li
Schiplulden
a
m
m
n
■i.
m
A
m m
m
Hoe zeere wÏÏm ze af...
Er schalde een kinderstem
Bloedoüerdracht
p
Hf
m
im
mmii
<r«^rSC^H A KF hsl -
si
11
II
M
m m
Er schalde
een kinderstem
QRATIÓ.WtKtL'JKiCU
B'JVOE QStLA/Afl'-
DE GOUDSCHE "COURANT
■Jft
islsPsrf
I Tante Koosje I
Op zoek naar nieuwe sporen
De inmaak
1i-JB
4
SU
AF
3
®f
ff litre
ffïlHf luihliMli
L--J»
SH',
van mensch op mensch
f«rt
"7
pm
Éi
BB
em
ZATERDAG 1 1 OCTOBER 1941,
Zevende margins
No. 22
'■fel/ im?
<Wtt
«*55 I
KORT VERHAAL
„WAT DOE JE DAAR EIGENLIJK r
Een bèlangrijlu-ontdekking van een Groningicken profeuor
sf 8.!
»CT
voor Iemand. die achtarvoifinf vreeat. I IA I I I
want «en wfelriider kan er niet vooruit.
Wö waren het er met de politie over
een», dat in Naaldwijk het goud niet ge
vonden sou worden, tenminste niet het
goud, dat eens aan mevrouw Wolzak had
toebehoord.
Wij stonden weer op het Wilhelmina-
plelrt, vlek voer het prachtige raadhuis,
een gebouw, dat zeer .oud ia. In 16S2 ia
het aanzienlek uitgebreid, in 1688 is het
verbouwd, daarna is het op afschuwelijke
wijze verminkt, ih dien dwazen tijd waar
in zooveel gebouwen verknoeid zijn, doch
voor enkele Jaren ia het in zijn ouden
luister- hersteld eti men kan rustig zeg
gen. dat het nu een sieraad van het plein
la geworden.
Nou, zei mevrouw Wolzak, dap gar.e
me maar terug, 't Was 'n vreeselijk leuk
uitstappie en die politie was 'n aardige
man en zoo echt verstandig, t Doet 'n
arremé vrouw, zooas ikke ben, goed dat
ze eindelijk "n paar woorde met 'n ver
standige man kan prate
En mevrouw Wolzak keek uitdagend tn
de richting van Wolzak en van den re
porter, maar die waren allebei Inderdaad
verstandig en gaven geen sjoege.
Met de bus ging het naar Schiplulden,
naar de boerderij van neef Arte. Juffrouw
Vermeer wilde met alle geweld het re
tourtje terugbetalen, „omdat het nika ge-
worcien'was", doch mevrouw Wolzak wil
de er niet van weten.
Risico la risico. As-t-er gebakt wordt,
▼allen d'r spaanders, daar hoef je mijn
niks van te vertelle, me goeie mensch, dus
daar kamp niks van in. Maar aa wij nu
'es wat voor uwes wete, dan neemp u
ons allemaal mee, dan kompt-et over
een uit.
Neef Arle was bulten zichzelf van
vreugde, dat het gezelschap weer gearri
veerd v-as ln zijn woonstee. Hij ls wer
kelijk dol op tijn tante en zijn tante ls
weg van hem en het verdroot neef Arie
zeer, dat tante Koosje haar dierbare gou
den sieraden niet'op*haar Naaldwijksche
expeditie had kunnen terugvinden.
Waarrr is het goudspóok! Waarrr la
het goudspook? schreeuwde Lorre, die
zoo nieuwsgierig is, als zijn snavel krom
ls.
Lorretje moet niet zooveel vrage,
teemde mevrouw Wolzak, terwijl Lorre
ultnoodigend zijn kop naar haar toestak,
want bij wilde aan de kopple-krauw sport
doen.
Doch de nieuwsgierigheid laat zich
nooit zoo snel uit het veld slaan, noch
bij vrouwen, noch bij eigenwijze vogelt
en Lorre zaagde maar door over goud en
spoken.
Wat zegt-le nu eigenlijk, vroeg de
reporter, met zijn gevoel voor Interpunc
tie, want Lorre was op dat punt niet ge
heel duidelijk. Zegt Lorre nu: Waar ia
het goudspook! of bedoelt hij: Waar is het
goud. spook!
Natuurrrlljk spookI kraslde Lorre,
en meteen had je de poppen arfn het dan
sen. Mevrouw Wolzak beweerde met
veel misbaar, dat de reporter haar vogel
ophitste, maar de reporter zei, det ze het
arme dier self genoeg ophitste en dat het
niet voor nleta onvertogen dingen uit
braakte, want soo heer. Zoo knecht.
Nou, het scheelde maar 'n haar, of me
vrouw Wolzak waa dan reporter ln de
haren gevlogen en die verdraaide vogel,
die de achuld van allet wat, schreeuwde:
Toe maarrr.... ksss kaïaa.... zet 'm
op, witte muizen!
Op det oogenblik, toen het dan werke
lijk muizen ging worden, kwam Albert,
onze koetsier doodgemoedereerd binnen,
om t« vragen of mevrouw soms orders
bsd.
Ja, je mag hém naar kerrekhof
rUe, zal het lieve mensen, op den reporter
wijzend, dan krijg ja 'n dubbele week
van me..
draag! riep de reporter, die nu toch
heuach wat kriebelig werd. En Je krijgt
van mi] de grootste fooi van hael Je le
ven, Albert, ah ja ml) naar t kerkhof
rijdt, sla hst dan maar ter gelegenheid
ven de begrafenis van mevrouw Wolsak
UI
De leaers sullen het* allang door hebben,
dat het dien dag toch niet boterde tus-
schen mevrouw Wolzak an den reporter,
heel anders, dan bijvoorbeeld tusschen
neef Arie en ztjn tante, en mevrouw Wol
lek zei, dat Wolzak, als hij een kerel was.
den reporter aan diggelen sou slaan.
Maar Wolzak is gun karei.
Doch zij had maar pijlen op haar boog
ZD begon tegen neet Arte te jeremleeren
Neef Arie keek hoos naar den reporter
terwijl bovendien Lorre een lied begon
to fluiten, dat badankalijk vael op dan
traurmarscb van Chopin leek. en de re-
perter wist maar niet, wie van de twee
candidetan voor dazen Wenk van dan wij'
zen vogel ln aanmerking kon komen. Ge
zellig klonk het geval hem niet ln de
ooren en ook mevrouw Wolzak kwam
zichtbaar onder den indruk.
Nou mevrouw, zal Albert doodleuk,
ik merk wel, dat ar vandaag voor mij
geen serieus werk la Dan zal ik Kees
maar wat latan afstappen, want hij wordt
hier anders zoo lui als een opgezette ezel
went een wielrijder ken er niet vooruit.
De reporter bekeek de keert. Okkie
kwam er bij. Wolzak, neef Arie. Arme-
marie, die ook d'r weetje wel weet, en we
werden het erover eens,dat de acburk
waarschijnlijk op een zeer afgelegen punt
ln de richting van de Lier er in geslaagd
was zich te verstoppen en zoo spoorloos
te verdwijnen. En toen zagen wij. aan den
weg van Den Hoorn naar De Lier, een af
gelegen plek, het dorp 't Woud.
t Woud Een geheimzinnige stem
scheen den reporter ln te flutsteren, det
daar misschien Iets gevonden zou worden.
En ook mevrouw Wolzak scheen dezelfoe
stem te hooren. Meteen kwam er werk
voor Keu, het paard ln bet verschiet. Op
een'mooien dag zouden we met z'n allen
naar 't Woud gaan.
Dua u weet het, lezera, wij gaan op een
mooien dag naar 't Woud.
(Teekening De Coninck).
En zoekt u ma«r 'n karweitje Voor hem
uit, dat-ie weer eens echt draven kan
met 'n vollen bak achter z'n staart.
De reporter schudde zijn hoofd. Hij was
in de contramine. Hij ging niet mee, zei
hij. Er waren grenzen aan de' dingen, die
een-persman zich liet aanleunen. Het was
levensgevaarlijk om zoo met een mensch
als mevrouw Wolzak door ta gaan Toen
was het weer niet goed. Tante Koosje
zei bij hoog en laag, dat de reporter mee
móest, als zij een rijtoértje" wilde maken
Daar ben -jij rieporterd voor. En as
je me nog langer zit te sabetteere, zal ik
de .redaksie waarschuwe, dat ze maatre-
gele tege je neme. En laat je luie hersens
nou eindelijk eens werreke, datteme 'n
spoor vinde. Echte rieporderds, zooas lnr
de dlkketlpveboeke voorkomme, souwe
wei raad met dat apook gewete hebbe.
Nou, dit kwam de eer van den reporter
tóch ook weer te na. Ze had hèm eigen
lijk meteen weer in haar vaarwater, want
de reporter nam dadelijk een kaart, zocht
den molen van Korpershoek op, ging na,
welke richting het spook gegaan kon zijn.
informeerde nog eens goed naar de in
drukken van de andejren over den weg,
dien hei spook genomen kon hebben en
ailen weren het er over eens, dat het
spook den weg tusschen Schipluiden en
Maasland scheen te zijn overgestoken.
Lengs de Zijde loopt een>pad, dit krioelt
Het Raadhuit te Naaldwijfc
NOO NIET TEVREDEN
gaat zoo ook wel, pfppie, maar
natuurlijk ^hab ik liever ten kano
w (Teekening De Coninck)
Aan de inmaak, landgenooten,
Denkt aan de prirfsessenboon
Aan de zuurkool en de snijboon
Ach, het werk is eoo gewoon.
Onze grootouders gaan lachen
Alt ze al dat tobben zien
leefden we al véle jaren
Niet u>at te verwend mizzehienT
Laat de witte kooien groeien
Op het vetbemeete land
Ziet se met het broodmes snijden
Dat ei echt sterkte in de hand.
Laat de snijboon leutig pralen
Aan zijn wonderlijks rank
Goed gezouten en gepekeld
Smaakt die kool zoo rul en blank.
Laagje boonen, laagje boonen
Laagje «out en soo moar voort
Van den winter is het emulltn
Zooals dat in Holland hoort.
Denkt nu niet aan varfceniktuiven
Maar wat vet blijft ons gespaard
Dan een blommig hapje piepers
Voer ons alldn trouw bewaard.
Tonnetjes en Ksulschs potten
Dansen weer in het gezin
Door een scherpe prijsbepaling
Komt er voor one elk wdt in.
Holland zal sichsefve voeden,
Zei de vakman Posthuma
Alt' de winter mild wil wesen
Roept men hem dit hoopvol na.
Ook de gaarkeuken moet geuren
Van die ingemaakte sptys
Moeder kan de monden vullen
Op een goed gesonde wüs.
Dat de Lente vrede brenge
Waar too lang naar wordt gestaan
Dat de wijsheid zegeviert
En d' Almachtiq^ant spaart.
J. H. Speenhofj.
Correepondentie-adree: Red. „Dvirend en
Bén'*, Postbox 959, Rotterdam.
Oplosstag No. 45A door F. Getjeretmm: vier
punten.
Wit: KdS, Dg?, Tg2, Ld, Lgl, Ph5.
Zwart: KIS. LM. Pal, Pd7, pi. b4, h«.
t. Dalit dreigt 2. Dfl met.
L Pd:, 2. Das mat.
1KgS:. 1. Le4 mat.
LsLgS:f 2. Ddl mat.
Oplossing No. 45B door O. Chocholous:
vier punten.
Wit: Kal, Db7, TdS, Pfl, PhS.
Zwart: Ke4. Tal, TfS, Lel, Lhl, Pf2, PgS, pi.
al, CS, f6.
1. Del, dreigt t. Dc4(e«) mat.
L T*5. g. TdSfi, KeS, S. Des mat.
1TdS, 2. Tast!, Kd4, 3. Da4 mat.
b Tf4, 2. Pgl, onv„ 3. Dc4 (eS) mat.
1Te3, 2. Ph2, onv., 3. Dc4 (e6) mat.
Viar blokkeeringan door zw. Toren.
Probleem No. 47A.
m
Wit: Khl, Dg4, TfS, Le3, Pat, Pet, pl. c6
(zeven stukken).
Zwart: KdS, Lal, Lal. Ph7, pl. dS (vijf stuk
ken).
Wit geeft ln twee zetten mat.
Probleem no. 47B.
m
v Wit: Khl, Tel. Tel, Lei. Lhl, Pci, pg2, pl.
•4 (acht stukken). .y
Zwart: Kd4, Tal, TbS, pi. al. t« (vy< stuk
ken). t
Wit geeft ln drie zetten mat.
Goede oplossingen s
NO. 44A. A. de Wilde (I). A. P. Maaken-
schijn (I), D. L. Rieke (I), J. w. gtegantftn
(5). W. BUI (S). A. Poldervaart (I). J H. v. d.
Velden. (I). S. Hsrmsen (5). J. Schr. (S), J.
HtHebrsnd (5), mej. W. r. Koch (5), W. Jon-
genee! (I). A. Mes (S). H Wentlng (9). J. H.
Burg Jr. (ft), L. Kapper, (ft), G. Hopman (ft).
A. v. <t. Tol ill. W. d. Vrl.ft Jr. (ft).
No. MB. C. J. vog.l (I), D. «ehaap
J. H. Burg (I), B. H. Moat.rd (ft). D 't Hart
(I), W. Pieterion (ft), J. A. vroom (ft).
(Vervolg von pagina 1).
Toon hoorde hU ln do verte een hoog*
klnderfttem *n hlj.tuurdo verbemd ln het
cchemerduieter tueechen de hooge muren.
Deer verderop etond een jongetje te pra-
ten mei lemend, die onzichtbaar wee en
zich ergene ln de hoogte moest bevinden.
UI! verveting slenterde .gent Lereen het
elopj* binnen
Hé, een oude kennle, zei de agent- Do
eleporlgo uitdrukking vén «Dn oogen hed
pleete gemeekt voor eon weekieme. Ztjn
rechterhend kroop ln zijn revolverteech.
Kom d'r meer ef, iwerte Peter, Je bent er
bil, Jongen. Zoeken et je ook niet voor die
inbreek bij Tommer? En wet heb Je deer
allemaal tn dien zek zitten? Hmmm. aar
dig goedje. Nou, ge meer ru»Ug mee.
Voorultl
e e
Het jongetje etterde het tweetat-vver-
beeed n* N
Deerne graaide hij zijn bel uit de goet
en get deten een fermen achop. Toen ging
hij er weer vendoor, stoep op, ttoop el,
den Ouetevbouleverd U)a. met tfger,.
koueen en wepperende beren, lot hu e
delljk hollend om den hoek verdween.
AU in den herfet ie prond kouder wordt
en ie loorfelhaoröe» niet meer Ht fttoat
ztfn er water uif op te nemen, itaken
boomen en planten het uittpBeeminpsprb-
eee en zij laten de bladeren/patten. Geen
«vmptoom van afeterven j&eoo, hoe wee
moedig one dit ofvatlen der bladeren ook
tnppe ttemmen, doch een Iet>en«t>ereeW(n-
eel, dat noodraketjjk i, door de witteling
der jaargetijden.
Hoe zeere vellen ze af,
ia zieke xomerbldren
hoe zinken te, elttmaal, -
die eer too groene wkren,
te prondewaard.
Aldui zong Guldo Gazelle.
Hoe zeere vallen te af,
Onhoorbaar in de loeb.ten,
en eehier onzichtbaar, in
de natte neueivochten
der droeve maand.
Maar ook na dazen donkeren winter
hopen we weer een# me» hem te kunnen
zeggen:
't Zr lentegroen genoeg,
Vdbr honderdduizend oogen
ellooz, 'k en hebbe ar ik,
o grondig groene zee
maar twee
OVER den Guetevbouleverd, in de
week één ven de gezelllgate, -drukke
winkelztreten, meer pp dezen Zon-
dag uit gestorven tot een geeètelooze, greu-
we eteenmazse. holde een kleine jongen.
Zijn kousen weren efgezakt tot op zijn
schoenen en zijn heer hing hem wznorde-
lljk over het verhitte voorhoofd. Hij schop
te iets voort met een overgave en ijver,
jlle hem ellee om zich heen deden vergeten.
Het wee een bel, bestaande uit wet oude
lappen, met dbn touwtje samengebonden?
Even bleef hij steen sm zijn netten neut
met zijn smoezelige handje af te vegen. De
bal was met een sierlijken boog ln het
nauwe steegje tusschen het groote waren
huis en den Juwelierswinkel ven Ho'.mer-
son verdwenen.
Hij slenterde langiaam het straatje ln,
dit daar donker en verlaten tuaschen de
Ge nu maar.
Zeg, jé hebt een knol lnj
reuze knol, zei het jongetje.
zijn groezelige vingertje neer i
hiel, die door een gat ln den aok ven den
man stak. Wat zei jij ven, je moeder krij
gen! Eerst een ruit breken en den nog met
een knol In je kous thuiskomen.
Kun je nog herder schreeuwen? vroeg
de men giftig. Hij had zijn pet ever
oogen getrokken tn keek besluite
'beneden.
Zeker, riep he» jongetje. Ben Jo som.
een beetje doof? Mijn grootmoeder ja ook
een beetje doof. En d'r kat heeft verleden
week vier jonge pcesjee gekregen. Heb JU
>t? Woon je hier eigenlijk?
ind zUn
hooge muren verscholen leg. E*n ven die
doodtoopende sloppen, weer geen menach
(foto Holland), komt. Er lag wat efvel op die hobbelige
keien en verderop hing een afgedankte
handkar op één wiel schuin voorover,
Heelemae! een het eind lag de voetbei la
de modder.
Het jongetje keek verbaasd op.
Ze zegen elkaar een. Het kind en de
ook een kei? Woon je hier eigenlijk?
Zeker. De men had beïwerend
vinger op zUn mond gelegd. Ze liepen bln-
neti. Je moet niet zoo berd praten en weg
gaan. Toe, ga nu wag. v
Wet doe je deer eigenlijk?
Ikke?..,., eh.... Ik schep een luchtje.
Ga je nou ef ge je niet?
Het jongetje reepte langzaam zUn bel op
zonder zijp nieuwsgierige oogen ven den
ander ef ie wénden. Deze had zich nu la
ten zakken'op een platje ea gluurde om de
schutting in de richting vin den Guetev
bouleverd, die in de verte tueechen de
men die verderop, over den hoogen muur, hooge muren te zien wee. Tow viel zUn
kind» det mldde- 1
etond en gaat op
schrijlings in een raemkoxUn zei. Een ven
zUn r>e*nen bu
Toen gei het
schelle,
steegje:
bungelde naar bulten,
het jongetje nieuwsgierig, en
Mjn schelle, hooge kinderstem schelde door
oog weer op het kind, dit midden ln het
steegje wijdbeens etond en giet open mead
neer boven, neer hem. stetrde. HU gromde
m tstot).
Tientallen jaren was er a'.zoo een
eftlstand, waar hét de hutpverléenlng san
slachtoffer» hét taf, die een ernstig bloed
verlies hsddeij-geleden Men trachtte wel
te rédden dbor het blned ven gezonde
krachtige mensrhen» meer het optreden
van bloedstQjseJs'Wnrmde een -.groot ge-
veer voor den patiënt, terwijl daarnaast
ook soma luchtbelletjes |n het vaatstelsel
Mp den gekwetste onheilspellende gevol»
gën- te weeg brachten. Toch wanhoopte
men niet. In ernstige onderzoekingen
hebben - het eertijds schijnbaar onmoge-
lük" mogelUk gemaakt Hei kwam vaat
te staan, dat men niet zoo maar een wllle-
•keurig persoon, die toevallig l»U de hand
was, kon gebruiken, doch dat men ,reka-
.htng had te houden met bepaalde bloed
groepen, Het bleek, dat men de menschep,
waar het Baa blned betrof, ln vier groe
pen m"o»PHC."iee:cr.
Toen m'dK^hamelUk zekere eigenschap
pen van het bloed, aan de hand van bloed-
lichaampjes en hot hloedserum (de eigen
lijke vloeistof van het bloed) bestudeer'e,
kwam,men tolde conclusie, datdan eerst
hufp geboden mocht wórden door lemaod,
wanneer z Ugt bloedeticnschappen paaten
bi) die van het slachtoffer. Eerst den
waren de gevaren van het optreden ven aantal door
bióedetolsels uitgesloten. Het te daarom
den ook van zeer groot gewicht, dat ge
neeskundige Instanties beschikken over
een groot eeote) personen, wier bloed-
ejifoschappen bekend zUn, om ln tUden
van nood, waarin tal van slachtoffert
hulp behoeven, hulp te kunnen bieden.
In dit verband wil Ik niet nalaten een
oogenblik stil te etsen bU de znogeneem-
de phyelologltche keukenzbutoplosatng.
te moer deer eert groot Nederlander, de
Grontngsche- hoogleereer en phyatoloog
Hamburger, zUn neem hieraan heeft ver
bonden. net bleek nemelük, det niet zoo
zeer de bloêdkleuretof of net eentel rood»
bloedlichaampjes bU hdft bloedverlies een
een vtrweneching.
Hoe oud ben fe ventje? vroeg ,hU
zoetsappig,
Ben JU aoma ten conducteur? Neen?
maekte een ongeduldige bewe- ln de tram ben ik drie en thuis ben Ik vier.
- Als lk weer Jarig word, vrteg ik een mo
torboot. En muizen. En droptoffces.' Kun
Héb-JU die ruit gebroken?
Maak dat je wegkomt, bromde de
men,. HU maekle e<
ging nopt zUn hand.
Ik eet het anders niet verklappen,
hoor. Ik h»b laatst ook een* een ruit ge
broken en toen moeet Ik voer etref vroeg
neer bed. Zou JU het neer vinden om voor
straf vroeg naar bed te moeten?
groote rel speelden, doch dat het daarbij
vooral min kwam op het vochtquantum,
det ploteellnp eoo sterk verminderde
Wanneer, het moeilijk w geveerlük te
bloed rechtstreeke ven eert gezonde la het
lichaam ven een zieke over te brengen,
zoo redeneerde prof. Hamburger, den Is
het misschien mogelUk een andere vloei
stof ln de hloedebeen ven den patiënt te
brengen en op die wUze het leven ven het
slachtoffer te redden. Dit wee geen kwaed
denkbeeld, doch een den anderen kent hed
men rekening te houden met de «eer sub-
.tlele roode bloedlichaampjes, deer hun
het bloedverlies toch tl eoo
verminderd wee. Deze rood# bloed
lichaampjes zUn namelijk uiterst gevoelig
ten opzichte van verschillende epaamngen.
welke ln ten zekere vloeistof aanwezig
kunnen >Un. If deze ietwat te hoog of te
laag, dan ze! het rood* bloedlichaampje
ten doode zUn opgeschreven en daarmede
netuuriUk ook de pattlnt
Hamburger slaagde er nu ln een zooda
nige keu *enzoutoplossing te maken, det
de roooe bloedlichaampjes zleh er teer
wél in bevonden en enen placht voortaan
te spreken van de „pHteiologlacbe" keu-
kenzoutopleeeing, d.w.z^te roode bloed
lichaampjes kwamen daarbU ln eanriktng
met ten miljeu, waarin een alle voorwaar
den voor hun normeelleven ea voortbe
staan wee voldaan.
In de prektUk heeft men ven deit op
lossing veel voordeelen ondervonden en
menig leven, det tan den rand ven het
graf wat gekomen, werd ermee gered.
(Nadruk verboden). Medicus.
Je d'r niet afkomen? Springen moet Jel
riloke jongen ben JU el. Vier jeer.
Sjonge! Kom eens ten beetje dichterbij,
En sla ik groor Bpn, word ik pelleeele.
Wet zeg Je? gromde de men ver
schrikt. Wet pelieeete? Weer???
eens «en beetje dl
groor Bfn, word ik
Je? gromde de mc_
schrikt. Wet pelieeete? Weer???
Of muzikant. Den kun. Je den heelesr
daf op een boemketel slaan/ Wet wl! jij
later worden? *-»
Preet nu niet too herd, benaje, teem
de de men. En kom oom eens een mooi
handje geven! Dan ben «en lief ventje.
WIJ je een snoepje ven me hebben?
Je bent m'n oom niet, eteldo het Jon
getje vaat. HU scheen ernstig na te denken.
EindelUk vond hü wet hU hebben moeet en
hU voegde er nog een toe; En mijn moeder
,zegt: Je mag je nooit met vreemde men
sen en Inlaten. KUk. deer komt «en agent
een, misschien ken die je wel neer bene
den helpen.
Agent Aersen wee met z'n huiden op-z'n
rug den Guztavboultvard komen afwande
len. Bij hel steegje gekomen etend hij even
atU, lekker in hei zonnetje ên hij bedecht
verdrietig, det zUn dienst eerst iD den
middag om zes uur zou efloonen.
tVervelg op peg. 4).