeggen: die zijn door dat
schip gevangen. j>
Tien, twintig, honderd, duizend, misschien
wel tienduizend oogen gaan op dit oogenblik
langs de partijtjes visch. die leder apart van
geringen omvang zijn, maar tezamen/ een
machtige hoeveelheid vormen.
Het wordt hier een drukte van je welste!
Auto's, sleeperswagens, .carriers en alle
andere-- mogelijke en onmogelijke vervoer
middelen rollen aan. Voor den kant mag
iedere man bijkans een ander dialect voe
ren", hier niet minder. Wjj komen nu niet
bepaald om zaken te doen. Of de prijs van
de tong een .Jrwartie'' hooger is dan gister
en dat 'de „skellevisch" slap lijkt, kan óns
op dit oogenblik niet zoo bar veel schelen.
Voor ons belangstellende niet-belanghebben-
de, wel te verstaan... Maar er dromthier
een massa mannen en, vrouwen samen, die
daar anders over denken, wier voorhoofden
fransen om prijzen en kwaliteiten.
Even veelkleurig als het volk van de sche
ven» de veelkleurige klanten uit da
IJselmeer-thuWheven». Daarbij de
mannen van de kust in grauwe ge
taande kielen, met vette bovenbroek
ken, waaruit felkleurig een flard
roodbaai priemt of oerdegelijk geen
wind doorladend carsaai...
Enkele .schepen voeren reeds uit.
De meeste lui wachten nog efkes
op.de „Inalrt".,
Strafs zullen ook zij zee-kiezen, da
'treil Overboord ploempen en wegtjDek
keren, sjorrend het net over den bo
dem, „op h<«P van zegep".
- (Vervolg op pagina 4)
ten Spakenburgtcht viëicher tn zón
vrouw. Vel liefde en trót» gaan kun
blikken naar hun kleinkind.
roto't Holland.