ALONZO
CHAR EN SRR0T
ALONZO,
w*
ïSStssf.lIHifsllfl if.wSlsSl'liü'llliï
RUM
Dammen
Bdunsdokter
STOKVISCH-
in
QQATIÓ-WÉKtlU K3CW
BUVOt Q5Ê:L-VAN-
DE GOUDSCHE COURANT
TANTE KOOSJE
Een typ?zetje in de partij
OPLOSSING
Volks voedsel bij uitnemendheid
I DE GIFKENNER
Was het niet in: acht en dertig
Dat ik dezen stokvisch kocht
Dten ik tusschen honderd visschen
Met verstand had uitgezocht?
Twintig centen heb ik toenmaals
Voor dien drogen snaak betaald
Daarna iyluj in mijn htnsftxad,
ih een hoek,
Ergens i
r hujrftii
vPfa^aa
1aald.
VIeesch' en vischloos gingen dagen
Aan mijn schrale tafel heen
Toch niet klagen, maar verdragen
En maar doen alst iedereen,
yoep van alles, mocht ik rijmen
Tot ik in een kleerkast kwam
Waar ik dien verdwaalden^stokvisch
Uit een donker hoekje nam.
Peen en uien, ul en penen
WcCs het schaften vobt dien dag
En geen mensch scheen meer te
weten
Dat daar nog een stokvisch lag.
Eenverguisd en -wat geminacht
Zag ik daar dien houten vtsch
Die in nieutbe zinken kwartjes
Niet meer te betalen ia.
'Dat werd weeken, dat werd «toornen
Wat eert schulpen, wat een maal
Uien bakken, piepers koken
Alles op.de warme jschaal.
Niets en niets bleef ervan over
Heel de pot was leeggewoeld
In geen dagen en geen dagen
Htdden we zóó.... grond gevoeld.
HoudVuw paarlen, diamanten
Houdt ja.w duur sten edelsteen,
Deze uitgedroogde stokvisch
Bracht or^s door een dag weer heen.
Stokvisch, wil niet kwalijk nemen
Mijne onverschilligheid
Want voor u il toch de hoofdzaak
xDat ge.opgegeten zijt.
J. H. SPEENHOFF.
De reporter zou u kunnen verhalen van
al de keeren, dat wij allen naar den
schilder Kladsonius gingen, terwille van
het portret van mevrouw Wolzak. Het zou
egn kunstwerk van den eersten rang wot)
den, geschikt voor het museum van Delfs-
haven, welks oprichting één der harte-
"wenscheri vari mevrouw Wolzak schijnt te
zijn,' natuurlijk op voorwaarde, .dat haar
portret het middelpunt van de verzame
ling zou worden.
Er was voor dit portret Inderdaad dik
wijls geposeerd. De schilder Kladsonius
had zijn model zoowel utterltjk als Inner
lijk* geheel kunnen doorgronden, want
onder de zittingen door wet^i er natuur
lijk ook een hartig woordje gesproken,
was het niet door tante Koosje zelf, dan
toch door Lorre, die letterlijk na%st zijn
stok z^Uvan de grootslgheld, dat hij op
epK^ï^hilderiJ kwam. De ijdelheid van
oo'n papegaai is grenzenloos en er scheen
a«^r één ding te 2fjn,° dat hem speet: hij
was niet zoo bajit gis mevrouw Wolzak
zelf, en 4at ofschoort> hij toch allerminst
„eentonig" in zijn veeren zat
hadden, was er pok wél eens iets won- vreemd uit de oogen kijken. Misschien
•derlijks. Zoö had je vroeger het Huis had de beroemde Kladsonius de geeste-
Steenvoorde, dat nu al jaren geleden ia lijke kwaliteiten van mevrouw Wolzak
afgebroken, dat was een spookhuis van wel uitstekend getroffen, maar, het was
den allereersten rang. Daarvan werd ver- toch een ietwat 'Wonderlijk schilderij ge
teld, dat op naargeestige, donkere avon- worden. Dit was nu het kakelbontste
den, als dé wind door de- boomen gierde schilderstuk", dat de reporter'ooit van zijn.
en de vogels ln het bosch krijschten,_op- leven heeft gezien. Het was gewoon een
eens alle deuren opensprongen, en de verschrikkelijke scheldpartij in kleuren,
zwengels van de pomj§|a_Jril' keuken wat het gewaad van mevrouw Wolzak be
gingen als door gehefiËfgynige handen treft. Én naast het gewaad van de vrouwe
bewogen op en neer, zonder dat èr water van Delfshaven was er nog het gelaat
te voorschijn kwam.
Zeker, tante Koosje ls niet de zachtzinnig-
Op dat moment slaakte t*orre één vin hèid ln persoon, daar niet van, en onze
zijn wonderlijke kreten, alsof hij alle spo- lezers zullen dienaangaande wel eenigs-
ken van het Huis Steenvoorde wilde Jmi- zins op de hoogte zijn, maar zoo'n dragon-,
teerën, zoodat het bloed ons letterlijk in derachtige dame, met zoo'n vervaarlijken
de aderen verstijfde.
neus van zóó'n verdachte kleur! En 'n
Schei uit, nare vogel, zei mevrouw haar op de tanden, dat ze had! Je kon 't
Wolzak. Ik schrik me 'n hoedje. Je zou niet eens 'n snor noemen, het -was 'n
me heele portret bederreve, ondier!
Maar de kunstschilder lachte gerust
stellend.
Er kan met uw portret niets meer toeval te krijgen.
knevel!
B-b-b-ben ikke dat? zei mevrouw
Wolzak, die op het punt stond een zenuw-
gebeuren mevrouw Wolzak Ik zal er de-
dagen on miin' eemak3de„laatste«hand
Het ls merkwalrdlg, dat eenvoudige type
zetten, die onder sterke spelers zeer zekei
jalgemeen bekend mogen wórden geacht, toch
ep sommige momenten ln wedstrijdpartijen
door hen overzien worden. Bekend ls bet
voorval ln den wedstrijd om het Wereldkam
pioenschap 1928, waarbij de Fransche. mees
ter Marcel Bonrtard^een kenner °btj uitne-
wmendheid van allerhande openingscombina-
9 ^tles, tegen den Haagschen speler J. F. Kuye^
aldus verloor:
1. 31-28, 18-^»; 2. 33—29, 23 32; 3/ 37 28.
18—21; 4. 39—33??, 21—27; 5. 31 22, 19—23 en
zwart wint, op 8. 29 18 door 12 32; 7. 38 27,
17:30; 8. 35:24, 20:29, Of Op 8. 28:19, door 17:30;
7". 35 24, 14 34; 8. 40 29, 10—14 9. 45—40,
14—19; 10. 40—35, 19 30; 11. 35 24, 9^14; 12.
44—40* 14-*-19; 13. 40—35, 19 30; 14. 35 24. 5—10;
15. 50-44, 10—14;f|§. H4—40. 14—19; 1*. 40—3?.
19:30; 18. 35 24, 19. 49—44, 10—14; 20.
44—40, 14—19; 21. 40—35, 19 30, 22. 35 24 3—9
en door 9—14—19 wint zwart een tweede
schijf.
Een ander bekend zetje, voorgekomen ln
een competitiewedstrijd Constant B—R.D.G.^
op 3 Dec. 1931, ls het volgende:
zwart: Ph. J. tïam.
OttcuAc &£Cr>—..g/k.
A-W&: H. J.
Wltyipeelde 50—44
opslpning van zijn I
van den Broek.
zwart 17-^gtü Om een
uge
langen vleugel tnet 21—
besloot wit nu tot 31^28?»
opsluiting
verhinderen,
welke zet eéhter f$ut was Wegens zwarts
vervolg (23—29!) 28 17 (11 31) 38 27 (29—34!!)
464ig (34 25) mef schijfwinst.
a) op 30—25 haalt zwart dam door (34—40)
45 34 (14—20) 25 23 (18 49).
Visitekaartjes-Puzzle Notarisklerk.
£)at zou ik meenen, zei de schilder.
Staan ikke heusch niet op me kop?
Mevrouw Wolzak huilde half. zoo zenuw
achtig was ze geworden.
Op hetzelfde moment slaakte Lorre een
hart-en-oorverscheurenden gil. Hij hèd
zichzelf ontdekt, en was buiten zichzelf
van woede. Het wóa een papegaai, die
Kladsonius geschilderd had, doch wat
voor een! Een vogel, wien de liederlijk-
heid op 't gelaat geschreven stond, 'n
Dronkenlap van 'n papegaai, met ver
schrikkelijke kringen onder z'n oogen. en
de kuif scheef, N en 'n half afgezakte vlerk
en 'n staart, waar de mot verschrikkelijk-
in "had huisgehouden. Als 'n oude pape
gaai tien jaar lang achtereen in de rul
was geweest, had hij er niet zoo verfom
faaid en verboemeld uit kunnen zien als
deze brave, schoon wat loslippige Delfs-
havensche vogel. Lorre wist niet wat hij
moest doen, Vhn z'n stokkie gaan of schel-,
den. Z'n kuif ging op en neet als 'n duvel-',
in-'n-doosje en toen ging "hij het ééns ver
tellen. Wat hij allemaal van den naam
Kladsonius maakte, durft de reporter hier
niet neer te schrijven
Tante Koosje, die 'n tijdlang naar" adem
had gesnakt, herkreeg haar spraak.
Dat neem ik niet! zei ze.
Als u 't maar betaalt, zei de schilder
stroef. Dit ls een besteld portret. Maar gis
u het niet neemt, mij om het even. Dan
stuur ik het op de groote tentoonstelling
in als het portret van mevrouw W. en dan
hebben uw kennissen misschien er be
langstelling voor.
O smerige kladschilder! siste me
vrouw W., dat is t gewoonweg sjantazie.
Maar goed, dan zal ik je betale. Ik la me
niet kenne, zelfs al ben ik nog zoo ge-
flescht. Hier, daar heb je je cente, Judas.
En nou is het schilderij'van mijn.
Juist mevrouw. Het gaat om de in
nerlijke gelijkenis! J
En toen zag de schilder, hoe zijn werk
aan mootjes ging, aan snippers, tot het
spieraam toe. Het was de complete ver-
"njgtiging, .dié wij ademloos aanschouwden.
-Minuteniai.g auurde deze Wolzaksche
furig. Toen vertrokken wij.
Nooit zou dit schilderij iri het museum
van Delishayen prijken
Oude huisjes in de sneeuw te Rijswijk.
Tante Koosje vertelde van haar tal-*
looze avonturen, die de kunstschilder met
belangstelling aanhoorde, en zop kwam
ook de geschiedenis van het goud rooven-
de spook weer ter spfake.
Hoe^heette die schobbejak? infor-
meerée^-éfe kunstschilder.
De vrijer had twee namen, ik heb 'm
eerst gekend as Hein Pardoen, en later
as" meneer Pittelo, maar de lui van de
vlakte noemden 'm Piet de Roomsoes,
omdat-ie zoo zijig kon doen.
Wat 'n ouderwetsche naam. merkte
de schilder op. Ik ben die dingen heele-
maal vergeten.
Nou, ik ben Piet de Roomsoes niét
vergete en dat zal me niet gauw over-
komm# ook. Wat was dat 'n misselijke
vent! Bij dien vent vergeleken was een
braakmiddel nog sjampanje. Afijn, 't is
'm alles bij elkaar slepht bekomme, want
u mot maar zoo denke: azze ze 't met m$p
am de stok krijge, benne „ze niet- gelukkig.
Kom, kom, zoa^vZachtzirrnige vrouw,
zé! de kunslsehtTciër. en tante Koosje keek
Ivgrbeertijkt.
-U bent 'n echte kunstenaar, lispelde
ze. U heb mijn binnenste goed doorgrond
Wat zal mijn portret 'n mooi schilderij
worre. Ik zou 't toch graag will*! zien....
Geduld4 mevrouwtje, sprak de schil
der. Niet kijken voor uw beust. Wilt u
misschien even gaan verzitten, dat ik de
weerschijn van uw kleed wat nauwkeu
riger kan vastleggen? Zoo, juist, dat
is precies Ggoed. En nu nog. 'n glansje op
uw Rouden sieraden. We komen aan de
finishing touches. Van spo-ken gesproken,
wij hebben hier in Rijswijk ook nog onze
spookhuizen gekend. U begTijpt, met al die
buitenvexbMiaen, die,wij hier in Rijswijk
(Teekening De'Coninckj.
aan leggen, en; overmorgen kunt u het
komen bekijken.
Nou, u begrijpt, dat mevrouw "Wolzak
op den grooten dag één bonk zenuwen
van de spanning was. Eerlijk gezegd, we
warien allemaal even nieuwsgierig, en
Lorr% niet het minst. Hij had al twee da
gen lang over niets anders gezeurd dan:
LorFe porrrtrrretjeLorre porrtrretje.
Ja, ja, suste mevouw Wolzak" telkens,
die minstens even nieuwsgierig was als
de^ bonte vogel zelf, tkqrp gaat met het
vrouwtje mee naar het portretje kijku, en
dan ziene we, hoe mooi we d'r op stane
Het_ groote moment was eindelijk aan-
gëbröken. Per rijtuig gingen we naar het
huis van den schilder, en er was een
plaat# opengehouden, opdat we het por
tret met'een zouden kunnen meenemen
Mevrouw Wolzak had haar beurs goed
gevuld, want Kladsonius kreeg boter bij
de visch. Zij zou zich niet laten kennen.
Heusch, niet alleen de harten van me
vrouw Wolzak en van Lorre klopten snel
ler van spanning, toen wij het atelier van
den kunstschilder betraden. Het schilde
rij stond nog op den ezel, doch achter een
doek. Het zou dus in allen vorm onthuld
worden.
De schilder ontving ons vriendelijk, al
vond hij het waarschijnlijk een zegen, dat
hij van die groote gezelschappen was ver
lost. Zijn neus krulde van pleizier, toen
mevrouw Wolzak hem zei, dat ze de pie
termannen bij zich bad. Hij was niet zoo'n
groot kunstenaar, of hij verstond dat
woord best Nu het schilderij
Ik hoop. dat het naar uw genoegen
zal zijn, zei Kladsonius, terwijl hij bet
doek wegnam
Wat we daar zagen, deed ons toch even
(Vervolg var. pagina 1).
gestoken,-» haar leven stond op het spel.
Ik toonde hem het gezwollen arnjpje. Hij
jianf het ln zijn handen. Keek aandachtig
naar tie kleine wond. Dan liet hjj het arm
pje weer uit zijn handen glijden Hij ver
trok geen spier va* zijn gezicht. Men kon
niet zien wat er in hem omging.
^Uonzo! smeekte ik.
Opri^g^kzaam keek hij mij aan{ als zag
hij mij voor 't eerst. Ik was er van over
tuigd. dat deze man zich nu op mU zou
wreken. Opeens raakte ik mijn bezinning
kwijt Ik deed een stap in zijn richting;
Ik dacht aan het kind, dat ik wilde be
houden, ik docht aan Carmen, mijn vrouw
Het werd mij zwart voor de oogern
Ik dacht dat alles verloren was. Toen
schreeuwde Alonzo:
Eucalyptusbladeren! Gauw!
Koortsachtige opwinding greep ons al
len aan. Carmen haalde de Diademen Alon
zo gebood haar ze fijn te wrijven. Hijzelf
rende naar een Aloë en perste het sap uit
de vleezige bladeren. Mengde 't daarna met
water. Toen gebcfod hij het kind in een
do kere kamer te leggen. Ook hij ging die
kamer binnen, bleef er lang Ik maakte
mij nog steeds zorgen, dat Alonzo toch"*^Q
nog zijn wraak op mij zou koelen. Door
mijn kind niet te redden, «k haalde mijn
revolver en hield de wacht voor de deur.
a
Drie dagen later was ,iet kind fered.
En toen het weer techte sprong in den
zonneschijn, reikte ik Aionzo de hand.
Drie jen hadden ons veranderd Zij
hadd n vijanden tol vrienden ^gemaakt.
Vrienden voor een heel menschenieven.
ZATERDAG 31 JANUARI 1942,
Zevend
e laargang
Na 37
NEGENTIG, tachtig, zeventig, dreunt
de zware bas van den afslager.
Mijn! robpt een stem.
Twe gulden zeventig, een rijks
daalder betalen! roept de afslager. Komt
jongens, gaat eens een eindje opzij. Mooie
partij sprot, bonderd gulden! dreunt hij
opnieuw en begint ln een razend tempo,
"dat voor een ongeoefend oor niet te vol
gen is, af te mijnen.
Groote partijen versche visch, met stuk
ken Mjs en grof zout in kisten verpakt lig
gen op den vloer van de groote veilinghal
aan de Visschershaven te Scheveningen.
i m des partij, die. wordt afgemijnd, ver-
ei.''ingt zich een driedubbele haag van koo-
pers en verkoopers.
^Vandaag is er hoofdzakelijk kleine
visch aangevoerd, vertelt de .afslager, die
ons enkele oogenblikken te woord wil
staan, als hij de laatste partij aan den man
heeft gebracht, sprot en schar dus. -
Zijn de prijzen, die gemaakt worden;
eiken dag zoo ongeveer gelijk? En wat
doet u als een partij gekocht wordt voor
een prijs, die boven het vastgestelde maxi
mum ligt? Want, als wij ons niet vergis
sen, zet u toch hooger in dan de maximum
prijs bedraagt.
Wat de gemaakte prijzen betreft, is
het antwoord, die kunnen nogal schom
melen. Waaraan da4 ligt, weten wij, vak
lui, ook niet'altijd. De vraag is in elk ge-
v*l goed. Wat de maximum ptrijzèn betrefft
wanneer een partij wordt aangenomen bo
ven den maximum prijs, dan wordt ze
tegen den maximum prijs, aan één van de
gegadigden toegewezen.
BuitAi volgen'wij een groote partij sprot
naar één van de groote rookerijen, die Vn
de omgeving van de Visschershaven liggen.
Leeken op vischgebied als wij zijn, -hadden
wij gedacht, dat de sprot djréct boven groo
te pannen stoomend water zou worden
gehapgen, om,# gaar gestoofhd, in de be
kende cellophaanpakjes te verdwijnen.
Dit bleek echter in het geheel niet het
geval te zijn.
Door het vervoer, vertelt een van de
fiTmantenrta de^ visch plat gedrukt. Daar
om wordt ze eerst ir) vaten met pekel op
geslagen, waarde ongevéer veertien dagen
ln blijft. Dan heeft ze weer het normale
volume en is bovendien, wat we noemen
„gaar" geworden en heeft dan reeds een
fijneren smaak gekregen. Proeft u maar
eens.
Uit een zoo- juist geopend vSatje zoekt
hij een mooi exemplaar voor ons uit.«In
derdaad is reeds duidelijk te proeven, dat
de visch niet meer rauw is.
Dan wordt de sprot schoongemaakt
en aan staven geregen.
Onze geleider brengt ons in een lang
vertrek, 'waar rappe handen met een
«cfterp mes de ingewanden uit de visch
verwijderen en dFze vervolgens op lange
staven rijgen.
Kijk, en dan worden ze in den rook
gehangen.
4 Een klein deurtje wordt geopend,, waar-
vit onmiddellijk een dikke rook walmt.
^Door den rook heen zien wij boven ons
hoofd een dik gordijn van zilverglanzende
visschen. Op den vloer brandt een groote
stapel houtkrullen.
Maar wij dachten, dat de -visch zeo
gerookt *werd! Krijgt men in den rook
„gestoomde" visch? 1 ragen wij verbaasd?
Gerookte visch is ook zoo behandeld,
is het antwoord, maar dan laten we ze
lang boven een smeulend vuur vah zaag
sel hangen. Nu hangt zij ma-ar een uurtje
:n den rook en^iooals u gezien hebt, laten
er een funk vuurtje onder branden.
Hierdoor wordt*visch als het ware in
eigen vocht gestoomd
De sprot is dan gereed voor het gebruik,
maar nog niet voor de verzending. De
visch wordt eerst van vinnen, .huid, gra
ten, kop en staart ontdaan, om vervolgens
in de bekende dellophaanpakjes van hon
derd gram, haar weg naar de gebruikers
te vinden.
Kunpen de pakjes lang bewaard blij
ven?
Niet te lang, antwoordt onze deskun
dige, het is meer een winterartikei, koel
bewaren is dus wel aan te raden.
Scharren worden, op rekken gestoken, te drogen gehangen.
(Foto Schimmelpenningh, Den Haag)
Wie «en goeden huisdokter heeft,
doet goed hem in êere te houder!
De vader der geneeskunst, Hippocrates,
wist ons reeds mede te deelen, d&i er
geen ziekten, doch slechts „zieken" be
staan. Misschien klinkt u dit ietwat zon
derling in de ooren en toch is deze uit
spraak, circa tweeduizend jaar geleden
gedaan, heden ten dage nog van kracht.
Kort geleden verliet een patiënt mijn
spreekkamer en zooals hij zijn er meer
die steen en been klaagde en al heel
wat vooraanstaande artsen, onder wie
verschillende hoogleeraren, had geraad
pleegd. G'oed geteld kwam schrijver deze»
niet ver -van het minder aanlokkelijke
-getal 13, hetgeen niet veel goeds voor
spelde. Niemand had hem van zijn klach
ten en. kwalen kunnen afhelpen en zoo
Fustte op mij de moeilijke taak dit wél
klaar te spelen. We kunnen veilig aan
nemen, dat deze patiënt door allevoor-
afgaande artserr grondig i3 nageZffcrr—Sn
dat niets is gespaard om tot een goed in
zicht te komen in hot uezen- der ziekte
bij dezen man, terwijl vanzelfsprekend a\
deze behandelende geneesheeren niets lie
ver deden, dan hen* geheel bevrijden van
zijn kwellingen.
Waaraan hebbep wij nu een dergelijke
mislukking, als ik het zoo-noemen mag,
toe te schrijven? Gelukkig staat Se zaak
er met onst medici, altijd zoo slecht
voor. Wij zien echter wel gevallen, waarin
de eene medicus geen lauweren oogstte,
terwijl de andere daarentegen wél met
goed gevolg een behandeling voorschreef.
Toch zouden wij in zoo'n geval aller
minst willen beweren, dat de tweede dok
ter knapper is dan de eerste, zooals men
gewoonlijk onder dergelijke omstandig
heden pwtrgt aan te nemen. Immers, het
behoeft gewoonlijk niet te gaan om inge
wikkelde problemen, doch soms om zeer
eenvoudige kwesties, die Iédere arts na
tuurlijk meermalen onder de oogen heeft
gehad en d'us kan- oplossen. Welnu, zoo
zal het u ^ngzamerhand^rtujdelljk4 wor
den,-dat wij naast de „zi|jg|e" vooral te
maken hebben met den „zieke", ja zelfs
niet zelden in die mate, dat de ziekte
een ondergeschikte rol gaat spelen en de
zieke de eerste plaats inneemt. De woor
den van Hippocrates, hierbovap - aange
haald, zullen li nu meer begrijpelijk voor
komen di-n zooeven hef geval was,
^jWare de geneeskunst zóó eenvoudig, dat
vóór iaandoening een bepaald
drankje, poedertje of pilletje genezing
kon brengen of althans de klachten van
den patiënt verlichten, dan zou het vak
van dokter al betrekkelijk zeer gemakke
lijk zijn. Natuurlijk hebben wij ook in de
geneeskunde, evenals ln de natuurkunde
en de scheikunde, met vaste wettente
maken, waaraan geen ontkomen mogeüjk
is, maar naast het reageerbuiije en de
doode stof, hebben wij, medici, rekening
te houden met den levenden mensch, met
zijn verschillende caprices, nukken en
grille*. De eene mensch reageert heel an
ders op dezelfde aandoening dan de ander
en ook de reacties ten opzichte van me
dicamenten,, welke men toedient, zijn zeer
verschillend^ Zeer juist pleegt men dan
ook nu en dan op te merken, dat de oude
huisdokter het gestel van alle leden van
het gezin door en door kent. Hij weet bij
een bepaalde klacht^welk medicament het
beste kan worderv verdragen en welke
dosis het meest doeltreffend ral rijn
Daarnaast kent hij de psyche van zijn
patiënt tot ln de fijnste bijzonderheden
Md
arom moest Alonzo mij ook zoo hoog
moedig aankijken? Juist ou ik wóa^
dend was! Kort beval is hem dé borst
riemen strakker aan te halen, want mijn
zadel was opzij gegleien en dat was de
oorzaak van mijn val. Ik klopte het «tof
van mjjn knieën en ging -tekeer al? een
bezetene.
Zadel het patrrd dan tocb beter!,
schreeuwde ik Alonzo toe
Wij waren midden in de prairie, bet
paard dat ik bereden had, stond zenuw
achtig in onze nobijheid. Alooto' keek*rUS
lang aan. Een bronzen oeeld gelijk. HU
ging echter niet naar het paard zooals
ik hem bevolen had, maar maakte de
opmerking, dat niet hij, maar ik het paard
zoo slecht had gezadeld.
Ik bulderde' hem toe, dat hij ontslagen
was. Als hij het hert zou hebben morgen
op de Èstahcia te komen, zou ik de hon
den op hem loslaten. Als hij dat maar be
greep!
Zonder een woord draalde hij zich om,
besteeg zijn paard en draafde weg. Ik
zie hem nog gaan. Misschien had ik niet
verstan iig gehandeld, maar wie handelt
verstandig als hij juist ven zija paard is
gevellen!
's Middags bedacht Ik mij, dat typen als
Alpnzo gevaarlijk kunnen worden, wan
neer zij meenen onrechtvaardig behan
deld te zijn. Zij wreken Ach En Atffltao
stond bekend als eén gifkenner. AHe ver
giftige planten kende. Hij* vroeger was hU
orchideéënzoeker geweest.
Toen ik thuis kwahv. wafr bij er nog niet.
Ik beslcót op hem wachten. Ik was
destijds opzichter, Jong getrouwd en de
trotsche vader van een Kleine, lacbenJe
dochter. Die op het oogenbiik van mijn
thuiskomst echter erbormehjk huilde. Ik
merkte dadelijk, dat er iéts bijzonders
met haar was. Zij wees voortdurend op
haar armpje. Ik zag niets dan een klein
ylekje.
"Een schorpioen heeft baar gestoken!
gilde Carmen, m'n vrouw, plotseling.
Ik versteende. Een schorpioen! Onze
schrik riep -alle and?TFrtsjJie"?met ons
werkten, bijeen. Een schorpioen! Ik zocht
in het gras en ontJekte al gauw het door-
zichtig-gele insect, dat*trachtte te vluch
ten. Ik trapte'het echter dood. Maar daar
mee was rnUn kind niet geholpen. Hoe
moest ik het redden?
De kleurlingen schreeuwden, luid door
elkaer. Carmen had ons kind in haar ar-
meh Elke seconde drong liet gif van den
schorpioen dfeper door ln het teere orga
nisme. Het kind zou sterven als ilet spoe
dig weri irigegrepen. Maar hoe moest
worden ingegrepen? Wie kon ingrijpen?
Alonzo! werd er geroepen. Alonzo,
de gifkenner!
Ik schrok. Ik sneed een kruis in het
wondje, zoog l^et uit, richtte mij op en
riep:
Alonzo! 7 -
Alonzo, die blijkbaar na mij was thuisge
komen. naderde.- Dreigend Ik riep hem
toe, ons kind door een schorpioen was
(Vervolg op pagina 4
en hij weet dus op welke wijze hij hem
moet aanpakken
zijn kwalen. He
moet aanpakken om hem te bevrijden van
zijn kwalen. Het zal u duidelijk zijn. dat
omgekeerd ook 'de patiënt het volie ver
trouwen in zijn huisdokter, dient te heb
ben en dat hij met volledige overgave zijn
wel en wee in diens handen moet stellen.
Het behoeft dsn ook geep betoog, dat
de oude huisdokter, die wel eens in den
loop der jaren ln h$t gedrang U gekomen,
niet kan worden gemist, niettegenstaande
alle waardevolle specialismen, waerven
men af en toe dankbaar ggbrulk maagt,
aangezien het terrein der medische we
tenschap zóó uitgestrekt is. dat het niet
meer door één mensch geheel en al kan
worden beheersoht.
Niettegenstaande dit allee la degene,
die een ^goeden hutsdokter heeft, geluk
kig te prijzen en men zal goed doen heat
ln eere te houden.
(Nadruk verboden).
Medicus.