TANTE Kaas JE
SCHAKEN
m
m
mm
m
n
■f
m
m
m m
wm
n
m
nn -
mm
mm
mm
mr
m
m
m
m
1
n
UIZtHD
Johannes Bosboom
^Bloedoverdracht
1
iu
mi
m
Opgepast
H
ij
1
IV
SI
EQ JfK
H
EUR*
MM
J®!
Si
mm
M
QRAT ló UKiCUr
EUVOt Q5 ÉL-VAN- §?P§
DE GOUDSCHE COURANT
Overleed een halve eeuw geleden
van mensch op mensch
Invulraadsel
8 if.
^Lt:38S&a,,aÉ'■■•
??t*t?H£ÏI*1^
lETo OVER NAALDWIJK
Strubbeling tusschen de dames
WM
mm
Wm - W
I
N
Nederlands grootste kerkschilder
WtBB&f- O g
roa
Wil stonden dus in Naaldwijk en me- bouw. waarnaar de reporter met eenigen
vrouw Wolzak wist werkelijk niet wat ze angst keek, want als hij met mevrouw
moest. De zaak In het Hofje was heele- Wolzak op stap is kan het bijna n*®l
maal fa-kant uttgeioopen, juffrouw Ver- anders, of hij komt er met veel gerucht
meer was verdwenen, ergens op familie- in terecht en aan de zijvlakken van het
bezoek, aan den Dijkweg, zooals de re- plein ziet men het stadhuis, daartegenover
hJdWzevaïtem en wat nu? het hotel, terwijl ook hier de oude gevels
Ach. men kan werkelijk met eenig ge- niet ontbreken- Dit plein is één dier ver
noegen staan op het Wiïhelminaplein te borgen plaatsen, die den argeloozen be-
Naaldwiik al is het op het oogenblik daar zoeker iets verhalen van de schoonheid
wat rommelig, vanwege de rioleerings- van ons land. Okkie, die eerst,achteloos
werkzaamheden, waarmee een door en en schamperend over Naaldwijk had ge-
door zindelijke gemeente zich wel eens sproken, geraakte tn vuur en vlam, ook
moet ophouden. Ge kunt u bezwaarlijk een al was er'geen molen te zien, hij wist wer-
sehoooer dorpsplein voorstellen, waarde kelijfc niet, wat hij het eerst moest teeke
lezers. Aan den eenen kant de begrenzing nen, en de reporter maakt van de gelegen-
van' een schitterend gerestaureerde kerk, heid, dat wij nog aitijd met een onzekere
die een lust voor het oog is, daarbij een mevrouw Wolzak op .hetmarktplein staan
juweel van een oude pastorie, de over- gebruik, om nog gauw iets van het plaatsje
kant is ook keurig afgesloten door enkele te vertellen.
winkels en een groot woonhuis waama.ast Naaldwijk is zeer oud. Opgegraven voor-
1 oB,iele in h
zich Het politiebureau bevindt een ge-
Oplossing No.- 44A door G. Guldelli: vijf
punten.
Wit: Kg8. D27, Tt>5, Th5, La6, Lf2, Pc4, Pg7,
pi. b3, e3, f3.
Zwart: Kc5, Dg3. Lc6, Lf8, Pdl, Ph7, pi. b4.
fB.
1. Da7! dreigt 2. TbStt mat.
1. LdSt, 2- Te# mat.
1.L onv., 2. Td6 mat.
1.Dd5f. 2. Pes mat.
1. KdS, 2. e4 mat.
Oplossing No. 44B door G. Hume: drie
Pwu?kc«, Tg?, bes, Lhl, Pc5, pi. dl, d«, hls.
Zwart: Ke5, Tf4, pi. f5, ft.
1. d?, tempozet.
i fes:, 2. d«TI, Ktt, S. Pd? mat.
1. té. 2. dSL!, Kd4, 3. Lf6: mat.
J.Kd4. 2. d8Dl. Ke5. 3. d4 mat.
Een drievoudige promotie.
Probleem No. 46A
Wit: Kfl, Dh3, LdS, Lf7, Pc3, Pc7, pi. e2, f2
(acht stukken).
Zwart: Kd4, Dbê, Ta2, Ld2, Pel, Ph8, pi. b2,
h7. (acht stukken)
Wit geeft Tn 1
twee zetten mat.
Probleem No. 48B
Wit: Kf2, Te3, Lb4, Ld3, Pc7, Pe7, pi. b3,
d2, f3, h4, (tien stukken).
Zwart: Kd4» ThS. Lal, LM, Ph7, pi.
(zes stukken).
.Wit geeft in drie zetten mat.
t
Goede oplossingen
No. 43A. A. de Wilde (8), A. P. Maaken
schijn (8), D. L. Rieke (8), J. W. Stegeman
(8). W. Wijl (3). A. Poldervaart (8), J
H. v. cL Velden (i), J. Harmsen (8). J. Schr
(8), J. Hillebrand (8), mej. W. T. Koch (8)
W. Jongeneel (8), A. Mes (8), H. Wanting (8).
J. H. Burg Jt. (8), L. Kappers (8), G. Hop
man (8), A. v. d. Tol (8), W. 'de Vries Jr. (8)
No. 43B. G. J. Vogel (4). D Schaap (4)
J. H. Burg p), R- H. Mosterd (4). D. 't Hart
(4), W. Pieterson (4), J. A. Vroom (4).
werpen waarvan er enkele in het museum
op het Hofje te zien zijn, duiden erop, dat
de streek al bewoond was, eer, om maar
eens een voorbeeld te noemen, het eerste
huisje van Delfshaven werd uitgezet. Daar
wilde mevrouw Wolzak weer niet Van we
ten, want bij haar is Delfshaven In niets
te overtreffen, en de reporter was dade
lijk bereid toe te geven, dat Delfshaven
zeer oud moest zijn, al was het alleen
maar, omdat mevrouw Wolzak er géborén
was, doch Naaldwijk was toch nog ouder.
Spinnijdig was het goede mensch, doch
laat ons tot Naaldwijk terugkeeren. Reeds
in 1195 is er in een geschrift van Dirk V,
graaf van Holland, sprake van Naltwic,
een dorp bij den aanvang der Liora, in
welken naam men de Lier gemakkelijk
herkent. eHt dorp, gelegen op zulken uiter
mate vruchtbaren, grond, bewoond door
zulke nijvere lieden, die door broeikassen
zonder tal en velerlei kunstgrepen de na
tuur naar hu„n hand wisten te zetten, ont
wikkelde zich zeer voorspoèdig, het kon
zich de weelde van die prachtige kerk ver
oorloven, en wanneer men heden ten dage
den Dijkweg opgaat, staat men verbaasd
over de groote, rijke en voorname huizen,
die men v«oral daar aantreft, als even
zoovele bewijzen voor de stelling, dat er
altijd Westlanders waren die goud uit den
grond wisten te halen.
En wij gingen den Dijkweg op. eerst
door de Molenstraat, een yan Naaldwijks
winkelstraten* Er broeide iets in mevrouw
Wolzak, dat stond op haar gezicht duide
lijk te lezen» Zij mocht dan de veronder
stelling van Wolzak, dat juffrouw Ver
meer het geheele verhaal verzonnen had
om voor een koopje van Schipluiden naar
Naaldwijk te komen, met nog zooveel
hooghartigheid eerst hebben verworpen,
zij trok opeens toch naar den Dijkweg en
met barsche stem informeerde zij bij 'n
paar kleine jongens, of er soms aan den^
Dijkweg eene Vermeer woonde.
Ze bekeek het geval met eenige ver
wondering, want de Dijkweg ziet er met
zijn geweldige huizen aan den eenen kant
niet bepaald naar uit, of er ooit menschen
verblijven, die om een armzalig retourtje
met de bus heele detectiveverhalen ver
zinnen, doch de jeugd in Naaldwijk is
geenszins gespeend van de dorpsche eigen
aardigheid, dat zij haaffijn van het doen
en laten van alle Naaldwijkers op de hoog
te is.
Hier wöont geen Vermeer, zeiden de
jochies, maar wel een Boekelaar, die met
'n Vermeer getrouwd is, eene Vermeer
van Schipluiden, ze hebben vier kinde
ren en 't jongste heeft pas de mazelen
gehad en de oudste heeft laatst alle vet
kaarten weggemaakt, en de middelste
zuster van juffrouw Boekelaar is vandaag
uit Schipluiden op bezbek en dat moet ze
voor *n heel koopie hebben klaargespeeld:
Nou, we konden werkelijk niet beter
verlangen- Mevrouw "Wolzak wist in één
klap alles wat ze^weten wilde en nog veel
meer.
Daar beste jongen, zei ze, terwijl ze
haar beurs voor den dag haalde, 'n dub
beltje en koop daar maar 'n lekker stuk-
kie sjokela Vbor,
Kom lk niet mee toe, as u teminste
echte sjokela bedoelt, zei de Naaldwijker.
Het werd een kwartje, maar dat was
de inlichting volop waard. Mevrouw Wol
zak belde, gebelgd als 'n wraakgodin, bij
de,familie Boekelaar—Vermeer aan. Me
vrouw Bof keiaarVermeer deed open. Ze
leek op juffrouw Sien Vermeer als de eene
waterdruppel op den ander.
Is die oplichtster hier, mevrouw? be
gon tante Koosje op haar meest aggres-
sieven toon, dus het wa£s dadelijk van dik
hout zaagt men planken.
Wat bedoelt u, mevrouw Wolzak? zei
het mensch, en dat jyas verdacht, want het
wees erop, dat juffrouw Vermeer iets ver
teld moest hebben.
Ik bedoel uwes zuster, dte mijn voqr^
'n retourtje met de bus te grazen heefi
genomen.
En dèar-verscheen Sien Vermeer In hoogst
eigen persoon, gevolgd door de vier klei-
^VrTrv
(Teekening De Coninek
Noordzijde Wiïhelminaplein te Naaldwijk
ne Boekelaartjes, den vetkaartenwegmaker formeeie vechtpartij van de vriendinnen
het mazelpatiëntje, en de twee, waar nog en het verhaal daarvan zal de reporter u
besparen. En jawel, niet lang daarna za
ten we op het Wiïhelminaplein, op het po
litiebureau, evenals de reporter kort ge-
leden nog verwacht ha4- Half Naaldwijk
had ons van den Dijkweg erheen gebracht.
Op het politiebureau werd alles uitge
zocht.
Zoo, dus het gaat om het goud in
eerste instantie, zei de politie, een wijs
en bezadigd man. En u dacht, dat u er
mager varken, en de Boeke- iets van wist, wendde hij zich tot juffrouw
Ipendapper mee. Het werd een Vermeer. Waar is het dan?
Dat is juist, het vraagteeken, sprak
Sien Vermeer.
En u meent, dat juffrouw Vermeer
dit maar gezegd heeft om goedkoop naar
Naaldwijk te komen? sprak de politie tot
tante Koosje.
Dat is voor mijn geen vraagteeken,
meneer!
niets van te vertellen was geweest.
Slang, geef me mijn retourtje terug,
of ik zal 't van je ribbe afsnijje, begon
mevrouw Wolzak
Dat zal je waar maken! zei Sien Ver
meer en tante Koosje Verlangde niet be
ter. Tante Koosje behoort tot dat type
vrouwen, dat altijd haar taschje bij zich
heeft en als een hyena sprong zij op Sien
Vermeer af- Sien Vermeer zette een keel
op als een
laartjes hielp<
Herfst en winter zullen komen
Nu terdege opgepast
Alles rustig voorbereiden
Anders raken we in latt
Schoorsteen vegen, kachels
(plaatsen
Thermometer, zak maar raak
Als we nu nog kolen hebben
Blijft het leven een vermaak.
Neen, we laten ons niet snappen
Alles is al voorbereid.
Nu al rekenen en zorgen
Op en voor een raren tijd'
Heel veel moeten we bekrimpen
Overal.... bezuiniging
Alles maken we gezellig
Leve de verduistering!
Letten op de ramenkieren
Waken tegen killen tocht.
Koude voetjes, zieke niertjes
Alle reetjes opgezocht.
Voetenzakken, warme kruikjes
Komen er weer aan te pas....
En...- hoe is het met de punten
Voor een dikke winterjas?
Hebben we wel kachelhoutjes
Als het vuur is uitgegaan?
Droge moeten het wel wezen
Anders gaat de boel niet aan.
Kranten draaien we tot ballen
Ook het Nieuwsblad is er bi;
Eerst genoten en gelezen
Dijn verwarmt het u en mij.
Als dan xilles is bedisseld
Gaan we kalm den winter in,
ledèx naar zijn aard en witst
En den eisch van zijn gezin.
Want wie voorzorg weet te nemen
Vindt nog immer zijn plezier
En we denken aan de fabel
Van: De Krekel en de Mier.
J. i. SPEENHOFF.
Ja, Ja, «ustt de politie met een ge
zicht alsof hij van zulke dingen beu„was,
laten we het nu maar eens kalm over
leggen
Gerechtvaardigd interesse.
Een centje elstublleft, mevrouw, ik
heb 1» drie d«*en niet gegeten.
Én hoeveel bent u afgevallen?
Hum. Mat. Dienst, Hongarije (m.)
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1941.
Zevende laarganj
No. 20
i-
Het is deze maand een halve eeuw
geleden, dat Johannes Boaboom,
Nederlands grootste kerkschilder
stierf. Om de figuur van Johannes Bos
boom goed te begrijpen, dient men eenig
idee te hebben van den tijd, waarin hij
leefde en werkte. Hoe verschilden
stijl en opvatting uit die dagen met de
onze! Thans 'kunnen wij een vrij, ia,
een ietwat ruw opgezet doek bewonde
ren, omdat 'er soms op onvergelijkelijke,
wijze een of ander sterk gevoel, een
bepaalde visie op een onderwerp treffend
is uitgebeeld. In die dagen leken de
schilderijen echter meer op een navw-
keurige verantwoording van „de werke
lijkheid, een soort foto. Geen detail
mocht worden vergeten en -het ligt voor
de hand, dat veel werk uit dezen tijd
op ons een dooden indrukT maakt. De
schilders van dezen* tijd hebben hun
concepties nimmer tot leven kunnen
ZQn vrouw, de schrijfster Geer-
truida BosboomTousssint, heeft
ttyn werk nooit geheel begrepen.
Toch Is ilJ een belangrijke steun
voor sljn werk geweest. Na haar
bracht hl) niets meer tot
Op haar grafsteen liet hQ
beitelen, dat sQ was geweest sljn
roem en sljn trots.
wekken, omdat zij het waarlijk schep
pende gebaar misten. Bij de beoordee
ling van schilderijen werden de uren.
welke er aan waren besteed, beschouwd
als een der belangrijkste factoren voor
de waardebepalipg. Voor fantasie bleef
weinig ruimte over. Bosboom paste wel
in dezen tijd, mear ondanks alle rem
mende factoren kon hij, dank zij z'n on-
miskenbaren aanleg, die zich reeds
vroeg openbaarde, toch na een leertijd
van zwoegen en ploeteren werk leveren,
dat boven het middelmatige uitging.
Hij werd geboren op 18 Februari 1817
te 's Gravenhage,
tegelijk met zijn
broeder Nicolaas
Zijn vader had een
betrekking aan het
departement van fi
nanciën. Van hem
kreeg Johannes den
zin voor orde en
netheid mede, die
hem zoo gunstig
onderscheidt van
vele tijdgenooten.
Het is een bekend
feit. dat Bosboom
onmogelijk op zijn
atelier kon werken,
wanneer alles niet
precies en ordelijk
op zijn plaats lag
Zijn schooltijd*
heeft niet lang ge
duurd en .het ligt
voor de hand, dat
de teekenles op' hem
de meeste aantrek
kingskracht uit
oefende. Op zijn
twaalfde jaar kwam
naast.zijn ouders de
stadsgezichtenschil
der Bart van Hove
wonen. Daarover
heeft Bosboom zelf
gezegd: „Sinds dien
tijd begon ik sterk
te verlangen naar
het oogenblik. waar
op ik de schoolban
ken tegen een
plaatsje in zijn ate
lier zou mogen
verwisselen".
By langdurige, kleine bloedingen, kan het lichaam
meer bloedverlies verdragen dan by plotselinge hevige
bloedingen, verooriaakt door een ongeval en*.
Wanneer Iemand door «en groot onge
luk wordt getroffen of wanneer er oor
logsgeweld in het spel is, zooals in onze
dagen helaas nogal eens geschiedt, dan
kan het geDeuren. dat hierbij zooveel
bloed door het slachtoffer wordt verlo
ren. dat een dergelijk verlies onvereenig-
baai;: is met het leven der verschillende
cellen, waaruit de organen en weefsels
zijn opgebouwd, zoodat de dood van het
betrokken individu onvermijdelijk is.^
Wanneer wij dit, vooral thans nogal
eens voorkomende probleem overdenken,
dan d-ingt rich onwillekeurig de vraag
aan op* op: „hoeveel bloed kan een"
mensch eigenlijk wel missen, zonder dat
de dood intreedt?" Uiterst eenvoudig en
pbvusloel is dezè vraag, doch zij is daar
om nrg niet gemakkelijk te beantwoor
den Wij weten namelijk niet zoo heel
precies de totale hoeveelheid bloedvloei-
stof,- welke een mensch in zijn lichaam
herbergt. Het spreekt wel vanzelf, dat
een groote, dikke, zware man meer bloed,
zal bezitten dan een uiterst tenger, klein
vrouwtje. Hoe 't ook zij, wij tasten hier
bij eenigermate id het duister en het zal
u duidelijk zijn. dat wij toch allereerst
dienen vast te stellen, hoe groot het to
tale kwantum bloed is, dat de mensch
bezit, willen we ons eenige voorstelling
kunnen maken van net verlies, dat hij bij
een of ander ongeval kan verdragen.
We hebben ons echter wel eenigermate
een denkbeeld kunnen vormen van de
totale hoeveelheid bloedvloeistof, waar
over. de mensch "-beschikt, maar het is na
tuurlijk een gemiddelde. Wij mogen aan
nemen, dat leder van ops circé wijf liter
bloed in d~e aderen 'heeft Vragen wi£ öns
nu af, hoeveel wij hiervan kunnen ont
beren, dan hangt de beantwoording van
deze vraag er allereerat van af over welk
tijdsbestek het bloedverlies werd geleden
De ervaring heeft namelijk geleerd dat
de mensch een acuut bloedverlies vrij
slecht vefdraam Bij een heftig inwer
kend geweld, WAarbij dus meestal een
plotselinge bloedverlies optreedt, zal de
patiënt het hard te verantwoorden heb
ben. Het is niet altijd noodzakelijk, dat
wij daarbij het bloed naar buiten zien
vloeien. Wij kennen ook de zoogenaamde
inwendige verbloedingen. Warneer bij-
vrorbeeld door een zwaar ongeval de nier.
een zeer bloedrijk orgaan, of de milt.
welke niet minder bloedrijk 1 la. wordt
getroffen, dan kan het bleed zich binnen
in het lichaam, in de buikholte etc. op-
hoopen en wij zien daarbij geen druppel
bloed naar buiten treden. Dergelijke
blocdirgen zijn niet minder gevaarlijk,
waar het het levert van den patiënt betreft,
dan de bloudingen, waaffcij het bloed naar
buiten stroomt
Zoowel in- als uitwendige bloedingen,
waarbij in korten tijd zeer veel bloed
vloeistof aan het vaatstelsel wordt ont
trokken. zijn uiterst gevaarlijk. Daaren
tegen worden kleine „lekkages welke
soms bet gevolg van een ongeval zijn,
maar nog vaker door ziekteprocessen
worden veroorzaakt, veel beter v®rdra-
gen, al loopt het natuurlijk ook hierbij
tenslotte spaak, wanneer niet tijdig wordt
ingegrepen. Men heeft kunnen vaststellen,
dat in het laatste' géval een vèel grootere
hoeveelheid bloed aan het lichaam ken
worden^ohttrokken, zonder dat cie dood
intreedt, dan in JSe eersfgenoerfide-,-.acute
processen.'
(Nadruk verboden). MEDICUS.
Dat verlangen
werd reeds be
vredigd in het
najaar van '31,
toen 1$ os boom
dus veertien
jaar oud was Naast Van Hove leerde
hij spelenderwijs het vak, voorname
lijk als decoratieschilder voor den
schouwburg. Spelenderwijs is eigenlijk
niet het juiste woord, omdat men er de
gevolgtrekking uit zou kunnen maken,
dat Bosboom de zaak gemakkelijk op
nam. Het tegendeel is waar. Hij was
zich teer goed bewust waar de moge
lijkheden lagen, welke zijn talent hem
bood. maar wellicht nog meer jn welke
opzichten hij door noesten vlijt leemten
moest aam uilen. Zoo is zijn geheele le
ven een stille worsteling geweest om
zijn talent te verfijnen en zijn techniek
te verbeteren
Spontaan was hij zelden in zijn werk.
Wij mogen hier de woorden aanhalen
van den .onlangs overleden kunstcriti
cus Plasschaert: „Hij werd in zijn oestc
werk nooit overrompeld door zijn ge
voel, toch verloor zijn bezinning nooit
de aandoende warmte".
In deze sobere woorden staat eigen
lijk de heele figuur van Bosboom ten
voeten uit voor ons. Wellicht is het
aanvankelijk succes, met zijn kerkschil-
deringen behaald, reden geweest om
hem t« doen besluiten geheel in dit
gere door te gaan. In 1837 maakt hij
een kunstreis naar België en bezoekt
daar in de eerste plaats de kerken.
Maar het zijn niet zoozeer de bede
huizen, die hij ziet. als wel de daarir.
opgestapelde scnat*en. Die begint hij te
teekenen en daaromheen ontstaan de
contouren van het kerkgebouw. Het is
merkwaardig zijn ontwikkeling als zoc-
danig te volgen. Dan ziet mer., dat ten
slotte alleen de kerk overblijft, met
daarin ter accentuatie hier en daar een
ornament.
Zijn vrouw
Geerlruida To us sa int
In den zomer van 1846 ontmoette Bos
boom Geertruida Touasaint, die vijf
jaren later zijn vrouw zou worden. Bei
den zagen zeer hoog tegen elkaar op,
elk had op zijn gebied de reputatie een
groot kunstenaar te zijn. Maar toch
is het te betwijfelen of zijn vrouTv
zijn ten vc^le heeft begrepen
Wanneer haar Rembrandt, zooals zij
haar man gaarne noemde, in 1373 eèn
Kerkinterieur, Schilderij van Johannes Bosboom.
(Foto Ver. Petsb.)
aquarel naar Engeland verkc cpt ivoor
600 gulden, schrijft zij aar haai vr.enJ
Potgieter: „Een mooie prds voor too n
lapje gekleurd papier".
Bosboom heeft in de eerste jaren c i«n
zijn huwelijk hard gewerkt, h»j gevoelde
ten volle de nieufve veran'woordelijk
heid, welke hij er bij had gekregen. Z.jn
vrouw kon daardoor het senrijvert v at
kalmer opvatte» en s avonds xiet een
^handwerkje bezig zijn Borboozn was
echter een man van stemmingen. Enkele
sterfgevallen in zijn familie grepen hem
sterk aan en maak feu hem Z"<t neer
slachtig. Toen rustle 1e rorg v- or het
gezin wedr vol nomen op zijn vrouw en zij
begon weer te schrijven. He* U ook
geenszins verwonderlijk, det Bosboori
op haar grafsteen liet beitelen dat zij
was geweest zijn roem en zijn 1 ro'a.
Ongetwijfeld is zij een belangrüko steun
voor hem gewe-st, al wa> dat meer
door de daad, de. door dieuer bearip
voor zijn werk. Na haar dood waa Bos
boom eigenlijk uitgeschilderd.
In September 1891 er werd toen
juist in Den Haag een tentoonstelling
van zijn werken gehouden ia Jo
hannes Bosboom overleden. Zijn laatste
jaren waren ook financieel niet zonder
zorg geweest.
Op de punten en kruisjes moeten
woorden worden ingevuld van de gege
ven beteekenis.
Als u de juiste woorden beeft ge
vonden, geven de letters op de kruis
jes een ander woord te lezen voor „wa
penknecht".
medeklinker -
tik
groene heester
overwicht, gezag
kort verhaal
logement -
veldhospitaal
regenscherm
^nauwkeurig, Juist
meening,
plaats in prov. Utrecht
plas, klein meer
medeklinker
x
-x
x
x
X
x
X
X
X
x
X
X
X