ALONZO CHAR EN SRR0T ALONZO, w* ïSStssf.lIHifsllfl if.wSlsSl'liü'llliï RUM Dammen Bdunsdokter STOKVISCH- in QQATIÓ-WÉKtlU K3CW BUVOt Q5Ê:L-VAN- DE GOUDSCHE COURANT TANTE KOOSJE Een typ?zetje in de partij OPLOSSING Volks voedsel bij uitnemendheid I DE GIFKENNER Was het niet in: acht en dertig Dat ik dezen stokvisch kocht Dten ik tusschen honderd visschen Met verstand had uitgezocht? Twintig centen heb ik toenmaals Voor dien drogen snaak betaald Daarna iyluj in mijn htnsftxad, ih een hoek, Ergens i r hujrftii vPfa^aa 1aald. VIeesch' en vischloos gingen dagen Aan mijn schrale tafel heen Toch niet klagen, maar verdragen En maar doen alst iedereen, yoep van alles, mocht ik rijmen Tot ik in een kleerkast kwam Waar ik dien verdwaalden^stokvisch Uit een donker hoekje nam. Peen en uien, ul en penen WcCs het schaften vobt dien dag En geen mensch scheen meer te weten Dat daar nog een stokvisch lag. Eenverguisd en -wat geminacht Zag ik daar dien houten vtsch Die in nieutbe zinken kwartjes Niet meer te betalen ia. 'Dat werd weeken, dat werd «toornen Wat eert schulpen, wat een maal Uien bakken, piepers koken Alles op.de warme jschaal. Niets en niets bleef ervan over Heel de pot was leeggewoeld In geen dagen en geen dagen Htdden we zóó.... grond gevoeld. HoudVuw paarlen, diamanten Houdt ja.w duur sten edelsteen, Deze uitgedroogde stokvisch Bracht or^s door een dag weer heen. Stokvisch, wil niet kwalijk nemen Mijne onverschilligheid Want voor u il toch de hoofdzaak xDat ge.opgegeten zijt. J. H. SPEENHOFF. De reporter zou u kunnen verhalen van al de keeren, dat wij allen naar den schilder Kladsonius gingen, terwille van het portret van mevrouw Wolzak. Het zou egn kunstwerk van den eersten rang wot) den, geschikt voor het museum van Delfs- haven, welks oprichting één der harte- "wenscheri vari mevrouw Wolzak schijnt te zijn,' natuurlijk op voorwaarde, .dat haar portret het middelpunt van de verzame ling zou worden. Er was voor dit portret Inderdaad dik wijls geposeerd. De schilder Kladsonius had zijn model zoowel utterltjk als Inner lijk* geheel kunnen doorgronden, want onder de zittingen door wet^i er natuur lijk ook een hartig woordje gesproken, was het niet door tante Koosje zelf, dan toch door Lorre, die letterlijk na%st zijn stok z^Uvan de grootslgheld, dat hij op epK^ï^hilderiJ kwam. De ijdelheid van oo'n papegaai is grenzenloos en er scheen a«^r één ding te 2fjn,° dat hem speet: hij was niet zoo bajit gis mevrouw Wolzak zelf, en 4at ofschoort> hij toch allerminst „eentonig" in zijn veeren zat hadden, was er pok wél eens iets won- vreemd uit de oogen kijken. Misschien •derlijks. Zoö had je vroeger het Huis had de beroemde Kladsonius de geeste- Steenvoorde, dat nu al jaren geleden ia lijke kwaliteiten van mevrouw Wolzak afgebroken, dat was een spookhuis van wel uitstekend getroffen, maar, het was den allereersten rang. Daarvan werd ver- toch een ietwat 'Wonderlijk schilderij ge teld, dat op naargeestige, donkere avon- worden. Dit was nu het kakelbontste den, als dé wind door de- boomen gierde schilderstuk", dat de reporter'ooit van zijn. en de vogels ln het bosch krijschten,_op- leven heeft gezien. Het was gewoon een eens alle deuren opensprongen, en de verschrikkelijke scheldpartij in kleuren, zwengels van de pomj§|a_Jril' keuken wat het gewaad van mevrouw Wolzak be gingen als door gehefiËfgynige handen treft. Én naast het gewaad van de vrouwe bewogen op en neer, zonder dat èr water van Delfshaven was er nog het gelaat te voorschijn kwam. Zeker, tante Koosje ls niet de zachtzinnig- Op dat moment slaakte t*orre één vin hèid ln persoon, daar niet van, en onze zijn wonderlijke kreten, alsof hij alle spo- lezers zullen dienaangaande wel eenigs- ken van het Huis Steenvoorde wilde Jmi- zins op de hoogte zijn, maar zoo'n dragon-, teerën, zoodat het bloed ons letterlijk in derachtige dame, met zoo'n vervaarlijken de aderen verstijfde. neus van zóó'n verdachte kleur! En 'n Schei uit, nare vogel, zei mevrouw haar op de tanden, dat ze had! Je kon 't Wolzak. Ik schrik me 'n hoedje. Je zou niet eens 'n snor noemen, het -was 'n me heele portret bederreve, ondier! Maar de kunstschilder lachte gerust stellend. Er kan met uw portret niets meer toeval te krijgen. knevel! B-b-b-ben ikke dat? zei mevrouw Wolzak, die op het punt stond een zenuw- gebeuren mevrouw Wolzak Ik zal er de- dagen on miin' eemak3de„laatste«hand Het ls merkwalrdlg, dat eenvoudige type zetten, die onder sterke spelers zeer zekei jalgemeen bekend mogen wórden geacht, toch ep sommige momenten ln wedstrijdpartijen door hen overzien worden. Bekend ls bet voorval ln den wedstrijd om het Wereldkam pioenschap 1928, waarbij de Fransche. mees ter Marcel Bonrtard^een kenner °btj uitne- wmendheid van allerhande openingscombina- 9 ^tles, tegen den Haagschen speler J. F. Kuye^ aldus verloor: 1. 31-28, 18-^»; 2. 33—29, 23 32; 3/ 37 28. 18—21; 4. 39—33??, 21—27; 5. 31 22, 19—23 en zwart wint, op 8. 29 18 door 12 32; 7. 38 27, 17:30; 8. 35:24, 20:29, Of Op 8. 28:19, door 17:30; 7". 35 24, 14 34; 8. 40 29, 10—14 9. 45—40, 14—19; 10. 40—35, 19 30; 11. 35 24, 9^14; 12. 44—40* 14-*-19; 13. 40—35, 19 30; 14. 35 24. 5—10; 15. 50-44, 10—14;f|§. H4—40. 14—19; 1*. 40—3?. 19:30; 18. 35 24, 19. 49—44, 10—14; 20. 44—40, 14—19; 21. 40—35, 19 30, 22. 35 24 3—9 en door 9—14—19 wint zwart een tweede schijf. Een ander bekend zetje, voorgekomen ln een competitiewedstrijd Constant B—R.D.G.^ op 3 Dec. 1931, ls het volgende: zwart: Ph. J. tïam. OttcuAc &£Cr>—..g/k. A-W&: H. J. Wltyipeelde 50—44 opslpning van zijn I van den Broek. zwart 17-^gtü Om een uge langen vleugel tnet 21— besloot wit nu tot 31^28?» opsluiting verhinderen, welke zet eéhter f$ut was Wegens zwarts vervolg (23—29!) 28 17 (11 31) 38 27 (29—34!!) 464ig (34 25) mef schijfwinst. a) op 30—25 haalt zwart dam door (34—40) 45 34 (14—20) 25 23 (18 49). Visitekaartjes-Puzzle Notarisklerk. £)at zou ik meenen, zei de schilder. Staan ikke heusch niet op me kop? Mevrouw Wolzak huilde half. zoo zenuw achtig was ze geworden. Op hetzelfde moment slaakte Lorre een hart-en-oorverscheurenden gil. Hij hèd zichzelf ontdekt, en was buiten zichzelf van woede. Het wóa een papegaai, die Kladsonius geschilderd had, doch wat voor een! Een vogel, wien de liederlijk- heid op 't gelaat geschreven stond, 'n Dronkenlap van 'n papegaai, met ver schrikkelijke kringen onder z'n oogen. en de kuif scheef, N en 'n half afgezakte vlerk en 'n staart, waar de mot verschrikkelijk- in "had huisgehouden. Als 'n oude pape gaai tien jaar lang achtereen in de rul was geweest, had hij er niet zoo verfom faaid en verboemeld uit kunnen zien als deze brave, schoon wat loslippige Delfs- havensche vogel. Lorre wist niet wat hij moest doen, Vhn z'n stokkie gaan of schel-, den. Z'n kuif ging op en neet als 'n duvel-', in-'n-doosje en toen ging "hij het ééns ver tellen. Wat hij allemaal van den naam Kladsonius maakte, durft de reporter hier niet neer te schrijven Tante Koosje, die 'n tijdlang naar" adem had gesnakt, herkreeg haar spraak. Dat neem ik niet! zei ze. Als u 't maar betaalt, zei de schilder stroef. Dit ls een besteld portret. Maar gis u het niet neemt, mij om het even. Dan stuur ik het op de groote tentoonstelling in als het portret van mevrouw W. en dan hebben uw kennissen misschien er be langstelling voor. O smerige kladschilder! siste me vrouw W., dat is t gewoonweg sjantazie. Maar goed, dan zal ik je betale. Ik la me niet kenne, zelfs al ben ik nog zoo ge- flescht. Hier, daar heb je je cente, Judas. En nou is het schilderij'van mijn. Juist mevrouw. Het gaat om de in nerlijke gelijkenis! J En toen zag de schilder, hoe zijn werk aan mootjes ging, aan snippers, tot het spieraam toe. Het was de complete ver- "njgtiging, .dié wij ademloos aanschouwden. -Minuteniai.g auurde deze Wolzaksche furig. Toen vertrokken wij. Nooit zou dit schilderij iri het museum van Delishayen prijken Oude huisjes in de sneeuw te Rijswijk. Tante Koosje vertelde van haar tal-* looze avonturen, die de kunstschilder met belangstelling aanhoorde, en zop kwam ook de geschiedenis van het goud rooven- de spook weer ter spfake. Hoe^heette die schobbejak? infor- meerée^-éfe kunstschilder. De vrijer had twee namen, ik heb 'm eerst gekend as Hein Pardoen, en later as" meneer Pittelo, maar de lui van de vlakte noemden 'm Piet de Roomsoes, omdat-ie zoo zijig kon doen. Wat 'n ouderwetsche naam. merkte de schilder op. Ik ben die dingen heele- maal vergeten. Nou, ik ben Piet de Roomsoes niét vergete en dat zal me niet gauw over- komm# ook. Wat was dat 'n misselijke vent! Bij dien vent vergeleken was een braakmiddel nog sjampanje. Afijn, 't is 'm alles bij elkaar slepht bekomme, want u mot maar zoo denke: azze ze 't met m$p am de stok krijge, benne „ze niet- gelukkig. Kom, kom, zoa^vZachtzirrnige vrouw, zé! de kunslsehtTciër. en tante Koosje keek Ivgrbeertijkt. -U bent 'n echte kunstenaar, lispelde ze. U heb mijn binnenste goed doorgrond Wat zal mijn portret 'n mooi schilderij worre. Ik zou 't toch graag will*! zien.... Geduld4 mevrouwtje, sprak de schil der. Niet kijken voor uw beust. Wilt u misschien even gaan verzitten, dat ik de weerschijn van uw kleed wat nauwkeu riger kan vastleggen? Zoo, juist, dat is precies Ggoed. En nu nog. 'n glansje op uw Rouden sieraden. We komen aan de finishing touches. Van spo-ken gesproken, wij hebben hier in Rijswijk ook nog onze spookhuizen gekend. U begTijpt, met al die buitenvexbMiaen, die,wij hier in Rijswijk (Teekening De'Coninckj. aan leggen, en; overmorgen kunt u het komen bekijken. Nou, u begrijpt, dat mevrouw "Wolzak op den grooten dag één bonk zenuwen van de spanning was. Eerlijk gezegd, we warien allemaal even nieuwsgierig, en Lorr% niet het minst. Hij had al twee da gen lang over niets anders gezeurd dan: LorFe porrrtrrretjeLorre porrtrretje. Ja, ja, suste mevouw Wolzak" telkens, die minstens even nieuwsgierig was als de^ bonte vogel zelf, tkqrp gaat met het vrouwtje mee naar het portretje kijku, en dan ziene we, hoe mooi we d'r op stane Het_ groote moment was eindelijk aan- gëbröken. Per rijtuig gingen we naar het huis van den schilder, en er was een plaat# opengehouden, opdat we het por tret met'een zouden kunnen meenemen Mevrouw Wolzak had haar beurs goed gevuld, want Kladsonius kreeg boter bij de visch. Zij zou zich niet laten kennen. Heusch, niet alleen de harten van me vrouw Wolzak en van Lorre klopten snel ler van spanning, toen wij het atelier van den kunstschilder betraden. Het schilde rij stond nog op den ezel, doch achter een doek. Het zou dus in allen vorm onthuld worden. De schilder ontving ons vriendelijk, al vond hij het waarschijnlijk een zegen, dat hij van die groote gezelschappen was ver lost. Zijn neus krulde van pleizier, toen mevrouw Wolzak hem zei, dat ze de pie termannen bij zich bad. Hij was niet zoo'n groot kunstenaar, of hij verstond dat woord best Nu het schilderij Ik hoop. dat het naar uw genoegen zal zijn, zei Kladsonius, terwijl hij bet doek wegnam Wat we daar zagen, deed ons toch even (Vervolg var. pagina 1). gestoken,-» haar leven stond op het spel. Ik toonde hem het gezwollen arnjpje. Hij jianf het ln zijn handen. Keek aandachtig naar tie kleine wond. Dan liet hjj het arm pje weer uit zijn handen glijden Hij ver trok geen spier va* zijn gezicht. Men kon niet zien wat er in hem omging. ^Uonzo! smeekte ik. Opri^g^kzaam keek hij mij aan{ als zag hij mij voor 't eerst. Ik was er van over tuigd. dat deze man zich nu op mU zou wreken. Opeens raakte ik mijn bezinning kwijt Ik deed een stap in zijn richting; Ik dacht aan het kind, dat ik wilde be houden, ik docht aan Carmen, mijn vrouw Het werd mij zwart voor de oogern Ik dacht dat alles verloren was. Toen schreeuwde Alonzo: Eucalyptusbladeren! Gauw! Koortsachtige opwinding greep ons al len aan. Carmen haalde de Diademen Alon zo gebood haar ze fijn te wrijven. Hijzelf rende naar een Aloë en perste het sap uit de vleezige bladeren. Mengde 't daarna met water. Toen gebcfod hij het kind in een do kere kamer te leggen. Ook hij ging die kamer binnen, bleef er lang Ik maakte mij nog steeds zorgen, dat Alonzo toch"*^Q nog zijn wraak op mij zou koelen. Door mijn kind niet te redden, «k haalde mijn revolver en hield de wacht voor de deur. a Drie dagen later was ,iet kind fered. En toen het weer techte sprong in den zonneschijn, reikte ik Aionzo de hand. Drie jen hadden ons veranderd Zij hadd n vijanden tol vrienden ^gemaakt. Vrienden voor een heel menschenieven. ZATERDAG 31 JANUARI 1942, Zevend e laargang Na 37 NEGENTIG, tachtig, zeventig, dreunt de zware bas van den afslager. Mijn! robpt een stem. Twe gulden zeventig, een rijks daalder betalen! roept de afslager. Komt jongens, gaat eens een eindje opzij. Mooie partij sprot, bonderd gulden! dreunt hij opnieuw en begint ln een razend tempo, "dat voor een ongeoefend oor niet te vol gen is, af te mijnen. Groote partijen versche visch, met stuk ken Mjs en grof zout in kisten verpakt lig gen op den vloer van de groote veilinghal aan de Visschershaven te Scheveningen. i m des partij, die. wordt afgemijnd, ver- ei.''ingt zich een driedubbele haag van koo- pers en verkoopers. ^Vandaag is er hoofdzakelijk kleine visch aangevoerd, vertelt de .afslager, die ons enkele oogenblikken te woord wil staan, als hij de laatste partij aan den man heeft gebracht, sprot en schar dus. - Zijn de prijzen, die gemaakt worden; eiken dag zoo ongeveer gelijk? En wat doet u als een partij gekocht wordt voor een prijs, die boven het vastgestelde maxi mum ligt? Want, als wij ons niet vergis sen, zet u toch hooger in dan de maximum prijs bedraagt. Wat de gemaakte prijzen betreft, is het antwoord, die kunnen nogal schom melen. Waaraan da4 ligt, weten wij, vak lui, ook niet'altijd. De vraag is in elk ge- v*l goed. Wat de maximum ptrijzèn betrefft wanneer een partij wordt aangenomen bo ven den maximum prijs, dan wordt ze tegen den maximum prijs, aan één van de gegadigden toegewezen. BuitAi volgen'wij een groote partij sprot naar één van de groote rookerijen, die Vn de omgeving van de Visschershaven liggen. Leeken op vischgebied als wij zijn, -hadden wij gedacht, dat de sprot djréct boven groo te pannen stoomend water zou worden gehapgen, om,# gaar gestoofhd, in de be kende cellophaanpakjes te verdwijnen. Dit bleek echter in het geheel niet het geval te zijn. Door het vervoer, vertelt een van de fiTmantenrta de^ visch plat gedrukt. Daar om wordt ze eerst ir) vaten met pekel op geslagen, waarde ongevéer veertien dagen ln blijft. Dan heeft ze weer het normale volume en is bovendien, wat we noemen „gaar" geworden en heeft dan reeds een fijneren smaak gekregen. Proeft u maar eens. Uit een zoo- juist geopend vSatje zoekt hij een mooi exemplaar voor ons uit.«In derdaad is reeds duidelijk te proeven, dat de visch niet meer rauw is. Dan wordt de sprot schoongemaakt en aan staven geregen. Onze geleider brengt ons in een lang vertrek, 'waar rappe handen met een «cfterp mes de ingewanden uit de visch verwijderen en dFze vervolgens op lange staven rijgen. Kijk, en dan worden ze in den rook gehangen. 4 Een klein deurtje wordt geopend,, waar- vit onmiddellijk een dikke rook walmt. ^Door den rook heen zien wij boven ons hoofd een dik gordijn van zilverglanzende visschen. Op den vloer brandt een groote stapel houtkrullen. Maar wij dachten, dat de -visch zeo gerookt *werd! Krijgt men in den rook „gestoomde" visch? 1 ragen wij verbaasd? Gerookte visch is ook zoo behandeld, is het antwoord, maar dan laten we ze lang boven een smeulend vuur vah zaag sel hangen. Nu hangt zij ma-ar een uurtje :n den rook en^iooals u gezien hebt, laten er een funk vuurtje onder branden. Hierdoor wordt*visch als het ware in eigen vocht gestoomd De sprot is dan gereed voor het gebruik, maar nog niet voor de verzending. De visch wordt eerst van vinnen, .huid, gra ten, kop en staart ontdaan, om vervolgens in de bekende dellophaanpakjes van hon derd gram, haar weg naar de gebruikers te vinden. Kunpen de pakjes lang bewaard blij ven? Niet te lang, antwoordt onze deskun dige, het is meer een winterartikei, koel bewaren is dus wel aan te raden. Scharren worden, op rekken gestoken, te drogen gehangen. (Foto Schimmelpenningh, Den Haag) Wie «en goeden huisdokter heeft, doet goed hem in êere te houder! De vader der geneeskunst, Hippocrates, wist ons reeds mede te deelen, d&i er geen ziekten, doch slechts „zieken" be staan. Misschien klinkt u dit ietwat zon derling in de ooren en toch is deze uit spraak, circa tweeduizend jaar geleden gedaan, heden ten dage nog van kracht. Kort geleden verliet een patiënt mijn spreekkamer en zooals hij zijn er meer die steen en been klaagde en al heel wat vooraanstaande artsen, onder wie verschillende hoogleeraren, had geraad pleegd. G'oed geteld kwam schrijver deze» niet ver -van het minder aanlokkelijke -getal 13, hetgeen niet veel goeds voor spelde. Niemand had hem van zijn klach ten en. kwalen kunnen afhelpen en zoo Fustte op mij de moeilijke taak dit wél klaar te spelen. We kunnen veilig aan nemen, dat deze patiënt door allevoor- afgaande artserr grondig i3 nageZffcrr—Sn dat niets is gespaard om tot een goed in zicht te komen in hot uezen- der ziekte bij dezen man, terwijl vanzelfsprekend a\ deze behandelende geneesheeren niets lie ver deden, dan hen* geheel bevrijden van zijn kwellingen. Waaraan hebbep wij nu een dergelijke mislukking, als ik het zoo-noemen mag, toe te schrijven? Gelukkig staat Se zaak er met onst medici, altijd zoo slecht voor. Wij zien echter wel gevallen, waarin de eene medicus geen lauweren oogstte, terwijl de andere daarentegen wél met goed gevolg een behandeling voorschreef. Toch zouden wij in zoo'n geval aller minst willen beweren, dat de tweede dok ter knapper is dan de eerste, zooals men gewoonlijk onder dergelijke omstandig heden pwtrgt aan te nemen. Immers, het behoeft gewoonlijk niet te gaan om inge wikkelde problemen, doch soms om zeer eenvoudige kwesties, die Iédere arts na tuurlijk meermalen onder de oogen heeft gehad en d'us kan- oplossen. Welnu, zoo zal het u ^ngzamerhand^rtujdelljk4 wor den,-dat wij naast de „zi|jg|e" vooral te maken hebben met den „zieke", ja zelfs niet zelden in die mate, dat de ziekte een ondergeschikte rol gaat spelen en de zieke de eerste plaats inneemt. De woor den van Hippocrates, hierbovap - aange haald, zullen li nu meer begrijpelijk voor komen di-n zooeven hef geval was, ^jWare de geneeskunst zóó eenvoudig, dat vóór iaandoening een bepaald drankje, poedertje of pilletje genezing kon brengen of althans de klachten van den patiënt verlichten, dan zou het vak van dokter al betrekkelijk zeer gemakke lijk zijn. Natuurlijk hebben wij ook in de geneeskunde, evenals ln de natuurkunde en de scheikunde, met vaste wettente maken, waaraan geen ontkomen mogeüjk is, maar naast het reageerbuiije en de doode stof, hebben wij, medici, rekening te houden met den levenden mensch, met zijn verschillende caprices, nukken en grille*. De eene mensch reageert heel an ders op dezelfde aandoening dan de ander en ook de reacties ten opzichte van me dicamenten,, welke men toedient, zijn zeer verschillend^ Zeer juist pleegt men dan ook nu en dan op te merken, dat de oude huisdokter het gestel van alle leden van het gezin door en door kent. Hij weet bij een bepaalde klacht^welk medicament het beste kan worderv verdragen en welke dosis het meest doeltreffend ral rijn Daarnaast kent hij de psyche van zijn patiënt tot ln de fijnste bijzonderheden Md arom moest Alonzo mij ook zoo hoog moedig aankijken? Juist ou ik wóa^ dend was! Kort beval is hem dé borst riemen strakker aan te halen, want mijn zadel was opzij gegleien en dat was de oorzaak van mijn val. Ik klopte het «tof van mjjn knieën en ging -tekeer al? een bezetene. Zadel het patrrd dan tocb beter!, schreeuwde ik Alonzo toe Wij waren midden in de prairie, bet paard dat ik bereden had, stond zenuw achtig in onze nobijheid. Alooto' keek*rUS lang aan. Een bronzen oeeld gelijk. HU ging echter niet naar het paard zooals ik hem bevolen had, maar maakte de opmerking, dat niet hij, maar ik het paard zoo slecht had gezadeld. Ik bulderde' hem toe, dat hij ontslagen was. Als hij het hert zou hebben morgen op de Èstahcia te komen, zou ik de hon den op hem loslaten. Als hij dat maar be greep! Zonder een woord draalde hij zich om, besteeg zijn paard en draafde weg. Ik zie hem nog gaan. Misschien had ik niet verstan iig gehandeld, maar wie handelt verstandig als hij juist ven zija paard is gevellen! 's Middags bedacht Ik mij, dat typen als Alpnzo gevaarlijk kunnen worden, wan neer zij meenen onrechtvaardig behan deld te zijn. Zij wreken Ach En Atffltao stond bekend als eén gifkenner. AHe ver giftige planten kende. Hij* vroeger was hU orchideéënzoeker geweest. Toen ik thuis kwahv. wafr bij er nog niet. Ik beslcót op hem wachten. Ik was destijds opzichter, Jong getrouwd en de trotsche vader van een Kleine, lacbenJe dochter. Die op het oogenbiik van mijn thuiskomst echter erbormehjk huilde. Ik merkte dadelijk, dat er iéts bijzonders met haar was. Zij wees voortdurend op haar armpje. Ik zag niets dan een klein ylekje. "Een schorpioen heeft baar gestoken! gilde Carmen, m'n vrouw, plotseling. Ik versteende. Een schorpioen! Onze schrik riep -alle and?TFrtsjJie"?met ons werkten, bijeen. Een schorpioen! Ik zocht in het gras en ontJekte al gauw het door- zichtig-gele insect, dat*trachtte te vluch ten. Ik trapte'het echter dood. Maar daar mee was rnUn kind niet geholpen. Hoe moest ik het redden? De kleurlingen schreeuwden, luid door elkaer. Carmen had ons kind in haar ar- meh Elke seconde drong liet gif van den schorpioen dfeper door ln het teere orga nisme. Het kind zou sterven als ilet spoe dig weri irigegrepen. Maar hoe moest worden ingegrepen? Wie kon ingrijpen? Alonzo! werd er geroepen. Alonzo, de gifkenner! Ik schrok. Ik sneed een kruis in het wondje, zoog l^et uit, richtte mij op en riep: Alonzo! 7 - Alonzo, die blijkbaar na mij was thuisge komen. naderde.- Dreigend Ik riep hem toe, ons kind door een schorpioen was (Vervolg op pagina 4 en hij weet dus op welke wijze hij hem moet aanpakken zijn kwalen. He moet aanpakken om hem te bevrijden van zijn kwalen. Het zal u duidelijk zijn. dat omgekeerd ook 'de patiënt het volie ver trouwen in zijn huisdokter, dient te heb ben en dat hij met volledige overgave zijn wel en wee in diens handen moet stellen. Het behoeft dsn ook geep betoog, dat de oude huisdokter, die wel eens in den loop der jaren ln h$t gedrang U gekomen, niet kan worden gemist, niettegenstaande alle waardevolle specialismen, waerven men af en toe dankbaar ggbrulk maagt, aangezien het terrein der medische we tenschap zóó uitgestrekt is. dat het niet meer door één mensch geheel en al kan worden beheersoht. Niettegenstaande dit allee la degene, die een ^goeden hutsdokter heeft, geluk kig te prijzen en men zal goed doen heat ln eere te houden. (Nadruk verboden). Medicus.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1942 | | pagina 5